18
‘Geeft het als ik zo aan tafel kom?’ vraag ik terwijl ik naar de handdoektulband op mijn hoofd wijs.
‘Natuurlijk niet, we zouden eigenlijk allemaal hoeden moeten dragen,’ zegt hij en trekt de enorme, rode ovenhandschoen over zijn hoofd.
‘Je lijkt wel een haan!’ lach ik opgetogen als hij een bord gloeiend hete sopa de pejibaye voor mijn neus zet. Terwijl hij de ingrediënten opsomt – gepureerd palmfruit (smaakt naar een kruising tussen kastanje en aardappel) gehakte uien, knoflook, blokjes paprika en kippenbouillon – adem ik de afzonderlijke aroma’s in, leg mijn servet op mijn schoot en bereid me voor op de aanval.
‘Niet eten!’ gilt een stem, waardoor mijn lepel in de lucht blijft hangen.
Ik kijk op en zie dat mijn vaders opgewonden gezicht maar een paar centimeter van me verwijderd is. Mijn hemel, was Santiago van plan me te vergiftigen?
‘Je kunt het niet eten,’ weidt hij verder uit. ‘Omdat jullie met mij gaan eten!’
‘Paaa!’ klaag ik. ‘Zou je misschien iets minder dramatisch kunnen doen?’
‘Nou, het is nogal wat – de openingsdag van het café en Kiki’s vriend Ryan is in het land. We willen graag dat je hem ontmoet!’
Ik kijk verlangend naar mijn hete, stevige soep. Grappig dat ik een uur geleden nog van streek was omdat mijn vader een no-show was, maar nu hij hier is, vind ik het alleen maar irritant.
Dan komt alles weer terug. Ryan is die man aan wie Kiki me wil koppelen. O nee, niet vanavond! Ik kijk naar Santiago en voel een steek. Ik weet dat voor hem zaken en romantiek niet samengaan dus misschien word ik van mezelf gered – zoals ik me net voelde en met de geur van die soep had ik me makkelijk van alles in mijn hoofd kunnen halen… en dat zou het begin van het einde zijn geweest – hoe vaak moet ik deze weg nog bewandelen eer ik ervan leer? Je hoeft niet met iedere man het bed in te duiken die aardig tegen je is, Ava! Denk aan Ollie. Je weet toch hoeveel beter vriendschap is? Zo zou het ook met Santiago moeten zijn.
‘Kom op,’ jaagt mijn vader me op. ‘Je hebt vijf minuten om je aan te kleden.’
Blijkbaar heb ik vanavond geen keuze.
‘Had je niet even kunnen bellen om ons te waarschuwen?’ klaag ik vanuit de slaapkamer als ik mijn badjas met tegenzin omruil voor een jadekleurige zomerjurkje en zilveren slippers.
‘Je kent me toch, ik houd van verrassingen!’
Ja, je strooit ze graag in het rond. Ik vraag me af hoe welwillend hij zou zijn als hij een verrassing kreeg voorgeschoteld?
Als we de heuvel afrijden, licht mijn vader Santiago in over verschillende zaken in Tamarindo en ik sluit mijn ogen omdat ik opzie tegen wat er komen gaat. Zelfs als Ryan net zo leuk is als Kiki heeft beloofd, zal het een verschrikking zijn om hem te ontmoeten met nog drie paar ogen om ons heen.
Gelukkig is het restaurant zo uniek dat ik mijn benarde situatie tijdelijk vergeet. We zijn zojuist gestopt naast een origineel Amerikaans vrachtvliegtuig, een Fairchild C123 met een ontzettend controversieel verleden.
‘Gedurende de regeerperiode van Reagan, halverwege de jaren tachtig,’ begint mijn vader klinkend als een reisgids, ‘zette de Amerikaanse regering – en Oliver North in het bijzonder – een vreemd netwerk op voor de verkoop van wapens aan Iran, dat was bedacht in een poging de Amerikanen die in Libanon werden gegijzeld vrij te krijgen en om de Nicaraguaanse contrarevolutionaire guerrillastrijders te financieren.’
Het is net geschiedenis op school en dus lukt het me niet om bij de les te blijven. In plaats daarvan kijk ik naar de vreemde combinatie van de stoffige camouflagekleur van de cockpit en de emeraldgroene glans van het neonbord met de naam van het restaurant – El Avion. Als we via het trapje het restaurant binnengaan, hoor ik mijn vader praten over de Sandinistische regering, een bondgenoot van Cuba, de CIA en een geheime landingsbaan in het noordwesten van Costa Rica, en een corruptieschandaal dat een van de grootste schandalen in de Amerikaanse politieke geschiedenis werd oftewel de ‘Iran-contra-affaire’.
