31

Gebruik makend van het feit dat we zo vroeg op zijn, stoppen Santiago en ik bij het café om een verjaardagsontbijtje voor mijn vader klaar te maken en het lukt ons ook nog om het langs te brengen terwijl ze nog in bed liggen. Dit is misschien niet te vergelijken met Ryans minivakantie naar Punta Islita, maar dat van ons is in ieder geval een verrassing en het heeft iets kerstachtigs hoe we aan het voeteinde van mijn vader en Kiki’s bed tussen de hotellakens hete geurige koffie drinken en zoete broodjes eten.

Ryan slaapt gelukkig nog op zijn eigen kamer en hij dut verder aan boord van het vliegtuig. Ik kan niet ontkennen dat ik opgelucht ben, met Santiago direct achter ons had ik niet graag het gevoel gehad dat we een toneelstukje opvoerden. Zelf nu voelt mijn nek extreem onbehagelijk aan. Ik wil me omdraaien om met Santiago te praten, maar het lawaai van de motor is een te grote concurrent. Mijn vader probeert een paar feiten te delen, bijvoorbeeld dat het kleine stadje Islita slechts honderdtien inwoners telt waarvan de meesten in het hotel werken waar wij verblijven. Maar de uitgebreide gebaren die nodig zijn om deze informatie over te brengen, is voor iedereen te vermoeiend dus vervallen we in stilte voor de rest van de korte vlucht, waardoor ik tijd heb om over mijn lot na te denken.

In een vliegtuig krijg je absoluut een andere kijk op dingen – het is zo makkelijk om je aan je aardse wortels te hechten, daarom is het goed om er van tijd tot tijd even boven te vliegen om te zien dat de wereld zich in elke richting kilometers uitstrekt, in tegenstelling tot het begin en het einde waar jij je bevindt. Heel even ben ik bevrijd van het gevoel dat mijn geluk van mijn vaders besluit afhangt.

‘We zijn er!’ juicht mijn vader die zichtbaar verrukt is om terug te zijn op de plek die hij blijkbaar als zijn vijfde thuis beschouwt.

Ik kijk naar buiten naar wat zeer passend een vliegveld wordt genoemd, met de nadruk op veld. Er is een landingsbaan, althans een oppervlakte met stoffig gras, en verder staan er een eenvoudige houten picknicktafel en een paar stoelen gemaakt van boomstammen onder een raffia afdakje. Ware het niet voor de muurschildering en het vlindermozaïek zou je denken dat ze de ‘aankomsthal’ een uur eerder in elkaar hadden geflanst.

Als we onze bagage ophalen bij het vliegtuig zelf word ik afgeleid door iets dat vlakbij in de struiken beweegt. Ik ben nog steeds in afwachting van mijn eerste gordeldier, maar het gebladerte lijkt ver boven de grond te ritselen. Dus ik verwacht niet dat mijn moment nu is aangebroken. Ik doe een stap dichterbij en tuur voor me uit. Wat het ook is, er is er meer dan een. Mijn hart begint te bonzen. Wat als er plots iets op hol slaat of aanvalt? Ik weet dat dit Afrika niet is, maar er zijn ocelotten en jaguars met stilettoklauwen en ik heb pas geleerd dat een tapir in feite verwant is aan een kleine neushoorn zonder pantsers die wel een meter tachtig lang kan worden…

‘Señorita? De chauffeur die ons op komt halen, heeft vast gevoeld dat mijn gedachten met me op de loop zijn gegaan, want hij laat me terloops weten wat het geritsel veroorzaakt, andere hotelgasten.

‘Is dat wat mensen hier voor hun plezier doen? Zich in de bosjes verstoppen om vliegtuigen te zien landen?’

Hij lacht en schudt zijn hoofd. ‘Ze observeren de brulapen in de bomen.’

‘Echt waar?’

‘Willen jullie even vijf minuten kijken voor we naar het hotel gaan?’ zegt hij deze keer tegen de hele groep.

Iedereen wil graag dus leidt hij ons over de bladerrijke oever naar de plek waar kreupelhout de voet van de hoge cacaobomen bedekt. We knikken respectvol naar de andere gasten en drommen samen rond een grote telescoop op een driepoot. Zelfs voor het mijn beurt is om door de lens te turen, zie ik hoog in de boomtoppen duidelijk groepjes wollige zwarte apen. Ik tel er minstens tien waarvan er een smachtend op zijn zij ligt en wacht tot iemand hem druiven voert en een andere zwiert vrolijke van tak naar tak aan zijn extra lange zwarte staart. Ik kijk om me heen op zoek naar iemand met wie ik mijn verrukking kan delen. Mijn vader heeft zich om Kiki heen gevouwen die haar ogen hemelwaarts heeft gericht, Ryan staat naar een tienermeisje in een korte broek te staren en Santiago… kijkt naar mij.

