5
‘Goedenavond, dames en heren, hier spreekt uw gezagvoerder. Vanwege de dichte mist is het momenteel onmogelijk op San José te landen.’
Een gezamenlijk gekreun van ongenoegen stijgt op.
‘Geen enkel vliegtuig heeft hier de afgelopen drie uur kunnen landen.’
Gevolgd door een ‘oooh’ van ongerustheid.
‘We beschikken over genoeg brandstof om de komende twee uur rond te cirkelen, maar als de mist niet optrekt, zijn we gedwongen naar Liberia in het noorden uit te wijken, aldaar te tanken en terug te keren om het opnieuw te proberen.
Een paar honderd mensen zijn zichtbaar teleurgesteld. Ik zie hoe gefrustreerd ze zijn, zo dichtbij en toch zo ver weg! Als ze een parachute zouden hebben, vermoed ik dat ze het er op zouden wagen. Ik houd mijn mond, want ik voel me deels schuldig omdat ik in Miami ben overgestapt en enorm tegen de landing opzag. Ik had stiekem gefantaseerd dat ik in het verkeerde vliegtuig was gestapt en verder naar het zuiden vloog, naar Rio of Argentinië waar ik carnavalskoningin of polokampioene werd en nog lang en gelukkig zou leven zonder dat ik mijn vaders nieuwe vrouw ooit had ontmoet.
Niet dat zij het probleem is, dat is mijn vader. Soms heb ik zelfs moeite hem zo te noemen. Persoonlijk denk ik dat iemand zijn vaderstatus moet inleveren als hij geen oudertaken verricht. Mijn moeder kon alles tenminste soort van afsluiten, omdat ze hem haar ex-man kon noemen. In veel opzichten voelt hij als mijn ex-vader. Ik vind het irritant dat hij die titel voor het leven krijgt hoe hij zich ook gedraagt. Niet dat het een monster is. Als je hem ontmoet, vind je hem tijdens het diner een charmante en gulle gastheer. Hij lijkt echter alleen maar betrokken te zijn in de aanwezigheid van eten en drank. Zonder een bokaal in zijn hand en een kippenboutje tussen zijn tanden wordt hij een afstandelijke geestverschijning en is met zijn gedachten ergens anders, vooral bij zaken.
Toen hij mijn moeder leerde kennen, was hij niet echt een workaholic. En ik wil ook niet insinueren dat hij er een werd om bij haar uit de buurt te blijven, want in het begin hadden ze het geweldig samen. (Ik kan me heel veel leuke foto’s herinneren waarop ze lachend tegen elkaar aangevlijd op een of ander blitse receptie stonden, hoewel die foto’s nu naar zolder zijn verbannen.) Ik vermoed dat zijn zaak groeide, waardoor hij meer uren ging draaien en dus vaak niet aan het avondeten verscheen. Je begrijpt vast wel waar ik heen wil… Vaak kwam hij pas om een uur of tien, elf thuis, nadat hij een afhaalmaaltijd aan zijn bureau had gegeten en de aandacht voor mijn moeder was geslonken tot een snackje ’s avonds laat of een whisky-slaapmutsje. Technisch gezien zou zij degene moeten zijn geweest die er een minnaar op na hield, want zij werd voornamelijk verwaarloosd. (En ik was een goede tweede. Niet dat ik als kind beter wist. Hij was gewoon die grote vent in pak die ik af en toe zag.) Maar zij was trots op zijn succes en ze wilde dat hij zijn capaciteiten volkomen benutte, en bovendien had ze mij om zich bezig te houden.
Het werd iets beter toen ze een fonduepan kocht, maar toen begon hij onroerend goed in het buitenland te kopen, voornamelijk appartementen, eerst in Spanje, later in Florida en moest hij vaak op reis. Het resultaat was dat hij vaak buiten de deur at. Heel vaak.