Hij kijkt mij aan voor een soort van ‘Oooh de Iran-contra-affaire’ reactie, maar die kan ik hem helaas niet geven. Desalniettemin gaat hij verder en zegt iets over een zustervliegtuig dat werd neergeschoten en hoe dit vliegtuig met als bijnaam Ollies Folly, vervolgens in 2000 op de luchthaven van San José werd achtergelaten tot een paar plaatselijke ondernemers het voor drieduizend dollar kochten en het naar deze klif lieten brengen.
Misschien is de politieke afkomst mij niet geheel duidelijk, maar ik begrijp absoluut dat hij authentiek is. De eigenaren hebben alles gelaten zoals het was (de afgebladderde verf, de militaire opdrukken, de blootgelegde mechanische items) en daar een geïmproviseerde bar aan toegevoegd, met flessen drank achter het metalen geraamte, hoge bartafels en neon verlichte buizen om alles extra bizar te maken. Van alle themabars ter wereld moet dit echt een van de spannendste zijn.
Sterker nog, de achterzijde van het vliegtuig mondt uit in een groot terras met een tweede bar, een muziektrio en een zeer belangrijk duo.
Omdat ik de koe maar meteen bij de horens wil vatten, marcheer ik op Kiki af en schud vrijpostig de hand van de man naast haar.
‘Jij moet Ryan zijn!’ zeg ik op een naar wat ik hoop een manier van ‘het is oké, voel je niet verplicht mij leuk te vinden’.
‘Eh, dit is de ober,’ corrigeert Kiki me. ‘Ryan staat aan de bar.’
‘O! Sorry!’ zeg ik blozend en voel me pijnlijk overenthousiast.
‘Menu?’
‘Ja, dank je wel Ernesto,’ zeg ik, want ik heb vlug zijn badge gelezen om het goed te maken.
Als we aan tafel gaan, kondigt Kiki Ryans nadering met schelle stem aan: ‘Daar komt hij!’ tettert ze.
Je zou denken dat het vliegtuig zelf door het restaurant vloog zoals elke restaurantgast hem bekijkt.
‘Lekker ding op tien uur,’ hoor ik het meisje aan de tafel naast ons tegen haar vriendin zeggen. Zelfs de mannen lijken onder de indruk, mogelijk omdat hij eruit ziet als een levende en ademende actieheld, zo retro soldaatachtig in zijn beige werkbroek dat je bijna zou denken dat het restaurant hem heeft ingehuurd om de sfeer te verbeteren. Zijn haar zit door de war alsof hij zó uit Operatie Desert Storm komt, zijn mouwen heeft hij tot aan zijn ellebogen opgerold waardoor zijn sterke, gespierde onderarmen zichtbaar zijn en zijn shirt heeft zichzelf op een kwajongensachtige, nonchalante manier losgeknoopt. Zet hem op een zandduin, in een regenwoud of op de stoel tegenover me en hij is volledig in harmonie met zijn omgeving.
‘Dit is Santiago,’ introduceert Kiki hem aan de man rechts van mij.
‘San Diego,’ knikt hij en schudt zijn hand.
‘En Ava.’
‘Tante Ava,’ herhaalt hij vreemd.
Heel even vraag ik me af of hij een gehoorstoornis heeft of gewoon dom is, maar dan legt hij uit: ‘Ik heb een verschrikkelijk geheugen, deze kleine trucjes helpen me om namen te onthouden!’
‘O,’ giechel ik.
‘Het zijn alle klappen op zijn hoofd door de jaren heen.’ Kiki maakt er een grapje van door op haar eigen schedel te kloppen en vormt met haar mond de woorden ‘extreme sporten’ om zijn zelfgekozen verslaving toe te lichten.
‘Ik heb vast te diep gezwommen en te hoog geklommen,’ geeft hij toe.
‘En nu wil je graag droog blijven met een quadexcursie?’ vervolg ik behendig.
‘Dat klopt,’ grinnikt hij en neemt een slok bier uit een flesje. ‘We hebben elke tour in Tamarindo vast al gedaan…’ Hij wisselt een lange pijnlijke blik met Kiki. ‘Nu ben ik klaar om te zien wat Manuel Antonio te bieden heeft.’
‘Misschien kan Ava je een keer meenemen?’ blundert mijn vader.
‘O, nee nee nee!’ veeg ik zijn suggestie van tafel.
‘Dat is een geweldig idee – je kunt morgen met ons mee,’ reageert Ryan die zich blijkbaar makkelijk laat overhalen.
