13
HOUD DE DIEF!
Toen ze de novicenvertrekken uitstapte hield Sonea van puur genot een ogenblik haar adem in. De hemel was strakblauw, met hier en daar een veeg oranje. Ergens achter de Sarikaheuvel kwam de zon op.
Ze was erachter gekomen dat ze van deze vroege ochtenduren hield, als alles nog stil en vredig was. De winter was in aantocht, de dag begon steeds later, en vandaag zag ze het met eigen ogen.
Gapende bedienden negeerden haar toen ze de Eetzaal binnenkwam, en een meisje legde zonder wat te zeggen een vers broodje voor haar neer om mee te nemen. Ze waren nu wel gewend aan de onvoorspelbare tijdstippen waarop ze opdook. Sonea pakte het broodje en ging op weg naar het badhuis. Van alle plekken binnen het Gilde was dit een van de veiligste gebleken. Vrouwen en mannen werden er strikt gescheiden gehouden, en om dit te waarborgen zat er een dikke muur tussen de twee gedeelten. Noch Issel, noch Bina had ooit geprobeerd haar hier lastig te vallen. Er was vrijwel altijd wel een andere magiër aan het baden, dus de kans op getreiter was maar klein.
Regin was er al snel achtergekomen dat zijn beledigingen en bespottingen geen indruk maakten op haar nieuwe klasgenoten. Zoals ze had gehoopt was het hem niet gelukt ze voor zich te winnen, en zijn poging om vriendjes te worden met Poril was haast komisch verlopen, aangezien de jongen ongelovig achteruitgedeinsd was.
Tijdens de lunch ging Regin dan ook altijd bij zijn vroegere klas zitten. Sonea vermoedde dat hij niet van zins was zijn oude kornuiten in de steek te laten, nu zijn huidige klasgenoten geen interesse toonden in een nieuwe club. En nu ze weer begonnen waren met haar te grazen te nemen, moesten ze hun plannen tijdens het eten bespreken. Om haar te vinden en te beschimpen hadden ze alleen het uur voor het eerste lesuur en na de laatste gongslag. Ze zorgde er altijd voor dat ze pas op het laatste nippertje voor de les begon opdook. Maar na de laatste les kon ze slechts weinig doen om hen te ontlopen, en ze lagen altijd wel ergens op de loer. Al deden haar klasgenoten er niet aan mee, ze deden ook niets om haar te helpen. En Poril was geen belemmering. Hij bleef bibberend op een afstandje staan terwijl zij Regins beledigingen over zich heen liet komen.
Soms kon ze ongedeerd langs de bende glippen wanneer ze had aangeboden iets voor de leraar te dragen, of hem een vraag had gesteld waarop het antwoord de hele wandeling door de universiteit in beslag nam. Als er ook maar één magiër in de gang liep, kon zij aan hen ontsnappen. Rothen stond haar vaak na de les op te wachten, maar dat werd haar de volgende dag met spottende opmerkingen betaald gezet.
In de novicenvertrekken werd ze met rust gelaten. Eén keer waren ze binnengevallen en hadden ze al haar spullen overhoop gegooid. Ze had Ahrind mentaal gevraagd hoe ze met ongenode gasten moest afrekenen, en hij was binnen komen stormen om te vragen wat dit te betekenen had. Daarna hadden ze het niet meer gewaagd bij haar binnen te dringen – voor zover ze wist.
Ze had een stevig kistje met handvat gekocht om al haar bezittingen in mee te nemen, moe als ze was om steeds maar weer de boeken op te rapen die haar uit handen werden geslagen, de in brand gestoken aantekeningen te blussen, en haar pennen en inktpot op te ruimen. Ze beschermde het kistje met een magisch schild.
Toen ze uit het badhuis kwam, keek Sonea snel om zich heen wie er op de binnenplaats waren. Ze klemde het handvat van haar kistje steviger vast en liep vlug de trappen van de universiteit op. Op de gang van de tweede verdieping keek ze weer om zich heen. Bij haar klas stond een stelletje novicen te smoezen. De moed zonk haar in de schoenen.
