11
‘Dus je uzi staat klaar, je hebt je tong van weerhaken voorzien en hij verdwijnt weer?’
‘Het is zo irritant,’ jammer ik door te telefoon tegen Ollie. ‘Tot nu toe is het alleen maar een hoop gehakketak. Ik heb niet het gevoel dat er iets is opgelost.’
‘Tijdens mijn onderzoek over Costa Rica kwam ik er trouwens achter dat ‘quedar bien’ een typische houding voor de Tico’s is. Het betekent dat ze zich gedeisd houden. Blijkbaar is het tegennatuurlijk voor ze om in het openbaar iemand te bekritiseren, vernederen of tegen te spreken. Echt iets voor jou om de enige tegendraadse uitzondering te treffen!’
‘Ik weet het! Waar is die goeie oude tijd gebleven dat al mijn problemen om mijn vader draaiden?’ vraag ik met een zucht.
‘Wat vind je trouwens van die oude zak?’ informeert Ollie.
‘Eerlijk? Vooral frustrerend. Toen ik tijdens de lunch allemaal ideeën spuide, reageerde hij eigenlijk best positief, maar daarom ben ik des te kwader dat hij me geen echte kans geeft om te schitteren.’
‘Misschien heeft Santiago hem in zijn macht en zijn zijn handen gebonden.’
‘Wellicht,’ geef ik toe. ‘Hij maakte nog een vreemde opmerking en zei dat hij me hier “meer dan ik wist, nodig zou hebben!” Wat kan dat nou weer betekenen?’
‘Heb je het hem gevraagd?’
‘Ja, maar toen werd hij nog vager.’
‘Vreemd.’ Ik kan haast zien hoe Ollie met zijn hand over zijn kin strijkt.
‘Eerst dacht ik dat alles tot doel had Kiki haar zin te geven, maar toen ik hier kwam wilde ze zo graag vrienden met me worden dat ik dacht dat ze misschien niet genoeg vrienden van haar eigen leeftijd had, maar nu ben ik daar niet meer zo zeker van. Er lijkt nog iets mee te spelen. Ik kan me alleen niet indenken wat dat kan zijn. Er kunnen toch geen wettelijke voordelen aan verbonden zijn dat ik hier ben?’
‘Misschien is het net als in The Pirates of the Caribbean waarin ze het bloed van een familielid van Will Turner nodig hebben om de vloek te verbreken…’
‘Nou, ik heb nog even gedacht dat hij misschien een nier wilde, maar hij zegt dat hij in goede gezondheid verkeert.’
‘Zou Kiki soms zwanger zijn?’ stelt Ollie voor.
‘Het is mogelijk, maar ik zie niet in wat ik daarmee te maken zou hebben.’
‘Hij wordt waarschijnlijk gewoon sentimenteel op zijn oude dag,’ besluit Ollie. ‘Hij wil het graag goedmaken met de mensen die hem het meest dierbaar zijn.’
‘Ja, ik vermoed dat hij op dit moment een hereniging met mijn moeder aan het plannen is,’ zeg ik met een stalen gezicht.
‘Mijn god, dat zou wat zijn,’ mompelt Ollie. ‘Hoe zou ze reageren?’
‘Boos. Tierend. Te laat. Openrijten van oude wonden. Gemeen.’ Ik huiver bij de gedachte aan nieuw olie op het vuur. ‘Waar haalt hij de brutaliteit vandaan om na vijftien jaar contact met me op te nemen alsof ik nog niet genoeg word geplaagd door pijnlijke herinneringen. Een beetje pronken met zijn spirituele verlichting bla bla bla…’
‘Hoe dan ook, hij valt best mee,’ concludeert Ollie. ‘Hij heeft er in ieder geval voor gezorgd dat je een telefoon hebt zodat we elkaar kunnen bereiken.’
‘Ja, gelukkig wel.’ Ik moet toegeven dat ik graag bel als het mij uitkomt, ik wou alleen dat er meer plekken met airco waren om vandaan te bellen. Op dit moment verschuil ik me achter de Green Turtle-cadeaushop en probeer te beslissen hoe ik mijn antwoord op Ollies vraag: ‘Hoe vind je Kiki eigenlijk?’ het best kan inkleden.
Ik begin voorzichtig: ‘Als ik iemand niet leuk vind die aardig, vriendelijk en vrolijk lijkt, ben ik dan slecht?’
Ollie gniffelt. ‘Wat zit je eigenlijk precies dwars? Probeer specifiek te zijn.’
