Negenentwintig
De hele aula zat vol. Met kinderen en ouders. En ik zat er ook. Mama was nog niet dood, anders had ik er natuurlijk niet gezeten. Maar omdat ze wel vlug dood zou kunnen zijn, had ik eigenlijk helemaal niet naar de battle van de moppenclubs willen gaan. Maar Melis was bij me aan de deur gekomen. Hij kwam vragen of ik meeging.
Ik zei ‘nee’, maar papa, die in de gang stond, zei dat ik best mocht gaan als ik wilde. “We weten toch niet hoe lang het nog duurt,” zei hij, “misschien nog wel een hele tijd.” Ik zei dat ik het toch raar vond om nu naar moppen te gaan zitten luisteren of om te gaan zitten lachen om moppen. Daarom ben ik een tijd terug toch juist ook uit de moppenclub gestapt.
“Je mag ook niet om alle moppen lachen,” zei Melis, “in ieder geval niet om de moppen van de moppenclub van Joege.”
Ik bleef het raar vinden om mee te gaan, maar toch ben ik gegaan, ook al wist ik zeker dat ik om geen enkele mop zou kunnen lachen. Misschien ging ik alleen mee vanwege Melis. Wel ben ik eerst nog even bij mama gaan kijken. Die sliep. En ze zag er niet uit alsof ze vanavond dood zou gaan.
Ik heb mijn jas aangetrokken. Het was koud buiten. Melis gaf me een hand. Dat was bijzonder. Het voelde alsof we verkering hadden. Ik heb nooit eerder verkering gehad, dus ik kan niet precies weten hoe het voelt om verkering te hebben. Maar toch voelde het zo.
In de aula van school ben ik helemaal achteraan gaan zitten. Naast me zat de moeder van Lucy. Die wilde weten hoe het met mama ging. Ik begon te vertellen hoe het was, maar de muziek startte al. Drie leerlingen uit groep 7 die samen een bandje hebben, speelden een paar liedjes.
Het klonk best goed. Daarna kwam onze juf, die de battle tussen de twee moppenclubs aankondigde. Ze stelde eerst nog een paar vragen aan Mischa twee en aan Joege. Hoe de moppenclubs ontstaan waren en zo. Toen begon de battle. Mischa twee was als eerste aan de beurt.
Jantje bracht elke dag een zak dropjes mee naar school…
Ik herinnerde me die zin. Het was de zin die ik ook hoorde toen ik uit de moppenclub stapte. Ik heb nooit geweten hoe die mop verderging. En ook nu heb ik hem niet helemaal gehoord. Want door die zin van Mischa twee wist ik dat ik niet op school moest zijn maar bij mama.
Ik moest nu niet naar moppen gaan zitten luisteren. Ik moest naar mama gaan zitten kijken. Haar hand vasthouden. Ik hoorde dat er om de mop van Mischa gelachen werd, maar ik was al opgestaan. De moeder van Lucy keek me aan. Ik reageerde niet. Ik was opeens heel gehaast. Ik wilde naar huis. Ik kon dat niet tegen Melis zeggen, want die zat al op het podium omdat hij zo meteen aan de beurt was. Ik zocht mijn jas in de garderobe en vertrok. Ik haastte me de school uit en liep zo hard ik kon naar huis. Het was allang donker. Het was al donker geweest toen ik met Melis naar school was gelopen. Nu leek het nog veel donkerder te zijn. Ik was bang. Niet voor het donker maar dat mama dood zou zijn. Ik wilde bij mama zijn.