‘O, nee. Ik moet werken,’ houd ik vol. ‘We zijn vandaag pas open gegaan, ik kan echt niet…’
‘Maak je niet druk over het café,’ onderbreekt Kiki me. ‘We doen gewoon een tour voor zonsopgang en als we per ongeluk worden opgehouden, neemt Dean je ochtenddienst wel over, hè schat?’
‘Geen probleem.’
‘Goed dan, dat is geregeld,’ zegt Ryan vrolijk.
Ik wil niet in discussie gaan met iemand die ik net heb ontmoet – dat heb ik al met Santiago gedaan – maar ik heb toch het gevoel dat ik nog even moet protesteren. Vooral omdat het idee dat ik nog eerder op moet staan me niet aanstaat.
‘Om eerlijk te zijn Ryan, is het niet echt mijn ding. Ik heb nog nooit eerder op een motor gezeten. Ik kan niet eens autorijden.’
‘Nog meer reden om te gaan. Ik moet zien hoe een beginneling zich op dit terrein handhaaft. Kiki is zo’n oude rot, het zou geweldig zijn om feedback te krijgen van iemand die het voor het eerst doet.’ Hij kijkt me innemend aan.
‘Nou…’ Ik weifel en kijk de tafel rond.
Mijn blik blijft op Santiago hangen. ‘Ga jij ook mee?’ vraag ik, wat ik niet meer dan beleefd vind omdat ik zijn soep zo onbeschoft heb achtergelaten.
Hij schudt eenvoudigweg zijn hoofd. Niemand probeert hem over te halen. Ik vraag me af hoe het voelt als mensen je ‘nee’ als onbespreekbaar beschouwen. Als mijn blik op hem blijft rusten, vraag Ryan of ik hem het brood aan wil geven.
Ik houd het mandje voor zijn neus, maar in plaats van het aan te pakken, denkt hij na welk broodje hij zal pakken, waardoor er net genoeg tijd is voor het mandje om boven de kaars vlam te vatten.
‘Mijn hemel!’ Voordat ik zelfs maar kan nadenken over wat ik moet doen, heeft Santiago het rieten vuurtje met de inhoud van de waterkan overgoten. Iedereen schuift zijn stoel naar achteren om de spatten te vermijden en waardeert Santiago’s vlugge reactie, terwijl ik alleen maar verdoofd kan toekijken hoe het water naar de randen van het tafelkleed sijpelt.
Ik wist dat dit een slecht idee was. Vandaag als concept was gewoon een slecht idee. Eerlijk gezegd heb ik volgens mij een betere indruk op de ober gemaakt. Maar dan leunt Ryan naar voren, waardoor ik in volle glorie van zijn grijsblauwe ogen kan genieten en zegt hees: ‘Tussen sommige mensen springt een vonk over als ze elkaar ontmoeten, bij ons waren het grote vlammen!’
‘Ik denk dat we beter naar een andere tafel kunnen verhuizen,’ Kiki staat op en geeft Ryan een tikje tegen zijn oor.
Ik vermoed dat het een eenmalige steek onderwater was, ware het niet dat hij nu de stoel naast me heeft ingenomen waardoor Santiago er een moet opschuiven.
‘Dus, Ava, hoe vind je het om in Costa Rica te wonen?’
‘Ava, kan ik nog wat te drinken voor je halen?’
‘Ik hoor dat je de beste warme chocolademelk ter wereld maakt, wil je er een voor mij maken?’
Hij is zo attent dat ik bijna kromme tenen krijg. Ik probeer met de andere gasten te praten en hen bij mijn antwoorden te betrekken, maar hij draait het gesprek herhaaldelijk terug naar ons twee. Ik ben niet gewend aan dit soort aandacht. Mijn relatie met Santiago – oftewel de man in mijn leven de afgelopen twee weken – gaat er heel anders aan toe. Vanavond waren we waarschijnlijk intiemer dan we ooit zijn geweest, door mijn gehuil en zijn troostende woorden. Daarvoor is het alleen maar zakelijk gehakketak geweest. Niet dat ik het erg vond, want na de agressieve start beschouwde ik het feit dat we zonder ruzie konden communiceren als een soort triomf. Maar nu word ik er weer aan herinnerd hoe maag-omdraaiend-nors hij kan zijn – blijkbaar brengt mijn vaders aanwezigheid de dark warrior in hem naar boven – want met elke gang zie ik dat hij zich verder terugtrekt waardoor ik besef dat ik nooit met iemand samen zou kunnen zijn die zo humeurig en asociaal is. Wie zit er op zulk dramatisch gedoe te wachten?
