29
EEN ONTHULLING
Sonea haalde diep adem toen ze Yikmo’s oefenruimte in liep. Met neergeslagen ogen bleef ze bij de deur staan. ‘Heer,’ begon ze. ‘Ik verontschuldig me voor mijn ongehoorzaamheid een paar dagen geleden. U hielp me en ik was erg onbeleefd.’
Yikmo zweeg even en grinnikte toen. ‘Daarvoor hoef je je niet te verontschuldigen, Sonea.’
Ze keek op en zag tot haar opluchting dat hij glimlachte. Hij wees een stoel aan en ze ging gehoorzaam zitten.
‘Je moet goed begrijpen dat dit mijn vak is,’ zei hij. ‘Ik neem leerlingen aan die problemen hebben met strijdvaardigheid en zoek uit waarom dat zo is. Op jou na hebben alle novicen die ik lesgaf bereidwillig meegewerkt. Als ze zich realiseren dat ik persoonlijke zaken aan ga wijzen die ten grondslag kunnen liggen aan hun problemen, hebben ze drie keuzen: ze accepteren mijn lesmethode, zoeken een andere leraar, of kiezen een ander hoofdvak. Maar jij? Jij bent hier alleen omdat je mentor dat wil.’ Hij keek haar in de ogen. ‘Heb ik gelijk?’
Sonea knikte.
‘Het is moeilijk om van iets te houden waarin je niet goed bent.’ De magiër keek haar vlak aan. ‘Wil je beter worden in dit vak, Sonea?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ja.’
Zijn ogen vernauwden zich. ‘Ik verdenk je ervan alleen te zeggen wat je denkt dat ik wil dat je antwoordt, Sonea. Ik zal je mentor heus niet vertellen wat je gezegd hebt. Ik zal je er niet op aankijken als je zegt dat je dat niet kan schelen. Denk goed na. Wil je écht beter worden in dit vak?’
Ze wendde haar blik af en dacht aan Regin en de anderen. Misschien kon wat Yikmo haar bijbracht haar helpen zich te verdedigen... Maar als er zoveel leerlingen tegen haar gekant waren, wat had ze dan aan vaardigheid en strategie?
Was er misschien een andere reden om er beter in te worden? De waardering van de opperheer kon haar geen sikkepit schelen – en al werd ze net zo bedreven als Yikmo of Balkan, ze zou nooit de kracht bezitten om het tegen Akkarin op te nemen.
Maar op een goeie dag zou het Gilde de waarheid omtrent de opperheer te horen krijgen. Daar wilde ze bij zijn, om haar kracht in te zetten als het tot een gevecht kwam. Ze zouden een grotere kans hebben hem te verslaan als zij goed was in strijdvaardigheid.
Ze ging rechtop staan. Ja, dát was een goede reden om haar bekwaamheid te vergroten. Ze vond die lessen in strijdvaardigheid dan wel niet leuk, maar als ze het Gilde zouden helpen om Akkarin ooit af te zetten, zou ze er alles aan doen om er goed in te worden.
Ze keek Yikmo weer aan. ‘Als het zo moeilijk is om iets leuk te vinden waarin je niet goed bent, zal ik er dan meer plezier in hebben als ik er wat beter in ben?’
De Krijger lachte breeduit. ‘Ja. Dat beloof ik je. Niet altijd, natuurlijk. We lijden allemaal wel eens een nederlaag van tijd tot tijd, en ik heb nog nooit iemand ontmoet die staat te juichen als het hem overkomt.’ Hij zweeg en keek haar ernstig aan. ‘Maar eerst moeten we wat andere kwesties afhandelen. Je moet veel zwakheden overwinnen. Waarvan je getuige was tijdens die Zuivering is de oorzaak van je zwakte. De angst om zelf te doden weerhoudt je ervan treffers toe te passen, en de wetenschap dat je sterker bent dan anderen maakt dat alleen maar erger. Je moet leren jezelf te vertrouwen. Je moet de grenzen van je kracht en Beheersing leren kennen, en ik heb een aantal oefeningen bedacht die je daarmee zullen helpen. Vanmiddag kunnen we in de Arena terecht.’
Sonea keek hem verbaasd aan. ‘De Arena?’
‘Ja.’
‘Voor mij alleen?’
