Sammie vertelt

Donderdag was de dag dat ik Lola en Bo voor het eerst weer zag sinds ik ze had verteld dat ik eigenlijk liever in d1 wilde blijven. Ik zeg eigenlijk, omdat ik het zelf nog steeds niet honderd procent zeker wist. Als de rest van je hartsvriendinnen voor d2 kiest, is het best lastig om in je eentje voor d1 te kiezen. Vooral als keuzes maken niet één van je sterkste eigenschappen is en één van die vriendinnen Lola heet, die niet meer naast je wil fietsen en pas weer met je wil praten als je naar d2 komt. Eigenlijk bedoelde Lola ‘Als jij doet wat ik wil’. Opeens zag ik de overeenkomst tussen Lola en Bas. Ze willen allebei hun zin krijgen. En als ze hun zin niet krijgen, kan je bij Bas meteen vertrekken, hij doet geen enkele moeite om je bij de groep te houden, zoals bij Jip. En Lola laat niet los, ze blijft maar drammen en haalt allerlei listige Lola-streken uit de kast om je van gedachten te laten veranderen. Zo mag ik haar nieuwe spijkerjack lenen als ik naar d2 ga, wil ze me de hipste danspasjes leren en heeft ze beloofd elke bal naar me af te spelen in de wedstrijd. Dat laatste doet ze echt niet, want dat heeft Lola nog nooit gedaan. Het ligt natuurlijk niet allemaal aan Lola, het ligt ook aan mezelf. Het ligt misschien vooral aan mezelf.

De woorden van Bas na de laatste training zweefden nog steeds door mijn hoofd en ik besloot het onderwerp ‘Lola’ even te parkeren. Ik zou Bas laten zien dat mijn spel niet allerbelabberdst was en ik wel thuishoorde in d1. Stel je voor dat ik op de bank zou moeten beginnen, dan waren al deze toestanden helemaal voor niets geweest.

 

Op de training hebben we geoefend met het uitverdedigen. Volgens Bas stond het ‘kommetje’ nog niet altijd goed. Ik wist echt niet waar hij het over had, maar gelukkig sta ik niet achter en kon ik kijken hoe onze verdediging zich opstelde in de vorm van een kommetje. De voorstopper en de laatste man stonden iets voor de kop van de cirkel en de links- en rechtsachter aan de zijlijn ter hoogte van de 23-meterlijn. Nadat Bas eindelijk tevreden was over het kommetje, mocht Fien vertellen welke afspeelmogelijkheden er waren en die gingen we oefenen. Ik moest rechtsmidden gaan staan en me aanbieden als een banaantje. Waarschijnlijk keek ik hockeyprofessor Bas vrij onnozel aan want hij vroeg me hoe een banaan eruitzag.

‘Een banaan is geel,’ zei ik.

Het hele team lag dubbel van het lachen en zelfs bij Bas verscheen een glimlach op zijn gezicht. Ik had werkelijk geen idee wat er zo grappig was aan een gele banaan.

‘Dat weet ik, Falderie,’ zei Bas, ‘maar ik heb het over de vorm.’

‘O, zo, een banaan is krom,’ zei ik snel. Ik voelde me een enorme oen met een rood hoofd.

‘Correct antwoord. De rechtsmidden biedt zich dus aan door in een boogje richting de laatste man te lopen.’

Nadat iedereen overhoord was en alle goede antwoorden waren gegeven, mochten we eindelijk gaan oefenen. Het was best een leuke oefening alleen kwam je heel weinig aan de beurt.

 

Na de training keek ik, tegen beter weten in, het clubhuis rond of Jip, Bo en Lola er nog zaten maar de tafel in de hoek was leeg. Ik liep naar buiten, deed mijn stick in de klem, slingerde mijn tas op mijn rug en wilde opstappen toen ik achter me ‘Wacht, ik fiets met je mee’ hoorde. Het was Sammie. Sammie die de beste van het team is, bijna nooit iets zegt en daardoor een beetje mysterieus was, riep mij.

‘Wat was er dinsdag met je?’

‘Wat bedoel je?’ vroeg ik.

‘Je was niet zo goed,’ zei Sammie voorzichtig.

Ik reageerde niet.

