DOSSIER: Rode Woensdag

TAPE NUMBER: AP 85-026

ONDERWERP: Onvoldoende spanning

VERSLAGGEVER: COCA

BETROKKENE: Wellhuner

Het privé-telefoontoestel op het kleine bijzettafeltje naast het luxueuze bureau had amper zijn eerste zoemtoon laten horen of François Geenzerk hield de hoorn al in zijn hand en drukte hem tegen zijn oor: ‘Met Geenzerk.’

‘Ik mis je vreselijk’, fluisterde Helen Kent.

Zoals altijd bracht haar stem hem in de war. ‘Een ogenblikje.’ Hij legde zijn hand over het mondstuk, alsof hij vreesde dat anders haar schalkse hoofd eruit tevoorschijn zou komen.

‘Laat me even alleen, wil je’, zei hij tegen Kortendijk.

‘Natuurlijk, excellentie.’

De minister wachtte tot zijn kabinetschef de gecapitonneerde deur geluidloos achter zich had gesloten. Hij probeerde zijn stem waardig te houden, maar een zekere mate van opwinding kon hij niet onderdrukken. ‘Betekent dit dat onze afspraak doorgaat?’

‘Ik sta morgenavond helemaal ter beschikking.’

De gedachte aan wat die belofte inhield stuurde een zenuwimpuls van zijn hersenen naar het onderste deel van zijn ruggengraat. De sensuele prikkeling versnelde zijn ademhaling.

‘Hoe laat denk je te landen op Brussel Nationaal?’

‘Halfzes.’

‘Ik zal je laten afhalen door mijn chauffeur. Ik heb gereserveerd in de Hostellerie Bellemolen in Elsene. Ken je dat?’

‘Ik verlaat me op jou.’

‘We kunnen er heerlijk en ongestoord dineren.’

‘Vooral ongestoord, nietwaar François. Wat krijgen we voor dessert?’

Hij slikte een prop van opwinding door: ‘Dessert? Nou, eh… In de Bellemolen hebben we een kleine suite tot onze beschikking.’

Ze lachte onderdrukt: ‘Laat ze de champagne maar koel houden. Maar alleen de champagne, hoor. De rest hoeft niet.’

Hij trok onwillekeurig zijn schouders achteruit. ‘Reken maar.’ Het verklikkerlichtje van de directe lijn met de premier lichtte op. ‘Tot morgen dan?’

‘Ja. Tot morgen.’

Net toen hij de hoorn wilde neerleggen, vroeg ze aarzelend: ‘François, ik mag toch op je rekenen, nietwaar?’

‘Natuurlijk, Helen. Wat dacht je dan?’

‘Ik heb het nu over die kinderachtige ruzie tussen P&S en APESA. Ik wil niet dat we daarin betrokken raken. Ik weet dat het politiek moeilijk ligt voor jou, maar…’

Hij liet haar niet uitspreken. ‘In de politiek gaat het altijd om de keuze tussen twee kwaden, Helen. Wees gerust, ik heb de nodige instructies gegeven.’

‘Welke?’

‘Dat niemand mag ingaan op de waanvoorstellingen van Daniëls zonder vooraf met mister Wellhuner overleg te plegen.’

Ze zuchtte opgelucht: ‘Fijn. Ik hoop dat je begrijpt dat ik alleen maar loyaal wil zijn tegenover mijn directeur-generaal. Trouwens, hij is deze week ook in Brussel. Hij woont er de Koningin Elisabethwedstrijden voor vioolspel bij.’

‘Zolang hij ons niet hindert in het spel dat wij zullen spelen, is het mij best.’

Ze lachte gesmoord. ‘Je lijkt me niet iemand die zich laat hinderen als hij eenmaal begonnen is’, zei ze en ze verbrak de verbinding.

Peinzend legde Geenzerk de hoorn neer. Helen Kent was een opwindende vrouw. Hij had haar een halfjaar geleden ontmoet op de plechtigheid waarbij Lord Carrington tot secretaris-generaal van de NAVO werd geïnstalleerd. Vanaf de eerste seconde hadden ze zich tot elkaar aangetrokken gevoeld. Nog tijdens de receptie waren ze erin geslaagd ongemerkt te verdwijnen en ze hadden urenlang met elkaar gepraat – zelfs over de meest intieme zaken. Toch waren ze toen niet met elkaar naar bed gegaan. Sindsdien hadden ze herhaaldelijk zwoele telefoongesprekken gevoerd en koortsachtig naar de gelegenheid gezocht om, al was het maar één keer, samen de nacht door te brengen. Eindelijk was het zover.