Even verderop in de gang was een magiër in gesprek gewikkeld met een novice. Zou hij kunnen horen wat er tegen haar gezegd zou worden? Misschien wel.
Ze liep zo rustig mogelijk in de richting van de novicen. Toen ze vlakbij hen was draaide de magiër zich om en liep de trappen af. Tegelijkertijd keek Issel op en zag Sonea.
‘Jakkes!’ Issels heldere stem weerklonk door de hele gang. ‘Waar stinkt het hier toch opeens naar?’
Regin keek haar aan en glimlachte. ‘O, dat is de stank van de sloppen. Kijk, het wordt erger als je naar haar toe loopt.’ Hij ging voor haar staan en richtte zijn aandacht op haar kistje. ‘Misschien zit daar een stinkend zaakje in?’
Sonea deed een stap terug toen Regin een greep naar haar kistje deed. Toen stapte een lange persoon in het zwart uit een gangetje vlak bij hen. Regin versteende ter plekke, zijn arm nog uitgestrekt.
Sonea deed nog een stap naar achter om nog verder buiten Regins bereik te komen en besefte dat ze de enige was die nog bewoog. Alle andere novicen in de gang stonden doodstil, hun aandacht gericht op de magiër.
De magiër in het zwart. De opperheer.
Ergens in haar achterhoofd klonk een stemmetje: Het is ’m! Rennen! Ze stond op het punt zich om te draaien. Nee, dacht ze toen, dat zou juist opvallen. Gedraag je zoals van je verwacht wordt. Ze vermande zich en maakte een diepe buiging.
Hij liep verder zonder op haar te letten. Haar voorbeeld volgend, bogen de anderen eveneens. Ze besloot gebruik te maken van de gelegenheid en glipte langs Regin de klas in.
Meteen voelde ze het effect van de aanwezigheid van de opperheer verdwijnen. De novicen in de klas hingen een beetje verveeld op hun stoel. Heer Vorel werd zo in beslag genomen door zijn lectuur dat hij haar buiging niet opmerkte. Ze ging naast Poril zitten en slaakte een diepe zucht.
In die paar ogenblikken, toen iedereen bijna bevroor van schrik, leek het net of alleen zij en de duistere gestalte uit haar nachtmerries bestonden. En ze had voor hem gebogen. Ze keek naar haar handen, die nog steeds het handvat van haar kistje omklemden. Ze boog tegenwoordig zo vaak dat ze er niet eens meer bij stilstond. Maar dit was anders. Het maakte haar kwaad. Ze wist immers wie hij was, en wat hij deed...
Plotseling weerklonk het geschraap van stoelen die achteruitgeschoven werden, en iedereen stond op. Sonea besefte dat de laatste leerling binnen was gekomen en dat heer Vorel iets gezegd had. De Krijger maakte een gebaar naar de deur en de magiërsleerlingen gingen in een rij naar buiten. Bevreemd liep Sonea achter Poril aan.
‘Boeken hier laten, Sonea.’
Sonea keek naar haar kistje en zag dat de anderen ook al hun spullen hadden achtergelaten. Met tegenzin zette ze haar kistje op haar tafel en holde weg om de rest van de klas in te halen.
Ze praatten allemaal opgewonden door elkaar. Maar Poril zweette en zag bleek.
‘Waar gaan we heen?’ fluisterde ze tegen hem.
‘D-de Arena,’ antwoordde hij met een trillend stemmetje.
Sonea’s hart sloeg een slag over. De Arena. Tot nu toe had hun training in strijdvaardigheid bestaan uit geschiedenislessen en eindeloze oefeningen in het vormen van blokkades, maar ze wisten dat ze op een dag meegenomen zouden worden naar de Arena om de aanvallende aspecten van het vak te leren.