Ik vind het super als Ollie zijn psychologiepet opzet.
‘Nou, ik denk dat het komt doordat alles haar aan lijkt te komen waaien. Ze heeft nooit ergens onder geleden, ze heeft nooit echt haar best hoeven doen, ze is nooit teleurgesteld geweest. Ze is zo irritant opgewekt!’
‘Opgewekt?’
‘En blij met haar leven,’ zucht ik eindelijk tot de kern van mijn verhaal komend.
‘Je bent dus gewoon jaloers.’
‘Misschien wel,’ geef ik toe. ‘Hoewel natuurlijk niet vanwege de man met wie ze is getrouwd.’
‘Dat zal ook niet helpen. Ze krijgt aandacht van de man die jou geen aandacht geeft.’
‘Ik zou zweren dat ik me in het verleden altijd beter voelde als ik met jou praatte,’ puf ik, hoewel ik weet dat Ollie een punt heeft. ‘Hoe dan ook, ik moet gaan, de man die me geen aandacht geeft, laat me om vier uur een pand in het winkelcentrum zien.’
‘Je zei toch dat je foto’s met je mobiel kon maken? Stuur me er dan een paar!’
‘Doe ik.’ Ik klap de telefoon dicht, wuif naar Richard om hem te bedanken voor het gebruik van zijn ‘faciliteiten’ en wandel naar de overkant om mijn vader te ontmoeten.
Onderweg vraag ik me af of lijden een mens diepgang en een ziel geeft? En niet waar ik altijd bang voor ben geweest, dat afwijzing en eenzaamheid mijn zelfvertrouwen hadden weggevreten waardoor ik minder was dan wie ik had kunnen zijn. Maar misschien wordt iemands persoonlijkheid door triestheid of verlangen juist veelzijdiger. Ik heb weleens horen zeggen dat we ons met elkaar verbonden voelen door onze tekortkomingen en niet door onze volmaaktheden. Misschien kan ik me daarom niet indenken dat ik ooit hecht met Kiki zou kunnen worden. Zij heeft geen zichtbare onzekerheden, twijfels of angsten. Ik denk aan haar gedweep die morgen en weet dat ze niets zou begrijpen van de pijn die ik heb gevoeld sinds ik het met Nick heb uitgemaakt. Wie had kunnen weten dat een leegte zo zwaar kon voelen?
Ik snap niet dat ik me door het verwijderen van een negatieve factor uit mijn leven juist slechter voel, maar ik vermoed dat het de mistroostigheid is die blijft hangen vanwege weer een mislukte relatie. Hoe zou het voelen om zo zeker van je partner te zijn, dat je met heel je hart weet dat je de ware hebt gevonden? Ik verlang naar dat gevoel om solide grond onder mijn voeten te voelen. Als ik met iemand uitga, heb ik altijd het gevoel dat ik een circusact ben waarbij ik een bord op twee stokjes moet balanceren. Zelfs nu ik weer single ben, heb ik het gevoel dat ik door een straat met boobytraps loop waarover ik op heel veel manieren kan struikelen. Wil iemand mij misschien iets duidelijk maken?
Het winkelcentrum ziet er precies zo uit als ik had verwacht – niets meer dan een witgekalkte rechthoek. Dat wil niet zeggen dat een café hier niet zou lopen. Vooral niet met de internetfaciliteiten waar Santiago op uit is. Maar het zou mijn droom niet zijn. En daar wil ik toch wel aan vast blijven houden.
De eerste stap om het café te veranderen in iets waar ik passie voor heb, is vragen of ik het andere pand ook mag zien. Als ik iedereen naar Manuel Antonio en uit de buurt van hun thuishaven kan krijgen, denk ik dat we iets in gang kunnen zetten.
‘Pa, ik vermoed niet dat deze panden eeuwig op de markt zullen blijven, dus ik denk dat we zo snel mogelijk moeten beslissen.’
‘Je hebt gelijk,’ stemt hij toe.
‘Zullen we dan morgen naar Manuel Antonio gaan?’
‘Morgen?’ begint hij.
‘Je moet er deze week toch heen, of niet?’
‘Ja, dat klopt…’
‘Kan ik anders niet vast vooruit gaan?’
Hij slaakt een diepe zucht, omdat hij sinds kort beseft dat ik mijn koppigheid van hem heb en het niet makkelijk is me tegen te houden. ‘Ik neem aan dat Santiago wel met je mee kan.’
