Vrouwen bederven de conversatie! 1 

 

‘Waarom moet Bram nou Nathan heten?’ De heer en mevrouw Stroomgaren zijn een avondje bij ons op bezoek. Daar zitten ze, zij voorlopig nog een beetje op het puntje van baar stoel, hij met de toppen van zijn vingers tegen elkaar, alsof hij zo meteen wil gaan uitleggen, waarom je beter Koninklijke Olie dan Aku kunt kopen.

Ik breek het ijs, door meteen uitvoerig te gaan vertellen hóé ellendig slecht wij hebben gegeten in een befaamde Amsterdamse gelegenheid. Breed meet ik uit hoe koud de soep was, hoe taai het vlees, hoe verlept de groenten, hoe lui de portier — ‘en dat kostte voor ons tweeën dan nog tweeënveertig gulden!’

Nu, daar gaat de heer Stroomgaren eens breed voor zitten. Hij heeft, ik voel het al, ergens anders nóg beroerder gegeten, en nóg duurder.

Op dat moment verheft mijn vrouw haar stem.

‘Nu vergis je je toch,’ zegt zij, oprecht van aard als zij is. ‘Het was achttien gulden, de fooi inbegrepen.’ Mijnheer Stroomgaren is gelukkig lid van de Wereldmannenbond en roept dus meteen: ‘Och wat doet het ertoe, het is in elke geval veel te veel.’

Maar in zijn hart denkt hij natuurlijk: Als die Knap zo liegt over de prijs, zal hij de rest ook wel uit zijn duim hebben gezogen.

O, Annie M. G. Schmidt, waarom dóén jullie dat toch. Vrouwen worden geboren met een rood potlood in het rechterhandje, en dat leggen zij haar leven lang niet meer neer. Je zult bij voorbeeld opgewekt een mop gaan vertellen, en je begint: ‘Bram komt Moos tegen op de Munt...’

‘Nee, nou vertel je het fout,’ zegt je vrouw. ‘Moos komt Bram tegen.’

‘Ook goed,’ zeg je, iets minder opgewekt, want als je voor de tweede maal een aanloop moet nemen, raak je wat buiten adem. ‘Moos komt Bram tegen op de...’

‘En het was niet Bram, maar Nathan,’ zegt je vrouw.

‘Hemel nog aan toe, wat dóét dat er nou toe..

‘Met Nathan,’ zegt je vrouw, ‘is het veel leuker. Het is heel belangrijk voor die mop, dat hij Nathan heet.’

"Vooruit, dan heet hij Nathan. Moos komt Nathan tegen op de Munt en Nathan zegt...’

‘Het spijt mij, dat ik je weer even moet onderbreken, maar het was niet op de Munt, maar op het Waterlooplein.’

‘Neem me nou niet kwalijk, maar of dat nu op de Munt is of het Waterlooplein...

‘Waar wou je op de Munt een markt vandaan halen, behalve dan de Bloemenmarkt op het Singel?’

‘Maar er komt, verdikkeme, geen markt in vóór...’

‘O, sorry, zeg. Ik dacht, dat je die van de markt wou vertellen.’

Wees zo maar eens grappig, lieve Annie. En kunnen wij het helpen, dat onze vrouwen al onze eigen grappige avonturen reeds tot walgens toe hebben gehoord? Moeten wij daarom nieuwe vrienden die dolleuke geschiedenissen onthouden, waar generaties onzer relaties al om gelachen hebben?

Ik begin daarom de heer en mevrouw Stroomgaren uitvoerig te vertellen van oom Karel, die op een goede morgen in Putten op de Veluwe uit de kerk kwam en die toen...

‘Lieveling,’ zegt mijn vrouw, ‘dat verhaal héb je meneer en mevrouw laatst al verteld.’

‘U vergist u, mevrouw,’ roept mijnheer Stroomgaren. ‘Het is helemaal nieuw voor me.’

‘Neem me niet kwalijk,’ zegt mijn vrouw, ‘maar ik heb het al zó vaak gehoord, dat ik echt niet meer weet aan wie hij het heeft verteld en aan wie niet. En zelf weet hij het ook niet meer, dus zodoende...’

