Gelijkspel
Lola is bijna jarig en ze kon het, op de fiets naar de donderdagtraining, over niets anders hebben. Aan één stuk door kletste ze over wie er wel en niet mochten komen, dat ze een grote dansshow ging organiseren en dat ze graag een eenwieler als cadeau wilde. Bij een ander had ik me allang groen en geel geërgerd, maar bij Lola niet. Bij haar was het bijna grappig hoe vol ze van iets kan zijn, en als je minder enthousiast bent dan zij, is ze oprecht verbaasd. Maar ze trekt zich er niets van aan, hoor. Ze gaat gewoon door.
Ondanks het feit dat Lola het nog steeds stom vond dat ik mijn best wil doen voor d1, mocht ik wel op haar feestje komen. Ze was het niet van plan na de Fabian-actie, waar ik eigenlijk niets aan kon doen, maar Bo, die engel, had gezegd dat als Lola mij niet zou uitnodigen, zij ook niet zou komen. Dat was een grote shock voor Lola, die ervan uitgaat dat alles wat zij doet normaal is en dat zij altijd gelijk heeft, maar voor de woorden van Bo was ze gevoelig. Dus was ze woensdagavond nog speciaal langsgekomen om haar uitnodiging in een blauw glimmende envelop te brengen, met de volgende tekst:
Lola, 11 jaar, dat moet gevierd worden!
Op vrijdag 27 september is onze woonkamer van 16.00 tot 22.00 the place to be als je van dansen houdt. Trek je hipste pak aan, studeer een dansje in en vertoon je kunsten op spetterende muziek! Aan het einde van de avond wordt de dancing-queen gekroond.
Love, Lola
‘Leuk,’ zei ik tegen Lola, die zo opgewonden was over haar idee, dat ze geen seconde door had dat ik er niets van meende. Waarom kon ze niet gewoon naar het zwembad, bowlen of een film gaan kijken? Lola vertrok, ik sloeg de voordeur dicht en op dat moment drong het tot mij door dat haar feestje ’s middags begon. Vrijdagmiddag, als ik moest trainen. Als enige, want Jip, Bo en Lola trainen alleen op dinsdag en donderdag. Ik had die stomme brief ondertekend waarin ik had beloofd om altijd te trainen, maar Lola’s feest kon ik niet afzeggen en dat wilde ik ook eigenlijk niet. Als ik niet zou gaan kwam het nooit meer goed tussen Lola en mij. Ik moest me afmelden bij Bas, het kon niet anders, hartsvriendinnen zijn soms belangrijker dan de rest van de wereld. Ik moest een goed moment kiezen, misschien zaterdag na de wedstrijd als we gewonnen hadden.
Maar zaterdag na de wedstrijd was absoluut geen goed moment. We speelden gelijk, nul-nul, en Bas was woest. Hij schopte tegen het hek en gooide een stick in de dug-out. Na de wedstrijd hoorde ik sommige ouders zeggen dat het inderdaad niet zo’n goede wedstrijd was, maar dat Bas’ reactie niet normaal was. Een echte sportman moest tegen zijn verlies kunnen, zeiden ze. Dat Bas niet normaal was, vermoedde ik al, maar ik snapte wel een beetje dat hij boos was. We speelden slordig, kregen wel tien strafcorners voor maar scoorden er geen één, Sammie miste voor open goal en Fien miste een strafbal. Misschien dat Bas na het missen van de strafbal ook een beetje boos was op zichzelf, als hij iets aardiger tegen Jip had gedaan, had die strafbal zeker gezeten en hadden we gewonnen. Gelukkig hadden we drie punten meer dan de nummer twee in de poule en een veel beter doelsaldo, dus we stonden nog steeds eerste, maar winnen is toch een veel beter gevoel dan een gelijkspel.
Door dit gelijke spel zat er niets anders op dan het slechte nieuws over Lola’s verjaardag dinsdag na de training te zeggen. Dinsdag na de training als Lola, Bo en Jip al weg waren, zou ik rustig duidelijk proberen te maken waarom ik vrijdag niet kon komen trainen.
Maar dinsdag was Bas ziek, hij snotterde, kuchte en had bijna geen stem, maar hij was er natuurlijk wel. We trainden alles wat we zaterdag fout hadden gedaan, dat was een heleboel, en daarom duurde de training bijna een half uur langer. Na de training liep Bas met grote passen van het veld en op de één of andere manier leek mij dit niet het beste moment voor een gesprekje. Dan moest het donderdag maar gebeuren. Ik pakte mijn fiets, stapte op en hoorde mijn velg over de harde stenen knarsen. Mijn achterband was zacht, ik draaide het wiel rond en zag een stukje glas uit de band steken. Scheldend liep ik met mijn fiets aan de hand naar huis en schopte tegen alle steentjes die voor mijn voeten kwamen.
De ene na de andere fietser haalde me in, maar niemand stopte, tot er een blonde krullenbol met een voetbal onder zijn snelbinders voorbijreed, achteromkeek, remde en riep: ‘Hé Fal, ik herkende je helemaal niet.’ Het was Tibbe, het beste vriendje van Jip, waar ze niet verliefd op is. Dat zegt ze en ik geloof Jip.
‘Wat doe je?’ vroeg Tibbe.
‘Ik loop met de fiets aan mijn hand, dat zie je toch,’ zei ik onaardig, waar ik meteen alweer spijt van had.
Tibbe bloosde, stapte af en bekeek mijn platte achterband. ‘Wil je een lift naar huis?’
Ik knikte, Tibbe pakte zijn bal onder de snelbinders vandaan, en ik schoof op zijn bagagedrager.
‘Kan ie?’ riep Tibbe over zijn schouder.
‘Ja, ik zit.’ Met één hand hield ik mijn fietsstuur recht en met mijn andere hand hield ik me vast aan het trainingsjack van Tibbe. Hij kletste aan één stuk door over voetbal, dat hij net zo goed en beroemd wilde worden als Ruud van Nistelrooy en elke dag wel zou willen trainen. Ik dacht aan Bo die op Fatima met de moeilijke achternaam wilde lijken maar eigenlijk niet zo goed kon hockeyen, ook niet als ze elke avond met haar vader en broers ging oefenen.
‘Ben je goed?’ vroeg ik.
‘Mijn trainer zegt dat ik heel goed ben, vorig jaar was ik topscoorder,’ zei Tibbe en in zijn stem klonk een trotse ondertoon.
‘Mijn trainer zegt vooral wat ik niet goed doe,’ bromde ik. Ik vertelde alles over Bas, zijn rare maar leuke oefeningen, zijn geschreeuw en gevloek langs de lijn, dat Jip was gestopt omdat ze nooit iets goed deed in zijn ogen en dat ik een beetje datzelfde gevoel had. Ik merkte dat het heel fijn was om mijn problemen te delen met de achterkant van een trainingsjack (of was het fijn omdat het Tibbe was?) en voor ik het wist was ik, verlost van al mijn gedachtespinsels, thuis.
‘Weet je, Fal,’ zei Tibbe toen ik afgestapt was, ‘Bas is een hartstikke aardige gozer, hij is alleen superfanatiek, maar wel een keigoede trainer.’
‘Huh, ken jij ’m dan?’ vroeg ik verbaasd.
Tibbe knikte, grijnsde, fietste weg en liet mij achter met een fiets met een lekke band en onbekende kriebels in mijn buik.