Ondanks zijn opeenvolgende affaires met een sushikok, een donutbakker, een meid met een kogelriem vol tequilashots, een salsasaus-hostess en de kans om Jilly Goolden te ontmoeten waar hij al jaren heimelijk verliefd op was, verliet hij mijn moeder voor een stewardess. Eerst begreep ik het niet, maar toen vloog ik zelf op een lange vlucht een keer businessclass en besefte ik dat deze vrouwen in strakke kokerrokjes en met filmpremièrehaar om de paar minuten langskomen met champagne, pretzels, hors-d’oeuvres, een drie gangen menu, ijs tijdens de film en (na een dutje van een paar uur) een buck’s fizz om wakker te worden, een Engels ontbijt, taartjes en uiteindelijk een pepermuntje om het ploppen van de oren te voorkomen. Hij had geen schijn van kans.
Het verbaast me dat Kiki makelaar is. Maar ik durf te wedden dat ze goed kan koken.
Nadat ik mijn tas had ingepakt ter voorbereiding op de landing, pakte ik mijn boek, maar trok per ongeluk Ollies afscheidscadeautje mee, een papieren koffiebekertje.
‘Het is leeg,’ had ik fronsend gezegd terwijl ik door het plastic dekseltje tuurde.
‘Als dat zo zou zijn, zou het geen cadeautje zijn, of wel?’ snoof hij en trok een uitgeprint velletje onder het dekseltje vandaan.
‘Café Britt Coffee Tour,’ stond er bovenaan.
‘Het is een tour van een paar uur op een koffieboerderij annex branderij net buiten de hoofdstad,’ legde hij uit. ‘Zo ben je gelijk op de hoogte van de lokale bonen.’
‘Jemig! Dat is geweldig, hoe…?’
‘Gisteravond online. Gewoon opgezocht, met mijn creditcard betaald, de factuur uitgeprint… De moderne manier, Ava. Zelfs in Costa Rica.’
Het was een
goed geheugensteuntje, want ik dacht nog steeds half
dat ik koffie langs de weg zou moeten schenken, vanuit een enorme
thermosfles terwijl ik de doodshoofdaapjes weg moest jagen omdat ze
voordrongen.
‘Wat is dit?’ vroeg ik ritselend aan het tweede pakje.
‘Hoewel jij de kans op romantiek al bij voorbaat hebt afgeschreven…’ glimlachte hij zelfvoldaan terwijl ik een hoekje van het pakpapier afscheurde en een pikant stukje kant onthulde. ‘…heb ik de hoop nog niet opgegeven.’
‘Oh, Ollie!’ In verlegenheid gebracht duwde ik het slipje terug in het papier.
‘Wat?’ Hij lachte. ‘Een achterste gehuld in roesjes is geen strafbaar feit!’ Hij trok me in zijn sterke armen en fluisterde met lage stem: ‘Je kunt maar beter gaan, lekkertje.’ Ik keek hem treurig aan. ‘Natuurlijk weet je niet precies wat je te wachten staat, maar ik ga tijdens mijn nu eenzame lunchpauzes alles over Costa Rica lezen wat ik kan vinden en ik geef je hierbij toestemming om me ’s nachts op onmogelijke tijden te bellen als je de behoefte hebt met iemand over gearomatiseerde siroop of andere dilemma’s te praten.’
‘Dwing me niet om te gaan!’ jammerde ik en begroef mijn hoofd in zijn schouder.
‘Als jij niet gaat,’ zei hij en duwde me zachtjes weg, ‘dan ga ik.’ En met die woorden draaide hij zich om en liep weg terwijl hij spontaan begon te huppelen en gekke sprongetjes maakte – net op tijd om mijn tranen in een lach te veranderen.
Zelfs nu nog als ik naar zijn handschrift kijk, word ik weer sentimenteel. Er valt wat te zeggen voor een man in je leven, zelfs als het je vriend of partner niet is. Iemand die me zo steunt en aanmoedigt als Ollie inruilen voor mijn vader zal alleen maar nog meer de nadruk op zijn tekortkomingen leggen.
‘Wat voor misdaden heeft hij precies begaan?’ had Ollie me de eerste keer gevraagd toen hij mijn vader had genoemd en ik een gezicht had getrokken. ‘Buiten zijn afwezigheid.’
