36
Als ik merk dat ik de andere hotelgasten in de weg sta die druipend vanaf het zwembad naar hun kamer willen lopen, besluit ik naar de richel te verkassen waar Santiago een kleine franchise op wilde zetten. (Ik ben dan wel een zombie, maar wel een sentimentele zombie.) Heb ik hem echt zo verkeerd ingeschat? Toen hij me vroeg of ik ooit op zo’n afgelegen plek zou kunnen wonen, was dat in mijn ogen een aanzoek. Interpreteerde ik het zo omdat ík het zo graag wilde? Ik staar uit over het glimmende blauw en de schoonheid doet haast pijn.
‘Miss Ava?’
‘Nee, ik mis Santiago,’ wil ik antwoorden.
‘Het spijt me.’ De hotelmedewerker kijkt geïrriteerd. ‘Het is slecht.’
‘Wat is slecht?’ Ik kijk om me heen voor een aanwijzing. Slecht kapsel? Slecht weer? Is er een gevaarlijke storm op komst en zijn alle handen nodig om de luiken met planken dicht te spijkeren?
‘Miss Kiki,’ zegt hij en trekt een gezicht.
O, help. Haar dronkenschap is blijkbaar in het oog gelopen. Misschien willen ze dat ik haar rustig naar haar kamer begeleid.
‘Is ze?’ Ik gooi me armen in de lucht om het woord ‘gek’ uit te beelden.
‘Nee,’ hij lijkt nu bijna in tranen uit te barsten. ‘Ze is gebroken.’
‘Heeft ze iets gebroken? Dat geeft niks, we zullen het…’
‘Nee, nee,’ hij schudt zijn hoofd. ‘Zij is gebroken, ze is gevallen.’
Ik sta op zodat ik hem recht aan kan kijken. ‘Toch niet van een paard?’ Ik spreek mijn angst hardop uit, mijn hart gaat tekeer.
Hij knikt.
Mijn hemel! Dat is mijn schuld! Ik heb die dronkenlap dat belachelijke idee aangepraat.
‘Waar is ze?’ vraag ik paniekerig. ‘Is ze in orde?’
‘We willen haar naar het ziekenhuis brengen. Mag dat?’
‘Ja, ja, natuurlijk, ik ga met jullie mee!’ Ik haast me achter hem aan.
Volgens mij zijn de laatste vierentwintig uur de ergste uit mijn leven. Laat het alsjeblieft niet nog erger worden.
‘Ademt ze nog?’ Ik onderzoek Kiki’s modderige, bebloede hoofd als ze achterin een shuttlebusje op een brancard wordt gebonden. (Het enige goede is dat het busje weer terug is en we haar niet in de brandweergreep naar het ziekenhuis hoeven brengen.)
‘Ze ademt wel, maar ze is bewusteloos,’ informeert hij me.
‘Maar alles komt toch weer goed?’ Ik voel me zo verantwoordelijk.
‘In het ziekenhuis is ze in goede handen,’ is alles waartoe hij zich wil verplichten.
Onderweg besef ik hoe slecht ik voor deze situatie ben uitgerust. Wat als ze vragen naar haar naaste familie? Het enige dat ik weet, is dat haar vader hotelmanager is en in Miami woont. Maar haar medische verleden, bloedgroep, allergieën? Ik weet zelfs niet wanneer ze is geboren.
Haar tas hangt nog steeds om haar heen, dus doorzoek ik die in de hoop dat ik een aantal belangrijke gegevens kan vinden. Een Filofax! Geweldig begin. Ik blader onmiddellijk naar de adressen en hoop dat ik een naam tegenkom die een belletje doet rinkelen. Zelfs al is het maar een vriend in Tamarindo die me op weg kan helpen… Niets, tot ik bij de ‘P’ kom en ik word overspoeld door een golf van hoop als ik het woord ‘Pa’ zie staan. Ik pak mijn mobiel en bel hem onmiddellijk.
Neem alstublieft op, neem alstublieft op… herhaal ik de mantra in gedachten en pak per ongeluk haar hand vast. Triiing, triiing…
Iemand heeft opgenomen! Ik kijk naar Kiki voor een soort van wederkerige ‘hoera’ reactie, maar zie die natuurlijk niet.