Hij stond op het punt de premier te bellen toen de intercom ging. Hij drukte de spreekknop in: ‘Ja?’

‘Ik heb mevrouw Geenzerk aan de telefoon, excellentie. Ze wil weten of u vanavond naar Suxy komt?’

Mon Dieu,’ antwoordde hij geërgerd, ‘zal dat mens nooit begrijpen dat ik onmogelijk iedere dag tweehonderd kilometer kan rijden om in haar voorouderlijk kasteel te dineren. Vertel haar maar dat ik morgen naar Frankrijk moet. Ze leest toch nooit een krant.’

Zodra de prinsen van Luik en prins Laurent in hun loge hadden plaatsgenomen liet Jan Wellhuner zich met een zucht van welbehagen neerzinken in een van de brede fauteuils die voor de eregasten gereserveerd waren. Op de rij voor hem zaten de zeventien juryleden met in hun midden Eugène Traey op zijn hoge voorzittersstoel. De talrijke tv-spots die de temperatuur in de met bloemen versierde zaal in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten enkele graden lieten oplopen, verhoogden nog de verwachtingsvolle sfeer die de grote muziekdagen kenmerkt.

Sedert Wellhuner in het Westen verbleef, was deze tweejaarlijkse muziekwedstrijd de enige echte ontspanning die hij zich gunde. Maar dit jaar werd zijn passievolle beleving ervan getemperd door de destructieve rol die Samantha Easters in zijn P&S-wereld was komen spelen. Hij had er jarenlang aan gewerkt deze organisatie naar zijn hand te zetten en nu kwam dat achterdochtige wijf roet in het eten gooien. Maar hij zou kwaad met kwaad vergelden en zodra de finale voorbij was, zou hij definitief met haar afrekenen.

Zijn kwalijkgezinde gedachten werden onderbroken, toen Michaela Paetsch het podium betrad. Met gesloten ogen beluisterde hij de gave techniek van de tengere drieëntwintigjarige Amerikaanse, terwijl ze, onder pianobegeleiding van Daniel Blumenthal, met een uiterst genuanceerde vertolking de vioolsonate opus 78 van Brahms ten gehore bracht. Iets te weinig klankvolume voor deze grote concertzaal oordeelde hij. Maar haar gevoelige voordrachtkunst kwam tot zijn recht, zodra ze de stillere passages van het vioolconcert opus 47 van Sibelius voordroeg. De weemoedige partituur verplaatste Wellhuner naar de dagen toen hij zelf als buitenlandse laureaat op het podium had gestaan. Onwillekeurig vouwde hij zijn handen onder zijn armen om de knobbelige tekenen van de chronische gewrichtsreuma waaraan hij leed, te verbergen. De bittere herinneringen aan het onrechtvaardige einde van een veelbelovende carrière werden door de vioolklanken opnieuw in slaap gewiegd.

Het geestdriftige applaus van het publiek bracht hem tot de werkelijkheid terug. Moeizaam hees hij zich uit de fauteuil en begaf zich naar het plaatsbesprekingskantoor. Zonder al te veel moeite kreeg hij de beschikking over een telefoon. Hij vormde een nummer en herkende onmiddellijk de stem van zijn secretaresse.

‘Goedenavond, Helen. Nog nieuws?’

‘Een heleboel, mister Wellhuner. Ik heb daarnet minister Geenzerk aan de telefoon gehad. Hij heeft opdracht gegeven dat niemand zich mag inlaten met het gejammer van Easters of van Daniëls zonder uw goedkeuring.’

‘Ik had niet anders verwacht. Is dat alles?’

‘Nee.’ Haar stem klonk gespannen. ‘Daniëls is in Brussel een huis binnengevallen waar de Tsjech Kolahendl verbleef.’

‘Met de hulp van de politie?’

‘Nee. Op eigen houtje. Geholpen door mensen van APESA.’

‘En verder? Wat is er precies gebeurd?’

‘Er heeft een handgemeen plaatsgevonden waarbij Kolahendl gewond is geraakt. Hij wist te ontsnappen en heeft Samantha Easters gegijzeld.’