Een vreemd gevoel – maar geen angst – maakte zich van haar meester toen de klas de trap afliep en het gebouw verliet. Ze was niet meer in de buurt van de Arena geweest sinds Rothen haar mee had genomen om een demonstratie van Krijgers bij te wonen als onderdeel van zijn pogingen haar over te halen bij het Gilde te blijven. De aanblik van novicen die magie naar elkaar wierpen, had haar van streek gemaakt. Het herinnerde haar aan die dag dat ze een steen naar de magiër geworpen had en voor de eerste keer magie had toegepast. Ze hadden per ongeluk een jongen gedood van wie ze dachten dat hij de dader was. Het was een vergissing, maar er was wel een onschuldige jongen in een verkoold lijk veranderd. De lessen over veiligheid, waar de anderen altijd zo makkelijk over deden, herinnerden haar ook altijd aan die dag. Ze vroeg zich af hoe vaak er van die fouten voorkwamen.
Vooraan liepen Regin, Hal en Benon met grote stappen, alsof ze er zin in hadden. Zelfs de gezichten van Narron en Trassia bloosden van opwinding. Misschien dat de gedachte aan het per ongeluk doden van iemand van de Huizen of een edelman uit een ander land hen zou ontnuchteren. Maar zou de dood van een sloppenmeisje de pret voor hen bederven?
Toen ze de weidse vlakte rond de Arena bereikten keek Sonea vooral naar de acht naar binnen gebogen zuilen die eromheen waren geplaatst. Ze voelde de flauwe vibratie van de magische barrière die rond de zuilen liep. Ze liep naar de rand en bekeek het bouwwerk. De basis was een verzonken stenen cirkel die bedekt was met wit zand. De zuilen waren er op regelmatige afstanden omheen gezet en vormden zo de steunberen van een onzichtbare koepel. Vanuit de voet ervan voerden stenen trappen naar het niveau van de tuinen. Aan één kant was een stenen portaal waardoor je via een ondergrondse trap de Arena binnen kon komen.
‘Volg me,’ beval heer Vorlen. Hij liep de trap af en de Arena in. ‘Stel je op in een rij.’
De novicen gehoorzaamden. Poril stond helemaal achteraan. Heer Vorel wachtte tot ze helemaal stil waren en schraapte toen zijn keel.
‘Dit wordt jullie eerste les in de basistreffers. Bovendien zal het de eerste keer zijn dat jullie je magie op volle kracht inzetten. Daarom deze waarschuwing: wat jullie vandaag gaan doen is gevaarlijk.’ Hij keek hen stuk voor stuk aan. ‘We moeten allemaal uiterst voorzichtig zijn bij deze oefeningen. Zelfs op jullie niveau kunnen er doden vallen. Denk daaraan. Ik tolereer geen geintjes. Onvoorzichtigheid zal streng gestraft worden.’
Sonea huiverde. Ik hoop dat die straf streng genoeg is om Regin ervan te overtuigen dat een ‘ongelukje’ niet de makkelijkste weg is om me uit de weg te ruimen.
Vorel glimlachte opeens en wreef zich in de handen. ‘Ik zal jullie de drie basistreffers leren. Maar laten we eerst eens zien wat jullie instinctief gebruiken. Regin.’
Regin kwam naar voren.
Heer Vorel deed een paar stappen naar achteren tot hij bijna tegen de rand van de Arena stond, hief toen zijn handen en liet ze gespreid naar beneden zakken. Een gloeiende schijf van transparante energie verscheen voor hem. Hij deed een stap opzij en knikte naar Regin. ‘Goed. Bundel al je kracht en stuur die naar dit schild.’
Regin hief een hand en strekte die uit naar het doel. Hij fronste even en toen schoot er een schitterende lichtflits uit zijn hand naar het middelpunt van het schild.
‘Mooi,’ zei heer Vorel. ‘Een krachttreffer, maar je verspilde veel energie met dat licht en die hitte. Hal.’
Sonea staarde naar de gloeiende magische schijf. Het was waarschijnlijk Vorels bedoeling erachter te komen met wat voor energiesoort de novicen de schijf troffen... maar ze bleef maar dat beeld van vroeger voor zich zien, en ze begon er draaierig van te worden.