‘Hallo?’
‘Mr., eh…’ Pas dan besef ik dat ik haar meisjesnaam niet ken. ‘Eh… spreek ik met Kiki’s vader?’
‘Ja,’ antwoordt hij voorzichtig. ‘Met wie spreek ik?’
‘Eh, nou, technisch gezien ben ik uw stiefkleinkind!’
‘Wat?’ snauwt hij.
Ik haal diep adem om me voor te bereiden op het uitleggen van onze ingewikkelde familieband, maar ik besef dat er geen tijd is voor genealogie en kom terzake: ‘Ik bel vanuit Costa Rica, ik ben hier met uw dochter. Zij is getrouwd met mijn vader, Dean Langston…?’
‘Waar heb je het in vredesnaam over?’ Hij wordt steeds ongeduldiger.
Dit gaat niet goed. Ik moet weer terug naar het begin. ‘U heeft een dochter?’
‘Ja.’
‘En ze heet Kiki?’ Ik doe het langzaam.
‘Ja.’
‘U weet niet dat ze is getrouwd?’ vat ik het probleem samen.
‘Nee, geen enkel idee.’ Hij klinkt verdwaasd.
Wauw, iemand die er nog minder bij hoort dan ik.
Ik wil hem vertellen dat ze een goddelijke ceremonie op Punta Islita hebben gehad en guanábana champagnecocktails hebben gedronken, maar dit is niet echt een geschikt moment.
‘Ik wil u niet nodeloos ongerust maken, maar uw dochter heeft een ongeluk gehad. We zijn onderweg naar het ziekenhuis en ik wilde u graag inlichten voor het geval…’
‘Wat is er aan de hand, wat is er gebeurd?’ Hij heeft eindelijk hetzelfde paniekniveau bereikt als ik.
‘Ze is van een paard gevallen.’
‘Een paard?’ vraagt hij verontwaardigd. ‘Maar ze haat paarden.’
Ik houd mezelf in en zeg niet: ‘Blijkbaar is dat gevoel wederzijds.’ In plaats daarvan zeg ik: ‘Aangezien Miami redelijk dichtbij is, wilde ik u de gelegenheid geven…’
Ik voel me een beetje schuldig als ik dat zeg, alsof hij zal begrijpen dat ik de zorg op hem probeer af te schuiven, maar hij aarzelt geen moment. ‘Ik pak de volgende vlucht,’ zegt hij. ‘Kan ik je op dit nummer bereiken zodra ik er ben?’
‘Ja, en mag ik dan misschien uw mobiele nummer noteren? Bedankt. En uw naam?’ vraag ik op het nippertje.
‘Ken. Ken Taylor.’
Dit is zo bizar, twee vreemdelingen die beleefd proberen te onderhandelen in een crisissituatie. Ik vind het vervelend om het nieuws te brengen en me onmiddellijk uit de voeten te maken, maar we zijn bij het ziekenhuis.
‘Ik moet gaan,’ zeg ik als ik gebukt uit de achterdeur van de shuttlebus stap, met mijn ogen continu op Kiki gericht. ‘Ik denk niet dat ik binnen mijn mobieltje mag gebruiken… Mr. Taylor?’ De lijn lijkt vreemd stil te zijn gevallen.
‘Zeg haar…’ barst hij uit, maar de woorden blijven in zijn keel steken.
‘Ja?’
Ik kan horen dat hij het moeilijk heeft, maar hij lijkt verder niets te kunnen uitbrengen.
‘Het geeft niet. Ik zal haar de groeten doen,’ verzeker ik hem. ‘Bel me maar als u er bent.’
Als ze Kiki rammelend verder rijden, word ik bij de receptie bedolven onder de formulieren.
‘Naam van de patiënt?’
‘Kiki Langston,’ antwoord ik.
‘Uw naam?’
‘Ava Langston.’
‘Zussen?’
‘Eh, ja,’ lieg ik omdat ik me kan herinneren dat je niet bij een patiënt mag tenzij je familie bent en momenteel heeft ze niemand anders.