‘Eigenlijk was je gewoon slecht.’ Sammie keek me aan en stapte op haar fiets. ‘Maar vandaag was je weer fantastisch,’ zei ze er snel achteraan.

‘Problemen,’ mompelde ik.

Sammie vroeg niet wat of met wie en waarom, ze zei alleen: ‘Het is moeilijk om voor jezelf te kiezen, hè?’

Hoe wist ze dat? Had ze in haar grote glazen bol gekeken?

Ik vertelde haar het hele verhaal over Bo, Lola en Jip, hoe leuk we het vorig jaar hadden en dat ik me afvroeg of ik de juiste beslissing nam als ik in d1 zou blijven. Ik vertelde haar ook dat het gebulder van Bas mij soms een beetje onzeker maakte. Het enige wat ik niet vertelde is het verhaal over de handtekening. Dat was natuurlijk niet zo’n sjiek verhaal, zou mijn moeder zeggen als ze erachter zou komen.

‘Weet je, Falderie,’ zei Sammie, ‘bij mijn oude club vonden ze het echt niet leuk dat ik overstapte naar H.C.S.V. Sommige meiden waren jaloers, andere zeiden dat ik het team in de steek liet, maar ik wil de komende jaren niet iedere keer onderaan eindigen en wedstrijd na wedstrijd verliezen. Ik wil vooruit, beter worden, scoren en winnen, dus ik vertrok.’

Dat waren serieuze woorden van Sammie.

‘En nu? Zijn ze nog steeds boos?’ vroeg ik hoopvol.

Sammie keek me aan, beet op haar onderlip en knikte. ‘Ik weet niet of ze nog echt boos zijn, maar ik ben hun vriendin niet meer.’

Sinds Jip de noodtoestand had uitgeroepen was dit het absolute dieptepunt. Ik had het gevoel dat de hulptroepen nog lang niet in aantocht waren en ik zelf in actie moest komen. Zonder verdere vragen te stellen fietste ik naar huis en zei ‘tot morgen’ tegen Sammie, die bij de kruising rechtdoor fietste, waar ik linksaf sloeg.

 

Vrijdagmiddag hees ik me op mijn fiets en vertrok richting het hockeyveld. Ik had nog geen smoesje verzonnen en hoopte dat mijn moeder nog niet thuis was als ik van training terugkwam. In de verte zag ik Fien en Juul fietsen, ik liet mijn pedalen langzamer rond gaan en keek achterom waar niemand van mijn team te bekennen was. Ik moest de hele fietstocht denken aan Pinokkio. Hoe liep het ook alweer met hem af? Kon hij zijn leugens nog uitleggen of raakte hij verstrikt in zijn eigen web?

 

De training was een chaos in het begin, wat Bas ook zei of deed, iedereen was met zijn eigen ding bezig. Sommigen sloegen tegen elkaars stick aan, anderen schoten op overvliegende vogels, Sammie was een balletje hoog aan het houden met haar stick en ik sloeg over de bal heen toen ik aan de beurt was. Misschien kwam het doordat het weekend was en iedereen aan andere dingen dacht, zoals aan het feestje van Bart die avond, waar ik na lang zeuren van mijn moeder toch heen mocht. Bas was er in ieder geval klaar mee, met ons dus. Hij zette een klein vierkantje uit, iedereen kreeg een bal en we moesten pielen in het vierkant zonder te botsen. Veertien meisjes ontwijken op tien vierkante meter is best lastig. Als je een botsing kreeg, was je af en moest je in het doel wachten. Ik struikelde over mijn losse veters maar wist op de been te blijven zonder iemand te raken. Juul botste tegen Fien op, die schreeuwde: ‘Wat doe je nou, mens? Nu ben ik ook af.’ Zulke goede vriendinnen waren ze dus ook weer niet. Sammie, Indy en ik bleven als laatste over, Bas blies af en begon opnieuw met zijn eerste oefening die in tweede instantie wel goed verliep. Na een kaatsoefening, met en zonder weerstand, over links en over rechts, deden we nog partijtje en daarna moesten we nog een half uur strafcorners trainen, dat wilde Bas elke week oefenen. Na de training verwisselde ik snel in de kleedkamer mijn trainingbroek en zweetshirt voor gewone kleren, racete naar huis en was vijf minuten voor mijn moeder thuis. Hoelang kon ik mijn moeder nog voorliegen?