DOSSIER: Rode Woensdag

TAPE NUMBER: AP 85-023/1

ONDERWERP: De verantwoordelijken

VERSLAGGEVER: Jim Daniëls

BETROKKENE: Honoré Lesoif

Ik hoorde Vrydaghs telefoneren met het kabinet van de burgemeester. De eerste burger van de hoofdstad was niet aan de telefoon te krijgen. Vrydaghs had lelijk de smoor in. ‘Ik kan hem beter op een fuif uitnodigen’, gromde hij. ‘Als er drank genoeg is komt hij wel.’ Ondertussen las ik met belangstelling een kopie van het verslag van het voorbereidende overleg tussen de organisatoren van de voetbalfinale en de autoriteiten.

‘Gelooft u dat het stadion in zijn huidige toestand nog geschikt is voor grote sportwedstrijden?’ vroeg Peter Anjers, de secretaris-generaal van de voetbalbond aan burgemeester Lesoif.

‘Er zijn moderniserings- en verbeteringswerken gepland waarmee we de veiligheid en het comfort van het publiek denken te vergroten’, antwoordde de burgemeester breedsprakig.

Lode Pulroop, de voorzitter van de voetbalbond, stak zijn handen met een dramatisch gebaar in de lucht. ‘Dat zegt u al twee jaar. Hoever staan die plannen?’

Honoré Lesoif kneep zijn lippen tot een dunne lijn samen: ‘Ze werden voorgelegd aan de brandweer. We wachten op hun antwoord.’

‘Intussen blijft het Heizelstadion een bouwvallig geheel’, protesteerde Anjers. ‘De voetbalbond moet voortdurend extra kosten maken om de veiligheid te verzekeren.’

‘De voetbalbond profiteert al meer dan genoeg van de stad Brussel’, antwoordde de burgemeester uit de hoogte. ‘Jullie verlangen dat wij honderden miljoenen van het gemeenschapsgeld in een stadion investeren maar voor het gebruik ervan betalen jullie slechts een half miljoen frank huurgeld voor een heel jaar.’

‘Voor de internationale wedstrijden betalen we extra.’

‘Een peulenschil. Jullie boeken de winst en wij betalen de kosten.’

‘Ter zake, heren’, kwam de kabinetschef van de minister tussenbeide. ‘We zijn hier om de ordemaatregelen voor de wedstrijd te bespreken.’

De secretaris-generaal nam het woord: ‘De rijkswacht moet op iedere trede van de gangpaden, de zogenaamde couloirs, een agent voorzien. En er moeten waterkanonnen bij de hand zijn.’

‘Waterkanonnen zouden op de tribunes paniek veroorzaken.’ De districtscommandant van de rijkswacht voelde zich op de tenen getrapt. ‘En bij de vorige vergadering vond u honderd zestig manschappen binnen het stadion overdreven. U noemde het een provocerend vertoon.’

‘Dat was voordat we wisten dat er valse kaarten in omloop waren’, zei Pulroop. ‘Als jullie aan mijn verzoeken geen gevolg geven, dan was ik mijn handen in onschuld.’

‘Ik stel voor dat we deze vergadering nu sluiten’, zei de kabinetschef ‘En dat we eerst het voorgenomen controlebezoek aan het stadion brengen.’

‘Akkoord,’ zei de UEFA-afgevaardigde, ‘hoewel ik dat in februari al heb gedaan namens de Europese voetbalbond.’

‘Dan nodig ik u allemaal uit voor een drink,’ zei burgemeester Lesoif ‘Vanuit de bar onder de eretribune hebben we een uitstekend uitzicht op de installaties. Dan hoeven we niet het hele stadion te doorlopen.’

Lode Pulroop en Peter Anjers stonden naast elkaar in de bar. ‘Gelukgewenst, voorzitter’, zei de secretaris-generaal. ‘U hebt het probleem van de kaartenverkoop als een voetbal in het andere kamp geschopt.’

‘Tja’, antwoordde de voorzitter. ‘Dat noemt men op de tegenaanval spelen.’ Hij keek half twijfelachtig naar de zwaarlijvige burgemeester die, steunend op de schouder van een gemeenteklerk, al zijn derde borrel in zijn keel goot. Honoré Lesoif ving zijn blik op en kwam, zonder de gemeentelijke steunpilaar los te laten, met onvaste pas naar hen toe.

‘Veel koude drukte om niets’, zei hij en wenkte de kelner voor een nieuwe borrel. ‘Hoewel het Heizelstadion een privé-eigendom is – toegankelijk voor het publiek in zekere omstandigheden – hou ik persoonlijk een oogje in het zeil. Wist u dat ik een politiecommissaris naar Rotterdam en naar Liverpool heb gestuurd, om zich te informeren over hun ervaringen met voetbalvandalen?’

Pulroop en Anjers wisselden een blik van verstandhouding.

‘We hebben ervan gehoord’, zei Pulroop. ‘Het verhaal doet de ronde dat de politiecommissaris die naar Liverpool reisde, geen woord Engels sprak. Is dat zo?’

Mijn lectuur werd onderbroken door Vrydaghs, die een krant voor me neerlegde: ‘Hier heb je het verhaal over Ramadam’, zei hij. ‘Het artikel is vanmorgen in alle Belgische kranten verschenen.’

‘De kans is klein dat Ramadam plaatselijke kranten gaat lezen’, meende Samantha.

‘Misschien groter dan je denkt’, zei ik. ‘Vergeet niet dat zijn foto en die van Roland erbij staan. Allicht dat iemand het leest en hem er attent op maakt.’

‘Weet je dat Wellhuner ook in Brussel is tot het einde van de week’, zei Samantha.

‘Toch niet om vanop de eretribune de Europacup-finale te volgen’, spotte ik.

‘Nee, iedere avond woont hij het concert bij in het Paleis voor Schone Kunsten. Daar spelen de geselecteerde violisten de finale voor de Koningin Elisabethwedstrijd.

De telefoon ging en Vrydaghs overhandigde me de hoorn: ‘Het is juffrouw Duchateau.’

‘Weet je, Christina,’ zei ik, ‘ik zat net aan jou te denken. Dat heb ik altijd als het donker wordt en ik zin krijg om naar bed te gaan.’

‘Toe Jim, niet nu. We hebben ernstigere zaken aan ons hoofd.’

‘Maar vrolijk zijn is een zeer ernstige zaak, Christie.’

‘Alles op zijn tijd, Jim. Luister. Ik heb met de secretary gesproken van de Britse minister McFarlane. In Engeland heeft men geruchten opgevangen dat er ook leden van het NPM met de Britse supporters meekomen.’

‘Wat is het NPM?’ vroeg ik.

‘Het extreem-rechtse National Pride Mouvement’, antwoordde ze. ‘Beroepsherrieschoppers. Minister Geenzerk ontving hierover een brief.’

‘Ik twijfel of die ervan wakker zal liggen. Ik heb al driemaal geprobeerd een audiëntie te krijgen. Iedere keer strand ik op zijn kabinetschef Kortendijk.’