Ze blijft maar door vragen en ik heb net het idee dat ik in een geïmproviseerde sketch ben terechtgekomen, ik bedenk alle antwoorden ter plekke.
‘Is ze allergisch?’
‘Dat zal ik met haar vader moeten checken.’
‘Jullie hebben verschillende vaders?’
‘Ja, nou, eigenlijk…’ Ik besluit dat het handiger is om de waarheid te vertellen. ‘Het zit zo, ze is getrouwd met die van mij.’
De receptioniste kijkt ontzet.
‘Ze is mijn zus niet, maar mijn stiefmoeder.’ Ik zie in dat ik het alleen maar erger maak met deze moeder/zuster scène uit Chinatown.
Ze legt haar pen neer.
‘Het is in orde,’ verzeker ik haar. ‘Haar vader is onderweg.’
‘U bedoelt uw echtgenoot.’
‘Nee, nee, we zijn niet getrouwd. Ik heb hem zelfs nog nooit ontmoet. Ik zucht en probeer alles weer recht te zetten. ‘Eigenlijk kan ik u niet veel informatie geven behalve dat ze erg emotioneel en overstuur was voor ze viel…’
‘Gedronken?’
‘Ja, voornamelijk cognac, denk ik.’
‘Goed dan, u mag plaatsnemen en we roepen u zodra u bij haar kunt.’
‘Prima.’
Ik loop naar de wachtkamer en vraag me af of ik al het mogelijke heb gedaan. Als ze echt mijn zus was geweest, had ik er dan op gestaan bij haar te blijven? Maar waarschijnlijk loop ik toch maar in de weg, ze kunnen haar op dit moment wel aan het opereren zijn. Ik voel me zowel onpasselijk als ongerust bij die gedachte, alsof haar leven zowel in mijn handen als die van de dokter ligt.
Wat nu? denk ik als ik de verschillende ziekenhuisactiviteiten om me heen bekijk. Ik kan mijn vader niet bellen want die hangt in de lucht. Ryan is helemaal niet aan de orde. Ik vraag me af of ik Carla of zelfs Richard van de Green Turtle-cadeaushop zal bellen? Als ik haar Filofax weer pak, valt hij open achter het agenda- en adressengedeelte, bij een soort plakboekje. Op de gekleurde bladzijden heeft ze verschillende romantische herinneringen geplakt – een cocktailservetje van het Tamarindo Diria, een gedroogde bloem, een notitie van de datum dat hij voor het eerst ‘ik hou van je!’ tegen haar zei, een lintje van een cadeautje en post-its van haar kussen. Overal staat een datum op en alles heeft met mijn vader en Kiki te maken. Ik voel me net een detective die zojuist tastbaar bewijs heeft gevonden van haar oprechtheid – dit is geen verzameling van een op handen zijnde huurmoord, dit zijn meisjesachtige, sentimentele en kostbare herinneringen van iemand die niet kan geloven hoeveel geluk ze heeft dat ze de man van haar dromen heeft ontmoet. Ik kan het weten, want ik heb het controlestrookje van de San José symfonie als een soort gelukspoppetje in mijn zak.
Op de laatste bladzijde zit een foto van het stel in bij elkaar passende badjassen. Verstrengeld en waanzinnig gelukkig. Het soort plaatje dat je zou aansporen om je angst voor paarden opzij te zetten en een dolle hengst te bestijgen.
Als ik ook maar zou vermoeden dat Santiago mij ook leuk vindt, dan zou ik voor hem hetzelfde hebben gedaan. Maar dat vindt hij niet.
Ik weet niet hoelang ik daar in gedachten verzonken heb gezeten terwijl ik regelmatig door ziekenhuisluchtjes werd afgeleid, maar de verpleegster staat nu voor me en zegt dat ik naar Kiki toe mag.
‘Ava?’ Ze knippert met haar ogen en lijkt gedesoriënteerd.
Ik glimlach haar zo warm en bemoedigend mogelijk toe.
‘Is Dean er?’
Ik krimp ineen als ik de hoop in haar stem hoor. Ik schud mijn hoofd. ‘Het spijt me.’