‘Is het niet geweldig?’ zeg ik verbijsterd en krijg onmiddellijk een déjà vu-gevoel als onze ogen elkaar ontmoeten – heel even voelt het alsof we weer in Tortuguero zijn.

‘Verbazingwekkend,’ stemt hij in. ‘Ik zou er uren naar kunnen kijken.’ Hij doet een stap dichterbij. ‘Weet je dat er maar een dier is dat meer lawaai dan een brulaap maakt?’

Ik trek mijn wenkbrauwen op.

‘De blauwe vinvis!’

‘Mijn hemel!’

‘Die kun je vijf kilometer verderop nog horen.’

‘Moeten we soms oordopjes in?’

‘Ze brullen voornamelijk ’s ochtends om te checken wat de afstand tot andere groepen apen is.’

‘Oooo,’ knik ik.

Hij stoot me aan om me te laten weten dat het mijn beurt is om door de telescoop te kijken. Mijn ogen vallen er haast uit als ik een hartvormig zwartleren gezichtje met glimmende gitzwarten knikkers als ogen naar me zie staren. ‘Wat wil je nou eigenlijk?’ lijkt hij te willen zeggen. ‘Hmmm?’

De vergroting is zo enorm dat ik bijna de structuur van de donkere monnikskap van bont kan voelen die zijn kleine gezichtje omlijst. Als hij me uitgeblust aan blijft staren, neem ik zijn diep gelegen jukbeenderen, kleine oortjes met kuifjes en lange potlooddunne vingers in me op. Hij lijkt echt op niets dat ik ooit eerder heb gezien. Chimpansees daar ben ik bekend mee, tenminste met hun grappige gezichten die ik op tv en in boeken heb gezien, maar dit is helemaal nieuw voor me. Het lijkt ongelofelijk dat ik niet alleen een nieuw wezen zie, maar dat ik te gast ben in zijn natuurlijke leefomgeving zonder kooi of hek tussen ons in. Ik wil genieten van dit eersteklas wonder, maar Kiki dirigeert ons naar de bus met een kwiek ‘We moeten gaan!’

Hoewel de stoelen in banketstijl staan opgesteld (wat betekent dat onze knieën oprijen tegen degene die tegenover ons zit) en de weg een graad heeft waardoor we af en toe in een spontane ‘wave’ van onze stoelen afvallen, slaapt Ryan door het uitzicht op Islita heen. De rest van ons gezelschap springt uit en weer in de bus bij verschillende bezienswaar- digheden, de kerk, het voetbalveld en de bar. Vervolgens verwonderen we ons over wat Islita zo anders maakt. Op de muren van de meeste huizen zijn levendige kunstwerken aangebracht – plaatselijke taferelen in azuurblauw, lagunegroen, zoete perziktinten en zuurstokroze – zelfs op de boomstammen zijn krullen en sterren geschilderd en er hangen gekleurde frisbees aan de takken. Bovendien is David Hasselhoff in alarmerende mate aanwezig. Geen grap. Als ik de eerst foto van 20 x 25 centimeter van het borstelige hoofd van de Baywatch-ster op het schoolgebouw zie hangen, denk ik nog dat ik het me heb ingebeeld. Maar als ik de tweede foto in een woning zie hangen, weet ik dat er iets vreemds aan de hand is. Onze chauffeur legt uit dat mr. H. het resort heeft bezocht en aan alle inwoners fanfoto’s heeft uitgedeeld. Die hebben zijn foto eerbiedig naast hun familieportretten gezet. Santiago’s gezicht lijkt te zeggen: ‘Ik houd van mijn mensen, maar soms…’

‘Daar is het strand!’ Kiki glijdt naar voren als we de hoek omgaan en langs een stuk kust met lage, veervormige palmbomen rijden. ‘Je kunt hier bodyboarden en kajakken huren en er is een enorm zoetwaterzwembad en een restaurant met geweldige snacks…’

‘Daar zijn de stallen.’ Mijn vader wijst naar een plek achter een houten hek waar een stel paarden met Mohawk-manen staan te grazen. ‘Ik heb geprobeerd Kiki vorige keer mee te krijgen voor een ritje over het strand, maar ze had er geen zin in.’ Hij knijpt in haar hand, omdat ze bleek wordt van de gedachte alleen al.

