En laatst heb je gezegd... 1 

 

‘Zeg maar liever niks meer!’ O, wat zou ik graag een wetboek schrijven, waarin elk artikel zou beginnen met: Het is de gehuwde vrouw verboden...

Een van die artikelen zou dan stellig beginnen met: Het is de gehuwde vrouw verboden ooit haar man toe te spreken met een zin, die begint: en laatst heb je gezegd. Waar halen jullie het vandaan, lieve Anniel Als wij roepen, dat wij niet van stoofsla houden, roepen de vrouwen: ‘En laatst heb je gezegd, dat je zo dól was op stoofsla!’ Zelfs al was dat waar, niemand minder dan Multatuli heeft het recht van de mens op opiniewijziging bepleit. Mag ik niet maandag trek hebben in stoofsla en donderdag stoofsla walgelijk vinden? Heeft het dan zin te gaan jouwen van en-laatst-heb-je-gezegd...?

In de politiek is men altijd erg sterk geweest in het nasnuffelen van wat de geachte opponent over hetzelfde onderwerp heeft beweerd in de zitting van de Tweede Kamer op 26 april 1936 — maar daar bestaan tenminste Handelingen van, zijnde het woordelijk gestenografeerde verslag van wat iedereen in de Tweede Kamer ooit heeft gezegd, zegt en zal zeggen.

Maar bestaan er Handelingen van het Huwelijksdiscours? Neen!

Wij, mannen, zijn daarom machteloos en hulpeloos aan het ‘En Laatst Heb Je Gezegd’ overgeleverd. Soms roepen wij iets terug, zo van: ‘Ik kan dat nooit gezegd hebben, want ik...’

En dan zeggen jullie, Annie, dat enge dooddoenerszinnetje, dat voor op het puntje van elke vrouwentong dag en nacht klaar zit om te voorschijn te wippen: ‘O, dan zal ik me wel vergissen.’

Wat wij al zouden hebben gezegd, in de loop der jaren van het met jullie getrouwd zijn:

E. L. H. J. G., dat je die vrouw juist zo grappig vond, met die wipneus en dat stottertoontje.

E. L. H. J. G., dat jij die lamp wel zélf eventjes op Loekies fiets zou zetten.

E. L. H. J. G., dat je de voordeur uit zou lopen, als de televisie de achterdeur in zou komen.

E. L. H. J. G., dat je De Gaulle een reuzenkerel vond, de redding voor Frankrijk, Europa en de wereld.

E. L. H. J. G., dat die auto de béste kleine wagen voor zijn geld was.

E. L. H. J. G., dat je méé zou gaan naar die tentoonstelling.

E. L. H. J. G., dat tante Emma gerust kon komen logeren.

E. L. H. J. G., dat Ank van der Moer onze grootste actrice was, en nu is het weer iemand, waar je altijd op hebt afgegeven.

E. L. H. J. G., dat we zouden verhuizen, als we ons huis konden ruilen.

We kunnen niets doen en niets laten, niets zeggen en niets zwijgen, of we hebben laatst gezegd, dat...

Je durft, als man zijnde, gewoonweg niks meer te zeggen, uit angst, dat het je over een jaar of tien onherkenbaar verbouwd op je bordje wordt geschoven.

Als wij jullie mogen geloven, Annie, doen we de hele dag niets anders dan het tegenovergestelde beweren van gisteren en eergisteren.

Moeten wij dan het héle huis vullen met microfoons en bandopnemers, ten einde het gesprek van 1954 in 1965 te kunnen afdraaien — uit een reusachtig en voortdurend zwellend archief? Of moeten wij, ook al hébben wij laatst gezegd, dat wij nimmer zelfmoord zullen plegen, bij jullie volgend E. L. H. J. G. gillend uit het raam van driehoog springen — om dan, bij het ontwaken in het Wilhelmina Gasthuis, uit jullie mond aan ons bed te vernemen: ‘En laatst heb je gezegd, dat je per se in de Ziekenverpleging Prinsengracht wou liggen...!’