Haar hand gaat naar haar wenkbrauw, maar ik leg hem vlug weer naast haar neer. ‘Je hebt een paar hechtingen, het is waarschijnlijk beter ze niet aan te raken.’
Ze probeert rechtop te gaan zitten, maar schrikt van de onverwachte pijn.
‘Blauwe plekken,’ zeg ik. ‘Maar niets gebroken.’
‘Dus hij is weg?’
Ik knik.
Ze laat zich op het kussen vallen als ze beseft dat haar plannetje is mislukt. Het is haar niet gelukt haar man terug te halen.
‘Het komt allemaal goed,’ zeg ik, hoewel ik dat natuurlijk helemaal niet weet, maar ik wil het zelf graag geloven. ‘Is er iemand die ik voor je kan bellen, een vriendin?’
Haar gezicht straalt een soort wezenloze wanhoop uit.
‘Eh, ik hoop dat je het niet erg vindt, maar ik heb je vader gebeld.’
‘Wat heb je gedaan?’ stamelt ze plots weer bij de les.
‘Ik heb je vader gebeld.’ Ik weet niet waarom ik het nog een keer zeg terwijl het de eerste keer zo slecht viel.
‘Heb je hem gesproken?’
‘Ja.’ O, help, wat heb ik nu weer gedaan.
Ze kijkt me verbijsterd aan. ‘Wa-wa-wat heeft hij…’ Haar stem sterft weg.
‘Het was een kort gesprek, maar hij is hier over een paar uur.’
‘Hoe bedoel je?’ Weer kijkt ze verbijsterd.
‘Hij komt hierheen,’ verklaar ik zo onverbloemd mogelijk.
‘Hier? Hij komt naar Costa Rica? Waarom?’
Ik kijk om me heen op zoek naar een verpleegster. Ze lijkt te ijlen. ‘Ik dacht, ik weet het niet… ik dacht dat het gebruikelijk was om in zo’n situatie… de ouders bellen.’
‘Heb je mijn moeder ook gebeld?’
‘Nou, nee. Maar dat wil ik wel doen als je het wilt. Ik dacht alleen dat zelfs als ze nu naar Londen zou racen en een vlucht zou pakken, ze de komende tien uur ongerust in de lucht zou hangen…’
Kiki’s hersens lijken druk bezig te zijn alle informatie te verwerken.
‘Heb je hem verteld dat ik getrouwd ben?’
‘Misschien…’ Ik krimp ineen, en ben niet vlug genoeg in staat om te liegen.
‘Wat zei hij?’
‘Niet veel. Het ging zo gehaast…’
‘Nou, het doet er niet toe, het is toch voorbij,’ zegt ze somber.
‘Dat weten we nog niet zeker.’ Al besef ik dat ik door te bidden voor een hereniging tussen mijn vader en Kiki, mijn moeder deze kans ontneem en hoe kan ik haar een kuur voor alle bitterheid en ellende ontzeggen?
‘Ik bedoel dat de trouwdag al voorbij is,’ corrigeert ze me. ‘De hele kwestie van mijn vader die me weggeeft…’
Voorzichtig ga ik op de rand van haar bed zitten. ‘Wilde je dat niet?’
Als ik haar hiermee confronteer, beginnen haar ogen te fonkelen. ‘Ik ben niet van hem dus kan hij me ook niet weggeven. Misschien denkt hij wel dat ik van hem ben, dat hij over alles in mijn leven kan beslissen, maar dat is niet zo.’
‘Dus heb je besloten jezelf weg te geven?’
‘Mijn keuze.’ Ze knikt en kijkt dan plotseling berouwvol. ‘Het spijt me dat we jou niet hebben uitgenodigd.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Het geeft niet.’ Er is nu toch niets meer aan te doen.
‘Het was mijn schuld,’ zegt ze met een klein stemmetje. ‘Dean wilde je er natuurlijk bij hebben, maar…’ Ze slaakt een diepe zucht.
‘Maar wat?’ Ik ben nu eerder nieuwsgierig dan boos.
‘Het was dat hele vader-dochtergedoe,’ zegt ze gegeneerd. ‘Ik wou dat ik me er niet zoveel van aan zou trekken, maar ik kan er niet tegen.’