Maakt hij een grap? Ik ben echt niet van plan om samen met Dracula op reis te gaan. ‘Denk je dat dat verstandig is?’ vraag ik terwijl ik een beeld van vechtende melkschuimers boven mijn vaders wenkbrauwen projecteer.
‘Misschien is het toch niet zo’n goed idee,’ geeft hij toe. ‘Ik zal kijken of ik mijn afspraken kan verzetten.’
‘Super! Zal ik Carla vragen de vluchten te boeken?’ Ik ben helemaal op dreef.
‘En het hotel,’ zegt hij met een knikje.
‘Kunnen we niet bij jou thuis slapen dan?’
‘Er zijn maar twee slaapkamers. Of je moet het niet erg vinden om een kamer met Santiago te delen?’ Voor het eerst zie ik vandaag een speelse glinstering in zijn ogen.
‘Erg grappig,’ kaats ik terug. ‘Het moet eerst een dag droog blijven in Costa Rica eer dat gebeurt.’
Op het moment dat ik het zeg, begint het te regenen.
Voor cocktails die avond is er nog een toostend stel uitgenodigd – de Amerikaanse buren Josh en Sindy, ongetwijfeld een list om de spanning te breken.
Santiago en ik hebben te horen gekregen dat we om precies vijf uur in de huiskamer moeten verschijnen en we kiezen precies hetzelfde moment uit om de trap af te komen – al vraag ik me achterdochtig af waarom hij bovenaan de trap rondhangt.
Hij begroet me met een kort knikje.
‘Goedenavond,’ antwoord ik, klinkend als een Britse politieagente.
Terwijl we de trap aflopen, hebben we ieder een heel ander ritme en hobbelen vreemd op en neer terwijl we onze respectievelijke leuningen vasthouden. Mijn hersens draaien overuren, is dit het moment om Santiago te confronteren? Moet ik hem apart nemen voor we naar de huiskamer gaan? Nu de mogelijkheid zich heeft aangediend, voelt het haast overbodig. Er is niets dat ik tegen hem kan zeggen waardoor hij in zijn vingers klikt en zegt: ‘Waarachtig, je hebt gelijk. Jij verdient het om de baas te zijn, ik doe onmiddellijk een stap terug!’ Die beslissing moet van mijn vader komen. Wellicht moet ik momenteel gewoon dankbaar zijn dat ik mijn zin krijg met het bezoek aan Manuel Antonio morgen. Des te minder ik vanavond zeg, des te beter. Kennelijk gooit hij het over dezelfde boeg, maar omdat we allebei stil zijn kunnen we onderaan de trap met volle teugen genieten van twee onmiskenbare geluiden.
De eerste is zonder twijfel gekreun van seksueel genot – samen in perfecte harmonie – uit de slaapkamer van mijn vader en Kiki. (Ik kijk gegeneerd naar het plafond.) De tweede is het triiiiiing van de deurbel, nog geen paar meter voor ons.
Het lijkt erop dat we geen keuze hebben en Josh en Sindy wel gezamenlijk moeten verwelkomen.
‘Laat mij maar.’ Santiago zet een stap naar voren, maar net voordat hij de deurknop vastpakt, draait hij zich om alsof hij me ergens voor wil waarschuwen.
‘Ja?’ moedig ik hem aan.
‘Niets,’ hij verandert van gedachten en opent de deur.
‘O, hiiiii!’ Sindy laat zich op hem vallen en plet hem in een omhelzing tussen haar borsten (en deze vrouw heeft veel borst om iemand te pletten.) ‘Weet je,’ zegt ze met een hese stem in zijn oor. ‘Ik heb je moeders recept voor meloen empanades uitgeprobeerd en ik kan er geen genoeg van krijgen!’
‘Ik ben blij dat je het lekker vond. Ik zal het compliment doorgeven,’ zegt hij kortaf en steekt zijn hand uit naar Josh, terwijl hij Sindy, die met haar vingers door zijn haar woelt en er kleine krulletjes indraait, negeert. ‘Hoe gaat het met u?’
‘Goed, erg goed. En nog beter nu ik, Ava is het toch?, ontmoet.’ Hij loopt Santiago straal voorbij om mij te begroeten.
‘Dat klopt,’ glimlach ik tegen zijn kale kop. ‘Leuk u te ontmoeten.’
‘Nou, je bent in ieder geval een stuk knapper dan je vader,’ zeg hij plagerig en zijn ogen dwalen wellustig over me heen. ‘Ben je van nature roodharig?’