‘Voor jou alleen – en je leraar natuurlijk.’ Hij deed een stap naar de deur. ‘Laten we maar meteen gaan.’
Ze stond op en liep achter hem aan de zaal uit. ‘Wordt de Arena dan niet elke dag door andere klassen gebruikt?’
‘Jazeker,’ antwoordde Yikmo. ‘Maar ik heb Balkan weten te overtuigen vanmiddag eens wat anders met zijn klas te doen.’ Hij keek haar lachend aan. ‘Iets heel leuks en ook nog buiten het Gildeterrein, dus kunnen ze jou er niet op aankijken dat jij van hun plaats gebruikmaakt.’
‘Wat is dat dan?’
Hij grijnsde. ‘Ze blazen rotsblokken in een oude steengroeve op.’
‘Wat leren ze daar dan van?’
‘Het vernietigende effect van hun krachten.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En het brengt in beeld welke verwoestingen ze aan kunnen richten als ze ooit buiten de Arena zouden vechten.’
Ze bereikten het eind van de hoofdgang, stapten naar buiten en daalden de trap aan de achterzijde van het universiteitsgebouw af. Terwijl ze naar de Arena liepen, keek Sonea omhoog naar de ramen van het gebouw. Al zag ze dan geen gezichten, ze wist zeker dat haar privéles opeens niet meer zo privé zou zijn...
Ze liepen omlaag naar het portaal van de Arena, de donkere tunnel door, het trapje op, en stonden weer in het zonlicht. Yikmo wees in de richting van het Genezerspaviljoen.
‘Treffer naar de barrière.’
Ze fronste haar voorhoofd. ‘Gewoon... treffen?’
‘Ja.’
‘Wat voor soort?’
Hij wuifde de vraag weg. ‘Maakt niet uit. Tref nou maar.’
Ze haalde diep adem, richtte haar wilskracht en zond een vuurtreffer naar het onzichtbare schild rond de Arena. Toen hij doel trof golfden er honderden fijne energiedraden tussen de naar binnen gebogen zuilen. De lucht vibreerde van een gedempt getinkel.
‘Nog een keer, maar nu krachtiger.’
Deze keer vlogen er bliksemflitsen over de hele koepelvormige barrière.
Yikmo glimlachte en knikte. ‘Niet slecht. Nu met alle kracht die je in je hebt.’
Een stroom kracht joeg door haar heen voor hij naar buiten vloog. Het was een sterk opwekkend gevoel. Het schild zond knetterende lichtstralen uit en Yikmo grinnikte.
‘En nu met ál je kracht, Sonea.’
‘Dat heb ik toch net gedaan?’
‘Dat denk ik niet. Stel je voor dat alles wat ertoe doet afhangt van één gigantische krachtsinspanning. Hou niets achter.’
Ze knikte en stelde zich voor dat Akkarin voor het schild stond. Daarna verbeeldde ze zich dat Rothen naast haar stond. Het doel van Akkarins ongelooflijke kracht.
Hou niets achter, zei ze in zichzelf, en ze liet al haar magie vrij.
Het schild van de Arena straalde zo krachtig dat ze haar ogen moest beschermen. Hoewel het getinkel niet luider klonk, trilden haar oren van het geluid. Yikmo juichte zacht.
‘Dat lijkt er meer op! En nu nog een keer!’
Ze keek hem aan. ‘Nóg een keer?’
‘Nog iets sterker. Als je kunt.’
‘Maar de barrière van de Arena dan?’
Hij lachte. ‘Maak je daar maar geen zorgen over, daar is wel wat meer voor nodig. Eeuwenlang hebben generaties magiërs hem steeds steviger gemaakt. Maar ik verwacht wel dat die zuilen roodgloeiend zijn als we klaar zijn met de les, Sonea. Nou vooruit. Geef ze een oplawaai.’
Na nog een stel treffers merkte Sonea dat ze er plezier in kreeg. Hoewel het inbeuken op de Arena op zich geen uitdaging vormde, was het een opluchting om treffers te plaatsen zonder je druk te maken over voorzorgsmaatregelen of beperkingen. Maar elke treffer werd een fractie zwakker, en na een uur kon ze slechts een paar golvende lichtstralen naar de barrière sturen.
