EEN
Ravelijn —(Italiaans; rivellino). Een drie- of vijfhoekig bouwwerk aan de buitenzijde van een vestingmuur met voornamelijk een strategische en beschermende functie.
De twee portretfoto’s die zoveel voor me betekenen hangen naast elkaar in de hal, prominent tegen de hoge, witte muur achter de receptioniste. Het gezicht van mijn grootvader is gevangen in zwart-wit, in de officiële, statige stijl die in de jaren zestig zo populair was. Zijn donkere ogen kijken priemend de hal in en zijn streng omkaderd door een dikke hoornen bril. Zijn krullende haar is strak in een scheiding gekamd en wordt op zijn plaats gehouden met brillantine. Het haar lijkt zwart op de foto, maar ik weet dat hij oorspronkelijk donkerblond was.
Ernaast hangt een foto van hetzelfde formaat, maar dan in kleur en gemaakt midden jaren negentig. De invloed van mijn grootmoeder is slechts minimaal terug te vinden in mijn vaders gelaatstrekken. Van Santfoort-mannen lijken op elkaar. We zijn allemaal groot, hebben zachte lijnen in ons gezicht, krullen en bruine ogen.
Dit pand, een voormalige patriciërswoning, had al een rijke historie toen het door mijn grootvader in 1937 werd aangekocht. De begane grond nam hij in gebruik voor zijn nieuwe makelaarskantoor en op de andere verdiepingen ging hij zelf wonen, samen met zijn vrouw Aleida. En daar, op de eerste verdieping aan de achterzijde van het pand, in een vertrek met hoge ramen die uitzicht bieden over een deel van het oude stadje en de vestingmuur, werd mijn vader geboren. Zo ongeveer op de piekwaar nu mijn bureau staat, heeft grootvader me verzekerd.
Mijn grootvader, Gerard Paul van Santfoort, heeft de naam Ravelijn Vastgoed bedacht. Het tekent hem, dat hij koos voor een bouwkundige, historische naam voor zijn makelaarskantoor. Dat hadden hij en ik gemeen, die onvoorwaardelijke liefde, passie zelfs, voor geschiedenis en voor ambachtelijke authenticiteit. Eerlijke materialen, vervaardigd in kleinschalige ateliers en bij voorkeur in een époque waarin nog geen massafabricage bestond. Grootvader hield net als ik van huizen met een uniek karakter, waarvan je als vanzelf onder de indruk raakt. Huizen die je niet bezit, maar tijdelijk mag bewonen. Panden die je moet koesteren, onderhouden, restaureren, behouden voor het nageslacht, en die je in ruil daarvoor een onnoemelijk rijk en dankbaar gevoel geven, omdat jij deel mag uitmaken van hun lange historie.
Ze zijn er nu allebei niet meer, opa en papa. Ze liggen begraven op de begraafplaats net buiten de stad, waar ik hen veel te weinig bezoek. Hun geesten zijn echter onlosmakelijk verbonden met dit gebouw. Dat voel ik, elke seconde dat ik hier verblijf. Hun portretten horen dan ook nergens anders thuis dan hier, in Peperstraat 7, op een plaats waar niemand ze over het hoofd kan en mag zien.
Het zou me met trots moeten vervullen om een Van Santfoort te zijn. De meeste tijd gebeurt dat ook wel. Maar de laatste jaren lijken mijn voorvaderen me niet meer bemoedigend aan te kijken, eerder verwijtend.
Ze hebbén er alle recht toe, meen ik. Ik weet alleen niet hoe ik het tij kan keren.