Opnieuw raakte een energietreffer de schijf, deze keer blauw van kleur. Een herinnering aan licht en geschreeuw flitste door haar hoofd.
‘Hittetreffer,’ zei Vorel en hij legde het verschil tussen een krachttreffer en een hittetreffer uit. Een deel van haar geest borg deze informatie op. Maar de beelden bleven door haar hoofd spoken...
De menigte die zich verspreidde... het zwartgeblakerde lijk... de stank van geschroeid vlees...
‘Benon.’
De Kyraliaanse jongen deed een stap naar voren. De straal die aan zijn hand ontsprong was bijna doorzichtig.
‘Krachttreffer.’ Vorel klonk verheugd. ‘Narron...’
Weer een treffer suisde door de lucht.
‘Voornamelijk krachttreffer, maar wel veel hitte. Trassia...’
Een treffer van vlammen verblindde Sonea.
‘Vuurtreffer.’ Vorel klonk verbaasd. ‘Seno...’
De Vindo-jongen aarzelde lang voor een lichtflits aan zijn hand ontsprong. De straal week af, miste de schijf en trof de barrière van de Arena. Er klonk een gedempt gerinkel, als van vallend glas. Fijne draden van energie schoten alle kanten op. Sonea slikte; ze was bijna aan de beurt.
‘Yalend.’
De jongen naast haar stapte naar voren en raakte de schijf zonder mankeren.
‘Sonea...’
Ze staarde naar de schijf, maar ze kon alleen een jongen zien die haar aanstaarde. Angstig en niet-begrijpend.
‘Sonea?’
Ze haalde diep adem en knipperde met haar ogen om het beeld uit haar hoofd te krijgen. Toen ik besloot om bij het Gilde te gaan wist ik dat ik dit moest leren. En deze gevechten zijn gewoon spelletjes. Gevaarlijke spelletjes om er zeker van te zijn dat hun strijdvaardigheden intact bleven voor het geval de Alliantie werd aangevallen.
Heer Vorel deed een stap in haar richting, maar bleef staan toen ze haar hand hief. Voor de eerste keer sinds de aanvang van haar beheersingslessen reikte ze bewust naar de energie binnen in zich. De anderen begonnen ongeduldig te schuifelen.
Het beeld van de jongen was terug. Ze moest het zien kwijt te raken of ze zou een zenuwinzinking krijgen. Toen Regin iets mompelde van schijtluis, verscheen er een ander beeld voor haar geestesoog en ze glimlachte. Ze richtte haar wilskracht en stuurde een woedende treffer door de lucht.
Gevloek klonk boven het geluid van versplinterend glas uit. Sonea’s maag draaide zich om. Had ze de schijf gemist?
Lichtgolven stegen op naar de gebogen zuilen boven de Arena en verdwenen daar in het niets. De schijf was verdwenen. Verward keek ze naar heer Vorel, die zijn slapen masseerde.
‘Ik zei toch niet dat je al je kracht in de treffer moest leggen, Sonea?’ zei hij. ‘Dat was een combinatie van een vuurtreffer en een krachttreffer – neem ik aan.’ Hij wendde zich tot Poril, die meteen verstijfde. ‘Ik zal zo een nieuwe schijf maken. Niet richten voor ik het zeg.’
Hij bleef een paar minuten stil staan, met zijn ogen gesloten. Toen haalde hij diep adem en maakte een nieuwe schijf.
‘Toe maar, Poril.’
De jongen zuchtte. Hij stak zijn hand naar voren en stuurde een bijna onzichtbare treffer naar het schild.
‘Mooi,’ zei Vorel en knikte. ‘Krachttreffer zonder verspilde magie. Nu doen jullie hetzelfde nogmaals, maar dit keer op volle kracht. Daarna gaan we kijken met welk doel we de treffers kunnen gebruiken. Regin?’
Sonea keek hoe de anderen de schijf aanvielen. Het was moeilijk te zien of de treffers veel sterker waren, maar Vorel leek tevreden. Toen Sonea aan de beurt was leek hij te aarzelen, maar haalde toen zijn schouders op.
