15
Als mijn vader en Kiki de volgende dag naar Tamarindo terugkeren, is het logisch dat Santiago en ik in mijn vaders villa treken, al heeft het iets weg van je vrienden dichtbij en je vijanden nog dichterbij houden. Het is een bizarre gedachte dat we ieder aan een kant van de dunne muur liggen, die aan mijn kant auberginepaars en aan zijn kant pecannotenbruin is geverfd. (Na het ruimtelijke, strakke wit in het Mariposa duurt het even voor ik eraan gewend ben dat elke kamer zijn eigen humeurige donkere kleur heeft. Het is absoluut gezelliger, althans dat zou het zijn, als het gezelschap iets minder onvriendelijk was.)
Om deze regeling draaglijk te houden, nemen we thuis dezelfde zakelijke houding aan als in het café – voor we hebben uitgepakt, hebben we al een schema uitgewerkt voor het gebruik van de keuken en de badkamer zodat we elkaar niet in de weg lopen. Ik douche eerst om acht uur en drink vervolgens mijn koffie terwijl Santiago zijn ritueel om kwart over acht begint. Terwijl hij zijn java opslurpt, doe ik mijn haar en make-up, daarna rijden we samen naar het café, hopelijk met de radio aan zodat we niet constant de neiging hebben om te kibbelen. We doen samen boodschappen, maar betalen en koken apart. De woonkamer gebruiken we ook omstebeurt. In principe is alles zo geregeld dat we zo onafhankelijk mogelijk zijn, ondanks het feit dat we in wezen een driebeenswedloop lopen.
Na een paar dagen erger ik me het meest aan het gebrek aan feedback. Ik ben er zo aan gewend mijn dilemma’s en meningen tegen Ollie te ventileren, maar bij Santiago moet ik mezelf continu inhouden. Herhaaldelijk begin ik te praten en moet ik mezelf censureren. Nu er niemand anders in de buurt is om een tegel aan te laten zien, ben ik gedwongen mijn intuïtie te volgen. Dat is prima, ik heb voor Ollie genoeg ervaring opgedaan, maar het zou leuker zijn het hele proces met iemand te kunnen delen. Een keer heb ik geprobeerd Santiago over het ontwerp van een ladeknopje te raadplegen (ik kon de lepeltjes niet weerstaan) maar het had een averechtse uitwerking, omdat hij de carte blanche die hij me hiervoor gaf als teken zag dat hij het espressoapparaat mocht uitkiezen. Ik vond dit niet te vergelijken, maar hopelijk betekent zijn besluit een model met vier plekken voor kopjes te nemen, terwijl ik er een met twee had uitgezocht, dat we elkaar tijdens het spitsuur minder in de weg lopen.
Vandaag is het dag zes van het opknapproces dat een aanhoudende nachtmerrie blijkt te zijn. Nu de elektricien hier is, is iedereen bang zijn elektriciteitsdraden te verwarren en hoewel ik wil dat de loodgieter zijn taak voltooit zodat we stromend water hebben, lijkt hij visioenen van broodroosters in badkuipen te hebben. Met twee bouwvakkers die rondzwaaien met plinten, deuren, werkbladen en nog veel meer zijn er te veel lichamen en te veel hout in een te kleine ruimte. Ik ben vrijwel nutteloos bij het toezicht houden want a) ik begrijp de technische details niet van waar iedereen mee bezig is, b) de vochtigheid zo erg is dat het me alleen maar interesseert wanneer de airconditioning wordt geïnstalleerd en c) er is maar zoveel dat je kunt bereiken met mime en het haastig schetsen van constructietekeningetjes. Ik moet herhaaldelijk Santiago’s hulp inroepen om hem te laten vertalen wat de werkmannen zeggen wat alleen maar bijdraagt aan mijn frustratie in het algemeen en natuurlijk zijn ergernis. Elke keer als hij met iets bezig is, lijk ik hem op zijn schouder te tikken met een verontschuldigend: ‘Sorry dat ik je stoor, maar…’
‘Probeer je de taal eigenlijk wel te leren?’ blaft hij me op een gegeven moment toe.
‘Echt met die tien minuten per dag die ik vrij heb om te studeren, heb ik geen flauw idee waarom ik het nog niet vloeiend spreek,’ zeg ik ad rem.