‘Zo is het mooi geweest, Sonea. Ik wil niet dat je bij je volgende les uitgeput in slaap valt.’ Hij keek haar vragend aan. ‘En wat vond je nu van deze les?’
Ze glimlachte. ‘Niet zo moeilijk als uw normale lessen.’
‘Vond je het leuk?’
‘Dacht het wel.’
‘Wat was er dan leuk aan?’
Ze dacht na en onderdrukte een glimlach. ‘Het is zoiets als... zien hoe snel ik kan rennen.’
‘En nog iets anders?’
Ze kon hem moeilijk vertellen dat ze gefantaseerd had dat ze Akkarin in een hoopje as had veranderd. Maar hij merkte haar aarzeling op. Iets in die richting dan? Ze glimlachte steels toen ze naar hem opkeek. ‘Als stenen gooien naar magiërs.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Echt waar?’ Hij draaide zich om en liep met haar naar het Arenaportaal. ‘We hebben vandaag je grenzen verkend, maar niet op een manier die jouw kracht tegen die van anderen afzet. Dat wordt de volgende stap. Als je eenmaal weet hoeveel kracht je veilig tegen een ander kan inzetten, hoef je niet meer te aarzelen voor je toeslaat.’
Hij zweeg even. ‘Het is nu twee dagen geleden dat Regin je volledig uitputte. Was je gisteren nog moe?’
‘Een beetje, ’s ochtends.’
Hij knikte bedachtzaam. ‘Ga vanavond maar vroeg naar bed. Je hebt morgen je kracht wel nodig.’
‘En, wat vind je van mijn zus?’
Dannyl grinnikte toen hij zag hoe Tayend grijnsde. ‘Rothen zou zeggen dat ze recht voor z’n raap is.’
‘Ha!’ antwoordde Tayend. ‘Dat is nog zwakjes uitgedrukt.’
Mayrie van Porreni was zo lelijk als haar broer knap was, al waren ze beiden slank en hadden ze een fijne botstructuur. Ze nam geen blad voor de mond en had een brutaal gevoel voor humor, waarmee ze iedereen voor zich innam.
Op het landgoed dat haar echtgenoot beheerde werden paarden gefokt, landbouwproducten geteeld en wijnen geproduceerd die in alle Geallieerde Landen erg gewild waren. Het huis was een enorm landhuis met één verdieping en een veranda om het hele huis heen. Na het diner had Tayend een fles wijn en twee glazen naar de veranda meegenomen en Dannyl naar een zitje gebracht vanwaar ze uitzicht hadden op de wijnstokken.
‘En waar is haar man eigenlijk?’ vroeg Dannyl.
‘Orrend is in Capia,’ zei Tayend. ‘Mayrie houdt alles hier in de gaten. Hij komt hier maar eens in de paar maanden.’ Hij keek Dannyl aan en dempte zijn stem. ‘Ze kunnen niet zo goed met elkaar opschieten. Vader heeft een huwelijk voor haar gearrangeerd met iemand van wie hij dacht dat zij bij hem paste. Maar zoals gewoonlijk: de Mayrie die hij in zijn hoofd heeft, verschilt danig van de Mayrie zoals ze in werkelijkheid is.’
Dannyl knikte. Hij had gemerkt dat Mayries gezicht betrok als een van de gasten de naam van haar man noemde.
‘Maar vergis je niet, de man die ze zelf gekozen zou hebben als haar huwelijk niet door vader geregeld was, zou een nog veel grotere misser zijn geweest,’ voegde Tayend eraan toe. ‘Dat zal ze een dezer dagen wel inzien.’ Hij zuchtte. ‘Ik wacht nog steeds af met welke rampzalige echtgenote vader mij wil opzadelen, binnen niet al te lange tijd.’
Dannyl fronste zijn voorhoofd. ‘Zou hij dat echt doen?’
‘Waarschijnlijk wel.’ De jonge geleerde speelde met zijn glas en keek abrupt op. ‘Ik heb er nooit naar gevraagd, maar heb jij iemand die op je wacht in Kyralia?’
‘Ik?’ Dannyl schudde het hoofd. ‘Nee.’
‘Geen dame? Geen liefje?’ Tayend leek verbaasd. ‘Waarom niet?’
Dannyl haalde zijn schouders op. ‘Nooit tijd voor gehad. Veel te veel te doen.’