‘Toe maar. Zie maar of je het nog eens kan.’
Met een glimlachje bundelde ze haar kracht en liet hem vrij. De schijf leek het even te houden, maar begon toen toch te trillen en verdween. Wit licht steeg op, boven de barrière van de Arena uit, en sommige klasgenoten doken instinctief ineen. De lucht trilde van het oorverdovende geluid, en toen werd alles stil.
Vorel keek haar peinzend aan. ‘Het ligt natuurlijk voor een deel aan je leeftijd,’ zei hij als tegen zichzelf. ‘Net als Poril heb je controle over je werk.’ Hij maakte weer een schild. ‘Poril, een krachttreffer graag.’
De slag van de jongen was vrijwel onzichtbaar. Vorel gebaarde naar het schild.
‘Zoals jullie konden zien – of níét konden zien – waren Porils treffers heel economisch. Geen overbodige lichtflitsen of hitte. De kracht ging recht vooruit. Nu moeten jullie je energie bundelen in een krachttreffer. Regin, jouw beurt.’
Terwijl iedereen om de beurt een treffer plaatste, begon Sonea er plezier in te krijgen. De treffers een bepaalde vorm geven was een uitdaging, maar het was eenvoudig toen ze doorkreeg hoe elk soort treffer aanvoelde. Toen Vorel hen weer naar de klas terugstuurde was ze dan ook teleurgesteld dat het al voorbij was.
Ze keek om zich heen en zag iedereen opgewonden met elkaar praten.
Ze renden de trappen op van de universiteit en de gangen weerklonken van hun geklets. Pas toen ze weer op hun plaats zaten bedaarden ze een beetje.
Heer Vorel wachtte tot de stilte was weergekeerd, met de armen over elkaar geslagen.
‘De volgende les gaan we door met de verfijning van de blokkades en schilden.’ Iedereen trok een lelijk gezicht. ‘Door wat jullie vandaag gezien hebben, zou het toch duidelijk moeten zijn waarom het zo belangrijk is om een degelijk schild om je heen te kunnen optrekken,’ zei hij ernstig. ‘Tot de middagpauze wil ik graag dat jullie omschrijven wat jullie vanochtend geleerd hebben.’
Zacht gekreun steeg op uit de mond van een aantal novicen. Toen ze hun papier tevoorschijn haalden tastte Sonea naar haar kistje, en ze besefte dat ze het niet afgesloten had.
Ze maakte het open en haalde opgelucht adem toen bleek dat er niets ontbrak. Ze pakte haar map met notities, maar op hetzelfde ogenblik viel er iets uit de map dat met een metalig geluid op de vloer kletterde.
‘Dat is mijn pen!’
Sonea keek op en zag Narron naar haar kijken. Ze fronste en zag een goudkleurige pen op de vloer liggen. Ze bukte zich en raapte hem op.
Iemand trok de pen uit haar hand. Ze keek op en zag heer Vorel boven haar uittorenen. Hij wendde zich tot Narron.
‘Is dit die pen die je kwijt was?’
‘Ja.’ Narron keek Sonea boos aan. ‘Sonea had hem in haar kistje.’
Vorels gezicht verstrakte toen hij haar weer aankeek. ‘Waar heb je die vandaan?’
Sonea keek verbaasd naar haar kistje. ‘Hij zat hierin,’ zei ze.
‘Ze heeft mijn pen gestolen!’ zei Narron verontwaardigd.
‘Dat heb ik niet gedaan!’ protesteerde ze.
‘Sonea.’ Vorels vingers sloten zich om de pen. ‘Kom maar even mee.’
Hij draaide zich om en liep naar de deur. Sonea keek hem ongelovig aan.
‘Nu!’ blafte hij.
Sonea deed haar kistje dicht en volgde hem, de ogen die op haar gericht waren negerend. Ze zouden toch niet echt denken dat zij Narrons pen... Het was toch duidelijk dat Regin weer een streek had uitgehaald?
Maar ze keken haar argwanend na. Poril vermeed haar blik en staarde naar zijn tafeltje. Dat deed haar pijn.