‘Wat je zegt! Easters?’ Wellhuner lachte vol leedvermaak. ‘Zo zijn we die lastpost meteen kwijt. Verder nog iets? Heeft men in dat huis aanwijzingen gevonden dat er een aanslag wordt beraamd?’

‘Niet direct… hoewel… in de slaapkamer heeft men een bewusteloze man gevonden. Dat zou de Fransman André Ramadam kunnen zijn.’

‘Ramadam?’ vroeg Wellhuner geschrokken. ‘De terrorist? Heeft men hem al ondervraagd?’

‘Nee. Omdat hij bewusteloos was. We weten alleen dat er om een dokter werd gevraagd.’

Wellhuner dacht erover na. ‘Luister,’ zei hij, ‘neem direct contact op met de autoriteiten. Als die man Ramadam blijkt te zijn dan zorg je dat hij aan P&S wordt overgedragen, zodat onze mensen hem kunnen uithoren.’

‘Dat kan niet’, antwoordde de secretaresse emotieloos. ‘Daniëls heeft Ramadam niet in de APESA-kliniek afgeleverd. Niemand weet waar hij hem heeft ondergebracht.’

Wellhuner legde de hoorn neer met het gevoel dat iemand een strop om zijn nek probeerde te leggen. Zelfs het virtuositeitvertoon en de briljante cadens waarmee Ik-Hwan Bae, de in Korea geboren Amerikaan, het vioolconcert van Brahms speelde, kon die wurgende onzekerheid niet wegnemen.

Kapitein Jean Cauwaert, commandant van het eskadron Alpha bij de Brigade Brussel, regelde eerst nauwkeurig de hoogte van de vlam van zijn aansteker en stak toen behoedzaam zijn sigaar aan. Hij leunde achterover en keek met half toegeknepen ogen naar de blauwe rooksliert die om de kale buislampen aan de zoldering kringelde. In gedachten overwoog hij de manier waarop hij Van Schoor zijn gebrek aan loyaliteit zou inpeperen. Hij had de kerel nu al tweemaal te verstaan gegeven dat er in de kantine van de officierenclub een paar karweitjes door een elektricien gedaan moesten worden. Maar Van Schoor hield zich van den domme. Die dacht dat hij een streepje voor had omdat hij tijdens de diensturen bij de hogere officieren klusjes ging opknappen. Nu, zijn voorkeursbehandeling kon hij vergeten. Voortaan zou hij niet meer in de achterhoede morrelen aan een of ander elektrisch toestel, maar vooraan, in het oog van de tegenstander. Te beginnen vanaf de voetbalfinale morgenavond.

Cauwaert nam de schriftelijke opdracht die hij zopas had ontvangen, uit het klasseerbakje en las nogmaals de punten 2 en 3 – geschreven in de onnauwkeurige ambtenarentaal, zoals die in de dienst gebruikelijk was, zorgvuldig door.

RIJKSWACHT. Brigade Brussel*

OPERATIEORDER ESKADRON ALPHA 29 1600 MEI '85 (…)

2. OPDRACHT:

a) Ons Esk zal de blokken X, Y en Z en de tribune 2 van het stadion bezetten en zal Ctl uitvoeren aan de ingangen om te verhinderen dat de supporters hun plaatsen innemen in het bezit van gevaarlijke voorwerpen.

b) Ons Esk zal zich klaarmaken om op het terrein zelf tussenbeide te komen teneinde de supporters te verhinderen het speelveld binnen te dringen.

3. UITVOERING:

  1. Manoeuvre-idee

    1. In eerste instantie

      1. bezetten de blokken X, Y en Z en de tribune 2 met één PI Ma en één PI Ma (-) en twee hondengeleiders.
      2. Controleren van de toeschouwers aan de zeven (7) ingangen van het stadion ter hoogte van de veiligheidsomheining met één Ma PI en twee hondengeleiders.
      3. Eén Ma Sec in Res.
    2. In tweede instantie

      1. Bezetten van de blokken X, Y, Z en de tribune 2 met een Ma PI en één Ma PI (-) en twee hondengeleiders.
      2. Patrouilleren in de veiligheidszone met één Ma Sec.
      3. Eén Ma PI in Res.
    3. Uur van inplaatsstelling:

      1. Eerste: 16 uur.
      2. Tweede: op bevel.

Kapitein Cauwaert bestudeerde de plattegrond van het voetbalstadion. De blokken X en Y zouden morgen ingenomen worden door de Britse Animals. Peinzend keek hij naar de neutrale doorgang van één meter breed tussen het blok Y en Z. De rijkswachters die zich morgen in dat smalle gangetje zouden bevinden, gingen geen prettige dag tegemoet.