Erger nog, terwijl ik word geronseld om te boren en cirkelzagen, en wordt omgeven door gedreun en een rommel schiet Santiago indrukwekkend snel op met zijn tuin. Nadat hij alle rommel en de wortels waarover je kunt struikelen uit zijn zanderige enclave heeft weggehaald, heeft hij een rand van keien neergelegd om het zitgedeelte af te bakenen. Bovendien heeft hij diepe geulen gegraven om wat struiken in te zetten die de illusie wekken van een soort afgescheiden ruimten. Ik noteer dat zijn struiken het uitzicht kunnen belemmeren van klanten die wat verder naar achteren zitten, maar voor ik het weet heeft hij de struiken persoonlijk gekortwiekt. We hebben nog zeven dagen om alles af te krijgen, maar toch lijkt hij nog maar een minuut of tien nodig te hebben voor hij de meubels neer kan zetten.
‘Señorita Langston?’
‘Ja?’ Ik draai me om naar de ploegbaas.
‘Er is een probleem.’
‘Natuurlijk is er een probleem,’ wil ik zeggen. Dit gebeurt bijna ieder uur. Ik kan nu ‘Hay un problema,’ aan mijn lijst Spaanse zinnetjes toevoegen. Het goede, of moet ik zeggen onvoorstelbare, nieuws is dat de airco aan het einde van de dag is geïnstalleerd. Ik kan niet zeggen hoe blij ik daarvan word. Ik heb me zo overweldigd en oververhit gevoeld, maar nu kan ik eindelijk weer helder denken. Ik vier het met een belletje naar Ollie.
‘Eindelijk hoor ik weer eens wat!’ juicht hij.
‘Sorry, het is tot nu toe gewoon te warm, lawaaierig en druk geweest om je te bellen,’ leg ik uit terwijl ik plat op mijn rug op de onvoltooide vloer lig, blij dat ik even een moment heb om mijn rug te strekken.
‘Lawaaierig en druk kan ik nog wel begrijpen,’ antwoordt Ollie. ‘Maar te warm om te bellen?’
‘Je moet het eerst zelf meemaken om het te kunnen begrijpen,’ houd ik vol. ‘Het is net alsof ik in een broeikas werk, maar dan zonder geurende bloemen en automatische sprenkelinstallaties. Ik probeer vijf shirtloze mannen en rondvliegende zweetdruppels te ontwijken.’
‘Wat goor!’ gruwelt Ollie.
‘Jazeker. Of liever dat was het!’ Ik glimlach gelukzalig. ‘Nu is het lekker koel en de hele wereld is weer oké.’
‘Zijn ze ook zachter met de hamers gaan slaan?’ informeert Ollie.
‘Nee, ze zijn naar huis. Santiago en ik blijven meestal nog een paar uur nadat ze zijn vertrokken, om de voortgang te beoordelen, op te ruimen en onze respectievelijke strategieën voor de volgende dag te bepalen.’
‘En dan duiken jullie een bar in?’
Van alleen de gedachte al ga ik scheel kijken. ‘Eerlijk gezegd ben ik aan het einde van de dag zo afgepeigerd dat ik geluk heb als ik mijn kleren uitkrijg voordat ik me op bed laat vallen. Al twee keer ben ik onder het zaagsel en de bouwlijm wakker geworden. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst goed heb gegeten. Tegenwoordig ben ik zelf bijna net een enchilada.’
‘Qua vakantie is het dus niet veel?’
‘Nee, qua vakantie lijkt het helemaal nergens op,’ bevestig ik. ‘Het is vreemd want we zijn op het strand dus we zien iedereen luieren, relaxen, een duik nemen en lekker een dutje doen, maar wij gaan als achterlijken tekeer en rennen in het rond. Ik begrijp niet hoe die make-overprogramma’s alles in een dag veranderen, er is gewoon teveel te doen.’
‘Zou je niet willen dat je toch die doos in het winkelcentrum had gekozen?’
‘Echt niet. Nooit,’ bevestig ik hoewel mijn pijnlijke spieren en kloppende voeten daar vast anders over denken. ‘Nog iets van mijn moeder gehoord?’ vraag ik en zie dat ik een splinter in mijn duim heb.