‘En zijn ontrouw’ voegde ik daar aan toe.
‘Dat is eigenlijk meer iets tussen hem en je moeder.’
Ik dacht er lang en diep over na en het beste dat ik kon bedenken was dat hij gewoon niet zo’n interesse in me had. Voor hem ben ik geen prioriteit, eerder iets terzijde. Hij kwam me opzoeken als hij voor zaken in de buurt was, maar hij deed nooit de moeite om alleen voor mij te komen. Het is net alsof een arbeidsanalist had bepaald dat hij altijd moest multitasken als ik in de buurt was. Zelfs als ik hem aan de telefoon had nadat we elkaar zes maanden niet hadden gesproken, was hij nog bezig zijn agenda in te vullen, e-mails te beantwoorden of een huis te laten zien. Het is net alsof hij nu eindelijk wil dat ik hem bezoek omdat het een doel heeft: een koffietent openen en zijn vrouw haar zin geven. (Hoewel iedereen die denkt dat het handig is om stiefkinderen in een nieuwe relatie te introduceren het leven wel door een roze bril ziet.)
Volgens mij erger ik me er gewoon aan dat hij geen interesse toont in wie ik nu als persoon ben. De tiener die ad infinitum naar Ghost keek en pottenbakkerslessen volgde zodat ze hem misvormde mokken en asbakken kon geven om belachelijk te worden gemaakt, ben ik niet meer. Het zit me dwars dat hij me nog steeds als dat kind ziet. Ik heb geprobeerd om zijn systeem te updaten, maar onze gesprekken zijn zo oppervlakkig – slechts een paar beproefde onderwerpen die elkaar afwisselen. Van mijn carrière wil hij alleen maar weten of ik opslag of promotie heb gekregen, of ik het naar mijn zin of leuke collega’s heb, interesseert hem niet. Nou heeft hij zelf voornamelijk met computercijfertjes en papierwerk achter zijn bureau te maken gehad, maar dat wil nog niet zeggen dat ik in een vacuüm werk. Ik ben heel goed in staat om een verschil van mening te hebben met mensen in het kantoortje naast me. Toen ik met mijn vorige baas in een nachtmerrie was beland, was ik zo wanhopig dat ik hem zelfs om advies heb gevraagd (hij heeft door de jaren heen honderden mensen in dienst gehad, dus ik dacht dat hij misschien wat licht op de zaak kon schijnen) maar het enige dat hij zei, was: ‘Ik weet zeker dat je de juiste beslissing zult nemen,’ en veranderde van onderwerp. Hij had evengoed kunnen zeggen: ‘Het is niet mijn probleem.’ Zelfs als ik iets leuks met hem wil delen – zoals toen Ollie bij ons was komen werken en ik wilde jubelen over de nieuwe vriend die mijn dag dragelijk maakte – begon hij na een paar zinnen ‘afrondgeluiden’ te maken. Net alsof ik me moest haasten terwijl ik een Oscar in ontvangst nam en hem probeerde te vertellen wie ik ben voordat de muziek aanzwelt en me overstemt.
Ik weet dat hij niet de enige is die zo doet en tot op zekere hoogte is het een mannending. Maar ik haat het gevoel dat ik het klusje ben dat altijd voor het laatst wordt bewaard. Wat voor moeite zou het hem hebben gekost om even te stoppen waar hij mee bezig was, me aan te kijken en me alle aandacht te geven?