‘Zoals wat?’
‘Experimenten.’
‘En?’
Dannyl lachte. ‘Weet ik veel. Als ik nu terugkijk vraag ik me af wat ik met mijn tijd deed. Maar ik ging in elk geval nooit naar die hofpartijen die meer weg hadden van een veemarkt voor huwelijkskandidaten. De vrouwen die ik aardig vind komen daar toch niet.’
‘En in wat voor soort vrouwen ben je dan wel geïnteresseerd?’
‘Dat weet ik niet,’ biechtte Dannyl op. ‘Nooit een ontmoet die me genoeg interesseerde eigenlijk.’
‘Maar wat zegt je familie daar dan van? Hebben die niet naar een passende vrouw voor je gezocht?’
‘O jawel, een paar jaar geleden.’ Dannyl zuchtte. ‘Heel aardig meisje hoor, daar niet van, en ik wilde het wel doen om mijn familie tevreden te stellen. Maar op een dag besloot ik dat ik het uit moest maken, dat ik liever alleen en zonder kinderen voortleefde dan met iemand te trouwen voor wie ik niets voelde. Dat leek me wreder voor haar dan gewoon van het huwelijk af te zien.’
Tayend trok zijn wenkbrauwen op. ‘Maar hoe is je dat dan gelukt? Ik dacht dat Kyraliaanse vaders altijd hun kinderen uithuwelijkten.’
‘Doen ze ook.’ Dannyl grinnikte. ‘Maar magiërs hebben één privilege dat in zo’n geval handig is: ze mogen zo’n huwelijk weigeren. Ik heb niet rechtstreeks geweigerd, maar ik heb een manier gevonden om mijn vader van gedachten te laten veranderen. Ik wist dat het meisje gek was op een andere jongeman, en ik regelde het een en ander dat hem ervan overtuigde dat die ander een veel betere partner voor haar zou zijn. Ik speelde de teleurgestelde minnaar, en iedereen had met me te doen. Zij is best gelukkig, heb ik me laten vertellen, en heeft nu vijf kinderen.’
‘En je vader heeft geen nieuwe partner meer voor je gezocht?’
‘Nee. Hij besloot dat als – hoe zei hij het ook alweer? – ik zo nodig in de contramine moest zijn, hij me met rust zou laten mits ik de familie maar niet compromitteerde door een of ander dienstmeisje te kiezen.’
Tayend zuchtte. ‘Zo te horen zitten er aan het magiër-zijn nog meer voordelen dan dat je toegestaan wordt je eigen vrouw te kiezen. Mijn vader heeft mijn voorkeur nooit aanvaard. Voor een deel omdat ik zijn enige zoon ben, en omdat hij bang is dat hij geen erfgenaam krijgt na mij. Maar vooral omdat hij niet zoveel op heeft met mijn... neigingen. Hij denkt dat ik het expres doe, dat ik in de ban ben van perverse experimenten, alsof het alleen maar om het lichamelijke aspect gaat.’ Hij fronste en dronk zijn glas leeg. ‘En dat is het niet, mocht je je dat afvragen. Voor mij tenminste niet. Ik weet gewoon zeker dat dit natuurlijk en goed voor mij is, net zo zeker als mijn vader weet wat natuurlijk en goed voor hem is. Ik heb boeken gelezen over tijdperken en plaatsen waar het net zo natuurlijk en goed was om van mannen te houden als om van... ik weet niet... muziek en zwaardgevechten te houden... Ik zit te bazelen, niet?’
Dannyl glimlachte. ‘Een beetje maar.’
‘Sorry.’
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zei Dannyl. ‘We bazelen allemaal wel eens.’
Tayend grinnikte en knikte. ‘Ja, dat klopt. Maar je kunt het ook overdrijven.’
Ze lieten hun blik over de maanbeschenen velden glijden, en de stilte tussen hen was vreemd vertrouwd. Plotseling sprong Tayend op uit zijn stoel, rende het huis in, een beetje wankelend van de halve fles wijn in zijn benen. Dannyl vroeg zich af wat er in zijn vriend gevaren was. Hij wilde hem eerst achternarennen, maar hij besloot te wachten tot Tayend terugkwam.
Hij schonk nog een glas wijn in en daar was Tayend alweer.