 

En laatst heb je gezegd... 2

 

 ‘Wees liever dankbaar!’ Wees toch blij, Henri, dat wij zo Goed Naar Jullie Luisterenl We weten precies wat jullie gezegd hebt. En je hebt het allemaal gezegd, heus.

Wij luisteren goed, want we zijn zo toegewijd, zo aanhankelijk. Het siert ons, dat we aldoor uitroepen: ‘En Laatst Heb Je Nog Gezegd...’ Dat is een bewijs hoezeer wij ieder woord van jullie op een goudschaaltje wegen.

En wanneer het mij daarbij opvalt, dat mijn man de ene dag uitroept: ‘Ha, blinde vinken!’ en de week daarop uitroept: ‘Bah, blinde vinken!’ dan is dat volkomen begrijpelijk. Dan is het volkomen logisch dat ik zeg: ‘En Laatst Heb Je Gezegd: Ha, blinde vinken..

Alles wat jullie zegt, knopen wij in onze oren. Daarom weten we ook zo goed dat jullie je ei vier en een halve minuut gekookt wilt hebben en dat jullie ’s zondags zo tegen vijven altijd melancholiek wordt. En daarom weten we hoe jullie je dekens ingestopt wilt hebben en hoe je over theosofie denkt en over krentebrood en wat je vindt van Adenauer en van witte muizen houden.

En is dat allemaal niet allerliefst van ons, Henri? Je bent een ondankbaar manspersoon.

Wanneer jullie ook eens zo aandachtig luisterden naar wat wij zeiden... Maar kijk, ’s morgens aan het ontbijt zit jullie achter de krant, dan luister je niet. Als wij dan vragen: ‘Wil je pekelvlees of gekookte worst mee op je boterham,’ dan zeggen jullie: ‘Ja.’ Zodat wij dan weer moeten vragen: ‘Pekelvlees? Of gekookte worst? "

‘Ja,’ zeggen jullie dan. En pas als we alle boterhammen al met pekelvlees hebben belegd en keurig hebben ingepakt, dan zeggen jullie: ‘He? O, met worst.’

En als we ’s avonds rustig zitten met de stopmand voor ons, dan luister je ook niet. Want dan zit je weer achter de krant.

En omdat jullie niet luisteren, weet je zo weinig van ons af. Jullie weet niet of wij van nylon onderjurken houden, je weet niet of we van Sartre houden, van Audrey Hepburn, van harde eieren, van Ellen Vogel, je weet niet of we suiker in de thee willen, of we gecremeerd willen worden en of we oom Jacob al geschreven hebben.

Wél zeggen jullie vaak tegen elkaar: ‘Die vrouwen... zo raadselachtig zijn ze... helemaal begrijpen kun je ze nooit...’ Wat een wonder, als je ook nooit luistert!

Laatst zei ik tegen een vriend, die vaak bij ons over de vloer komt: ‘Die vrouw van jou heeft het druk, he? Die is zo in de weer he, met dat kindervakantiehuis. Enorm, wat ze daar allemaal voor doet!’

‘O,’ zei hij, ‘ja... Ja juist, inderdaad... mijn vrouw? O, Lida.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Je vrouw ja. Lida. Met het kindervakantiehuis.’

Er kwam een onrustige blik in zijn ogen en ik kon zien dat hij dacht: Kindervakantiehuis? Mijn vrouw? Lida? Doet ze daar iets voor? Natuurlijk had zijn vrouw al maandenlang tegen zijn krant aangepraat over het kindervakantiehuis. ’s Morgens, ’s middags, ’s avonds had ze maar zitten praten, tegen die achterkant van de krant. Hij had waarschijnlijk om het kwartier gezegd: ‘Ja, liefje, dat vind ik ook.’ Maar gehoord had hij niets.

En daarom, Henri, als je vrouw nog eens uitroept: ‘En Laatst Heb Je Gezegd...’ wees dan dankbaar. Sluit haar in je armen en zeg teder: ‘Wat luister je toch altijd goed naar mij. En wat zijn wij mannen toch ellendelingen dat we niet óók zo aandachtig naar jullie luisteren, maar vergeef het me, ik zal voortaan m’n best doen en wat zei je zoéven ook alweer: vind je een klein velletje in de koffie niet zo erg...?