Twee

Het klopt dat mama doodgaat.

En daarom wil ik geen moppen meer vertellen.

Ik dacht dat nog niemand van school het wist, behalve de juffrouw. Maar Lucy wist het dus wel, en nu weet waarschijnlijk de hele klas het.

Mama heeft kanker.

Ze zegt zelf dat ze doodgaat.

En het zal ook wel, want ze is erg ziek. Ze moet heel vaak overgeven, vooral de laatste dagen.

Ze heeft borstkanker.

Alleen dat woord ‘kanker’ al.

Het scheelt maar één letter met ‘kanjer’, dat juist zo’n leuk woord is. Maar ‘kanker’ is een naar woord. En mama heeft dus de ziekte die kanker heet. Ze heeft kanker in haar borsten. ‘Tieten’ zou Joege zeggen.

Ik ken een goede mop:

Twee tieten in een envelop.

Dat heb ik hem een keer horen zeggen.

Mama heeft geen tieten meer. Die hebben ze eraf gehaald.

Misschien hebben de dokters ze daarna in een grote envelop gedaan en opgestuurd. Om te laten onderzoeken.

Stomme Joege.

Mama heeft sinds vijf maanden kanker. Of eigenlijk natuurlijk al langer. Maar ze hebben het vijf maanden geleden ontdekt. Toen moest de moppenclub nog opgericht worden. Het was meteen heel erg bij mama. Zo erg, dat ze in het ziekenhuis geopereerd moest worden. Allebei haar borsten moesten eraf. Gek hè? Ikzelf moet nog borsten krijgen en bij mama zijn ze er alweer af. Ik heb het gezien; een paar weken na de operatie. Ze is vanboven nu net een man.

Mama wilde het me zelf laten zien. Ik vond het eng. Toch heb ik gekeken toen ze het liet zien. Ik heb gezegd dat ik het helemaal niet gek vond zoals het eruitzag. Maar dat was het wel. Het was wel gek. Het was zo leeg. Waar eerst haar borsten zaten, leken nu wel twee deuken te zitten.

Toen ik loog dat het er helemaal niet gek uitzag, gaf ze me een kus en moest ze huilen. Ik moest ook huilen.

Mama wilde dat Okke ook zou zien hoe het eruitzag, maar die wilde niet. Okke is mijn broer. Hij is twee jaar ouder dan ik. Hij vond het stom dat mama haar borsten-die-er-niet-meer-zijn wilde laten zien. Dat vond ik ook wel een beetje, maar mama wilde het echt graag.

Okke wilde niet kijken. Hij werd boos en liep naar zijn kamer. “Ik hoef niet te zien wat je niet meer hebt,” schreeuwde hij nog.

Ik snapte het wel een beetje. Want het is ook echt eng.

Papa had het natuurlijk al eerder gezien. Ik weet niet of hij het ook eng vindt.

De avond nadat mama mij haar borsten-die-er-niet-meer-zijn liet zien, heb ik een tekening van haar gemaakt. Op de plaats van de borsten heb ik twee kruisjes gezet. Zo ziet het er voor mij uit, alsof de dokter in het ziekenhuis haar borsten heeft weggehaald en er twee kruisjes voor in de plaats heeft gezet. Maar ik heb die tekening natuurlijk niet aan mama laten zien.

Papa deed in het begin opvallend vrolijk toen we wisten van mama’s borstkanker.

“We maken er het beste van.”

“Het komt allemaal goed.”

“We moeten niet verdrietig gaan doen.”

Vooral ‘Het komt allemaal goed’ zei hij vaak, ook toen de borsten van mama weggehaald waren. Het sloeg natuurlijk nergens op. Alsof ze de borsten van mama ergens aan het repareren waren zodat ze er later weer aangezet zouden kunnen worden.

Ook mama vond ik behoorlijk vrolijk doen. Toen ze hoorde dat ze borstkanker had, was ze maar een paar dagen heel somber. Daarna werd ze weer vrolijk. Ook toen haar borsten eraf waren. Dat vond ik nog het gekst. Ze moest soms wel huilen, maar dan lachte ze al snel weer door haar tranen heen.

Ik denk dat papa en mama vooral vrolijk blijven doen voor Okke en mij. Daarom vind ik hun vrolijkheid nogal nep. Het is volgens mij geen echte vrolijkheid.