‘Moet je zien.’
De geleerde legde een van de schetsen van de tombe in Dannyls schoot en liet hem een groot boek zien. Op de pagina die hij opensloeg was een kaart van de Geallieerde Landen en de aangrenzende staten getekend.
‘Wat moet ik precies zien?’ vroeg Dannyl.
Tayend wees naar een rij tekeningetjes boven aan de tombeschets. ‘Ze zeggen iets over de plek... waar die vrouw vandaan kwam.’ Zijn vinger wees naar één bepaald symbooltje: een halvemaan en een hand in een vierkant met stompe hoeken. ‘Ik kon er maar niet opkomen wat dit was, maar ik kende het wel, en het schoot me net pas te binnen. Er is een boek in de Grote Bibliotheek dat zo oud is dat de pagina’s verkruimelen als je ze te hardhandig omslaat. Het was van een magiër die eeuwen geleden leefde, Ralend van Kemori, die heerste over een deel van Elyne vóór Elyne één land werd. Bezoekers schreven hun naam en titels en hun reden van bezoek in dat boek, al werd alles in hetzelfde handschrift genoteerd, dus er zal wel een klerk hebben gezeten die iedereen inschreef. Ook voor hen die niet konden schrijven.
Er stond een symbool in dat precies hierop leek. Ik heb het zo goed onthouden omdat het een stempel was, niet handgeschreven. En het was rood – verbleekt, maar nog wel zichtbaar. De klerk had er “Koning van Charkan” naast geschreven.
Nou, het lijkt me niet onredelijk dat de vrouw in de tombe uit hetzelfde gebied afkomstig was – dit symbool lijkt precies op de afdruk van het stempel. Maar waar ligt Charkan? Dat is de vraag.’ Tayend lachte en tikte op de kaart. ‘Dit is een oude atlas van de overgrootvader van Orrend. Nou, moet je kijken.’
Dannyl tilde het boek uit Tayends handen en lichtte de kaart bij met een bollichtje. Waar Tayends vinger op de kaart lag stond een klein woordje en een tekeningetje.
‘Shakan Dra,’ las Dannyl hardop.
‘Ik zou het niet gezien hebben als dat tekeningetje er niet bij gestaan had.’
Toen ze de rest van de kaart bekeken zette Dannyl grote ogen op. ‘Maar dat is de kaart van Sachaka!’
‘Ja. De bergen. Erg goed kan je het niet zien, maar ik durf er twintig goudstukken om te verwedden dat Shakan Dra dicht bij de grens ligt. Denk jij wat ik denk over een zeker persoon wiens naam we niet mogen noemen die een aantal jaren een tochtje naar de bergen maakte?’
Dannyl knikte. ‘Jawel.’
‘Ik denk dat we een nieuwe bestemming hebben voor ons volgende tochtje.’
‘Maar we moeten wel de uitgestippelde route volgen,’ waarschuwde Dannyl. Hij stond niet te trappelen om naar Sachaka te gaan. Gezien de geschiedenis dacht hij niet dat de bewoners zo gastvrij zouden zijn. ‘En Sachaka is niet een van de Geallieerde Landen.’
‘Dit ligt vlak over de grens. Een dagje rijden, hooguit.’
‘Ik weet niet of we tijd hebben.’
‘We hoeven niet precies op tijd in Capia te zijn. Ik betwijfel of iemand er zich druk over zou maken als we ergens opgehouden worden.’ Tayend plofte weer in zijn stoel.
‘Een paar dagen dan.’ Dannyl keek zijn vriend scherp aan. ‘Maar het verbaast me dat jij je er niet druk over maakt om wat later te arriveren dan gepland.’
Tayend haalde zijn schouders op. ‘Hoezo?’
‘Nou, is er niet iemand die op jou wacht tot je weer terugkomt?’
‘Nee. Tenzij je Irand de bibliothecaris bedoelt? Het maakt hem niet uit wanneer ik weer terugkom.’
‘Niemand anders?’
Tayend schudde zijn hoofd.
‘Hm.’ Dannyl schudde zijn hoofd. ‘Dus je hebt geen oogje op iemand in het bijzonder, zoals je liet doorschemeren op het feest van Bel Arralade.’