‘Ja, ze belde gisteravond om te vragen hoe het met je was.’
‘Waarom heeft ze mij dan niet gebeld?’ vraag ik verbaasd.
‘Je kent haar toch, ze soort van blokkeert als het over internationale telefoongesprekken gaat. Ze denkt blijkbaar dat het haar net zoveel kost als een jaar lang Walkers shortbread of iets dergelijks. Bovendien is ze volgens mij bang dat ze belt en jij bij je vader bent…’
‘Dat begrijp ik, hoewel hij momenteel in een andere stad is. Hoe dan ook, ik zal haar over een dag of twee wel even bellen,’ zeg ik.
‘Er is geen haast bij,’ antwoordt hij. ‘Ik heb tegen haar gezegd dat je hoogstwaarschijnlijk een dodelijke smak in de jungle hebt gemaakt om te zorgen voor een nieuwe voedingsstoffenbron voor de epifyten.’
‘De wat?’ lach ik hardop.
‘Je weet wel van die planten die op bomen groeien zoals varens, mos en orchideeën…’
‘Je blijft me verbazen, Ollie. Waar heb je dat juweeltje nu weer vandaan?’
‘Uit een boekje dat ik aan het lezen ben als research voor mijn trip naar Costa Rica,’ zegt hij luchtig.
‘Meen je dat?’ krijs ik en krabbel omhoog.
‘Ja, maar wacht nog maar even rustig af. Het is niet zo makkelijk om vrij te krijgen. We hebben er drie renovatieprojecten bij sinds de Thermae Spa is geopend.’
‘Nou, ik wil je niet ontmoedigen, maar als je niet minstens drie weken komt, heeft het eigenlijk geen zin. Bovendien kan ik tot de dag des oordeels geen kant op.’ De zenuwen gieren door mijn lijf als ik eraan denk. Zal ik echt alles op tijd klaar hebben? Kijk eens hoe het eruitziet en we moeten over een week open, en dan is er nog de druk om Santiago uit te kopen…
‘En daarna?’ Ollie onderbreekt mijn angstige gedachten. ‘Nadat je vader de beslissing heeft genomen…’
‘Als ik win, kun jij Santiago’s gedeelte overnemen en naast me werken…;
‘Werken?’ steigert Ollie.
‘Gratis taart en een duik in de oceaan tijdens je pauzes…’ onderhandel ik.
‘O, oké dan. En als je verliest?’
Mij maag draait zich om, maar ik blijf stoer: ‘Dan gaan we mono loco, schat.’
‘Gekke aap?’ vertaalt Ollie.
‘Dat klopt wijsneus,’ prijs ik hem. ‘Om te beginnen checken we in, in La Mariposa. Blijkbaar zijn er drie zwembaden en ik heb er niet een uitgeprobeerd.’
‘Arm ding.’
‘Ik weet het!’ Het voelt goed dat iemand medeleven toont al wordt het plagerig gebracht. Ik ben de laatste tijd zo belachelijk moe, dat Ollies stem alleen al verfrissend werkt. Het zou zo leuk zijn hem hier te hebben. Buiten dat ik er een paar keer een frisje ben wezen drinken, heb ik de stad nog helemaal niet verkend. Niet dat er veel te zien valt – alle marktkraampjes zijn na de derde koopman hetzelfde – met de hand gesneden snuisterijen, gekleurde sarongs en oneindig veel Imperial Beer T-shirts. Ik heb er wel een hoed gekocht met een geborduurd kolibrielogo voor drie dollar om mijn schedel de brandende zon en mijn medewerkers de aanblik van mijn verwarde haardos te besparen, maar verder alleen blikjes ginger ale – om de een of andere reden is dat hier net zo gewoon als cola. Het staat bekend als gin wat ik iedere keer weer grappig vind.