Hij lijkt te denken dat zolang het geld binnen blijft stromen, hij zijn deel doet. Hij begrijpt niet dat ik liever een persoonlijk grapje van hem zou horen dan dat ik een bankafschrift krijg waarop staat dat hij geld aan me heeft overgemaakt. Als hij mijn verjaardag vergeet, stuurt hij me twee keer zoveel geld als normaal. Toen ik jonger was, heb ik eens overwogen het terug te sturen met de boodschap: ‘Je kent me helemaal niet als je denkt dat dit alles goedmaakt.’ Maar toen las ik iets over citroenen om limonade van te maken en besloot in plaats daarvan een spaarrekening te openen en al het geld van zijn afbetaalde schuldgevoel daarop te zetten. Ik was van plan er iets groots mee te doen, alsof het op een dag genoeg zou zijn om een leuke nieuwe vader mee te kopen. Nadat ik het met Nick had uitgemaakt, heb ik overwogen om ervan in therapie te gaan (zeer toepasselijk dat juist mijn vader dit zou moeten financieren, omdat hij ongetwijfeld de schuld zou krijgen van al mijn slechte relatiekeuzes.) Maar toen wilde ik een café en de gedachte dat ik iets tastbaars zou kunnen creëren waar ik trots op kon zijn, vond ik erg aantrekkelijk. Ik vond het een prettige gedachte dat als ik het maar goed genoeg deed, het al mijn teleurstellingen zou uitwissen.
Ik vermoed dat ik daar nog steeds op hoop. Hij is niet de enige met een heimelijk motief. Wellicht zijn we helemaal niet zo verschillend – ik zou absoluut niet zo’n grote reis maken om alleen tijd met hem door te brengen.
Ik ben net bij het hoofdstuk aanbeland over hoe je het best een koffievoorraad aan kunt leggen als de mist op magische wijze optrekt en we mogen landen. Mijn hart maakt een nerveus sprongetje en ik oefen nog even vlug mijn nepglimlach voor Kiki en een vrolijke vertolking van het woord ‘vader!’ voordat ik mijn tafeltje rechtop zet.
Het is in ieder geval laat. Negen uur, misschien tien uur tegen de tijd dat ik door de douane ben en mijn koffer heb opgehaald. Net genoeg tijd om hallo te zeggen, onderweg naar zijn huis wat beleefdheden uit te wisselen en elkaar welterusten te wensen. Wat ik er niet voor over zou hebben om mijn deur dicht te horen vallen…
Ik vraag me af of er mensen aan boord zijn die twijfelen aan hun reisplannen? Op het vliegveld zag ik een dame herhaaldelijk teruglopen om naar haar geliefde te zwaaien, met steeds rodere ogen en een neus waar het snot uitliep. Waarom doen we dit onszelf aan? Altijd weer hallo en tot ziens, het is zo ontwrichtend. In dat opzicht lijk ik in ieder geval niet op mijn vader, want zijn verlangen om van het ene naar het andere land te reizen deel ik niet. Waar is hij naar op zoek, vraag ik me af.
Als ik eindelijk tussen de warrige menigte van botsende karretjes en opdringerige taxichauffeurs sta, zie ik niemand die ook maar enigszins op hem lijkt. Om te beginnen is hij een meter negentig lang en heeft hij zilvergrijs haar en de mensen om me heen zijn donker en even groot als ik. Dan zie ik echter mijn eigen naam op een groot bord: Ava Langston.
Erg chic en gewichtig, maar het is niet te vergelijken met een vader die weet wie je bent.
Dat gezegd, zelfs al had hij er gestaan was het misschien verstandig geweest als ik een bordje had opgehouden of ten minste een badge met mijn naam op had gehad. Het is al weer even geleden. Mijn haar is langer en roder dan het ooit is geweest. Ik draag jeans in plaats van mijn gebruikelijke elegante mantelpakje en mijn doorgaans matte gezicht glimt door de extreem zachte avond.
‘Eh, hallo,’ benader ik het iele, elegant geklede mannetje dat het bord omhoog houdt.
‘Als jij Ava bent, ben ik Wilbeth,’ introduceert hij zichzelf op zijn eigen speciale manier.
Ik wil hem vragen wie hij is als ik Ava niet ben, maar ik plaats daarvan geef ik hem een hand. Als ik dichterbij kom, zie ik dat zijn jonge, smalle gezicht met zweetdruppeltjes is bedekt. Het baart me zorgen dat zelfs plaatselijke bewoners zo overvloedig zweten, maar ik neem aan dat hitte zweten betekent, waar je ook geboren bent.