Interessant. Ze ziplijnt dus door bomen en scheurt op een quad over de weg, maar aan hoeven doet ze niet. Blijkbaar is ze dus toch niet helemaal onbevreesd.

‘Ik moest met Santiago,’ gaat mijn vader verder. ‘Misschien was dat maar beter ook. Geef die beesten de ruimte en ze schieten weg als de bliksem.’

Santiago fluit instemmend. ‘Net Pegasus.’

De kleur komt weer in Kiki’s gezicht terug als we de steile oprit oprijden en ze de hotelspa aanwijst. ‘De reden dat ik jullie hierop attent maak, is dat ik voor iedereen als verrassing behandelingen heb geboekt!’ schalt ze.

‘Dat wist ik niet!’ kirt mijn vader verrukt.

‘Daarom heet het ook een verrassing,’ zegt ze en vleit zich tegen hem aan. ‘Het is mijn verjaardagscadeau voor iedereen. Bovendien dacht ik dat we allemaal wel behoefte aan een après-reismassage zouden hebben.’

‘De Zweedse massage kan ik misschien maar beter overslaan.’ Ik krimp ineen bij de gedachte dat er in mijn diepverbrande huid wordt gekneed en geknepen.

‘Geen probleem, ik heb voor jou een na-het-zonnen komkommerbehandeling geboekt en een erg lekkere manicure.’

‘O! Jee. Wat ontzettend attent,’ geef ik toe en kijk naar mijn nagels. ‘En geen moment te laat.’

‘De mannen krijgen Pina Colada-pedicures!’ voegt ze toe en giechelt om haar eigen ondeugd.

Mijn vader kijkt naar zijn behaarde tenen die uit zijn sandalen steken. ‘Eigenlijk wilde ik de nieuwe baas van Café Tropicana tijdens de welkomstcocktail bekend maken…’

Santiago en ik kijken elkaar even kort aan, twee harten die in de lucht blijven hangen.

‘… maar ik denk dat ik wacht tot we onze spabehandelingen achter de rug hebben en allemaal lekker ruiken.’

‘Goed idee,’ zegt Kiki.

Santiago en ik slaken allebei een bibberige zucht. Ik wil wanhopig graag weten wat het vonnis is en tegelijkertijd ben ik blij dat ik het nog even voor me uit kan schuiven.

‘Goed dan. Iedereen uitstappen!’ Mijn vader is druk in de weer als de shuttlebus bovenaan de oprit stopt. ‘Wakker worden, Ryan.’

Hij antwoordt met een leeuwenbrul-gaap, geeft mij een onhandige kopstoot annex kus en tuimelt de auto uit.

‘Mr. en mrs. Langston! Wat fijn u zo gauw weer terug te zien!’

Een elegante blondine die zichzelf als Lauren introduceert, begeleidt ons over het pad naar de openluchtreceptie. Haar houding is zo relaxed en persoonlijk dat ik me net zo welkom voel als de vaste klanten uit ons gezelschap. Ik pak de sleutel voor mijn casita samen met een vochtig glas sap blij aan. Misschien helpt het dat ik deze keer niet de enige ben die de beruchte bruiloft op Punta Islita niet heeft bijgewoond. Ik kijk stiekem naar Ryan en vraag me af of hij net zo onder de indruk is als ik. Dit resort mag dan vijf sterren hebben, maar alle meubels en accessoires zien er handgemaakt en thuis genaaid uit, waardoor de geheime toevluchtssfeer wordt versterkt. Het is jammer dat ze niet meer kamers hebben. Ik vind het sneu voor Santiago dat hij bij Ryan op de kamer moet. Wat een vreemde gedachte dat ze vanavond naast elkaar zullen liggen, ofschoon in aparte bedden. Ik ben dankbaar dat Ryan niet heeft aangenomen dat hij wel bij mij kon slapen. Niet officieel tenminste. Omdat ik voel dat zijn hand met mijn achterste wil gaan spelen, schuifel ik naar voren om het uitzicht te inspecteren.

