DOSSIER: Rode Woensdag

RAPPORT: AP 85-031

VERSLAGGEVER: Jim Daniëls

DEBRIEFING

Zoals gewoonlijk kwam ik te laat. Generaal Ephrain L. McMoorer zat al aan het hoofd van de tafel in de kleine vergaderzaal. Aan zijn rechterhand zat de directrice van APESA, Christina Duchateau, en naast haar Vrydaghs, de case officer. Aan het andere einde van de tafel zat een secretaresse voor het verslag. Ik zwaaide de deur wijd open en duwde Samantha in haar rolstoel naar binnen.

Damn you, major Daniëls,’ zei de generaal nijdig, ‘kun jij nu echt nooit eens op tijd zijn.’

‘Het spijt me, sir’, antwoordde ik, terwijl ik Samantha naar een plaats naast juffrouw Duchateau rolde. ‘We hadden namelijk moeilijkheden om het ziekenhuis te verlaten.’

Voor de generaal zijn mening over vrouwen en ziekenhuizen kon spuien, vroeg Christina Duchateau: ‘Hoe is het met je, Samantha?’

Ik antwoordde voor haar: ‘Goed, in aanmerking genomen dat ze een hersenschudding, een sleutelbeenbreuk en twee ontwrichte knieën heeft opgelopen.’

Christina kuste Samantha op de wang: ‘Is het niet onverstandig het ziekenhuis te verlaten om deze bespreking bij te wonen?’ vroeg ze.

‘Het gaat wel’, zei Samantha. Ze had ook een lichte kaakfractuur en brouwde daardoor een beetje.

De generaal snoof afkeurend: ‘Zullen we maar ter zake komen?’ Hij wees op het lijvige dossier dat voor hem lag.

‘Ik heb hier de verslagen over de gebeurtenissen bekend onder de codenaam “Rode Woensdag”. Al heb ik het nog niet gelezen, toch weet ik wel zo ongeveer wat erin staat.’

Nadenkend bladerde hij door het dossier.

‘Ik weet ook wat er niet in staat’, zei hij en keek ons een voor een aan alsof hij ons beschuldigde dat we niet alles hadden verteld. Toen gebaarde hij naar de secretaresse.

‘Laat die man nu maar binnenkomen.’

Het meisje liep naar de deur. Toen ik zag met wie ze terugkeerde, schoof ik met een ruk mijn stoel achteruit.

‘Take it easy, Daniëls’, zei de generaal.

Voor ons stond Jan Wellhuner. Hij leek niet meer zo groot. Misschien was het omdat hij enigszins gebogen stond.

‘Mijnheer Wellhuner, de directeur-generaal van P&S, is uit eigen beweging hierheen gekomen’, verklaarde de generaal. ‘Ik neem aan dat hij heel wat duistere punten zal kunnen opklaren.’

‘Wat kom je doen, Wellhuner?’ vroeg ik gemaakt vormelijk. ‘Galgenberouw aan den dag leggen?’

Hij keek me strak aan: ‘Het spijt me voor uw vrouw’, zei hij.

Ik had zo het gevoel dat hij er niet van wakker zou liggen.

‘Stel die plichtplegingen maar uit tot straks’, zei de generaal. Hij wees Wellhuner een stoel.

‘Gaat u zitten en leg uw kaarten op tafel.’

Wellhuner ging zitten waar het hem bevolen was. Hij keek naar zijn handen en vouwde die tussen zijn knieën onder het tafelblad: ‘Ik ben hiernaartoe gekomen om te proberen de zaak uit te praten voor die in de openbaarheid komt.’

‘Godallemachtig,’ zei ik, ‘de hele wereld praat erover en hij wil iets in de doofpot stoppen.’

‘Ik heb het niet over de hooligans op de Heizel,’ zei Wellhuner, ‘maar over de infiltratie van het Syndicaat bij P&S.’

McMoorer stak zijn heersershand omhoog: ‘Draai er niet omheen,’ zei hij, ‘en vertel ons waar het om gaat.’

Er verscheen iets van kwelling in Wellhuners ogen. Het was niet zijn gewoonte een onderdanige rol te spelen: ‘U moet weten dat persoonsbeveiliging in de eerste plaats wil zeggen: het geheimhouden van transportmiddel of tijdstip en getroffen maatregelen. Al geruime tijd hadden die zaken de neiging onverwachts in het openbaar bekend te raken. Het was moeilijk om te weten of de indiscreties van de kant van P&S of van de betrokkenen kwamen.’

‘De andere kant? Waarom zouden de beveiligde personen de risico's vergroten?’ vroeg de generaal sceptisch.