‘Ehhhh,’ mompel ik ongemakkelijk als hij een pluk vastpakt.
‘Josh, zou je me misschien met de drankjes kunnen helpen?’ vraagt Santiago zodat hij doorloopt.
‘Oooh, drinken we jouw beroemde Coco Loco, Santiago?’ Sindy snelt achter hem aan. ‘Beste mixer en shaker van het Nicoya schiereiland!’ zegt ze tegen mij met een knipoog voor ze zich omdraait om naar zijn achterste te loeren.
Hoewel ik er de kriebels van krijg, moet ik toch glimlachen. Blijkbaar had Santiago voor hij de deur opendeed moeite me te vertellen dat onze tafelgasten swingers zijn. Of in ieder geval onverbeterlijke flirts.
‘Nou, vanavond drinken we vino de coyol,’ zegt hij assertief van achter de bar.
‘Vino de coyol? Wat is dat?’ Sindy hangt aan zijn lippen.
‘Het is een alcoholisch drankje van het sap van de coyolpalm. Het kan alleen worden geoogst tijdens bepaalde schijngestalten van de maan.’
Sindy lijkt volslagen verrukt.
‘Na vierentwintig uur gisten is het een vino dulce.’
‘Zoete wijn,’ vertaalt ze ademloos.
‘Maar nu, op dag acht en gedurende de volgende twee weken is het vino fuerte.’
‘Sterke wijn,’ gromt ze. ‘Probeer je ons dronken te voeren? Ze steekt haar arm uit om met Santiago’s riemlusje te spelen.
‘Wat gebeurt er op dag drieëntwintig?’ vraag ik in een poging hem te hulp te schieten, omdat hij dat net voor mij ook heeft gedaan.
‘Dan verandert het in azijn.’ Hij stapt bij haar vandaan om mij een glas te geven.
‘En dat zullen we zeker bezuren!’ scherts ik.
Op zijn lippen verschijnt een glimlach. De eerste die ik heb ontlokt en heel even lijkt het net alsof we bij hetzelfde team horen. Maar dan komt Kiki binnen fladderen gevolgd door mijn vader met zijn rode wangen en verandert de dynamiek weer.
Aan tafel zit Santiago rechts van me en Josh links, tot mijn chagrijn, want hij drukt zijn been herhaaldelijk tegen het mijne waardoor ik word gedwongen richting Santiago te schuiven die op zijn beurt bij Sindy wegschuift, waardoor we tegen de tijd dat het dessert wordt opgediend net een Siamese tweeling lijken.
Het goede nieuws is dat Josh’ langdradige anekdotes mijn vader bezighouden waardoor ik me geestelijk kan terugtrekken en onder het eten over het café kan brainstormen. Ik heb het interieur voor Manuel Antonio al uitgewerkt, nu wil ik graag een paar logo’s en een tafelindeling op papier zetten, dus als we voor koffie verkassen en Josh op het kussen naast hem slaat, zie ik dat als het teken mezelf te verontschuldigen.
‘Ga je naar bed?’ slist hij en probeert mijn hand te grijpen. ‘Krijgen we geen kus voor het slapengaan?’ Hij probeert me op schoot te trekken.
‘Geen zoen op het eerste afspraakje!’ grap ik en wurm mijn hand los uit zijn greep. ‘Het was leuk je te ontmoeten, Sindy!’ richt ik mijn aandacht tot zijn vrouw.
‘Hmmm?’ Zij is in een andere wereld waar ze Santiago met een wazige blik aanstaart en op haar moerbeikleurige lippen kauwt die perfect kleuren bij de drankvlekken in haar hals.
‘Wil je een kop koffie mee?’ biedt Kiki aan, klaar om een kopje in te schenken.
‘Nee, dank je, vanavond niet,’ Ik geef haar uit beleefdheid een kus op haar wang en blaas er een naar mijn vader met een zwaai van mijn hand. ‘Truste, pa.’
‘Truste, Roodkapje.’
Ik sta even stil en kijk vervolgens, bijna verlegen, om naar Santiago. Hij kijkt me recht aan en deze keer heeft hij geen valse blik in zijn ogen. We knikken, woorden zijn overbodig.
Ik ben afgeleid als ik naar mijn kamer loop en vraag me af of ik Santiago misschien verkeerd heb beoordeeld tot ik over een plooi in het vloerkleed bij de deur struikel waardoor ik schrik en mijn hoofd stoot. ‘Au!’ schreeuw ik terwijl ik tegen de deur leun en ineenkrimp van de pijn.