Enfin, ik héb het verteld, haast-je, rep-je, want halverwege riep mijn vrouw ook nog: ‘He toe, al die bijzonderheden.’ maar voor het eerst heeft niemand er echt om gelachen. Behalve ik zelf dan.

 

Vrouwen bederven de conversatie! 2 

 

‘Daarom doen we dat!’ Ik zal het niet ontkennen, Henri Knap. Als ik even naga hoe onze laatste visiteavondjes verliepen, dan herinner ik me inderdaad, ettelijke malen het verhaal van mijn man te hebben onderbroken met: Néé, zo was het niet! Maar hoe komt dat? Dat komt uitsluitend omdat jullie — jullie mannen — alle verhalen zelf wilt vertellen. Alle verhalen van enige substantie.

Jullie willen het monopolie houden van:

1. De vakantieverhalen.

2. De politieke toestand.

3. De moppen.

4. De filosofische opmerkingen over ‘vandaag-de-dag’.

Daar mogen wij helemaal niet aankomen. Het is een ongeschreven wet dat de man de Belangrijke Gesprekstof beheert.

En dat is heel egoïstisch, Henri Knap, heel egoïstisch van jullie, want het zijn de vette brokken conversatie die jullie aldus inpikken. De lekkere grote brokken. Jullie zijn grappig. Jullie vertellen moppen. Wij nooit. Waarom niet? Omdat wij het tweeduizend jaar lang nooit hebben mogen doen... dat was niet ons terrein... wij mogen er alleen om lachen, wat zeg ik, we moeten erom lachen, al horen we ze voor de achtenzeventigste keer! Ha, ha, maar we mogen ze niet vertellen. En we mogen niet de lekkere, sappige vakantieverhalen vertellen en we mogen niet over politiek praten... Nee, voor ons zijn enkel de kruimeltjes. Wij mogen zeggen: ‘Moet je horen wat Pietertje vanmorgen zei... zo schattig...’ Wij mogen praten over dienstbodenprobleem, prijs van soepblikken, kosten van zolen en hakken...

En dat maakt ons natuurlijk opstandig, Henri Knap, dat maakt ons ergens onbewust bijzonder opstandig. We moeten alle goede verhalen aan jullie afstaan. We doen dat grootmoedig, omdat we zoveel van jullie houden en het jullie echt gunnen, geestige causeurs te zijn. Maar we kunnen dan niet laten zo af en toe ertussendoor te komen... nou ja.

Wat mij betreft, het wil nog wel ’s een keer voorkomen dat ik een onderwerp aansnijd buiten de zolen en hakken om. Ik zal bij voorbeeld over Frankrijk beginnen en enthousiast betogen: Toch is het goed dat ze die vent daar hebben... die De Gaulle..

Wanneer ik dat zeg, kijkt mijn man schuw en gegeneerd op, alsof er een idioot bezig is het gesprek te leiden. ‘Ja,’ zeg ik dan, ‘er gebeurt tenminste iets. Voor ’t binnenland is het enorm en wat de Euromarkt aangaat, ze zijn nu in Brussel genoodzaakt de puntjes op de i te zetten, vooral wat betreft Engeland...’

‘Ach, schei toch uit, liefje.. zegt hij dan neerbuigend als tot een kind. ‘Je weet niet waar je ’t over hebt... Er zit immers iets heel anders achter.’

Pats. Ik ben op zijn terrein gekomen... Hij heeft me bij mijn armpje gepakt en me zacht teruggezet in de box. Zie je, dat hindert ons zo.

En wat de moppen betreft: Wij weten dat jullie ze van tevoren repeteren! Voordat de visite komt, terwijl jullie je boord aandoet voor de spiegel, sta je te bedenken: Ik heb die over Moos en Sam. En ik heb die over die poelier. En ik heb ook nog die van juf op school...

Ontken het eens, als je durftl Je durft niet, het is zo. En dat maakt ons ergens zo misselijk!