3
“Oké. Nu jij,” zeg ik. “Acht keer acht.”
Tegenover me aan de teakhouten tafel zit Fleur. Haar bleke gezichtje staat ernstig en ze fronst haar wenkbrauwen.
“Mag ik, mag ik?” dringt Charlotte aan. Ze staat naast me aan tafel.
Ik schud mijn hoofd en leg een wijsvinger tegen mijn lippen.
“Vierenzestig,” zegt Fleur, na enig nadenken.
“En nu vier keer acht.”
“Eh…tweeëndertig.”
“Goed zo. Zes keer acht.”
Er ontstaat een zorgelijk, verticaal streepje tussen Fleurs witblonde wenkbrauwen. Ze zegt niets.
“Vijf keer acht is veertig, zes keer acht is…?”
Hoopvol kijkt ze op. “Achtenveertig?”
“Helemaal top.” Ik pak een blocnote met ruitjespapier en haal een pen uit Fleurs etui. Schuif ze beide over de tafel naar haar toe. “Nou, lieverd. Ik wil dat je het nog één keertje opschrijft. De hele tafel van acht.”
Fleur is het overduidelijk oneens met mijn vooroorlogse lesmethoden. Ze kreunt en legt haar armen en bovenlijfje theatraal op het tafelblad.
Ik laat me niet vermurwen. Ik beschouw het als mijn taak om het uiterste uit haar te halen. De capaciteiten die ze heeft, moet ze van Harald en mij gebruiken. “Kom op, het is amper een minuutje werk, dan mag je daarna tv gaan kijken. Goed?”
Mokkend trekt ze pen en papier naar zich toe en begint rijtjes op te schrijven. Haar zusje is verder gelopen en zit nu tegen Harald aan op de bank. Hij drinkt een kop koffie en heeft een arm om haar heen geslagen.
Niets wijst erop dat Harald vandaag iets afschuwelijks heeft gehoord over zijn vrouw.
Tijdens het eten deed hij niet anders dan normaal. In het uur ervoor, waarin we samen in de woonkamer een glas cha-blis dronken, zat hij zelfs met een half oog tv te kijken. Na het eten las hij het Financieele Dagblad, nam vervolgens vluchtig het Reformatorisch Dagblad door—ook al zijn we niet gelovig, Haralds klanten uit de regio zijn dat vaak wel—en stoeide nog met Fleur en Charlotte op het grasveld achter het huis. Nee, Harald heeft vandaag geen schokkende feiten over zijn liefhebbende echtgenote vernomen. Niets wijst daarop.
Maar het zegt zo weinig.
Ik kan niet uitsluiten dat Chris iets heeft losgelaten aan Anton, en dat Anton nu thuis koortsachtig met zijn vrouw zit te overleggen of hij het nieuws wel of niet aan zijn baas moet mededelen. Want als het niet waar is, kan dat hem zomaar zijn baan kosten.
En als het wél waar is, net zo goed.
Er is ook een grote kans dat Chris helemaal niets heeft gezegd. Voorlopig niet althans, totdat hij heeft bedacht hoe hij er een slaatje uit kan slaan.
“Mam?”
Ik kijk op.
Fleur staart me aan, haar blauwe ogen wijd open, wenkbrauwen opgetrokken. “Alles goed, mam?”
“Ja, ja, natuurlijk, liefje.” Ik leg mijn hand geruststellend over de hare. “Laat eens kijken, ben je klaar?”
Ze schuift me haar werkje toe. “Mag ik nou tv-kijken?”
“Ja, doe maar,” hoor ik mezelf zeggen. Dan kijk ik plichtsgetrouw naar het papier, waarop ze in haar priegelige handschrift de tafel van acht heeft opgeschreven.
Foutloos.
“Helemaal foutloos, Fleur!” roep ik, maar ze hoort me niet meer, is bij haar vader en zusje op de bank gekropen.
Ik sta op. Vouw het papier dubbel en loop ermee naar de keuken. Daar maak ik er een prop van en gooi die in de afvalbak. Zet mijn handen op het granieten aanrechtblad en kijk naar buiten. In de verte zie ik Reddy lopen. Nog verder, voorbij de struiken en fruitbomen, staan Humbold en Donky in de wei te grazen. Ze moeten nog naar binnen worden gehaald. Dat zal ik straks even doen, als de kinderen in bed liggen.
Sinds vanmiddag doe ik mijn uiterste best om me zo normaal mogelijk te gedragen, maar ik vermoed heel sterk dat ik daarin slechts ten dele slaag. Ik word gek van mijn eigen gedachten, die me steeds weer nieuwe mogelijkheden voorschotelen. De meeste daarvan zijn regelrechte doemscenario’s, tikkende tijdbommen onder mijn leven en gezin.
Ik probeer die donkere gedachten te negeren, maar daardoor lijkt het juist alsmaar erger te worden. Ik voel me niet lekker. Misselijk, een dreinend gevoel in mijn maag, alsof ik iets verkeerds heb gegeten. Lichte hoofdpijn, trillerig. Mijn hart slaat sneller, als op dagen waarop ik meer dan zes koppen koffie heb gedronken.
Ik besef dat het angst is.
Pure paniek.