25

ONTMOETINGEN OP VREEMDE PLEKKEN

Toen ze Narron en Trassia naar de volgende les zag lopen, zuchtte Sonea. Voor één keer wilde ze dat ze met hen mee kon gaan. Ze bracht nog maar de helft van haar rooster in hun gezelschap door. Haar lokaal van die ochtend was een klein kamertje achter in de verste gangetjes, waar heer Yikmo op haar wachtte om haar de zoveelste strijdvaardigheidsles te geven.

      Ze sloeg de hoek om en slenterde een zijgangetje in. Ze werd overvallen door een sombere bui en liep zo traag als ze kon. De Arena was de hele dag bezet, dus gaf heer Yikmo vandaag les in een door magie beveiligde ruimte in het gebouw. Er werden alleen kleine golven magie gebruikt, die ingezet werden bij ingewikkelde spelletjes die dienden om haar reactiesnelheid en alertheid aan te scherpen.

      Ze sloeg links af en botste bijna tegen een magiër op. Met neergeslagen ogen mompelde ze een verontschuldiging.

      ‘Sonea!’

      Ze herkende de stem en haar hart sprong op toen zij en Rothen elkaar aankeken, en vervolgens snel over hun schouder blikten. De gang lag er verlaten bij.

      ‘Wat fijn je te zien.’ Hij nam haar onderzoekend op, en ze zag lijnen in zijn gezicht die ze zich niet van vroeger herinnerde. ‘Hoe is het met je?’

      ‘Ik leef nog.’

      Hij knikte. ‘Hoe behandelt hij je?’

      ‘Ik zie hem vrijwel nooit.’ Ze trok een lelijk gezicht. ‘Een propvol rooster, dat was denk ik zijn bedoeling.’

      Ze keek weer over haar schouder, want ze hoorde voetstappen snel naderbij komen.

      ‘Ik moet ervandoor, heer Yikmo wacht op me.’

      ‘Natuurlijk.’ Hij aarzelde. ‘Volgens mijn rooster sta ik morgen voor jouw klas.’

      ‘Ja.’ Ze glimlachte verlegen. ‘Het zou natuurlijk vreemd zijn als de novice van de opperheer geen les zou krijgen van de beste alchemieleraar van het Gilde...’

      Zijn gezicht ontspande een beetje, maar hij glimlachte niet. Ze dwong zichzelf te gaan en liep de gang uit. Ze wist dat hij haar nakeek.

      Hij ziet er anders uit, dacht ze terwijl ze weer een hoek omsloeg. Zo oud! Of heeft hij er altijd zo uitgezien, maar heb ik het niet gemerkt? Plotseling sprongen de tranen haar in de ogen. Ze bleef staan en zocht steun tegen een muur, verwoed knipperend met haar ogen. Niet hier! Niet nu! Beheers jezelf, Sonea! Ze haalde diep adem en liet de lucht langzaam ontsnappen. Dat deed ze nog eens, en nog eens.

      Er klonk een gongslag. Het geluid weergalmde door de gang achter haar. Ze begon te hollen, en hoopte maar dat haar ogen niet rood waren. In de verte zag ze de deur van Yikmo’s kamer al. Tot haar schrik ging de deur open en ving ze een glimp op van een zwarte mouw. Ze vertraagde meteen haar vaart.

      Nee, ik kan hem nu niet onder ogen komen. Niet nu. Ze draaide zich om en rende de gang door tot waar die een andere gang kruiste. Ze gluurde om de hoek. Ze kon bekende stemmen horen mompelen, maar wat ze zeiden hoorde ze niet.

      ‘Kijk eens aan. Wat een verrassing!’

      Ze draaide zich om en zag Regin staan, met zijn armen over elkaar. ‘Ik dacht dat je wel dag en nacht aan je mentors lippen zou hangen, niet dat je voor hem zou wegrennen!’

      Ze voelde haar wangen rood worden. ‘Wat moet jij hier, Regin?’

      Hij glimlachte. ‘O, ik liep hier toevallig.’

      ‘Waarom zit je niet in je klas?’

      ‘Waarom zit jíj niet in je klas?’