‘Het zou u verbazen wat een krantenfoto voor een minister of politiek mandataris waard is. Maar ook de mensen van P&S kunnen geïnfiltreerd worden. Inlichtingen worden verkocht voor geld of voor een ideaal.’

‘Begin nu niet uw eigen nest te bevuilen, Wellhuner’, zei ik uitdagend.

‘We beperken ons tot de feiten, majoor Daniëls’, kwam Christina tussenbeide.

‘Zes maanden geleden had ik reden om te geloven dat de dader Els Klaarhout, het hoofd van de telexdienst, was’, vervolgde Wellhuner. ‘Ik betrapte haar erop dat ze me afluisterde bij een telefoongesprek met een medewerker die meer wist over een aanslag op de Italiaanse minister van Defensie. Ik maakte met hem een afspraak, maar hij kwam om bij een verkeersongeval, terwijl hij naar mij op weg was.’

Ik kon niet zwijgen: ‘Zijn dood kwam voor jou wel erg gelegen.’

‘Alleen voor de infiltranten’, antwoordde hij prompt. ‘Misschien hadden die schuld aan zijn dood. Wie zal het weten? Het had in ieder geval een effect op het verdere verloop. Daardoor kreeg ik van het Europese Commissielid toestemming om clausule 33 toe te passen.’

‘Zodat u voortaan over een privé-militie kon beschikken’, stelde Vrydaghs.

‘Wat noodzakelijk was.’

‘Om hen, voorzien van automatische machinepistolen, achter een al te nieuwsgierige majoor van APESA aan te sturen.’

‘Nee. Om verdachten te schaduwen, majoor Daniëls.’

‘Wat zegt u? Schaduwen? Ik noem hen moordenaars, meneer Wellhuner, moordenaars die bezoekers van uw kantoor in elkaar rammen.’

‘Omdat u geen bezoeker was, maar een inbreker.’

‘Zo!’ De man begon me behoorlijk de keel uit te hangen. ‘Ik was misschien ook een inbreker in mijn eigen badkamer, toen een van uw huurdoders me van kant probeerde te maken?’

Wellhuner trok een ongelukkig gezicht. ‘Dat was een vergissing’, bekende hij.

‘Reken maar’, siste ik boosaardig. ‘Maar een veel grotere vergissing was de aanslag met de vrachtwagen op mijn vrouw.’

Wellhuner ging rechtop zitten. Zijn gezicht kreeg nu een verongelijkte uitdrukking: ‘Daar heb ik niets mee te maken.’ Hij richtte zich tot generaal McMoorer: ‘Ik verzeker u dat het een ordinair verkeersongeval met vluchtmisdrijf was, generaal.’

De generaal trommelde peinzend niet zijn vingers op het tafelblad: ‘Oké. We zullen er even van uitgaan dat u te goeder trouw bent. Hoe verklaart u dan uw houding tegenover Samantha Easters, uw adjunct-directeur. Waarom wilde u niet met haar spreken over het verdwenen dossier van de Rode Brigade?’

Wellhuner zakte opnieuw onderuit op zijn stoel: ‘Ik weet nu ook dat het fout was’, zei hij benepen. ‘Achteraf bekeken lijkt het allemaal eenvoudig. Eerst hechtte ik er geen belang aan. Er werd invloed op me uitgeoefend. Later heeft men me laten geloven dat mevrouw Easters zelf het dossier had laten verdwijnen en dat zij het was, die onze geheimen verraadde en niet Els Klaarhout.’

‘Hoe durft u’, zei Samantha boos. Haar onderlip trilde: ‘Om mijn argwaan te sussen probeerde u me nota bene een vervalst bericht in de maag te splitsen.’

‘Ik had uw bureau laten doorzoeken. In een geheime bergplaats werd dat vervalste bericht gevonden, samen met de verdwenen dossiers over de Rode Brigade en over de aanslag op de Italiaanse minister. Toen uw ex dan nog in mijn bureau ging rondsnuffelen, hield ik het voor bekeken.’

‘Waarom heeft u mevrouw Easters niet ter verantwoording geroepen, toen u redenen had om te geloven dat ze dienstgeheimen prijsgaf? Is dat niet wat van een meerdere wordt verwacht?’ vroeg de generaal.

‘Misschien,’ zei Wellhuner, ‘maar ziet u, we waren niet zulke goede vrienden. Waarom zou ik haar uit het drijfzand halen?’

‘Hemeltje. Van verantwoordelijkheidsgevoel gesproken’, barstte Samantha los. ‘Als u dan toch zo onschuldig was, vertelt u dan eens wat u op de Tsjechische ambassade te bespreken had met Kolahendl, de leider van het Syndicaat.’