Net als in het Mariposa leidt de receptie naar een openluchtrestaurant, maar in plaats van heldere en elegante wittinten, zijn de kleuren hier gesmolten Caramac en stoffig strogeel en wordt de sfeer benadrukt door een bakstenen vloer, schuurdak, aardewerken potten en smeedijzeren kroonluchters. Een paar treden lager kom je in de tussengevoegde bar die ook het zwembad bedient. Langs de horizon staat een rij houten zonnebedden waardoor het onderscheid tussen het vloeibare turkoois van het zwembad en het saffierblauw van de zee in de verte duidelijker wordt.

‘Misschien kunnen we hier wel een franchisezaak openen,’ grapt Santiago als hij bij me komt staan op de strook gras die aan deze schilderachtige helling ligt.

‘Goed idee!’ zucht ik. ‘Maar het is hier zo vredig dat ik niet denk dat ik de kracht heb om een koffiekopje aan mijn lippen te zetten, laat staan iemand te bedienen. Ik zou hier de hele dag half bewusteloos zijn.’

‘Niet zo goed voor de zaken, maar geen slechte manier van leven.’

‘Zou jij op zo’n afgelegen plek kunnen wonen?’ vraag ik.

‘Met de juiste persoon wel,’ antwoordt hij.

Heel even lijkt het net alsof alles dat ik nodig heb hier is – Santiago, zon, zee… Maar daar komt Kiki aan.

‘We lopen een beetje achter op schema,’ roept ze. ‘Zouden jullie vlug de bagage op jullie kamers kunnen zetten en dan naar de spa willen komen...

Ik zucht, want ik heb geen zin om bij Santiago weg te lopen. Eigenlijk reageert niemand tot mijn vader haar bijvalt: ‘Jongens?’

‘Zullen we elkaar hier na de spa in de bar ontmoeten om even te praten. Ik ben degene met ananasringen om mijn tenen!’ zegt hij met een knipoog.

‘Tot straks!’ Santiago verontschuldigt zichzelf met een net buiginkje.

Ik glimlach ongewild als we de heuvel afzigzaggen langs verschillende discreet verscholen casitas, op weg naar die van mij. Ik had geen zin om hierheen te komen, maar de romantiek van deze plek is erg krachtig. Nu vraag ik me af of het gewoon zo heeft moeten zijn – er is vast geen idillyschere omgeving voor de grote climax. In mijn fantasieversie doet mijn vader zijn aankondiging en neemt Santiago me vervolgens in zijn armen. Maar ik loop op de zaken vooruit. Eerst moet ik Ryan duidelijk maken dat ik zijn avances in eerste instantie erg vleiend vond, maar dat is nu voorbij. Ik vraag me af of dit een goed moment is. Santiago ging liever iets drinken aan de bar in plaats van naar zijn kamer dus is Ryan alleen. Volgens het kaartje ben ik precies bij het pad naar zijn casita. Zal ik erheen gaan? Ik zet een stap in zijn richting om vervolgens drie straatstenen achteruit te springen. Weer komt er zo’n angstaanjagende leguaan uit het kreupelhout stuiven en bekijkt me van top tot teen. Zal ik ooit gewend raken aan deze geschubde beledigingen voor het oog? Ik zie dit als een teken en krabbel terug naar mijn eigen pad. Ryan handel ik later wel af.

Aha, daar is het.

Ik haal de deur van het slot en stap een eenvoudige, rustieke suite binnen met witgekalkte muren, terracotta tegels, raffia matten en een ruw uitgehouwen hemelbed. Ik wil alles aanraken, de roomwitte katoenen gordijnen die mijn bed kunnen veranderen in een cocon, de gladde witte lakens en de fluwelen blaadjes van de decoratieve bloemen op het kussen.

De badkamer is nog een stap dichter bij de natuur door een glazen wand van de grond tot aan het plafond om de rand van de badkuip, speciaal ontworpen om een privé-rotspartijtje waaruit levendig tropisch gebladerte ontspruit, te showen. Het is net alsof je een douche neemt in een snoezig Hof van Eden denk ik als ik met mijn hand over de slanke vingers van een blad van de palmboom aai, die aan deze kant van het glas in een pot staat.

In plaats van uit te pakken, pak ik een gemberbiertje uit de minibar en loop het terras op. Wauw. O, wauw. Dit had ik niet verwacht, mijn eigen jacuzzi en hangmat om van het uitzicht te genieten – een heel ander zicht op het strand dan vanuit het café. Hier lig ik in de schaduw van de papierachtige varenbladeren van het rieten dak, er staat een nette groene heg om mijn vierkante grasveldje en de bomen die lijken op groepjes broccoliroosjes zijn net treden naar de zee eronder.