Hij overhandigt me een envelop en kondigt aan: ‘Je vader zit erin.’
Wat ik echter aantref, is één getypte paragraaf. Vermoedelijk staat erin waar mijn vader zich bevindt, maar ik weet het niet zeker want het is in het Spaans. Was hij in de war en dacht hij dat Penélope Cruz zou komen?
‘Sorry, zou je dit misschien voor me kunnen vertalen?’ vraag ik Wilbeth met een smekende blik in mijn ogen.
‘Jij wil, ik lees?’
‘Sí,’ moedig ik hem aan en ben in een klap door mijn Spaanse woordenschat heen.
‘Welkom in Costa Rica!’ begint hij enthousiast en kijkt op omdat hij blijkbaar een reactie van me verwacht.
‘O! Dank je wel!’
‘Wij besluiten dat het, eh, meer logisch is, als jij naar ons in Tamarindo komt in plaats van wij drie naar jou…’
Ik houd mijn hand op om een pauze af te dwingen. ‘Zei je drie?’
‘Tres. Sí. Drie.’
Wie is die derde persoon? Mijn vader Kiki en… Ik probeer te bedenken wie het kan zijn, maar heb geen flauw idee. Ik weet dat ze geen kinderen heeft, dat heb ik al uitgezocht. Wellicht staat ze erop dat haar kapper met haar meereist om de junglepluis in toom te houden. Of beter nog, een relatietherapeut omdat ze zich nu al in een kritieke fase bevinden!
‘Is oké?’ De boodschapper herinnert me eraan dat ik ben afgeleid – twee mensen, drie mensen, het aantal maakt niet uit – er staat niemand op me te wachten.
‘Dus wat is het plan?’ Ik probeer mezelf te vermannen.
‘Nou, twee mogelijkheden present,’ zegt hij en wijst naar de twee opsommingtekens op de pagina. ‘Eén: ik rijd naar Tamarindo nu.’
‘Hoe ver is dat?’
‘In uren, ongeveer vier.’
‘Vier uur rijden?’ Ondanks het feit dat ik uitgeput ben van de reis klimmen mijn wenkbrauwen mijn voorhoofd op.
Hij knikt bevestigend.
Ik kijk op mijn horloge en reken uit dat we er dan om twee uur ’s ochtends zouden zijn. Ik moet echt eerder in bed liggen. Bovendien word ik daar ongetwijfeld begroet door een tweede slaaf met weer een briefje, waarschijnlijk in het Hongaars, gewoon voor de lol.
‘Of?’
‘Hij heeft een kamer voor u gereserveerd bij een plaatselijk hotel en dan kunt u morgen naar Tamarindo vliegen.’
Nog een vlucht? Ik zucht en vraag: ‘Hoe lang duurt dat?’
‘Veertig minuten.’
‘O, dat valt wel mee!’ fleur ik op.
‘Maar de vlucht vertrekt pas om drie uur ’s middags.’
Er zit altijd wel een addertje onder het gras. Als ik sta te bedenken aan welke optie ik de voorkeur geef, een goede nachtrust of wakker worden op de plaats van bestemming, herinner ik me Ollies cadeautje, de Café Britt-tour. Ik pak het printje en laat het aan Wilbeth zien.
‘Weet je waar dit is?’
‘Sí, sí. Is in Heredia. Erg dicht bij hotel.’
‘Echt waar? Ik hoef er nu niet heen, hoor,’ verzeker ik hem. ‘Maar misschien morgen, voor de vlucht vertrekt?’
‘Natuurlijk. Wij kunnen regelen.’
‘Echt? Dan blijf ik.’
Ik weet dat ik de juiste beslissing heb genomen als ik uit het minibusje stap dat alleen voor mij rijdt en ontdek dat de stoelen evenveel vering hebben als een strijkplank. Prima als de wegen spiegelglad zijn, maar dit land staat bekend om de gaten in de weg en zelfs de plaatselijke bewoners zeggen gekscherend dat je onder iedere rit een gratis massage krijgt. Vier uur lang steeds tegen deze stoelen worden gesmeten, zou bijna mishandeling zijn. Zelfs gedurende het half uur durende ritje naar het hotel vraag ik me af of ik geen fortuin zou kunnen verdienen door de zittingen door zitzakken te vervangen.