Op enig moment vraagt hij Ryan, vrij territoriaal, hoe lang hij in Manuel Antonio denkt te blijven. ‘Tot ik geen plezier meer heb,’ antwoordt hij. ‘Dat is over het algemeen mijn levensfilosofie.’ Op dat moment zouden de twee mannen geen grotere tegenpolen kunnen zijn. Nu is Ryan misschien wat te wild en avontuurlijk om realistisch gezien in overweging te nemen (net teveel bungeejumpanekdotes naar mijn smaak) maar hij laat me op een geweldige manier weten welke kwaliteiten ik belangrijk vind in een man – plezier, positief, relaxed en een voorkeur voor pistache-ijs, glimlach ik in mezelf als hij zijn dessert bestelt.
‘Klaar om te gaan?’ Zodra de rekening is betaald, staat Santiago op.
‘Heb je haast?’ Mijn vader zit nog van zijn likeur te genieten.
‘Nou, ik weet dat Ava extra vroeg op moet…’ Hij probeert een deel van zijn bedrijvigheid af te doen alsof hij zich zorgen over mij maakt, maar het voelt als een steek onderwater. Alsof het mijn prioriteit is om op stap te gaan terwijl hij toegewijd met de zaak bezig is. Gelukkig schenkt niemand er aandacht aan en staat mijn vader erop dat we nog wat drinken.
‘En, Ryan, wat ga je morgen nog meer doen?’ informeert mijn vader terwijl hij leven in zijn sigaar blaast.
‘Nou, ik had gedacht om in de middag lekker te gaan sportvissen…’
‘Wat is het verschil tussen gewoon vissen en sportvissen?’ vraag ik omdat het klinkt alsof er stopwatches en sprinten op het dek mee gemoeid zijn.
‘Met sportvissen zet je wat je vangt weer terug in zee.’
‘Ohhh,’ kir ik waarderend. ‘Wat cool, dan doet het geen pijn.’
‘Dat klopt.’
‘Da’s niet waar,’ jengelt Santiago.
Alle ogen richten zich op hem.
‘De vissen zijn te zwak om te leven nadat ze zo hebben moeten worstelen en ze worden nooit teruggezet op dezelfde plek waar ze zijn gevangen, dus vaak wordt de moeder van haar jongen gescheiden die daardoor sterven.’
Er valt een stilte en iedereen voelt zich bezwaard.
Eindelijk doet Ryan zijn mond open. ‘Eet je weleens vis, Santiago?’
‘Ja,’ geeft hij toe.
‘Huh.’ Ryan knikt veelbetekenend voor hij handig van onderwerp verandert door te vragen wat mijn favoriete plaatselijk attracties zijn.
Als ik antwoord, voel ik dat Santiago graag zou willen dat hij in een volgend leven terugkomt als rode snapper, het liefst met een grote haak door zijn lip. Niet dat ik helemaal zeker weet hoe Santiago hier precies over denkt – hij kan net zo goed zelf graag sportvissen, maar deze info gebruiken als aas voor Ryan, sorry voor de woordspeling.
Een ding weet ik zeker, ik heb misschien een slechte dag gehad, maar Santiago heeft een slechte avond. Ik vraag me af of het hem dwars zit dat ik nieuwe vrienden maak? Ik weet zeker dat hij liever had dat ik me eenzaam zou blijven voelen zodat heimwee me uiteindelijk terug naar Engeland zou drijven. Voeg daaraan toe dat hij van zijn wonderkindvoetstuk is getuimeld – voor de verandering slaat mijn vader Ryan op zijn schouders – en het is geen verrassing dat hij zou willen dat de dag voorbij is.
Persoonlijk verleng ik de avond, zodat ik de morgen nog even kan uitstellen. Ryan vindt me nu misschien leuk, maar hoe reageert een rasechte snelheidsfreak erop als ik met twee kilometer per uur rondhobbel en elke keer gil als ik sneller moet. Minder Evel Knievel, meer Ava-kan-het-niet.
Terug in de villa zet ik mijn wekker op vijf uur, zodat ik een goed uur heb om me aan te kleden en te eten. Waarschijnlijk zal niemand onder de indruk van mijn wheelies zijn, maar ik kan wel met een paar prachtig opgemaakte kijkers door het vizier van mijn helm gluren.
Net als ik het licht uit wil doen, hoor ik Santiago langs mijn deur lopen, ongetwijfeld op weg naar de keuken om een horchata te maken. Ik roep: ‘Welterusten!’ maar het antwoord is stilte.
En niet van de goede soort deze keer.