Dertien

De viezemoppenclub van Joege is al gegroeid tot tien kinderen. Dat is veel. De moppenclub van Mischa twee is nog wel iets groter, maar dat duurt misschien niet lang meer. Joege keek heel blij toen hij na de grote pauze de klas in kwam. Ik hoorde hem zeggen dat de oude moppenclub nu wel snel een ‘mopperclub’ zal worden.

Dat sommige kinderen, zoals ikzelf, zijn moppenclub ‘de viezemoppenclub’ noemen, vindt hij helemaal niet erg.

Het zijn wel vooral jongens die in zijn moppenclub zitten. Zeven jongens en drie meisjes: Lucy, Gerdie en Mira.

Van Mira snap ik het niet. Die loopt elke dag samen met Mischa twee naar school. Ook vanmorgen nog. Ik heb hen samen zien lopen. Misschien hebben ze ruzie gehad. Of ze is een spion; dus dat Mischa twee haar juist gevraagd heeft om bij Joeges moppenclub te gaan. Misschien probeert hij zo iets te weten te komen van de viezemoppenclub.

Toen ik vanmorgen van huis wegging, lag Okke nog in bed. Vanmiddag lag hij er nog steeds. “Hij is ziek,” zei papa. Mama lag vandaag niet in bed. Ze was op. Ze voelde zich goed, zei ze. Ze heeft nieuwe medicijnen en die zorgen ervoor dat ze wat meer puf heeft.

“Kunnen die nieuwe medicijnen je ook weer beter maken?” vroeg ik meteen.

“Dat niet,” zei mama, “maar ik vind het al fijn dat ik niet de hele dag op bed hoef te liggen.”

Mama en ik hebben vanmiddag een spelletje gedaan. Dat was lang geleden. Vroeger deden we heel vaak spelletjes.

Maar sinds mama ziek is, niet meer. Maar vanmiddag na school dus weer wel een keer. Mama ging eerst nog vragen of Okke mee wilde doen. Het duurde lang voordat ze terugkwam. Misschien dat ze met elkaar gepraat hebben.

Of mama heeft dingen tegen Okke gezegd en Okke heeft steeds ‘nee’ geschud. Dat verwacht ik eerder.

“Komt-ie niet?” vroeg ik.

“Nee,” zei mama, “hij voelt zich nog niet lekker.”

Even wilde ik zeggen dat hij helemaal niet ziek is en dat hij gewoon niet meer naar school wil. Maar ik heb het niet gedaan. Okke moet het zelf weten. Ik ga niet klikken. Ik snap ook wel dat hij geen zin meer heeft in school. Ikzelf heb dat nog wel, ook al moet ik op school vaak aan mama denken. Maar ik wil niet net als Okke de hele dag op bed liggen.

Mama krijgt trouwens weer snel een dikke buik. Vandaag zei ze tegen me: “Kijk, ik ben weer in verwachting.” En ze aaide over haar bolle buik.

“Mam,” reageerde ik, “dat moet je niet zeggen.”

Halverwege het spelletje dat we speelden, moest mama er toch mee stoppen. Ze werd plotseling heel moe. Ze moest even op de bank liggen, zei ze. Dat deed ze en ze viel meteen in slaap, met haar dikke buik naar boven. Ja, als daar een baby’tje in zou zitten en als mama alleen daarom een dikke buik zou hebben, zou dat mooi zijn. Maar dan zou ze ook haar borsten terug moeten hebben, want anders zou ze de baby geen borstvoeding kunnen geven.

Een baby kan natuurlijk ook wel flesvoeding krijgen, maar als mama borstvoeding zou kunnen geven, zou ze echt beter zijn. Weer helemaal heel.

Maar dat gaat natuurlijk niet meer gebeuren. Nooit meer.

Toen mama sliep, ben ik op mijn kamer de surprise voor Okke gaan maken. Van een schoenendoos heb ik zogenaamd een iPod gemaakt. Okke heeft zijn echte iPod altijd bij zich en hij heeft hem bijna de hele dag aan staan.

Vanuit de schoenendoos laat ik een draad lopen met twee oortjes eraan. En aan die draad maak ik dan de cadeautjes vast: een muziektijdschrift en een grappig T-shirt dat ik heb gevonden met een iPod erop. Op het shirt staat DOPI geschreven. Dat is de omkering van iPod. Ik heb ook maar meteen een gedicht voor Okke gemaakt:

Soms voel je je wat rot

Of ben je zelfs ziek

Dan helpt alleen je iPod

Met goede muziek

Je krijgt er nu wat bij

Het staat je zeker stoer

Dus kijk maar weer wat blij

Je blijft mijn lieve broer

Het is geen supergedicht, ik weet het, maar ik ben nu eenmaal niet zo’n dichter. Mama wel, die maakt met Sinterklaas altijd mooie en lange gedichten. Papa juist weer niet. Die doet maar wat. Zijn gedichten slaan meestal nergens op. Hij laat woorden rijmen die helemaal niet goed rijmen, bijvoorbeeld ‘kano’ en ‘cadeau’. Op school heb ik van de juffrouw geleerd dat de klemtoon bij een rijm op dezelfde lettergreep moet liggen. En dat is bij deze woorden niet zo. Maar dat maakt papa allemaal niks uit. “Ik kan dichten zonder mijn hemd op te lichten,” zegt hij altijd als we iets over zijn gedichten zeggen. Dat slaat dus ook nergens op.