Me bewust van het feit dat ik in een trance kan raken die dagen kan duren, haast ik me terug naar binnen, spring vlug onder een koude douche, trek een schoon shirtje en een rok aan en loop naar de spa, om onderweg al mijn frisheid weer te verliezen. De vochtigheid is zo beklemmend en het pad zo steil dat ik er gratis een work-out bij krijg. Het voelde een beetje genotzuchtig om een middag in de spa door te brengen, maar als ik, klam en hijgend het pad naar de receptie opstruikel, heb ik het gevoel dat ik deze verwennerij wel heb verdiend.

‘Het spijt me dat ik wat laat ben,’ hijg ik terwijl ik mijn voorhoofd droogdep.

‘Bent u hier voor de duizend-stroken-haarbehandeling?’ informeert de schoonheidsspecialiste die een beetje ontmoedigd naar mijn haar kijkt.

‘Eh, nee ik ben het in de zon verbrande meisje,’ zeg ik en laat haar een stukje rood zien alsof het een soort brandmerk van een geheim genootschap is.

Ze kijkt omlaag naar haar reserveringen. ‘Miss Ava?’

‘Ja!’ glimlach ik.

‘Volgt u me maar,’ zegt ze en verzoekt me de eerste kamer in de gang binnen te gaan. ‘U mag zich uitkleden en deze badjas aantrekken. Ik ben over een paar minuten terug.’

‘Er lijkt een muur te missen,’ wil ik zeggen als ik me omdraai en zie dat de hele vallei van Islita voor me uitgestrekt ligt.

Ik kan mijn ogen niet geloven. Al het andere is aanwezig – de zachte handdoek op de massagetafel, ontelbaar veel potjes en drankjes, een douche om je af te spoelen, haakjes om je kleren aan op te hangen, maar geen vierde muur. Ga ik me echt op klaarlichte dag uitkleden zonder gaasachtig omhulsel voor een beetje mysterie? Iedereen kan zomaar langslopen, een reisgids, een koffieplukker, een staljongen, een ober, Santiago… Mijn ogen speuren het gebladerte af voor de glinstering van een verrekijker. Niets. Ik herinner me dat mijn vader heeft verteld dat de eigenaar de aangrenzende hectaren ook heeft gekocht, zodat er geen gebouwen konden worden neergezet om het uitzicht te verpesten, dus ik vermoed dat ik me alleen zorgen hoef te maken over voyeuristische kikkers. Nou goed dan. Dan kan ik zijn ogen net zo goed iets geven om echt uit te puilen. Als ik uit mijn bovenkleding en mijn ondergoed schiet, voel ik een verbazingwekkende sensatie van vrijheid wanneer de warme lucht mijn blote huid begroet. Ik heb de badjas bijna aan als de therapeute weer terug komt.

‘Zullen we met de manicure beginnen?’

‘Ja, graag!’zeg ik opgelucht dat ik nog een half uurtje heb om te wennen aan het idee van vreemde handen in al mijn hoeken en gaten. Ik blijf het raar vinden dat zulke behandelingen worden betiteld als ‘ontspannend.’ Tijdens een vorige massage schrok ik me iedere keer dood als de handdoek weer een plooi werd teruggevouwen. Het voelde als een complete invasie van mijn persoonlijke vlees, maar toen was het een grote, enorm aantrekkelijke man en dit is een klein meidje uit Polen.

Alexandrina glimlacht bemoedigend als ze mijn handen in een geglazuurde aardwerken kom legt met daarin een hoopje oranje poeder. Als ze er warm water uit een grote keramieken kan overheen schenkt, vermengt de poeder zich als een multi-vitamine met het water en stijgt er een zalige geur van oranje bloesem op. Zachtjes schenkt ze het water over mijn handen. Ik voel mijn schouders naar beneden zakken en mijn ademhaling dieper worden. De vorige spa was klinisch, haast chirurgisch met Tupperware-achtige accessoires en metalen pannen waarvan je eerder zou verwachten dat ze worden gebruikt om verwijderde kogels in te laten kletteren, bovendien hing er een misselijkmakende geur van acrylnagels die mijn neusgaten bespeelde. Hier lijkt het hele proces zoveel organischer, ritualistisch zelfs. Zodra mijn handen droog zijn gedept, tovert ze een romig, zoet ruikend dessert met stukje roze tevoorschijn.

‘Het is witte chocolade met aardbeien.’