De geleerde keek verschrikt op. ‘Ik heb je nieuwsgierig gemaakt, nietwaar? En als ik nu eens zei dat er niemand op mijn terugkomst zit te wachten omdat die persoon niet van mijn verlangens weet?’
Dannyl grinnikte. ‘Aha, een geheime liefde.’
‘Misschien.’
‘Je kunt mij heus wel een geheimpje toevertrouwen, Tayend.’
Weet ik.’
‘Is het Velend?’
‘Nee!’ Tayend keek hem verwijtend aan.
Opgelucht haalde Dannyl zijn schouders op. ‘Ik heb hem een paar keer in de bibliotheek gezien.’
‘Ik probeer hem te ontmoedigen,’ zei Tayend met een frons. ‘Maar hij denkt dat ik dat alleen maar doe omdat ik wat voor jou te verbergen heb.’
Dannyl aarzelde. ‘Hou ik je af van iemand voor wie je wat voelt?’
Tot zijn verbazing kreeg Tayend een gekwelde uitdrukking. ‘Nee. Ik heb het over, eh...’
Ze hoorden naderende voetstappen en zagen Mayrie met een lantaarn aankomen. Zo te horen droeg ze stevige kloslaarzen onder haar jurk. ‘Ik dacht wel dat jullie hier zaten,’ zei ze. ‘Wie van jullie wil me begeleiden op een wandelingetje door de wijngaard?’
Dannyl stond op. ‘Het zou me een eer zijn.’
Hij keek verwachtingsvol naar Tayend, maar tot zijn teleurstelling schudde die zijn hoofd. ‘Ik heb een glaasje te veel op, zusje lief. Ik ben bang dat ik op je poezelige teentjes ga staan of de wijnstokken omver loop.’
Ze klakte afkeurend met haar tong. ‘Blijf dan alsjeblieft zitten, zuipschuit. Ambassadeur Dannyl is heel wat passender gezelschap.’ Ze stak haar arm door die van Dannyl en leidde hem rustig naar de wijngaard.
Ze liepen zwijgend verder tot ze op een open plek tussen de wijnstokken kwamen. Mayrie vroeg Dannyl honderduit over de mensen die hij aan het hof ontmoet had, en wat hij van hen dacht. Toen ze aan het einde van de zoveelste rij wijnstokken waren keek ze hem taxerend aan.
‘Tayend heeft me over jou de oren van het hoofd gekletst,’ zei ze, ‘maar niets over je werk verteld. Ik heb de indruk dat het nogal geheim is.’
‘Hij wil je er waarschijnlijk niet mee vervelen,’ antwoordde Dannyl.
Ze keek hem van opzij aan. ‘Als jij het zegt. Maar verder weet ik alles van je, hoor. Ik zou niet verwacht hebben van een Kyraliaanse magiër dat hij zo... nou, ik had niet verwacht dat jullie vrienden zouden zijn gebleven, zeker niet zulke goede vrienden.’
‘Wij magiërs schijnen nogal intolerant over te komen, dat merk ik vaker.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Maar jij bent de uitzondering op de regel. Tayend vertelde me van de geruchten die jou het leven zo moeilijk hebben gemaakt toen je novice was, en dat het incident je meer inzicht in mensen heeft gegeven dan andere magiërs. Ik denk dat hij zich echt wel gerealiseerd heeft wat een geluk hij heeft gehad om in Elyne geboren te zijn.’ Ze zweeg even. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik dit onderwerp aansnijd?’
Dannyl schudde zijn hoofd en hoopte dat hij er laconiek genoeg uitzag. Maar het viel hem wel moeilijk om te luisteren naar iemand die hij maar een paar uur kende, en die nu al zijn persoonlijk verleden aansneed alsof het vanzelfsprekend was. Maar het was Tayends zus, bracht hij zich in herinnering. Tayend zou haar heus niets verteld hebben als hij niet zeker wist dat ze te vertrouwen was.
Ze bereikten het einde van de wijngaard. Ze sloegen links af en liepen langs de laatste rij wijnstokken weer naar huis. Dannyl zag dat de stoel waarin ze Tayend hadden achtergelaten leeg was. Mayrie bleef staan.
‘Tayend is mijn kleine broertje, ik neem hem altijd in bescherming.’ Ze keek hem aan met een ernstig gezicht. ‘Als je hem als een vriend ziet, pas dan een beetje op. Ik vermoed dat hij stapelgek op je is, Dannyl.’