      Ze schudde haar hoofd. Dit was zinloos. ‘Waarom verdoe ik mijn tijd door met jou te praten?’

      ‘Omdat hij daar nog steeds staat,’ zei Regin met een vals lachje. ‘En omdat je te schijterig bent om hem onder ogen te komen.’

      Ze keek hem strak aan en overwoog welk antwoord het beste zou zijn. Een ontkenning zou hij niet geloven, en als ze niets zei zou hij alleen maar bevestigd worden in zijn vermoeden.

      ‘Schijterig?’ zei ze, en snoof. ‘Niet erger dan jij.’

      ‘Heus? Nou, waar wacht je dan nog op? De gong is gegaan. Je bent te laat en je mentor weet het ook. Zal ik maar roepen dat je je hier verstopt?’

      Ze keek hem dreigend aan. Zou hij dat durven? Waarschijnlijk wel, hij had er alles voor over om haar in de problemen te brengen. Maar als ze nu naar haar les ging, zou ze toegeven aan dat getreiter van hem.

      Maar dat was altijd nog beter dan dat hij Akkarin zou roepen. Met een verbeten trek sloeg ze de hoek om en liep de gang weer in. Ze zag de man in het zwart net weglopen. Hij had haar niet gezien. Achter zich hoorde ze gegiechel; Regin hield haar nog steeds in de gaten. Het kon hem natuurlijk geen barst schelen of ze bang was voor Akkarin of niet. Als zij maar ongelukkig was, dan was hij allang blij.

      Waarom zat hij eigenlijk niet in zijn klas? Waarom liep hij in hemelsnaam rond in dit deel van het gebouw? Hij zou haar toch niet gevolgd hebben?

 

Een tochtvlaag begroette Lorlen toen hij de deur naar zijn kantoor opendeed. De wind tilde een paar briefjes op die voor hem onder de deur geschoven waren en blies ze de gang op. Toen hij zag hoeveel het er waren, slaakte hij een zucht en joeg ze weer naar binnen met een vleugje magie. Hij sloot de deur en strompelde naar zijn bureau.

      ‘Met je verkeerde been uit bed gestapt?’

      Geschrokken keek Lorlen rond. Akkarin zat in een van de stoelen. Zijn donkere ogen weerspiegelden het licht dat door de ramen naar binnen viel.

      Hoe is hij hier binnengekomen? Lorlen staarde naar Akkarin, en had veel zin om hem om een verklaring te vragen. Die zin verdween toen Akkarin met gefronste wenkbrauwen terugstaarde. Lorlen keek naar de grond en de briefjes die daar op hem lagen te wachten. Hij stuurde ze ritselend de kamer door en hield zijn hand open om ze te ontvangen.

      ‘Wat is er met je aan de hand, mijn vriend?’

      Lorlen schokschouderde. ‘Peakin en Davin zitten elkaar nog steeds in de haren, Garrel wil dat ik Regin toesta zijn lessen van Balkan te hervatten, en Jerrik zeurt aan mijn kop om een assistent voor Tya te regelen.’

      ‘Dat zijn allemaal problemen die jij zonder meer aankunt, administrateur.’

      Lorlen snoof toen zijn titel zo luchthartig gebruikt werd. ‘Dus wat vindt u van deze kwesties, opperheer?’ vroeg hij spottend.

      Akkarin grinnikte. ‘Je kent onze familie beter dan ik, Lorlen.’ Hij tuitte peinzend zijn lippen. ‘Maar zeg maar “ja” tegen Garrel, “nee” tegen Tya, en wat Davin betreft... dat idee van hem om de uitkijktoren te verbouwen om er een centrum voor weerkundige waarnemingen van te maken heeft wel wat. Het Gilde heeft alleen al een tijd niets nieuws meer gebouwd, en die uitkijktoren heeft ook een militaire functie, die mag je niet uitvlakken. Kapitein Arin probeert me steeds over te halen de Buitenmuur te herstellen sinds hij militair adviseur van de koning is geworden.’

      Lorlen fronste zijn voorhoofd. ‘Dat wil je toch niet echt doen? Dat is een kostbaar project en het kost jaren. We kunnen onze tijd beter besteden...’ Lorlen zweeg even. ‘Moet ik “ja” tegen Garrel zeggen? Maar dan eindigt Regins straf omdat hij Sonea heeft aangevallen zes maanden te vroeg!’

