22

Krap twee maanden nadat Claudette me in de club van Jack en Sylvia Rijnders had geïntroduceerd, hield ze zelf op met werken. Ze had zich uiteindelijk weten los te weken van de dagelijkse aanwas van briefjes van honderd. Met haar vriend vertrok ze naar de Antillen om duiklessen te geven aan toeristen. Ik nam hun huurhuis over, een gemeubileerde eengezinswoning met een carport in een rustige, lommerrijke jaren-tachtigwoonwijk, zo een waarvan de plattegrond deed denken aan een doolhof.

Bij haar afscheid nodigde Claudette me uit om een keer bij hen langs te komen. Ik antwoordde dat ik dat zou doen, maar we wisten beiden dat het niet zou gaan gebeuren.

Wel bleef ik werken in Luxuria. Dat zou ik blijven doen totdat alle schulden waren afbetaald. Dan zou ik stoppen.

Resoluut.

Het was fijn dat ik nu een eigen optrek had, ver genoeg uit het centrum en dus redelijk anoniem. Ik was het continue draaien en spitsroeden lopen van de afgelopen maanden meer dan zat. In mijn nieuwe huis kon ik komen en gaan wanneer ik wilde en hoefde ik aan niemand mijn werktijden en werkkleding te verantwoorden. Maar het belangrijkste was: ik hoefde mijn moeder nu niet meer dagelijks voor te liegen. Ik heb haar nooit iets verteld. Niets over Marius, en al helemaal niets over Luxuria, zelfs niet toen ik me afschuwelijk voelde en er niemand meer over was om naartoe te gaan. Ik wilde haar er niet mee belasten en ze zou het nooit hebben goedgekeurd.

Natuurlijk heeft ze vreemd opgekeken toen ik haar geld begon toe te stoppen waarmee ze de schuldeisers kon betalen. Maar ze heeft me nooit gevraagd hoe ik aan dat geld kwam. Er is met geen woord over gesproken, er zijn geen veelbetekenende blikken gewisseld, geen opmerkingen geplaatst.

Ik ben niet de enige in de familie die gewoonweg niet ziet wat hij niet wil zien.

Op zich was werken in een club niet zo enerverend en veeleisend als het me van tevoren had geleken. Het kostte me slechts een paar weken om over mijn gêne heen te komen en daarna begon ik er met sommige klanten zelfs plezier in te krijgen.

Achteraf gezien was dat niet meer dan logisch. Ik raak graag mensen aan en word graag aangeraakt. Als jong kind klom ik al te pas en te onpas bij iedereen op schoot. De sterke neiging om lichamelijk te worden heb ik in de loop van de jaren leren onderdrukken, maar binnen de muren van Luxuria hoefde ik mezelf niet af te remmen. Daar werkte mijn knuffeldrang juist in mijn voordeel. Het leverde me een gestaag groeiende vaste klantenkring op.

Natuurlijk was het niet alleen maar makkelijk, er gebeurden ook vervelende dingen. Afschuwelijke dingen zelfs. Mannen die te veel gedronken hadden en zich agressief en respectloos gedroegen, die ons uitscholden of te lijf gingen, kerels met afstotelijke lichaamsgeuren en afwijkende of ronduit griezelige eisen. Ziekelijk jaloerse, roddelende en aan drugs verslaafde collega’s die je het licht in de ogen niet gunden en je klanten op een opdringerige manier probeerden in te palmen—ik kan me een collega herinneren die zich op de trap naar een van de kamers letterlijk tussen mij en een klant in wrong. Agressief en zwaar onder invloed van coke.

We hoorden ook verhalen uit clubs waar het deurbeleid minder strak geregeld was; ik wist dan ook dat ik het heel wat slechter had kunnen treffen.

Ik stond redelijk stevig op mijn hoge hakken en mijn grootste angst, zeker de eerste jaren, was niet om een gestoorde klant te treffen, maar iemand die ik kende uit mijn reguliere leven. Dat ik onverhoeds oog in oog zou komen te staan met een oude vriend van mijn vader. Of mijn buurman uit de wijk, die altijd al verlekkerd naar me loerde als ik ‘s-avonds ging werken. Of de bakker van op de hoek, de vader van een vriendin…Het overkwam de andere meisjes incidenteel en het was altijd gênant en ongemakkelijk, maar vanwege een of andere raadselachtige beschermengel of stom geluk bleef ik zowel van dergelijke ongemakkelijke toestanden als van doorgedraaide kerels verschoond.

Ik heb het werk vier jaar gedaan. Als ik terugkijk kan ik concluderen dat ik een bijzondere tijd heb gehad, die ik niet had willen missen. Ik heb ontzettend veel geleerd over mensen, over de betrekkelijkheid en invloed van geld, over mezelf, mijn plaats in het geheel, wat ik wil met mijn leven en wat absoluut niet. Ik heb geleerd om te horen, te zien en vooral te zwijgen en vooruit te denken, mensen nog beter in te schatten dan ik al deed, en ze tegelijkertijd wat minder snel te veroordelen.

Het enige vervelende is dat ik nooit over die periode kan praten met degenen om wie ik het meeste geef. Niet met mijn moeder en al zeker niet met Harald. Soms heb ik die behoefte, met name als er iets in het nieuws is over prostituees, of als Harald en ik een film kijken waarin het onderwerp ter sprake komt. Dan zou ik best weleens een opmerking willen plaatsen, een anekdote tussen neus en lippen door, zoals Harald dat doet als er op tv gesproken wordt over bouwprojecten of oude wijken die dreigen te verzakken. Maar juist op zulke momenten houd ik mijn lippen stijf op elkaar.

Ik denk niet dat Harald het kan begrijpen, hoe helder en duidelijk ik die scheiding ook voor me zie: ik was toen ik begon met het werk pas achttien, nauwelijks volwassen. Mijn moeder was de enige om wie ik daadwerkelijk gaf en ik zag in die tijd geen andere mogelijkheid om haar te helpen. Nu ben ik tweeëndertig, getrouwd met Harald en zelf moeder. Ik leef een totaal ander leven en baseer mijn huidige keuzes op heel andere waarden dan toen. Mensen veranderen nu eenmaal. De wereld om ons heen verandert. Ik vind daarom dat Harald me niet zou mogen verwijten wat ik zo lang geleden heb gedaan. De realiteit is, vermoed ik, dat Haralds wereld volledig zou instorten als hij mijn verleden zou kennen. Ik geloof niet dat hij de gedachte zou kunnen verdragen dat er niet een paar minnaars hem voor zijn geweest, zoals ik hem op de mouw heb gespeld, maar een paar duizend …Dat zou hij niet kunnen verkroppen. Dat vermoed ik heel sterk. Welke man zou dat wel kunnen, eigenlijk?

Zelfs Marius was op zijn manier jaloers en bezitterig.