‘Hoe bedoel je?’
Ze zucht en zoekt naar woorden om het uit te leggen. ‘Als je single bent dan voel je je toch vaak misselijk of tragisch eenzaam in het gezelschap van een stelletje en dan vooral een superverliefd stelletje dat niet van elkaar af kan blijven?’
‘Ja.’ Ik knik, want omdat te begrijpen, hoef ik alleen maar terug te denken aan een paar weken geleden toen ik net aan was gekomen en samen met het pasgetrouwde stel uit eten ging.
‘Nou, zo voelt dat,’ bevestigt Kiki. ‘Als ik in de buurt van gelukkige gezinnetjes ben, doet dat me denken aan wat ik niet heb en ik wilde niet dat mijn speciale dag zou worden verpest met...’ Ze lijkt te worden afgeleid door de uitdrukking op mijn gezicht. ‘Wat is er?’
‘Dat zou toch geen probleem zijn geweest,’ zeg ik fronsend. Natuurlijk weet ze ook dat mijn vader en ik voor deze trip niet echt een band hadden.
‘Kijk, ik weet dat het een absurde en egoïstische beslissing was, maar niet iedereen heeft zo’n idyllische vader-dochterrelatie zoals jullie twee.’
Ik kijk om me heen om te kijken tegen wie ze het heeft. ‘Heb je het tegen mij?’ lach ik. ‘Er zijn misschien een paar dingetjes recht gezet sinds ik hier ben, maar voorheen was het verschrikkelijk. We hadden nauwelijks een band.’
‘Dat is niet hoe hij erover denkt.’
Ik ben stomverbaasd. Hoe kan hij het zo draaien dat we net Zoë en Johnny Ball van tv lijken?
‘Toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, vertelde hij hoe zelfstandig je was.’
Erg veel keuze had ik niet, denk ik bijna hardop.
‘Hij zei dat hij enorm veel respect heeft voor het feit dat je hem nooit ergens om hebt gevraagd, dat je zelf je weg wilde vinden. Hij is van mening dat ouders alles verpesten als ze zich ermee bemoeien en afgaande op mijn persoonlijke situatie, moet ik hem gelijk geven.’ Ze pauzeert even en zegt dan: ‘Ken je die spreuk “als we altijd zouden worden geleid door andermans gedachten, wat heeft het dan voor zin om zelf na te denken”?’
‘Niet tot op heden,’ geef ik toe. Maar ik begrijp het wel. Is het mogelijk dat mijn vader me een gunst heeft bewezen met zijn afwezigheid? Dat ik niet jaren lang bezig ben geweest om zijn goedkeuring te krijgen, maar mijn keuzen heb gebaseerd op wat ik wilde? Het lijkt er inderdaad op dat een ouder die te sterk bij een kind betrokken is, een bezoeking kan zijn. Misschien is de les niet wat voor vader je hebt, maar hoe je op hem reageert.
Maar hoe moet je in hemelsnaam reageren als je vader je leven bewust saboteert? Ik probeer zijn Bath-café-actie nog steeds te begrijpen. Niet echt een voorbeeld van op de achtergrond blijven en mij mijn eigen ding laten doen. Ik peil Kiki over het onderwerp, maar zij lijkt er niks mee te maken te hebben. Ze praat liever nog even verder over de geringe inmenging van mijn vader in mijn leven en hoe ze dat rationaliseert.
‘Jullie zijn trouwens alle twee zo druk…’
Nu vind ik het irritant worden. Het is een ding om een andere kijk op je vormende jaren te krijgen, maar heel wat anders om een betrekkelijke vreemdeling jouw levensverhaal te horen vertellen op een manier die helemaal niet klopt.
‘Ik ben nooit te druk geweest om zijn dochter te zijn,’ beweer ik. ‘Als hij dat had gewild.’
‘Hij dacht dat jij de ruimte wilde.’
‘Hoe handig voor hem!’ snauw ik geïrriteerd terwijl mijn welwillendheid steeds minder wordt.
‘Is dat niet zo dan?’
‘Nee,’ zeg ik hoewel het misschien wel of niet zo is.