Ik kijk uit het raam. Het is pikdonker. En niet eens onheilspellend. Ik lees dat zestig procent van de Costaricaanse bevolking in deze centrale vallei woont en toch rijden we een paar kilometer buiten de stad over wegen die de chauffeur zelf lijkt te bedenken. Ze worden overwoekerd door wilde hagen en maar heel af en toe komen we langs de beschaafde wereld in de vorm van een oude aftandse bungalow met een golfplaten dak en tralies voor de ramen. Ik bekijk de achterkant van het hoofd van de vreemdeling die de auto bestuurt. Ik weet zeker dat ik Wilbeth aan zou kunnen – hij is zo tenger – maar als hij een mes, een pistool of vijf vrienden zou hebben…
‘Dus,’ roep ik naar voren in een poging mezelf ervan te overtuigen dat alles legaal is. ‘Jij werkt voor mijn vader?’
‘Sí.’
Ik heb meer nodig. ‘Dit hotel waar je me heenbrengt, is dat zijn lievelingshotel?’
‘Nee.’
‘Nee?’ vraag ik geërgerd.
‘Nee, we gaan naar Finca Rosa Blanca. Kiki’s favoriet.’
Ik slaak een zucht van opluchting. Nooit had ik gedacht dat haar naam een magisch password zou zijn, maar op dit moment klinkt het me als muziek in de oren.
‘Je vader, hij verblijft liever in het White House,’ gaat Wilbeth verder.
Ik glimlach veelbetekenend. Zijn waanideeën over grandeur zijn blijkbaar intact gebleven. Ik zie dat het hotel in de luxe sectie van mijn reisgids staat – het enige hotel met een heliplat. Er staat ook dat de damestoiletten ‘First Ladies’ heten wat ik erg grappig vind. ‘We zijn er.’
Ik gebruik mijn laatste restje energie om de deur open te schuiven, want ik wil graag weten wat Kiki’s smaak is. Dit gebouw is ook witgeschilderd, maar in plaats van statige Dorische zuilen en balkons in zuidelijke plantagestijl, heeft het voornamelijk vrije vormen, bijna Gaudi-achtige rondingen.
‘Iedereen slaapt,’ fluistert Wilbeth als hij de Alice in Wonderland-achtige deur opent en me voorgaat door de schaduwen. Hij doet echter geen poging het lichtknopje te zoeken voor hij mijn koffer de trap op tilt. Ik heb het gevoel dat ik een schuilplaats voor kunstenaars ben ingeslopen in plaats van een hotel – in het maanlicht kan ik een twee verdiepingen hoog atrium onderscheiden met tapisserieën over het witgekalkte balkon, handgemaakte muurschilderingen op ranke pilaren en aardewerk genesteld in verschillende vensterbanken.
Wilbeth opent de deur naar mijn kamer en doet een stap opzij. ‘Vanavond loop je op je tenen in het donker. Morgen zal alles worden onthuld.’
‘Waar is het bed?’ vraag ik als ik alleen de contouren van een rieten bureau en een paar bijpassende bankjes zie.
‘In de lucht.’ Hij wijst naar een unieke bosachtige wenteltrap – treden gemaakt van gelakte boomstamschijven. Blijkbaar is het actieve, avontuurlijke gedeelte van mijn vakantie al begonnen, ik gebruik zowel mijn handen als mijn voeten om naar boven te klimmen. Zodra ik het hemelbed zie staan, verdwijnen alle gedachten aan een nachtjapon en een tandenborstel als sneeuw voor de zon. Ik laat me er verrukt opvallen omdat ik me eindelijk naar alle kanten uit kan strekken en rol mezelf in het dekbed. Een paar tellen later slaap ik en droom ervan wakker te worden door de geur van mijn eerste kop echte Costaricaanse koffie.