Maar toch ben ik door hun vrolijkheid gewoon lid geworden van de moppenclub. Toen Mischa twee de moppenclub had opgericht, heb ik thuis wel eerst gevraagd of het goed was dat ik lid zou worden. Het kostte geen geld of zo, maar ik wilde vooral van mama weten of ze het niet raar vond. Maar dat was helemaal niet zo. “Doen,” zei ze meteen, “dan kun je thuis soms ook een mop vertellen.”

Dat ben ik ook gaan doen. ‘s-Avonds bij het eten ging ik steeds een paar moppen vertellen die ik die dag op de moppenclub gehoord had. En papa en mama maar lachen om de moppen. Okke juist niet. Die vond die hele moppenclub maar een stom gedoe. Hij vindt het ook gek om te gaan lachen terwijl mama ziek is. Dat zag ik aan hem. Dat voelde ik. Daarom ben ik er na anderhalve week ook weer mee gestopt. Ik zei dat ik er geen zin meer in had om moppen van school na te vertellen. Maar toen begon papa steeds een paar moppen te vertellen onder het eten. En daar lachte dan vooral mama het hardst om. Als ze er was. Want soms at ze niet mee. Dan was ze ziek en lag ze in bed.

Okke lachte nooit om de moppen van papa. Ik soms wel, want er zaten best goeie tussen. Ik vond het in het begin ook wel handig dat papa ze vertelde. Ik kon er dan eentje uitkiezen die ik de volgende dag voor de moppenclub kon gebruiken. Als ik ze wist te onthouden. Want dat was niet altijd zo. Dan begon ik op school bij het fietsenhok aan een mop van papa en dan ineens wist ik niet meer hoe het verder moest. Daarom haalde ik de moppen na een paar dagen toch weer liever uit een moppenboekje.

Dan kon ik ze ook echt uit mijn hoofd leren.

Ik denk dat papa bijna twee weken lang elke avond een paar moppen heeft verteld aan tafel. Maar toen was er die avond waarop mama niet moest lachen om een mop, maar heel hard begon te huilen. Het was niet vanwege die mop, denk ik, maar vanwege de hele situatie. Misschien vond ze het zelf opeens ook dom dat ze deed alsof er niks aan de hand was. Ze wist misschien toen al dat ze vlug dood zou gaan.

Sinds die avond vertelt papa geen moppen meer. En sinds die avond is mama heel snel zieker en zieker geworden.

Haar borsten waren er niet alleen af, maar ze moest ook bestraald worden en ze had al een hele tijd een geemokuur. Ja, ik weet het, dat woord schrijf je anders: ‘chemokuur’. Maar als je het woord niet kent, ga je ‘sjeemokuur’ zeggen als je ‘chemokuur’ ziet staan. Maar je moet het dus uitspreken als ‘geemokuur’. En van zo’n kuur werd mama elke keer heel erg ziek. Soms zo ziek dat ze ‘s-avonds niet meer aan tafel kon zitten om mee te eten.

Als de kuur voorbij was, ging het dan na een paar dagen wel weer wat beter, maar goed ging het nooit.

En dat gaat het nu nog steeds niet.

Helemaal niet.

Mama heeft zelf gezegd dat ze doodgaat. Toen ik tegen haar zei dat iedereen ooit doodgaat, zei ze: “Maar ik een beetje sneller.”

Op mijn vraag hoeveel sneller dan, zei ze: “Misschien over een paar maanden al.”

Pets.

Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Over een paar maanden al. Dat betekent dat Okke en ik in het nieuwe jaar misschien geen moeder meer hebben. Ik kan me niet voorstellen dat mama er nooit meer zal zijn. Ik wil het ook niet geloven, maar ze zegt het zelf. Ik merk dat ik nu soms boos op haar ben omdat ze het heeft gezegd. Want ik denk dat ze doodgaat omdat ze zegt dat ze dood zal gaan. Als ze zou zeggen dat ze nog niet doodgaat, gaat ze voorlopig ook niet dood.

Denk ik.

Maar zo zal het wel niet zijn. Het is natuurlijk ook raar om boos op mama te zijn. Ik moet juist lief voor haar zijn. En Okke ook. Maar hij lijkt nog bozer te zijn dan ik soms ben.