‘Maar, waarom heb je hem dat dan niet verteld?’
‘Hoe kan het zijn dat dit nu over mij gaat?’ snauw ik maar weer treffen haar woorden doel.
Blijkbaar is een vader, vader op de manier die hij het beste acht. Het is jouw taak hem te laten weten dat het voor jou niet werkt.
‘Heb je ooit met je vader gesproken over het feit dat hij alles op zo’n overdreven manier in de hand wilde houden?’ vraag ik zodat de schijnwerpers weer op hun relatie komen te staan.
‘Natuurlijk! We hebben er zo vaak ruzie over gehad…’
‘Ik heb het niet over beschuldigingen en tegenbeschuldigingen,’ leg ik uit. ‘Volgens mij bereik je veel meer door vragen te stellen om tot de oorzaak van iemands gedrag te komen in plaats van een voorraad argumenten ter verdediging aan te leggen.’ Ik neem even een moment om de advocatenmetafoor tot haar door te laten dringen en voeg dan toe: ‘Eigenlijk wil je graag antwoorden hebben, of niet?’
Op dit moment zou ik bijvoorbeeld graag willen weten waarom mijn vader de Bath-deal heeft verpest. En waarom Santiago is vertrokken zonder gedag te zeggen. En als we toch bezig zijn waarom hij niet van me houdt.
Als Kiki en ik verder praten, besef ik voor het eerst hoeveel we eigenlijk met elkaar gemeen hebben – onze ouders zijn gescheiden toen we tieners waren, we zijn beide opgegroeid met de gedachte dat we door onze vader oneerlijk werden behandeld, we hebben allebei qua mannen verkeerde keuzes gemaakt en we dachten allebei dat we onze droomman in Costa Rica hadden gevonden, hoewel zij een stuk verder is gekomen met die van haar dan ik met die van mij. Als we dieper op het onderwerp ingaan, wordt het me duidelijk dat zij, omdat haar vader zo bedillerig was, haar kracht terugwon door andere mannen onder controle te houden, terwijl ik juist zocht naar een man die de teugels in handen wilde nemen zodat ik mijn hoofd op zijn schouder kon laten rusten en me niet zo eenzaam voelde. Tenminste dat was zo tot ik Santiago ontmoette. Hij maakte een prestatiedrang in me los dat resulteerde in geweldig teamwerk. Althans dat dacht ik…
De verpleegster komt langs en oppert dat Kiki moet rusten, maar zij is het daar niet mee eens. ‘Dit gesprek heb ik veel harder nodig!’
We blijven praten tot haar vader er is.
‘Ik kan wel blijven als je wilt,’ bied ik aan als zij zich klaarmaakt om hem te ontvangen. ‘Of ik wacht buiten. Of ik vraag hem of hij weg wil gaan. Wat je wilt.’
‘Nee, het is goed zo,’ verzekert ze me met een nieuw soort zelfvertrouwen en een opgeschud kussen. ‘Ik kan dit.’
‘Het hoeft geen strijd te zijn,’ breng ik haar in herinnering als ik me omdraai en wegloop.
‘Ik weet het. Ik ga de rollen omdraaien en hem vragen stellen,’ verklaart ze.
‘Wees niet verbaasd als hij eerst wil weten hoe het met je gaat,’ zeg ik en gebaar naar haar verbonden hoofd.
Ze glimlacht. ‘De timing is eigenlijk perfect, als het fout loopt, kan ik altijd mijn hersenschudding de schuld nog geven.’
‘Oké, bel me als je iets nodig hebt, anders kom ik morgenochtend weer.’ Ik zwaai haar nog een keer succes toe en handig daarna het stokje over aan de man met het zandkleurige haar die buiten zit te wachten.
Wat voor problemen ze ook hebben, toen ze hem nodig had, liet haar vader alles uit zijn handen vallen en is hij onmiddellijk naar haar toe gevlogen.
Dat is een eigenschap die we allemaal graag zien in een vader of een partner, toch?
Hmmm, dat is blijkbaar iets waaraan ik nog moet werken want toen ik ze het hardst nodig had, zijn de twee belangrijkste mannen in mijn leven vlug weggevlogen.