44
De zomerzon staat hoog aan de wolkeloze hemel als ik de meisjes in de auto heb vastgesnoerd en zelf achter het stuur plaatsneem.
Het is vier uur en Harald heeft niets van zich laten horen. De hele dag door heb ik zijn nummer gebeld, maar ik kreeg steeds de voicemail. Zijn rechtstreekse nummer op kantoor was doorgeschakeld naar de receptioniste. Zodra ik haar stem hoorde, hing ik op. Ik ga echt niet aan het personeel vragen waar mijn man uithangt. Wel ben ik vanmiddag, voor ik de meisjes ophaalde van school, even langs kantoor gereden.
Zijn auto stond er niet.
Ik heb met de gedachte gespeeld om mijn moeder niet te gaan halen. Maar dat was voor ze me een uurtje geleden belde en zei dat ze ‘gepakt en gezakt’ op me zat te wachten en zich enorm op de komende week verheugde.
Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om haar teleur te stellen. Bovendien: als er problemen zijn, heb ik mijn moeder liever bij me in de buurt.
“Hé, papa is thuis!” Fleur ziet de grijze neus van Haralds auto net iets eerder dan ik.
De poort draait langzaam open en Harald komt het erf op gereden.
Er valt een zware last van me af. Ik draai het contact terug en trek de handrem aan.
Harald parkeert zijn Jaguar voor de schuur, stapt uit en loopt op ons af.
Ik laat mijn raam zakken. “Waar heb je nou de hele tijd gezeten? Ik was dodelijk ongerust, verdorie. Ik probeer je steeds te bellen, maar je mobiel staat uit.”
Hij fronst zijn wenkbrauwen en graait in zijn broekzak. Er zitten vlekken op zijn beige broek, zie ik, die hij zonder veel succes heeft geprobeerd schoon te maken.
Harald diept zijn mobiele telefoon op en kijkt fronsend naar het schermpje. “Batterij leeg,” mompelt hij, en laat hem weerinzijnbroekzakglijden. Kijkt dan op. “Waar ga je naartoe?”
“Mijn moeder ophalen, weet je nog? Ben je vergeten dat je vanmiddag op de kinderen zou passen?”
Harald schudt zijn hoofd. “Nee, niet vergeten,” mompelt hij.
Ik wil hem vragen waar hij is geweest, maar besef dan dat de kinderen op de achterbank zitten. Het komt later wel. “Hoe kom je aan die vlekken op je broek?”
Hij fronst geërgerd en maakt er een gebaar bij waarmee je een vervelende vlieg zou wegjagen. Neemt een paar passen en trekt mijn achterportier open. “Ga jij nou maar rijden, anders sta je straks in de file. Ik red het wel met die twee.”
“We hebben babypoesjes, pap,” zegt Charlotte, terwijl ze zich uit de gordel wurmt. “Mama noemt ze kroketjes. Wil je ze zien?”
“Ja, natuurlijk,” hoor ik Harald zeggen. “Hoeveel zijn het er?”
“Twee. Maar je moet er niet aankomen, hoor,” rebbelt Fleur, “Reddy heeft nu instinct, zegt mama, en daar heeft ze last van. Ze is nou een soort van vals geworden.”
Fleur laat ter illustratie haar omzwachtelde armpjes zien. De halve klas heeft er zijn naam op gezet, alsof het gipsar-men betreft. Al terwijl ze uit de auto klimt, begint ze druk te vertellen wat er is voorgevallen.
Harald sluit het portier. “Tot straks,” hoor ik hem zeggen.