      Akkarin haalde zijn schouders op. ‘Denk je nu heus dat hij Sonea nog lastig zal vallen? Die knaap heeft talent. Zonde om dat niet te ontwikkelen.’

      Lorlen knikte langzaam. ‘Het zou... het een beetje goedmaken dat zijn tegenstander de uitverkorene van de opperheer geworden is.’

      ‘En Balkan zou het ermee eens zijn.’

      Lorlen legde de briefjes op zijn bureau en ging zitten. ‘Maar daar kwam je vast niet voor, is het wel?’

      Akkarins lange vingers trommelden op de leuning van zijn stoel. ‘Nee.’ Hij keek nadenkend. ‘Is er een manier om te zorgen dat Sonea’s tweedejaarsrooster zo wordt aangepast dat ze geen les meer krijgt van Rothen, zonder dat het te veel opvalt?’

      Lorlen zuchtte. ‘Moet dat echt?’

      Akkarin keek hem dreigend aan. ‘Ja, dat moet echt.’

 

Het geklos van haar laarzen echode door de gang. De ochtendles met Yikmo was een ramp geweest. Haar ontmoetingen met Rothen en Regin hadden haar zo nerveus gemaakt dat ze ook de plantennamen voor verschillende medicijnen vergeten was, en ze had niets gesnapt van de meetkundelessen van die avond.

      Ze wou dat de dag voorbij was.

      Ze dacht terug aan Regins gegiechel die ochtend. Wat haalde hij zich toch in zijn hoofd?

      Laat ook maar, dacht ze. Zolang hij me met rust laat, maakt het mij niet uit wat hij zich in zijn hoofd haalt.

      Maar zou hij haar wel met rust laten? Als hij dacht dat ze te bang was om Akkarin aan te spreken, zou hij weer kunnen beginnen met haar te treiteren. Mits de andere magiërs het niet zagen, natuurlijk.

      Een vage beweging in haar ooghoek waarschuwde haar, maar ze had geen tijd om weg te duiken. Er werd een arm om haar hals geslagen, en nog een om haar middel. Door de aanval draaiden ze beiden een halve slag, maar de arm om haar nek liet niet los.

      Ze worstelde om zich te bevrijden, maar besefte meteen dat haar aanvaller te sterk voor haar was. Toen schoot haar een truc van Cery te binnen. De herinnering eraan was zo levendig dat ze bijna Cery’s stem hoorde...

      Als iemand dit doet, zet je je schrap – ja, goed zo – en dan haal je uit naar achteren en...

      Ze voelde hoe de man omtuimelde en lachte even toen hij op de grond viel. Hij sprong echter meteen weer overeind. In paniek deed ze een stap achteruit en greep naar haar mes dat ze niet had... Toen verstijfde ze omdat ze het gezicht van haar aanrander zag.

      Heer Yikmo zag er vreemd en heel anders uit in gewone stadskleren. Een eenvoudig mouwloos hemd liet zijn verrassend gespierde schouders zien.

      Hij sloeg zijn armen over elkaar en knikte. ‘Dat dacht ik al.’

      Sonea keek hem met grote ogen aan; de schrik vanwege de aanval veranderde langzaam in ergernis.

      De Krijger glimlachte. ‘Ik heb de kern van je probleem gevonden, Sonea.’

      Ze slikte een kwaad antwoord in. ‘Wat is dat dan?’

      ‘Uit je reactie blijkt zonneklaar dat je nog steeds lichamelijk op een aanval reageert. Die verdedigingstrap heb je zeker in de sloppen geleerd?’

      Ze knikte met tegenzin.

      ‘Had je een bepaalde leraar daar?’

      ‘Nee.’

      Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Hoe wist je dan wat je moest doen?’

      ‘Hebben mijn vrienden me geleerd.’

      ‘Vrienden? Dat zijn dus jongeren? Geen oudere mannen?’

      ‘Een oudere hoer heeft me geleerd hoe ik mijn mes moest gebruiken als ik... als ik in een bepaalde situatie belandde.’