Ze was een sloppenmeisje. Het meisje dat had toegegeven als kind gestolen te hebben. De vreemde eend in de bijt. Een vriendin van de Dieven. Ze hadden gezien dat Regin haar treiterde, maar niet dat hij haar aantekeningen en boeken gestolen had, of alle andere pesterijen. Ze wisten niet hoe sluw en vastbesloten hij was.
Ze kon Regin echter niet beschuldigen. Zelfs als ze het durfde, en daarmee een waarheidslezing riskeerde, kon ze nog niet bewijzen dat hij het had gedaan. Ze kon hoogstens haar eigen onschuld bewijzen, en daarvoor wilde ze geen lezing riskeren, want als de directeur haar niet toestond haar eigen waarheidslezer te kiezen, zou er nóg iemand achter de misdaad van de opperheer kunnen komen.
Vorel bleef bij de deur staan. ‘Narron, kom ook maar mee,’ zei hij. ‘De rest gaat door met het opstel. Ik ben pas na de pauze terug.’
Toen Rothen het kantoor van de universiteitsdirecteur binnenkwam, liet hij snel zijn blik over de aanwezigen gaan. Jerrik zat aan zijn bureau, met de armen over elkaar en een grimmige uitdrukking op zijn gezicht. Sonea zat gebogen in haar stoel, haar ogen op de vloer gericht. Een andere novice zat rechtop op het puntje van zijn stoel. Achter hem stond de Krijger, heer Vorel, die boosheid uitstraalde.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Rothen.
Jerriks voorhoofd kreeg nog diepere rimpels. ‘Je novice bleek in het bezit te zijn van een pen van haar klasgenoot Narron.’
Rothen richtte zijn blik op Sonea, maar ze keek niet op of om.
‘Klopt dat, Sonea?’
‘Ja.’
‘Hoe zit dat dan?’
‘Ik deed mijn kistje open, pakte mijn aantekeningen en de pen viel op de grond.’
‘Hoe is hij er dan in gekomen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Dat weet ik niet.’
Jerrik boog zich naar haar toe. ‘Je hebt hem er niet ingestopt?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik weet niet of ik hem erin heb gestopt.’
Jerrik fronste zijn voorhoofd weer. ‘Hoe kan je dat nou niet weten? Je hebt hem erin gestopt of niet.’
Ze spreidde haar handen. ‘Hij kan tussen mijn aantekeningen hebben gelegen toen ik ze gister opborg.’
Jerrik schudde wanhopig zijn hoofd en haalde diep adem. ‘Heb jij Narrons pen gestolen?’
Sonea dacht na. ‘Niet opzettelijk.’
Rothen glimlachte, want hij had vaker dergelijke gesprekken met Sonea gevoerd. Maar dit was geen tijdstip om woordspelletjes te spelen. ‘Dus je bedoelt dat je hem per ongeluk gestolen kan hebben?’ vroeg hij.
‘Hoe kan je nu iets per ongeluk stelen?’ riep Jerrik uit. ‘Stelen is altijd met voorbedachten rade.’
Vorel snoof verachtelijk. ‘Sonea, als je het niet ontkent moeten we maar aannemen dat je schuldig bent.’
Ze keek naar haar leraar en kneep haar ogen samen. ‘Wat maakt het uit? Jullie hebben je oordeel allang klaar. Wat ik ook zeg, het maakt toch niets meer uit.’
Even was het stil in de kamer. Toen Rothen zag dat Vorel een kleur kreeg, legde hij een hand op Sonea’s schouder.
‘Wil je even buiten op me wachten, Sonea?’
Ze liep de kamer uit en sloot de deur.
‘Wat moet ik hier nu mee?’ riep Jerrik uit. ‘Als ze onschuldig is, waarom komt ze dan met die ontwijkende antwoorden?’
Rothen keek de andere novice strak aan. Jerrik volgde zijn blik. ‘Je mag weer naar je klas, Narron.’
De jongen stond op. ‘Mag ik mijn pen terug, directeur?’