Ollie brengt me op de hoogte van de werknieuwtjes en de achterlijke machtsspelletjes, waar ik me zeker mee kan identificeren, maar hoewel ik met Santiago worstel, weet ik dat mijn beloning veel groter zal zijn. Als Ollie zijn mond houdt, mag hij zijn baan houden. Als ik kalm blijf en uit de buurt van Santiago, heb ik straks misschien een eigen café. Ik heb nog nooit eerder voor mezelf gewerkt, maar het is een grote stimulans om alles te geven. Doe wat je leuk vindt, luidt het advies van de carrière coach. En gelijk heeft ze. Maar zoals bij alles moet er een prijs worden betaald. Ik weet zeker dat ik de kas van de osteopaat flink zal spekken. Als ik zie dat Santiago opstaat en ineenkrimpt als hij zich uitrekt, vermoed ik dat ik niet de enige ben.
‘Is hij in de buurt?’ vraagt Ollie.
‘Ja, maar hij is buiten. Hij kan ons niet horen.’ Ik loop zo ver mogelijk bij de deur vandaan, gewoon voor de zekerheid.
‘Dus hij is nog steeds een klootzak, neem ik aan?’ informeert Ollie
‘Ja,’ bevestig ik, maar voeg daaraan toe. ‘Ik ook om eerlijk te zijn.’
‘Soort zoekt soort,’ mijmert Ollie. ‘Mag ik nu weer gaan slapen?’
Mijn voorhoofd rimpelt zich. ‘Hoe laat is het dan?’
‘Zestien minuten over drie.’
‘Neeeee! Sorry!’ Ik ben net mijn vader!
‘Het geeft niet. Ik ben blij wat van je te horen,’ verzekert Ollie me. ‘Waarom ga je niet wat eten? Ik vind de sopa de mondongo waarover ik heb gelezen best lekker klinken.’
Ik frons. ‘Dat heb ik nog niet op het menu zien staan. Wat is het?’
‘Penssoep.’
‘Ah lekker.’ Mijn mond vertrekt zich walgend.
‘Truste, Ava,’ gaapt hij.
‘Truste, Ollie,’ glimlach ik.
In het echt eet ik de volgende ochtend pas als Santiago voorstelt dat we bij Café Milagro stoppen om te ontbijten.
‘Daar eten of meenemen?’ vraagt hij.
Het verbaast me dat hij zelfs maar overweegt een tafeltje met me te delen. Of is dit een vertragingstactiek, omdat hij weet dat hij voorligt? ‘Meenemen,’ antwoord ik.
Het lijkt vreemd om koffie en croissants te kopen als je op weg bent naar een café, maar op dit moment zijn onze kasten niet alleen leeg, ze staan er nog niet eens. De meubelmakers zouden vandaag moeten komen. Alleen moeten ze om de bouwvakkers heen werken die nog steeds bezig zijn alle mogelijke gaten te dichten waar hete lucht door heen kan sijpelen.
‘O, mijn god!’ kan ik alleen maar uitbrengen als ik een stuk of twintig stukken boomstam zie die plompverloren midden in Santiago’s gedeelte lijken te zijn gedumpt. ‘Moeten we de kasten soms zelf bouwen?’
Santiago wuift mijn bezorgdheid weg. ‘Die zijn voor mij.’
Ik kijk afkeurend toe als hij zijn levering begint te inspecteren. Boomstamkrukjes? Rustiek, maar niet erg comfortabel. Ik moet er aan denken dat mijn stoelzittingen extra zacht en comfortabel zijn. Binnen niet al te lange tijd zal ik zowel verdoofde billen als verbrande voorhoofden aantrekken, glimlach ik in mezelf.
