60
Vanaf dat moment kijkt Luuk niet één keer meer in mijn richting. Verward speel ik met mijn servet. Hij is toch niet echt kwaad? Hij zal toch wel begrijpen dat het een grapje was?
Op mijn beurt geïrriteerd negeer ik Luuk ook en kijk naar mijn man, die het allemaal erg grappig vindt. Hij knipoogt naar me.
Daarom hou ik dus zoveel van Raoul. Misschien is hij menietal- tijd trouw, ik weet zeker dat hij me nooit zal verlaten. We zijn soul- mates, vriendjes en nog geliefden ook. Die combinatie zal hij nooit bij een andere vrouw vinden.
De sfeer aan tafel is een beetje bedrukt. Marlieke doet haar best om met een grappig verhaal de stemming er weer in te brengen, maar het wil niet erg lukken. Na het dessert stapt de een na de ander snel op.
'Wil jij al gaan?' Raoul kijkt mij vragend aan.
Ik schud mijn hoofd. 'Ik zou wel een sambucaatje lusten.'
We staan op, nemen van iedereen afscheid en gaan weer zitten. Zwijgend zitten we tegenover elkaar en bestellen allebei een sam- buca. Raoul begint er meteen over hoe grappig het was om Sylvie van houding te zien veranderen nadat Luuk uit de kast was getrokken. Grinnikend doet hij na hoe ze tegen Luuk aan hing en hoe ze even later, als een preutse Victoriaanse dame, stijf recht op haar stoel zat.
'Luuk vond het niet leuk,' zeg ik bedrukt.
'Die draait wel bij,' stelt Raoul me gerust.
We kijken elkaar aan en schieten samen in de lach. Wc praten over de avond en over hoe fijn het is, en hoe lang geleden, om zo samen te zitten. De sambuca's worden gebracht en we klinken. En dan denk ik weer aan wat Jasmijn me eerder deze avond vertelde.
'Heeft die bespreking van zaterdag nog wat opgeleverd?' vraag ik nonchalant.
'Bespreking?' Raoul neemt een slok sambuca en zet zijn glaasje weer neer.
'Met die Duitser.'
'O, dat. Ja, dat ging prima.'
'Jullie zijn naar de Euromast gegaan, hè?'
Raoul kijkt me onderzoekend aan. 'Ja, hoe weet je dat?'
Mijn ogen wijken niet voor de zijne. 'Omdat Jasmijn je daar heeft gezien. Met een vrouw.'
Raoul kijkt me met een brede glimlach aan, alsof hij recht in mijn ziel kijkt. 'Dat was Helga, de vrouw van Ernst. Ze vergezelt hem altijd op zakenreisjes.'
'O.' Ik glimlach flauwtjes terug. Jasmijn heeft niet gezegd dat Raoul in gezelschap was van twéé personen. Mijn verstand en gevoel wedijveren wie ik zal geloven.
'Raoul...'
'Hmm?' Hij kijkt me nog steeds op dezelfde sfinxachtige manier aan, alsof hij zich reusachtig amuseert met de vragen die mij kwellen.
'Als je verliefd zou zijn op een andere vrouw. Niet zomaar verliefd, maar écht verliefd, zou je het me dan zeggen?'
'God, nee,' reageert Raoul meteen. 'Dat zou betekenen dat jij de
benen nam en dat risico zou ik niet willen lopen.1
'Ik neem niet zo snel de benen, dat weet je. We worden allemaal wel eens een beetje verliefd op een ander. Dat zijn gevoelens die je overkomen, je kunt er niets aan doen. Het gaat erom wat je met die gevoelens dóét, tot hoe ver je het laat komen. Waar zou voor jou de grens liggen als ik gevoelens voor een ander kreeg?'
Raoul denkt even na. 'Dat weet ik niet,' zegt hij ten slotte. 'Daar heb ik nooit over nagedacht. Ik denk dat het erom gaat waar voor jóude grens ligt.'
'Wil je dat weten?'
'Dat wil ik wel eens weten, ja.' Hij gaat er helemaal voor zitten, nog steeds met die zelfvoldane glimlach op zijn gezicht en op dat moment weet ik zeker dat hij me besodemietert. Vraag me niet waarom, maar ik zie het aan hem. Normaal gesproken zou hij geïrriteerd hebben gereageerd. Deze luchthartige, geamuseerde pose moet blijkbaar een heel ander gevoel maskeren.
Ik haal diep adem en zeg: 'Wat ik van een huwelijk verwacht, is absolute trouw, kameraadschap en respect. Vreemdgaan hoort helemaal niet in dat rijtje thuis. Als ik erachter zou komen dat je met een andere vrouw hetzelfde aan het opbouwen was als met mij...' Ik zwijg even, zodat mijn volgende woorden goed tot hem door zullen dringen. Ik heb nu zijn volledige aandacht, dus dit is het moment om een paar dingen duidelijk te maken.
'Ja? Wat zou je dan doen?' zegt Raoul afwachtend.
'Ik zou je ruïneren,' zeg ik eenvoudig. 'Ik zou elk aandeel dat ik in Software International heb uit het bedrijf slepen, ik zou je het huis uit gooien dat mijn ouders voor ons gekocht hebben en ik zou de volledige voogdij over Valerie eisen. Ik geloof niet zo in co-ouderschap, jij?'