      ‘Ik begrijp het. Straatvechters. Verdedigingsmanoeuvres. Geen wonder dat je die instinctief toepast. Die ken je het best en je weet hoe ze werken. Daar moeten we verandering in brengen.’ Hij gebaarde haar naast hem te komen lopen terwijl hij op weg ging naar de hoofdgang.

      ‘Je moet leren om in eerste instantie met magie en niet met je lichaam te reageren,’ legde hij uit. ‘Ik kan oefeningen bedenken die je daarbij helpen. Ik moet je wel waarschuwen dat iets afleren en tegelijkertijd iets nieuws aanleren wel eens een langdurig proces kan blijken te zijn. Maar als je doorzet, kan je aan het eind van het jaar magie gebruiken zonder dat je erbij na hoeft te denken.’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Zonder na te denken? Dat is precies het tegenovergestelde van wat de andere leraren zeggen.’

      ‘Ja. Dat komt omdat de meeste leerlingen er zo op gebrand zijn magie te gebruiken. Ze moeten zich leren inhouden. Maar jij bent geen gewone novice, dus hoeven we geen gewone lesmethoden te gebruiken.’

      Sonea dacht erover na. Het klopte wel. En toen viel haar iets anders in. ‘Hoe weet u dat ik niet wél het eerst aan magie dacht, maar besloot het niet te gebruiken?’

      ‘Ik weet dat je instinctief reageerde. Je zocht naar je mes. Dat deed je ook zonder nadenken, toch?’

      ‘Ja, maar dat is wat anders. Als iemand me op die manier aanvalt, moet ik wel aannemen dat hij me echt te grazen wil nemen.’

      ‘Dus je was er helemaal klaar voor om mij ook te grazen te nemen?’

      Ze knikte. ‘Natuurlijk.’

      Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Mensen zullen het een gewone man of vrouw niet gauw kwalijk nemen dat hij of zij iemand uit zelfverdediging doodt, maar als een magiër een niet-magiër doodmaakt is dat schandalig. Je hebt de kracht om jezelf te verdedigen, dus is er geen excuus voor het doden van een ander, wat het doel van je aanvaller ook was – al is die aanvaller ook een magiër. Als je op zo’n manier wordt aangevallen moet je eerste reactie het optrekken van een schild zijn. Dat is een andere goede reden om je eerste reactie van een lichamelijke in een magische te veranderen.’

      Bij de hoofdgang aangekomen, klopte Yikmo haar op de schouders en glimlachte. ‘Je doet het niet half zo slecht als je denkt, Sonea. Als je me meteen met magie had gebombardeerd, of versteend zou zijn van schrik, of erger nog, was gaan gillen, dan zou ik flink teleurgesteld zijn geweest in je. Maar je bleef kalm, was alert, en het lukte je ook nog om vrij te komen. Ik vind dat een indrukwekkend resultaat. Welterusten.’

      Ze maakte een buiging en zag hem wegbenen naar de Magiërsvertrekken. Zij draaide zich om en ging de andere kant uit. Je hebt de kracht om jezelf te verdedigen, dus is er geen excuus voor het doden van een ander, wat het doel van je aanvaller ook was – al is die aanvaller ook een magiër. En toch – toen ze naar haar mes getast had, was ze in staat geweest te doden. Eens was dat een redelijke reactie geweest, maar nu was ze er niet meer zo zeker van.

      Wat de reden ook kon zijn, de straf voor een magiër die opzettelijk iemand leed berokkende, zelfs met niet-magische instrumenten, was groot en dat was al genoeg reden om zich voor te bereiden op een andere aanpak. Ze wilde niet de rest van haar leven in de gevangenis doorbrengen, met geblokkeerde kracht. Als haar instinctieve reactie was om iemand te doden, dan moest ze dat maar zo snel mogelijk af zien te leren.

      Trouwens, wat had ze nog aan die trucjes die ze in de sloppen geleerd had? Wanneer ze even opsomde waartoe ze nu al in staat was, betwijfelde ze of ze ooit nog wel een mes zou hoeven aanraken. Als ze zichzelf in de toekomst zou moeten verdedigen, zou het immers alleen tegen magie zijn...