Er werd op de deur geklopt.

‘Binnen!’ riep Cauwaert humeurig.

Zijn adjudant opende de deur op een kier: ‘U weet toch dat brigadier Van Schoor om twee uur ontboden was? Hij wacht al een halfuur.’

De kapitein keek zijn adjudant vernietigend aan: ‘Weet ik. Denk je misschien dat ik niets om handen heb. Maar goed. Laat hem maar binnenkomen.’

Hij boog zich opnieuw over de instructies en negeerde de binnenkomende Van Schoor die zich voor zijn bureau opstelde en salueerde. Het duurde drie minuten tot hij zich verwaardigde hem aan te kijken. Van Schoor stond in rusthouding en staarde naar de kaler wordende schedel van zijn commandant.

‘Garde a vous!’

Van Schoor schrok en verzette zijn voeten net genoeg om niet van ongehoorzaamheid beschuldigd te worden. Hij was gekleed in een veldgroene overall, waarvan de bovenste knopen open stonden. Hij salueerde opnieuw, zij het zonder al te veel overtuiging.

‘Brigadier Van Schoor verzoekt om…’

‘Breng je uniform in orde voordat je tegen een officier spreekt!’ snauwde Cauwaert.

Van Schoor knoopte de overall dicht tot in de hals en begon opnieuw.

‘Brigadier Van Schoor verzoekt om toestemming de kapitein op een belangrijke tekortkoming te mogen wijzen die de opdracht van morgen in gevaar kan brengen.’

‘Toestemming geweigerd. Je dient de hiërarchische weg te volgen. Spreek er met je naaste meerdere over.’

‘Heb ik gedaan, mon capitaine’, antwoordde de brigadier onverstoorbaar. ‘Daardoor heeft het acht dagen geduurd tot ik mijn verzoek aan u kon voorleggen.’

Cauwaert wist dat de man gelijk had. Een te strakke, ouderwetse hiërarchische regeling werkte fnuikend op de dienst.

‘Ik hoop voor jou dat het belangrijk genoeg is om me te komen storen.’

‘Dat is het inderdaad, mon capitaine.’

‘Spreek dan. Ik heb nog andere zaken aan mijn hoofd.’

‘Ik verzoek toestemming om twaalf nieuwe batterijen voor de portofoons uit het voorraadmagazijn af te halen.’

De kapitein fronste: ‘Uit onze noodvoorraad? Verklaar je nader.’

‘Voor de radioverbindingen beschikken we morgen over 21 portofoons. Bij twaalf ervan zijn de batterijen leeg.’

Kapitein Cauwaert maakte zich boos. ‘Verdomme, brigadier, dan had je ze moeten opladen. Of ben je daar te lui voor?’

‘Zeker niet te lui, mon capitaine. Maar ik was acht dagen met inhaalrust wegens de extra uren gepresteerd tijdens het pausbezoek. Tijdens mijn afwezigheid heeft niemand eraan gedacht.’

‘Dan doe je het alsnog. Desnoods vannacht.’

Van Schoor glimlachte fijntjes: ‘Mag ik mon capitaine erop attent maken dat het 24 uur duurt om een batterij behoorlijk op te laden en dat we slechts over vier batterijladers beschikken.’

De kapitein wond zich steeds meer op. Het laatste dat hij zou doen, was die arrogante Van Schoor zijn zin geven: ‘Dat is dan jouw probleem. Er worden geen batterijen uit de noodvoorraad verstrekt. De budgettaire beperkingen laten dat niet toe.’

‘Dan vrees ik dat sommige batterijen slechts voor een deel opgeladen zullen zijn. Ik neem aan dat u de verantwoordelijkheid op u neemt, mijn kapitein?’

‘…coutez bien, gendarme’, siste de eskadronscommandant: ‘Als er bij ons vertrek een toestel niet werkt, sleep ik je voor de krijgsraad.’

‘Mais mon capitaine…’

‘Ingerukt!’