Vragend kijk ik hem aan, alsof we het over een gerecht op het menu hebben.
Raoul kijkt me ongelovig aan.
Ik glimlach hem toe en klop hem op zijn been. 'Het is maar goed dat je niet vreemdgaat, hè?' Ik lach om de spanning wat te breken.
Raoul lacht niet mee.
Het is al laat als we Oliva verlaten en de Witte de Withstraat uit lopen. Raoul heeft de auto in de dichtstbijzijnde parkeergarage gezet, maar dat is toch altijd nog een eindje lopen.
Ik hou niet van parkeergarages. In mijn eentje weiger ik sowieso om daar mijn auto neer te zetten, zeker 's avonds laat, maar ook met Raoul dicht bij me voel ik me niet op mijn gemak. Want wat kan Raoul beginnen als er opeens vijfman voor je neus staan?
Niet dat dat ooit gebeurd is, maar toch. Ik ben altijd blij als we veilig in de auto zitten.
We duwen de deur naar het trappenhuis open en lopen naar de kaartjesautomaat. Raoul stopt het parkeerkaartje in de gleuf en het display geeft aan dat we de garage tien euro verschuldigd zijn.
'Tien euro! Voor die paar uurtjes!' zegt Raoul hoofdschuddend. 'Heb jij toevallig een briefje van tien?'
Ik pak mijn portemonnee en haal er een tientje uit. Het apparaat slokt het op en geeft ons het kaartje terug.
'Waar heb je de auto staan?' vraag ik.
'Op de derde verdieping. Wil je met de lift of met de trap?' Raoul blijft met een vragend gezicht bij de lift staan.
'Met de trap.' Ik hou niet van liften. Ze bezorgen me een claustrofobisch gevoel, en een lift in een parkeergarage vind ik helemaal onaangenaam.
We klimmen naar boven en praten over de avond die achter ons ligt. Het geluid van onze voetstappen komt achter ons aan in het holle trappenhuis en onze stemmen klinken te luid, te aanwezig. In een kort moment van stilte meen ik opeens iets te horen. Het geluid van andere voetstappen, ergens onder ons. Maar we zijn al boven dus ik sla er verder geen ach top. We praten rustig door, tot we bij de auto zijn.
'Shit.' Raoul voelt in zijn zakken en fronst zijn wenkbrauwen.
'Wat is er?' Over het dak van de auto kijk ik hem aan. 'Kun je je sleutel niet vinden?'
'Nee!' Raoul keert de voering van zijn jas binnenstebuiten en klopt op de zakken van zijn broek. 'Ik weet zeker dat ik hem in mijn zak heb gestopt. Hoe kan dat nou? Hij is weg, Marjo!'
'Je broekzakken,' zeg ik.
'Daar voelde ik net al, die zijn leeg.' Voor de zekerheid keert Ra- oul ook de voering van zijn broekzakken naar buiten. Vervolgens checkt hij de binnenzak van zij n leren jasje, maar daar zit alleen zijn mobieltje in.
'Misschien heb ik 'm laten vallen bij de kaartautomaat,' bedenkt Raoul opeens.
'Of in het restaurant,' zeg ik somber. 'Kunnen we weer helemaal terug. 'Maar opeens klaart mijn gezicht op. Ik rommel wat in mijn tas en haal met het gebaar waarmee een goochelaar zijn truc onthult mijn eigen sleutel uit mijn tas. 'Tatataa! Ik heb nog een sleutel in mijn tas zitten!'
Raoul kijkt opgelucht, maar toch zit het verlies van zijn eigen sleutel hem dwars.
'Ga jij maar alvast in de auto zitten, dan kijk ik of ik hem bij de kaartautomaat heb laten vallen,' zegt hij, en voor ik daar iets tegen in kan brengen is hij weggelopen.
Hij laat me gewoon achter! Om elf uur 's avonds in een parkeergarage, terwijl hij weet hoe eng ik dat altijd vind!
'Eikel,' zeg ik binnensmonds, en stap haastig de auto in. Ik klik de centrale vergrendeling aan en duik een beetje naar beneden.
En dan hoor ik het weer. Voetstappen.
Wantrouwig kijk ik in de zijspiegel maar ik zie niemand. Ik kijk over mijn schouder, zie geen mens maar hoor wel iemand. Heel nadrukkelijke, bedaarde voetstappen die desondanks snel dichterbij komen.
Ongerust schuif ik heen en weer op mijn stoel. Verdomme Raoul, waarom laat je me ook alleen! Ik zak onderuiten luisterscherp, maar ik hoor alleen het bonken van mijn hart.
De voetstappen zijn opgehouden, maar het bekende geluid van een portier dat geopend wordt blijft uit. Er wordt geen motor gestart, niets wijst erop dat hier iemand gewoon zijn auto komt ophalen.
Het portier zit goed op slot, stel ik mezelf gerust. Ze kunnen me niets doen.Dat is niet helemaal waar. Ik heb geen idee hoe sterk het glas van de ramen is. Met een honkbalknuppel zou je dat vrij gemakkelijk kunnen inslaan. Maar waarom zou hier iemand met een honkbalknuppel rondlopen?
Opeens duikt een zwarte gedaante naast mijn portier op en ik gil het uit.