Dannyl zette grote ogen op. Op mij? Ben ík Tayends geheime liefde? Hij keek naar de lege stoel. Geen wonder dat Tayend zo ontwijkend was geweest. Hij voelde zich... eigenlijk wel gevleid. Niet eens onplezierig als iemand je zo bewondert, dacht hij.
‘Dit overrompelt je nogal,’ zei Mayrie.
Dannyl knikte. ‘Ik heb er nooit iets van gemerkt. Weet je het zeker?’
‘Voor negentig procent. Ik zou het je niet verteld hebben als ik me geen zorgen maakte over hem. Laat hem niet in iets geloven dat niet waar is.’
Dannyl fronste zijn voorhoofd. ‘Heb ik daar dan aanleiding toe gegeven?’
‘Niet dat ik weet.’ Ze glimlachte, maar haar ogen bleven dreigend staan. ‘Zoals ik zei, ik verdedig mijn broertje met hand en tand. Ik wil je dus alleen maar waarschuwen – en je laten weten dat als ik te horen krijg dat hij hoe dan ook gekwetst is, de rest van je verblijf in Elyne wel eens heel onaangenaam zou kunnen worden.’
Dannyl keek haar strak aan. De blik in haar ogen was bikkelhard en hij twijfelde er niet aan dat wat ze zei geen loze bedreiging was. ‘Wat zou je willen dat ik doe, Mayrie van Porreni?’
Haar gezicht ontspande enigszins en ze klopte hem op de hand. ‘Niets. Maar wees voorzichtig. Ik mag je wel, ambassadeur Dannyl.’ Ze ging op haar tenen staan en kuste hem op de wang. ‘Ik zie je morgen weer bij het ontbijt. Welterusten.’
Daarop draaide ze zich om en liep naar het huis. Dannyl keek haar na en schudde het hoofd. Het was duidelijk dat ze hem meegenomen had om hem deze waarschuwing te geven. Had Tayend hem meegenomen naar zijn zuster zodat ze hem dit kon vertellen? Was het zijn bedoeling geweest dat zijn zuster dit zou onthullen?
‘Hij is stapelgek op jou, Dannyl.’
Hij liep naar de stoel die Tayend leeg had achtergelaten en ging zitten. Zou dit van invloed zijn op hun vriendschap? Hij dacht er even over na. Als Tayend niet wist dat zijn zuster het object van zijn liefde had onthuld en Dannyl bleef zich gewoon gedragen alsof hij het niet wist, zou er niets veranderen.
Maar ik weet het wel, dacht hij. Dat verandert wel degelijk iets.
Hun vriendschap hing af van hoe hij, Dannyl, dit nieuws zou opvatten. Wat voelde hij eigenlijk? Het had hem verrast, maar hem niet met wanhoop vervuld. Hij vond het zelfs wel prettig dat iemand hem blijkbaar zo graag mocht.
Of vind ik het een prettig idee om een andere reden?
Hij sloot zijn ogen en verdreef die gedachte. Hij had al vaker met die vraag geworsteld, en met de consequenties. Tayend was en kon alleen maar een vriend blijven.
De deuren naar de geheime gangen waren verrassend makkelijk te vinden. De meeste bevonden zich in de binnenste gangen van de universiteit, wat logisch was omdat de ontwerpers niet gewild zouden hebben dat eerstejaars ze per ongeluk vonden. De mechanismen om de deuren in de houten panelen te openen zaten achter de schilderijen en andere muurdecoraties.
Sonea begon naar ze te zoeken zodra haar laatste avondles achter de rug was, in plaats van naar de bibliotheek te gaan. De gangen waren stil, maar niet compleet verlaten, zodat ze Regin en zijn vrienden niet zou ontmoeten. Die wachtten liever tot zij de bibliotheek verlaten zou en ze er zeker van waren dat de universiteit leeg was.
Desondanks stond ze stijf van de spanning terwijl ze door de gangen snelde. Ze inspecteerde een aantal verborgen deuren voor ze er echt een probeerde. Hoewel het al laat was, had ze steeds het idee dat iets haar in de gaten hield. Eindelijk, in een stil gedeelte van de binnenste gangen, durfde ze een hendeltje achter een schilderij van een magiër met schrijfgerei en een boekrol naar beneden te drukken.