‘O, jammie.’ Nog traktaties ook, dit is geweldig. Wacht eens even, ze doopt er een bakkwast in en veegt het over mijn handen.’

‘O, mijn god!’ De sensatie van het warme spul verbaast me.

‘Vindt u het lekker?’

Ik knik enthousiast. Nu begrijp ik waarom Kiki de manicure als ‘jammie’ omschreef. Vervolgens worden mijn handen in plastic handschoenen geschoven en in een handdoek gewikkeld. Voor extra warmte legt ze haar eigen handen er bovenop.

Elke fase is zo kalmerend, zo liefdevol. Ik kies een nagellak in de kleur van aardbeienmousse om de geur te complementeren en als mijn laatste nagel is geperfectioneerd, bewonder ik mijn handen alsof ze me net een nieuw paar heeft gegeven.

‘Bedankt,’ zucht ik dromerig.

‘Als je zover bent, mag je je uitkleden en op de tafel komen liggen.’

‘Mag ik eventjes naar de wc?’ Even vlug een plas doen voordat ik me onderwerp.

‘Natuurlijk.’

Ik schuifel door de gang, mijn handen wijd uitgespreid alsof ik net een toverspreuk heb uitgesproken terwijl ik tegen mezelf mompel: ‘Ik heb mooie handjes, ik heb… au!’

Ik spring op als ik een welbekende opdringerige hand op mijn achterste voel.

‘Heb je daar iets onder aan?’ vraagt Ryan loerend terwijl hij naar mijn badjas graait.

‘Voorzichtig! Mijn nagels zijn nog niet droog!’ Ik deins achteruit en wapper mijn vingers buiten zijn bereik heen en weer.

‘Dus als ik dit los zou maken…’ zijn hand gaat richting de band om mijn middel, ‘zou je me niet tegen kunnen…’

‘Ryan!’ gil ik en draai weg. Daar gaat mijn serene gevoel, nu voel ik me weer aan- en lastig gevallen.

‘Oké, oké,’ krabbelt hij terug. ‘Ik ga mezelf laten bedekken met kokosmelk en honing. Als je lief bent, mag je het er straks aflikken…’

Ik rol met mijn ogen als hij terug door de gang sluipt. Hoe heb ik die man ooit aantrekkelijk kunnen vinden?

In de badkamer beloof ik mijn spiegelbeeld dat zelfs als Santiago me afwijst er geen Ryans meer zullen zijn. Ik heb van het pura vida geproefd en nu wil ik alleen nog maar liefde in de meest pure vorm.

De tweede behandeling brengt me naar een nieuw niveau van tevredenheid. Na het gebabbel tijdens de manicure besef ik, nu ik met mijn gezicht in een kussentje in de vorm van een paardenhoef lig, dat er een natuurgeluiden-cd wordt gespeeld, een beetje overdreven als je nagaat dat de echte geluiden zo dichtbij zijn.

Heel zachtjes wrijft Alexandrina koelende smurrie over mijn verbrande huid. Ze is Santiago niet, maar haar aanraking is zo bevallig en bedreven dat het bijna net voelt alsof de vloeistof zelf over mijn lichaam glijdt. Als de nijpende gespannenheid die me zo irriteert langzaam maar zeker minder wordt, ervaar ik een golf van opluchting gevolgd door zeer dubbele sensaties: erotiek en onschuld, vrede en opgetogenheid, overgave en stimulans.

Ik weet niet precies wat een chakra is, maar ik geloof dat die van mij zojuist op één lijn zijn gebracht.

Plotseling voelt het alsof er geen obstakels meer zijn, geen zorgen meer over de koffieshop, en Ryan is iemand uit een ver verleden geworden. Ik ben blij dat ik echt helemaal klaar met hem ben. In plaats daarvan ben ik goed gereinigd en ingesmeerd zodat ik de volgende fase van mijn leven gracieuzer kan ingaan.

Santiago. Als ik aan hem denk, loopt mijn hart over van geluk en voel ik me helemaal open staan. Alexandrina heeft op de een of andere manier mijn innerlijke glans naar de oppervlakte gebracht en ik kan niet wachten tot hij het ziet! Alles wat ons nog rest is de uitspraak van het opperhoofd en dan weet ik eindelijk of er hoop is op een relatie. Op dit moment voel ik niets dan optimisme. Wat voor wereld zou zo’n betoverende achtergrond creëren voor een eerste zoen als hij niet was bedoeld om van te genieten?