Wellhuner keek haar geschrokken aan. ‘Iemand klampte me aan in de toiletten en beweerde me te kennen uit de Praagse tijd. Pas later wist ik dat het Kolahendl was. Het was een toevallige ontmoeting, tenzij die zo werd geregeld om me te compromitteren. Vergeet niet dat ik in Tsjecho-Slowakije werd geboren, zodat het niet ongewoon is dat ik op hun onafhankelijkheidsviering wordt uitgenodigd.’

‘André le Provençal’, zei Samantha opeens. Ze lachte schamper: ‘U weet natuurlijk niet wat dat betekent.’

Wellhuner zat daar met een bête glimlach.

‘Nee’, zei hij en spreidde hulpeloos zijn handen.

‘Het waren papiersnippers die we in uw bureau vonden,’ kwam ik bruusk tussenbeide. ‘Door die vondst hebben we Ramadam te pakken gekregen en na hem Fatima, de twee Italianen en Kolahendl. Er ontbreekt er nog één. De verantwoordelijke voor iets dat de grootste moordpartij sinds Hitlers concentratiekampen had kunnen worden.’

De glimlach bevroor op zijn gezicht: ‘Wie bedoelt u?’

Ik keek hem strak aan: ‘De man uit Luxemburg.’

Hij keek naar hulp zoekend rond, maar zag alleen beschuldigende blikken.

‘Voor het bloedbad onder de voetbaltoeschouwers draag ik geen verantwoordelijkheid. De civiele bescherming viel onder de jurisdictie van de burgemeester en van minister Geenzerk. Die moeten er de politieke gevolgen van dragen.’

Hij voelde de minachting rondom hem.

‘De man uit Luxemburg is geen man’, zei hij met nadruk. ‘Het is een vrouw.’

Eerst zaten we een ogenblik doodstil rond de tafel. Toen boog Christina nieuwsgierig voorover. Samantha leunde achterover in haar rolstoel en bekeek hem met misprijzen. De generaal wierp een snelle blik op de wandklok.

‘Kom op, mijnheer Wellhuner, vertel ons nu eindelijk waar het om gaat’, gromde hij.

Wellhuner bevochtigde zijn lippen voor hij voortging. Het was hem aan te zien dat hij wist dat het een zwak verhaal was.

‘Ziet u,’ zei hij, ‘ik had onbegrensd vertrouwen in haar. Ik leerde haar twee jaar geleden kennen op het muziekfestival van Edinburgh. Het was een Engelse die van Londonderry afkomstig was…’

‘Godzalmebeware!’ zei ik, ‘Londonderry, Noord-Ierland.’

Ik gaf mezelf een klap tegen mijn voorhoofd. En ik ging er nog prat op dat ik iedereen aan zijn stem kon herkennen!

‘Stel je voor,’ zei ik opgewonden, ‘de geheimzinnige vrouwenstem aan de telefoon in de Prieelstraat. Hoe is het mogelijk dat ik die niet herkende.’

‘Daniëls, alstublieft! Ik heb niet de hele middag’, zei de generaal scherp. ‘Laat meneer Wellhuner uitspreken.’

‘We, eh… we konden van meet af aan nogal goed met elkaar overweg. Ze was een kunstgevoelige vrouw en de muziek was ons bindmiddel. Toen bleek dat ze eveneens voor de Europese Gemeenschap werkte, zijn we na afloop van het festival samen naar Luxemburg teruggereisd. Later vroeg ze om overplaatsing en kwam bij mij als directiesecretaresse.’

‘Helen Kent!’ zei Samantha geschrokken. ‘De bron van onze ellende? Onmogelijk.’

‘Toch wel’, zei Wellhuner gemelijk. ‘Ze speelde iedereen handig tegen me uit. Ze verstrekte Kolahendl de nodige informatie, wijzigde rapporten aan het Europese Commissielid en waagde het zelfs tijdens mijn afwezigheid in mijn naam mevrouw Easters te schorsen om haar doel te bereiken.’

‘En wat was dat uiteindelijk doel?’ vroeg Christina.

‘Ze was lid van het Syndicaat. Reden? De Ierse vrijheidsstrijd, neem ik aan. Toen mevrouw Easters moeilijkheden begon te maken, begreep ze dat het niet lang meer kon duren. Dus moest de laatste actie een wereldschokkend gebeuren zijn. Daarbij ging ze risico's nemen. Ze misbruikte mijn naam en functie om politie en rijkswacht te beletten gehoor te geven aan mevrouw Easters. Haar sterkste troef was haar relatie met minister Geenzerk.’

‘Wat bedoelt u daarmee? Een seksuele relatie?’ vroeg juffrouw Duchateau sarcastisch. ‘Ik dacht dat ze die met u had.’