Terwijl Jim Daniëls met de koperen deurklopper op de voordeur beukte, zocht Samantha Easters een plaatsje tussen de melkflessen van waar ze een oogje kon houden op Jims bezigheden. Ze probeerde het achterportier op een kier te schuiven maar dat lukte niet. Hoog in de zijwand zag ze een verluchtingsrooster. Ze stapelde twee kratten op elkaar en klom er bovenop. Toen ze een oog tegen het rooster drukte zag ze nog net Jim het huis binnengaan.

‘Jezus,’ mompelde ze, ‘hij moet weer zo nodig de leeuw in zijn hol opzoeken.’

De kratten onder haar lieten een waarschuwend gekraak horen. Ze klom naar beneden en maakte een tweede stapel zodat haar gewicht over de twee zou worden verdeeld. Terwijl ze daarmee bezig was, meende ze lawaai van brekend glas gevolgd door een doffe knal te horen. Ze hees zich opnieuw tot bij het rooster. In de deuropening stond nu de melkman. Hij riep: ‘Is daar iemand?’ Hij had nauwelijks de woorden uitgesproken of hij werd onder de voet gelopen door een zwaargebouwde man die gekleed was in een fluwelen pak. Als dat Kolahendl niet is die op de loop gaat, dacht ze, dan ben ik een boon. Ik moet hem tegenhouden. Toen herinnerde ze zich dat ze haar tasje met haar 6mm-zakpistool had achtergelaten op de achterbank van de auto van Handige Henry. De Tsjech verloor geen tijd met verontschuldigingen tegenover de melkman en beende op de openstaande melkwagen toe. In één beweging schoof hij achter het stuur, schakelde en reed weg. Het gebeurde allemaal zo snel dat Samantha nog in de wijdbeense houding boven op de melkkratten stond toe te kijken. Door het brutale vertrek verloor ze haar evenwicht en sleurde in haar val een stapel kratten mee. De ravage was verschrikkelijk. De flessen die niet door de val gebroken waren, rolden rinkelend over de laadvloer.

De melkwagen draaide op twee wielen de straathoek om, waardoor opnieuw een deel van de inventaris in beweging kwam. Samantha vond dat het zo wel genoeg was. Ze greep een volle melkfles bij de hals en werkte zich naar voren. Achter de stoel van de bestuurder gekomen, hief ze de fles dreigend in de hoogte.

‘Stop!’ Ze diende haar stem te verheffen om boven het lawaai uit te komen. ‘Stop of ik sla je schedel in.’

De Tsjech wierp een vlugge blik in de achteruitkijkspiegel. Toen hij zag wie hem bedreigde, grijnsde hij. ‘Wat nu? Daniëls heeft me een gijzelaar meegegeven.’

‘Dat denk je maar’, beet Samantha hem toe en de melkfles beschreef een boog naar het achterhoofd van Kolahendl.

Die was vlugger dan ze voor mogelijk had gehouden. In een snelle beweging keerde hij zich half om en ontweek de neersuizende fles. Met één hand aan het stuur en zonder de voet van het gaspedaal af te nemen, hief hij de andere hand omhoog en toonde haar een groot pistool: ‘Ga zitten en leg je handen in je nek of ik schiet je hoofd van je romp’, zei hij.

Samantha bracht opnieuw de fles omhoog.

Kolahendl bracht de loop van zijn pistool omhoog en loste een waarschuwingsschot dat een gat door het dak sloeg. ‘Een tweede keer schiet ik om te raken’, snauwde hij.

Maar hij overschatte de wegvastheid van de melkwagen en de eigen rijvaardigheid, half afgewend en met één hand. Door de terugstoot van het pistool en het half gewend sturen week het voertuig van zijn baan. Hij probeerde te herstellen maar kon niet verhinderen dat een voorwiel de trottoirrand raakt en een motorrijwiel van zijn standaard veegde. Met een hels lawaai van schurend metaal en brekend glas schoven motorrijwiel en melkwagen voort om enkele meters verderop met een oorverdovende klap tegen een lantaarnpaal tot stilstand te komen.

__________________

*   Tekst gebaseerd op het operatieorder van de commandant van het district Brussel nr. Ops/532-M, en het operatieorder ESK ALPHA nr. 77/MBr, gepubliceerd in het verslag van het parlementair onderzoek, blz. 108 tot 114 – bijlagen IX en X.