Het paneel draaide geluidloos naar binnen en een vlaag koude lucht deed haar huiveren. Ze dacht terug aan de nacht dat Fergun haar had geblinddoekt en haar door de tunnels geleid had om Cery te spreken. Toen was er eenzelfde verandering van temperatuur geweest.
Ze keek naar binnen en zag een droge, nauwe gang. Ze had verwacht dat de geheime gang vochtig en glibberig zou zijn, zoals de tunnels onder de stad. Het Dievenpad lag echter onder zeeniveau; de universiteit lag een stuk hoger – en natuurlijk zou het niet vochtig zijn op de tweede verdieping.
Bang dat iemand haar zou zien naast die open deur stapte Sonea naar binnen. Toen ze de deur losliet viel hij zachtjes dicht en stond ze in de pikdonkere tunnel. Haar hart sloeg wild en ze knipperde met haar ogen toen het bollichtje dat ze had opgeroepen feller scheen dan ze gewild had.
Ze bekeek de gang en zag dat op de vloer een dikke laag stof lag. In het midden was het stof wat dunner omdat schuifelende voeten het opzij hadden geschoven, maar haar laarzen lieten voetsporen na, wat inhield dat er al geruime tijd niemand in dit deel van de gang was geweest. Al haar twijfels verdwenen als sneeuw voor de zon. Ze zou niemand tegenkomen in deze geheime gangen; ze kon ze op haar gemak verkennen. Het was haar eigen Dievenpad.
Ze haalde haar plattegrond tevoorschijn en begon verder te lopen. Ze vond andere ingangen. De geheime gangen lagen alleen binnen de dikste muren, dus vormden ze een simpel patroon dat makkelijk uit het hoofd te leren was. Spoedig had ze de hele bovenste verdieping rondgelopen, onzichtbaar voor anderen.
Maar trappen had ze niet gezien. Ze keek weer op haar kaart en ontdekte hier en daar kleine kruisjes. Ze ging op weg naar een ervan en bekeek de vloer. Ze veegde wat stof weg en ontwaarde een naad.
Ze bukte zich en liet het stof verdwijnen met een magische stoffer. Zoals ze verwacht had, had de naad rechte hoeken, zodat er een luik in de vloer zichtbaar werd. Ze deed een stap achteruit en concentreerde zich op de houten plaat, die ze dwong omhoog te gaan.
Hij bleef openstaan, en er werd een andere gang beneden zichtbaar met een ladder die aan een van de muren was vastgemaakt. Ze glimlachte in zichzelf en daalde af naar de eerste verdieping.
De plattegrond van de eerste verdieping was bijna identiek aan die van de tweede. Toen ze alle gangen doorlopen had, ontdekte ze een ander luik en daalde af naar de geheime gangen van de begane grond. Weer leek het gangenstelsel op het vorige, al waren er minder zijgangen. Wel vond ze meer luiken met ladders die naar een ondergronds gangenstelsel leidden.
Haar opwinding kende geen grenzen toen ze ontdekte dat de funderingen van de universiteit wemelden van tunnels en lege kamers, aangegeven door arceringen op de kaart. Niet alleen liepen de tunnels onder het hele gebouw door, ze moesten zelfs onder de tuinen doorlopen. Ze nam een tunnel die van de universiteit af voerde en merkte dat hij naar beneden helde, dieper de grond in. De wanden waren van baksteen en er hingen wortels aan het plafond. Met in haar achterhoofd het formaat van de bomen die hier groeiden, besefte ze dat ze dieper onder de grond zat dan ze had gedacht.
Een beetje verderop eindigde de gang waar het plafond was ingestort. Ze bedacht met schrik hoeveel tijd ze aan haar ontdekkingstocht besteed had. Veel tijd. Ze wilde niet dat Akkarin haar daarom zou gaan zoeken – of erger, dat ze voortaan direct na de laatste les naar huis moest komen.
Blij dat ze erin geslaagd was eindelijk de geheime tunnels te hebben bezocht, ging ze terug naar de gangen van de universiteit en verder naar de plek waarvan ze wist dat de kans klein was dat iemand haar de geheime gangen zag verlaten.