Dat was precies de trap die ik nodig had. Ik moet geconcentreerd blijven, alleen aan het café denken. Het café is goed. Mannen zijn slecht.
Ik heb nee gezegd tegen Kiki’s koffie om van een goede nachtrust verzekerd te zijn, maar een poging om een goede tekening van een kameleon te maken, blijkt effectiever. Wat ik nodig heb zijn voorbeelden, dus zodra ik Josh en Sindy luid gedag hoor zeggen, de voordeur op slot gaat en de lichten vlak daarna worden uitgedaan, schiet ik de trap af, naar de studeerkamer en google op mijn vaders computer.
Wat ironisch eigenlijk dat ik een hagedis uitkies terwijl ik zo’n hekel heb aan reptielen, maar het kameleonconcept vind ik echt geweldig. Als ik op onderzoek uitga, leer ik dat hun kleurverandering meer is dan een camouflagetactiek, het fungeert ook als een manier om emoties te tonen en met andere kameleons te communiceren. Plots lijken onze kleurveranderingen, wit van angst of schrik en rood van blozen of boosheid vrij beperkt.
Als ik lees dat de tong van een kameleon één meter lang is, vraag ik me af of ik het woord café ermee kan spellen, of zou dat iets té bizar zijn?
Als ik naar beneden scroll zie ik iets staan over een ‘kameleonmok’ die van kleur of ontwerp verandert als er een hete vloeistof in wordt geschonken dankzij wonderbaarlijke thermochromatische inkt! Wauw! Er is er zelfs een met een regenwoudthema verkrijgbaar. Donkere flora verandert in kleurrijke fauna, scharlakenrode ara’s, roodoogmakikikkers en kolibries! Je kunt ook zelf een ontwerp laten maken, dus zouden we ze van ons eigen logo kunnen voorzien en misschien zelfs aan klanten kunnen verkopen. Die kunnen dan weer voor een beetje reclame zorgen als hun vrienden langskomen om de vakantiekiekjes te bewonderen.
‘Kijk eens wat deze mok doet!’
‘Jeetje, wat cool. Ik wil er ook een!’
‘Daarvoor moet je naar het Kameleon Café in Manuel Antonio.’
‘Doe ik!’
Ongetwijfeld vindt Santiago dit uit principe al ordinair, maar volgens mij kan het juiste souvenir echt veel doen.
Eerst dacht ik aan mokken met een witte buitenkant zodat ze er op de plank allemaal hetzelfde uitzien, maar met verschillende kleuren aan de binnenkant die je pas ziet als je je drankje krijgt. Ik was altijd al gek op de kop en schotels in de Aroma cafés in Londen die niet bij elkaar pasten. Geweldige kleuren: zachtpaars, feloranje, boterbloemgeel en turkoois. Ik kan waarschijnlijk beter eerst even gaan kijken hoe de concurrent het heeft aangepakt, voor ik helemaal opgewonden raak over een idee dat iemand anders al heeft bedacht…
Dit klinkt veelbelovend: volgens de Fodor’s online reisgids wordt er alleen in Café Milagro vers gebrande koffie geschonken. De drankkaart klink erg goed vooral de Mono Loco, chocolade + banaan + espresso. (Niet te verwarren met Santiago’s Coco Loco wat blijkbaar een shot plaatselijke sterkedrank gezoet met kokossap is.) Ik zou me best zorgen maken als ik zou moeten concurreren met Café Milagro, maar het goede nieuws is dat ze geen strand in de buurt hebben.
En hoe zit het met Manuel Antonio zelf? Wat ik zoek is een indicatie van de sfeer. Op het eerste gezicht ziet het er niet zo heel anders uit dan Tamarindo: een stuk strand, mucho groen en de belofte van een natuurlijk paradijs. Maar het valt me op dat de hotels aanmerkelijk stijlvoller zijn. Goed teken. Vooral het hotel ‘Si como no’ wat ‘Ja, waarom niet?’ betekent, spreekt me aan. (Veewagens met koeienprint mag je houden, als mijn onderkomen gevoel voor humor heeft, heb ik liever een eigen balkon.)
Op de hotelwebsite word ik in vervoering gebracht door de dichtkunst en de belofte van avondlucht ‘beladen met de geur van duizenden bloesems en een hemel die zo helder is dat je een handjevol sterren uit de lucht kan scheppen door slechts je hand uit te steken.’