Wellhuner kreeg een kleur van ergernis: ‘Dat heeft er niets mee te maken’, zei hij boos. ‘Het toppunt was dat ze tijdens het Heizeldrama met Geenzerk in bed lag. Toen ze hoorde dat de aanslag mislukt was, maakte ze er voor allebei een eind aan.’

‘Dus heeft ze minister Geenzerk vermoord?’

‘Dat was wel de bedoeling. Maar na een maagspoeling was hij weer op de been. Voor haar kwam men te laat.’

Het bleef stil in de vergaderzaal. Ieder toetste in gedachten het verhaal over Helen Kent aan de voorbije gebeurtenissen. Ik probeerde Wellhuner onverholen in de ogen te kijken, maar de man liet zich niet zomaar peilen. Er speelde een vreemde, afwachtende glimlach om zijn mondhoeken. Maar men kan lachen en glimlachen en toch een schurk blijven. Hoewel ik ieder woord geloofde over de rol van Helen Kent, was zijn onschuld voor mij nog geen uitgemaakte zaak.

Generaal McMoorer verbrak de stilte: ‘Hoe stelt u zich voor dat het verder moet?’

Opnieuw die vreemde glimlach. Wellhuner strekte plotseling zijn rug en legde zijn misvormde handen op het tafelblad. ‘Het waren agenten van P&S die minister Geenzerk net op tijd van de dood op het bruidsbed hebben gered’, zei hij. ‘Daarom heeft u er niets over in de kranten gelezen. Als tegenprestatie zorgt Geenzerk ervoor dat de mislukte aanslag met methylgas de doofpot in gaat. Blijft dus alleen de Heizeltragedie. Wie is daar de schuldige? Geenzerk of ik? De burgemeester of de opperbevelhebber van de rijkswacht? Of de organisatoren en ieder die aan de voetbalfinale geld of roem wou verdienen? Vertel me liever wie onschuldig is.’

Hij zweeg en ademde zwaar door zijn neus. Zijn ogen werden hard en koud, en zijn stem klonk agressief toen hij vervolgde: ‘Eén ding is zeker. Geenzerk noch ik zijn bereid ervoor aan de schandpaal genageld te worden. Daarom verlang ik van u dat er niets bekend raakt over de twist tussen mevrouw Easters en mezelf noch over de rol van APESA in het onderzoek naar de mislukte bomaanslag.’

Door de arrogantie van zijn woorden bleven we er sprakeloos bij zitten.

Generaal Ephrain L. McMoorer produceerde een geluid dat het midden hield tussen een vloek en het gegrom van een Amerikaanse grizzlybeer: ‘Luister, Wellhuner,’ zei hij met ingehouden woede, ‘jouw eigenzinnige domheid heeft het leven van tienduizenden mensen in gevaar gebracht. Als directeur-generaal van P&S ben je geen bescherming, maar een gevaar voor je omgeving.’

‘Misschien,’ zei Wellhuner onbewogen, ‘heeft men me daarom het nieuw opgerichte Europees Commissariaat ter bestrijding van het terrorisme aangeboden.’

‘Ik geef je tien seconden om door de deur naar buiten te gaan,’ verklaarde de generaal, ‘daarna smijt ik je eigenhandig door het raam.’

Christina Duchateau vergezelde ons naar de lift.

‘Wat denk je dat de generaal over Wellhuner zal beslissen?’ vroeg ik.

Ze haalde haar schouders op: ‘Over drie maanden zal de generaal een ster méér hebben en de directeur zijn promotie. Burgemeester Lesoif ergert zich openlijk als men het drama “een dag van schaamte” noemt. Maar wie zal zich over drie maanden nog zorgen maken over het lot van de kinderen van de Francesco's en de Giovanni's?’

Toen we uit de lift stapten, hield ik haar staande: ‘Er ontbrak iets aan het dossier’, zei ik.

‘O, ja.’ Ze overhandigde me een paar getypte vellen. ‘Ik dacht wel dat het je zou zijn opgevallen’, zei ze.

De ambulance wachtte ons op aan de hoofdingang. Voor ze er met rolstoel en al ingezet werd, zei Samantha: ‘Het is zo'n verspilling, Jim, die tijd in het ziekenhuis.’

Ik ging in de ambulance naast haar zitten en gaf de bestuurder het adres van mijn flat op de Rooseveltlaan.

Thuis installeerde ik haar in bed met een slaapmasker, zelfs het weinige licht van de invallende schemering bezorgde haar nog hoofdpijn. Ik ging voorzichtig naast haar liggen en haar nabijheid was als een zingende leeuwerik op een zonnige dag. Toen ik aan haar ademhaling hoorde dat ze sliep, las ik de papieren die Christina Duchateau me had overhandigd.