Vandaag blijkt een goede dag te zijn – juist als mijn interieur vorm begint te krijgen (qua structuur tenminste) lijkt Santiago zijn deel te vernielen. Blijkbaar zijn de natuurlijke ontwerpen niet naar zijn zin. Hij heeft iemand ingehuurd om de stoelen in een bepaald ontwerp te snijden. Nieuwsgierig als ik ben, doe ik net of ik de voorruit wil schoonmaken zodat ik kan zien wat ze aan het doen zijn zonder dat het lijkt of ik ze bespioneer. Eerst zie ik een kettingzaag, dan een beitel. Als ze in het zand gaan zitten om aan de details te beginnen, keren ze hun rug naar me toe waardoor mijn uitzicht wordt geblokkeerd. Ik brom en klim de ladder naast de servieskast op, ogenschijnlijk om die te controleren maar in feite om alles beter te kunnen zien. Nog steeds geen geluk. Ik vraag me af wat ze van plan zijn. Zou hij extra punten krijgen voor het maken van zijn eigen meubels? Hij moet hiermee in ieder geval op zijn budget hebben bespaard. Mijn tafels en stoelen waren niet goedkoop, maar ze zijn wel eenvoudig. Had ik voor iets decoratievers moeten gaan? Ik herinner me nog dat mijn vader me een keer heeft meegenomen naar het Rainforest Café in Londen en daar hadden ze barkrukken waardoor het net leek of je de poten van een giraf of een nijlpaard had als je erop zat. Ik vraag me af of zij iets soortgelijks van plan zijn? Ik zie geen verf of touw om staarten van te maken, maar dat kan nog komen…
‘Shit!’ Als ik de ladder afklim, laat ik per ongeluk drie voorbeeldborden door de lucht vliegen, waardoor Santiago naar binnen komt rennen.
‘Niets aan de hand,’ meld ik, wat ik meteen heel dom van mezelf vind omdat hij natuurlijk meer inzit over de gebroken spullen dan over mij.
Hij buigt voorover en pakt een stuk porselein op.
‘Ik heb het expres gedaan!’ zeg ik onbeschaamd. ‘Ik ben bezig met een mozaïeken tafelblad.’
‘Echt?’ Hij klinkt niet erg overtuigd.
‘Mmmm.’ Ik knik en overdrijf door een groter stuk aan diggelen te stampen. Ik ga het ontwerp eerst in ruwe vorm op de vloer uitleggen…’
‘Nou, laat ik je dan maar niet meer storen,’ zegt hij en keert terug naar zijn houtsnijwerk. ‘Geluk ermee!’
Geluk inderdaad! Ik spreek mezelf geërgerd toe en besef dat ik het nodig zal hebben. Hoe kan ik deze scherfchaos in hemelsnaam tot een kunstwerk omtoveren? Ik heb een dikke laag klei, cement of wat dan ook nodig om de stukjes in te leggen anders wordt het oppervlak zo hobbelig dat iedereen knoeit. Maar wat als ik met cement knoei? Hoe kan ik ervoor zorgen dat het niet over de tafelrand loopt? Moet ik er misschien een metalen ring omheen leggen? Ik pak een handvol stukjes op en kijk naar de laatst overgebleven bouwvakker.
‘Eh…?’ Ik trek hoopvol mijn wenkbrauwen op.
Hij kijkt me aan en laat zijn hoofd hangen, alsof hij zich schaamt.
Ik doe een stap dichterbij zodat ik zijn gezicht beter kan zien.
‘Het spijt me,’ verontschuldigt hij zich met zijn hoofd nog steeds naar beneden.
Ik begrijp hem niet zo goed. Vindt hij het jammer dat de borden stuk zijn?
‘Het is al goed,’ zeg ik tegen hem. ‘Geen probleem.’
‘Echt niet? Je bent niet boos?’ Hij kijkt me als een kind zo enthousiast aan. Pas dan zie ik dat de tegels niet tot aan de muur lopen. Hij komt bijna tweeënhalve centimeter tekort. ‘Ik heb echt zorgvuldig gemeten, maar…’
Ik hurk naast hem neer. Mijn hemel. Dit is niet goed. Het is net een goot die erop wacht met kruimels te worden gevuld.
‘Zal ik het opvullen met cement?’ biedt hij aan.
Mijn ogen beginnen te glimmen. Hij heeft net het magische woord gezegd. ‘Laat zien!’ moedig ik hem aan.
Zonder tijd te verdoen, strijkt hij de eerste schep erin. Voorzichtig duw ik een handvol stukjes op zijn plek.
Hij is verrukt. ‘Wat leuk!’
‘Vind ik ook!’ zeg ik enthousiast en haast me om de rest van het gebroken porselein op te rapen.
Samen werken we met puzzelachtige precisie en concentratie aan de sierrand. We hebben zo’n drievierde gedaan als ik besef dat zijn werktijd er al lang opzit.
‘Luis, je mag nu wel gaan. Ik maak het wel af.’
Hij protesteert, maar ik dring aan. ‘Dit was een goede vergissing!’ zeg ik als hij zijn gereedschap bij elkaar raapt.