Dat klinkt pas goed! Dergelijke magie wil ik oproepen. Ik scroll naar beneden om te besluiten wat ik nog meer wil lezen – ecologische visie, toeristische attracties in de omgeving of mededeling met betrekking tot prostitutie! O, nee! Blijkbaar lopen hier vrouwen rond om te vragen: ‘Heeft u alles wat u hebben wilt?’
Ik weiger me te laten afschrikken. Prostituees drinken ook koffie. Misschien kunnen we speciale korting aan hoertjes geven – in plaats van een bakkie troost zouden we het een moppie troost kunnen noemen.
Mijn hemel, volgens mij begin ik te ijlen. Ik moet nodig gaan slapen.
Als ik opsta, de bureaulamp uitdoe en mijn weg terug langs de muur voel, hoor ik de trap kraken waardoor ik vlug achter de beschermende lijvigheid van de deur schiet.
Laat hem alsjeblieft niet deze kant uitkomen! Ik heb helemaal niets verkeerd gedaan, maar ik voel me net een inbreker. Ik leg mijn hand over mijn hart alsof ik het bongoritme wil dempen en probeer te kijken wie het is – absoluut een man, absoluut mijn vader niet want het lichaam van deze gozer stelt de Tamarindo-surfers in de schaduw, iets wat ik kan weten omdat hij alleen een pyjamabroek aan heeft. Zodra hij in het maanlicht stapt dat door het dakraam naar binnen schijnt, zie ik duidelijk zijn gezicht – het is Santiago.
Waarom loopt hij in ’s hemelsnaam half naakt door het huis? Woont hij hier? Kwam hij vanavond uit zijn eigen kamer? Hebben we de hele tijd onder hetzelfde dak geslapen, zonder dat ik het wist? Mijn hemel, ik had geen flauw idee dat hij zich zo dicht in de buurt van mijn vader had gewurmd.
Ik kijk hoe hij op blote voeten over het marmeren schaakbord van de hal naar de keuken trippelt. Omdat hij zijn eten tijdens de lunch en het diner nauwelijks heeft aangeraakt, moet hij wel honger hebben.
Ik wacht tot ik de keukendeur dicht hoor gaan, blijf nog een minuut of twee staan om er zeker van te zijn dat hij niet meteen weer terugkomt met een glas water en sluip vervolgens naar de trap. Ik zet mijn voet op de eerste tree als ik voel dat er iemand achter me staat – de bongodrum neemt nu ceremoniële proporties aan.
Mijn eerste gedachte is: ‘Niet naar zijn borstkas kijken!’ maar gelukkig heeft hij iets vast waar ik naar kan kijken – een gloeiend heet drankje dat geen koffie is.
‘Ben jij een stiekeme theedrinker?’ beschuldig ik hem alsof dit feit in zijn nadeel zou werken.
Ook hij kijkt naar zijn drankje en zegt alleen maar: ‘Het is geen thee.’
Ik wacht tot hij vertelt wat het dan wel is, maar als hij niets zegt, kir ik: ‘Goed dan,’ en neem nog een stap.
‘Het is horchata.’ Hij strekt het melkachtige brouwsel voor zich uit zodat ik het kan inspecteren.
Ik doe een stap terug en ruik eraan.
‘Gemalen rijst met kaneel,’ zegt hij tegen mijn opengesperde neusgaten. ‘Wil je het proeven?’
Ik weet niet of het zijn kwetsbaarheid is of zijn blote huid, maar Santiago lijkt zachter qua manieren en voor je ogen als hij half naakt is. (Overdag is zijn kleding zo helder dat ik hem bijna salueer.)
‘Misschien een andere keer,’ weiger ik beleefd.
Heel even staan we daar en dan knikt hij richting de overloop. ‘Nou, ik…’
‘Ja, ik ook.’
In tegenstelling tot onze rommelige afdaling lopen we deze keer stap voor stap in gelijke tred naar boven.
Op mijn kamer ga ik op de rand van mijn bed zitten, wederom ben ik verdwaasd, te moe om me te focussen, maar de verschillende printjes en kameleontekeningen houd ik nog steeds krampachtig vast.
Als ik ze wegleg en het licht uitdoe, realiseer ik me dat ik net een heel ander kant van Santiago heb gezien.
En dan glijd ik weg in een obsceen erotische droom over mijn mysterieuze vijand die me met zijn meterlange tong vangt en…