‘Zeker.’ Jerrik knikte naar Vorel. Toen Rothen de gouden pen zag schudde hij het hoofd. Waarschijnlijk een cadeau ter gelegenheid van zijn toetreding tot het Gilde.
Toen Narron weg was, keek Jerrik Rothen vol verwachting aan. ‘U zei, heer Rothen?’
Rothen sloeg zijn handen ineen achter zijn rug. ‘Bent u op de hoogte van de pesterijen die Sonea heeft moeten doorstaan van de andere leerlingen?’
Jerrik knikte. ‘Jazeker.’
‘Kent u de leider van de lastposten?’
De directeur vertrok zijn mond. ‘Bedoelt u dat die leider deze diefstal op zijn geweten heeft?’
‘Ik wil alleen dat u dat als een mogelijkheid onderkent.’
‘Dan zult u met bewijzen moeten komen. Zoals het er nu voorstaat, hebben we alleen een pen die kwijt was en in Sonea’s kistje zat. Ze weigert te ontkennen dat ze hem gestolen heeft, en heeft niet gezegd dat Regin hem daar in gestopt heeft. Wat moet ik dan geloven?’
Rothen knikte dat hij het probleem begreep. ‘Ik weet zeker dat Sonea graag bewijs van het tegendeel zou hebben, maar aangezien ze niemand beschuldigt, kan ze dat waarschijnlijk ook niet. Moeten we dan niet gewoon aannemen dat ze onschuldig is?’
‘Het is toch geen bewijs dat ze het niet gedaan heeft?’ zei Vorel.
‘Nee, maar jullie vroegen me haar gedrag te verklaren, niet te bewijzen dat ze onschuldig is. Ik kan alleen maar voor haar karakter instaan en ik geloof niet dat ze dit gedaan heeft.’
Vorel snoof weer, maar zweeg. Jerrik keek hen allebei aan, en gebaarde toen dat ze konden gaan. ‘Ik zal over jullie woorden nadenken. Bedankt.’
Sonea stond tegen de muur van de gang geleund en keek moedeloos naar haar laarzen. Vorel liep langs haar zonder iets te zeggen. Rothen kwam ook tegen de muur aan staan en zuchtte.
‘Het ziet er niet best uit.’
‘Weet ik.’ Ze zei het beheerst.
‘Waarom zei je niets over Regin?’
‘Hoe kan ik dat nou doen?’ Ze keek hem aan. ‘Ik kan hem niet beschuldigen, al had ik bewijzen.’
‘Waarom dan n–’ Het antwoord flitste al door hem heen. Gilderegels. Degene die een ander beschuldigde moest een waarheidslezing ondergaan. Dat risico kon zij niet lopen. Er zouden geheimen onthuld kunnen worden voor het daar tijd voor was. Verstoord keek hij naar de vloer.
‘Geloof je ze?’ vroeg ze.
‘Natuurlijk niet.’
‘Geen spoortje twijfel?’
‘Helemaal niets.’
‘Misschien kan je dat toch beter wel doen,’ zei ze verbitterd. ‘Iedereen zat te wachten tot iets dergelijks zou gebeuren. Het maakt niet uit wat ik zeg of doe. Ze weten dat ik het ooit eerder heb gedaan, dus denken ze dat ik ermee doorga, al heb ik er totaal geen reden meer voor.’
‘Sonea,’ zei hij zachtjes. ‘Wat je zegt en wat je doet maakt wél verschil uit. Als jij een onweerstaanbare drang tot stelen zou hebben, hadden we dat al veel eerder moeten merken. Je moet gewoon ontkennen, luid en duidelijk, al denk je dat niemand je gelooft.’
Ze knikte, al was ze nog niet helemaal overtuigd. Ze keken op toen de middaggong weerklonk. Rothen ging rechtop staan.
‘Kom met me mee lunchen. We hebben al weken niet samen gegeten.’
Ze glimlachte spottend. ‘Ik denk ook niet dat ik voorlopig welkom ben in de Eetzaal.’