Hij glimlacht trots en wuift. ‘Ik ben een kunstenaar!’ zegt hij, als hij vertrekt.
‘Ja, dat ben je zeker!’ lach ik. Het kan me niet schelen dat mijn knieën en gebogen rug pijn doen en mijn vingers in de kreukels liggen. Dit is het leukste dat ik tot nu toe heb gedaan.
Als ik klaar ben ga ik op mijn hurken zitten om mijn handwerk te bewonderen. Het voelt goed dat ik er iets persoonlijks aan heb toegevoegd. Blijkbaar kan een beetje competitie het beste in je naar boven brengen. Ik gluur over de vensterbank om te kijken waar Santiago uithangt. Maar hij en zijn zagende vriend zijn nergens te bekennen. Ik loop naar buiten om te kijken of zijn auto er nog staat – ja, nou dan is hij of spullen of eten halen. Ik ga op mijn knieën zitten om het houtsnijwerk beter te bekijken. Het is een eenvoudig regenwoudthema, maar de sensuele lijnen zijn adembenemend. Dit is ongelofelijk vakwerk. Ik laat mijn vingers over de structuur van de bladeren en boomstammen glijden. Plotseling lijkt mijn gebroken porselein in cement een beetje sneu. Dit is echt vakmanschap.
Omdat ik te vlug opsta, voel ik me een beetje duizelig. Dan begint mijn hoofd te kloppen. Het is een lange dag geweest. Weer een lange dag. Ik loop naar de wc achterin om mijn handen en gezicht te wassen en vraag me af of het allemaal de moeite waard is. Ben ik dit café uiteindelijk voor Santiago aan het verfraaien? Ik wil mijn hele ziel en zaligheid in dit project stoppen, maar dat is best moeilijk want het kan over een paar weken zo weer van me worden afgepakt. Nog dringender is het feit dat we nog maar zeven dagen hebben voor we open moeten. Zeven dagen om deze plek in een goed functionerend café te veranderen. Met personeel. Morgen beginnen we met de sollicitatiegesprekken. Morgen is ook de dag dat we de voorraadkamer bevoorraden, alleen hangen de planken er nog niet. Dat had Luis eigenlijk moeten doen in plaats van kunstzinnig met mij aan de slag te gaan. Ik wrijf bezorgd over mijn voorhoofd. Ik had Santiago beloofd dat het vandaag zou gebeuren. Ik zou het zelf doen, maar we zijn nog verder van huis als de hele boel instort. Ik moet goed onthouden de schoonmaakspullen zo dicht mogelijk bij de vloer te bewaren om het risico op schade als er iets lekt of morst te beperken. En ik moet de labels voor op de planken vanavond echt ophangen.
Als ik uit de wc kom, zie ik dat Santiago op zijn knieën naast mijn mozaïeken sierrand zit. Hij laat zijn handen voorzichtig over de verschillende stukjes glijden – de kleine driehoekjes, ongelijke vierkantjes en handgeschilderde bloemetjes. Ik voel een compliment opborrelen dus kuch ik zachtjes om hem te laten weten dat ik er ben. Hij kijkt me gniffelend aan. ‘Ik zie dat de tegels niet helemaal pasten?’
Ik slik mijn teleurstelling weg. Het heeft geen zin om net te doen alsof dit bij mijn plan hoorde, die leugen kan ik beter voor mijn vader bewaren. In plaats daarvan haal ik mijn schouders op en vraag: ‘Klaar om te gaan?’
‘Hoe is het met de planken?’ houdt hij me tegen.
‘Luis doet ze morgenochtend als eerste,’ bries ik terwijl ik probeer te klinken alsof alles volgens plan verloopt.
‘Betalen we hem voor nog een dag?’ vraagt Santiago klagelijk.
‘Een halve dag,’ besluit ik ter plekke. ‘Uit mijn budget.’
‘Oké dan,’ geeft hij toe. ‘Maar je weet dat de eerste levering om negen uur binnenkomt?’
Ik knik nonchalant maar van binnen vreet ik mezelf op – helemaal omdat mijn eerste sollicitatiegesprek al om half tien is. Drukke dag morgen. Druk, druk, druk.