25


Ze is ook niet weg. Het grootste deel van de tijd is ze bij me. Ze is weg als ik slaap, werk of even afgeleid ben van mijn verdriet om haar. Ik voel het meteen als ze er niet is en dan probeer ik haar met de kracht van mijn gedachten terug te roepen.

Op een zonnige maar winderige dag stap ik in de trein naar Ber- kel en Rodenrijs. Ik weet dat mijn ouders er niet zijn, daarom ga ik juist vandaag. Ik ben nog niet thuis geweest sinds Marjoleins dood, bang voor de herinneringen. Mijn ouders spreek ik bij mij thuis, of bij Raoul.

Als ik op de stoep sta en naar het statige, witte herenhuis kijk, ziet het er zo vertrouwd uit, zo onveranderd - terwijl alles aan scherven ligt - dat ik het bijna niet kan geloven. Ergens verwachtte ik dat de bomen hun takken zouden hebben laten hangen, dat het groen zou zijn verdord en de zon geen aanspraak meer zou maken op dat plekje waar ik zo gelukkig ben geweest.

Lange tijd sta ik daar op het trottoir, mijn handen diep in de zakken van mijn jack, en op een gegeven moment voeren mijn voeten me het tuinpad op. Ik volg het paadje langs het huis en weer voel ik hoe een schaduw zich bij me voegt en naast me stilstaat als de uitgestrekte achtertuin in zicht komt.

'Die picknicktafel heeft papa nog gemaakt zodat we 's zomers buiten konden eten,' hoor ik een stem in mijn hoofd zeggen.

'Ja,' zeg ik zacht. 'En wij maakten er een hut van.'

'Weet je nog dat we er 's nachts in wilden slapen?'

'Dat mocht niet,' zeg ik met een glimlach.

'Nee. Wat vonden we dat jammer, hè?'

'We waren razend!'

Ik loop verder de tuin in en voel Marjolein heel dicht bij me. Ze beweegt in elke windvlaag die langs mijn gezicht strijkt en omhult me in het zonlicht dat over het gras danst. Samen halen we herinneringen op aan elk plekje en elk hoekje.

Hier hebben we... daar zaten we... weet je nog...

Pas als de schaduwen langer worden en de zon achter de schutting wegzakt, loop ik de tuin uit. Met tegenzin laat ik mijn ouderlijk huis achter me, bang dat ik daarmee ook Marjolein weer kwijt ben. Maar dat ben ik niet. In de trein naar Rotterdam vult ze elke hoek met haar aanwezigheid.

Als ik thuiskom zit Thomas in mijn achtertuin op me te wachten. Ik zie hem niet direct, pas als ik naar de keuken loop om de koelkast te inspecteren op mogelijke ingrediënten voor een avondmaaltijd, zie ik hem met een krant en een sigaret op het tuinbankje zitten.

Ik onderdruk de impuls om op het raam te kloppen en sla hem enige tijd peinzend gade. Hoe lang zou hij daar al zitten? Hij moet over de poort zijn geklommen om in de tuin te komen, maar waarom is hij niet gewoon weggegaan toen hij merkte dat ik niet thuis was?

Omdat Thomas kan wachten, weet ik. Hij is de geduldigste, meest relaxte persoon die ik ken. Is Marlieke niet thuis? Dan wachten we net zo lang tot ze er is.

Wat Thomas in zijn hoofd heeft, heeft hij niet in zijn kont, zou mijn vaderzeggen.

En wat hij niet wil zien, dat is er niet, maar dat is mij n eigen toevoeging. Ik heb dat ervaren tijdens onze studietijd, als ik een vriendje had. In die tijd heb ik een paar keer verkering gehad en tijdens zo'n verliefde periode deed Thomas net alsof hij me niet kende. Hij behandelde me als een volslagen vreemde, liep me straal voorbij in de gang en zat naast me in het fotolab zonder een woord met me te wisselen. Hij keek me alleen maar aan als ik iets tegen hem zei, met een blik die ik moeilijk kon peilen.

Ik weet niet of Thomas zijn zinnen had gezet op meer dan vriendschap. Nog steeds twijfel ik of hij verliefd op me is. Hij heeft zich nooit uitgesproken, nooit een versierpoging ondernomen, nooit iets dubbelzinnigs gezegd waaruit ik conclusies zou kunnen trekken.

Na al die jaren begrijp ik eigenlijk nog steeds maar heel weinig van zijn gedrag. Misschien dat Marjolein hem daarom niet mocht. Mensenkennis en psychologisch inzicht waren voor haar zo n beetje een eerste levensbehoefte om haar werk te kunnen doen, maar op Thomas heeft ze nooit vat gekregen. Vanaf het eerste begin raadde ze me aan hem te ontlopen. Wat voor mij een goede reden was om hem op mijn verjaardag uit te blijven nodigen en hem vaker te zien.

Opeens kijkt Thomas mijn richting op en onze ogen ontmoeten elkaar. Ik maak een gebaar alsof ik nét op het raam wilde kloppen maar ik weet dat hij heelt gezien dat ik naar hem stond te staren.

Ik draai de sleutel in het slot om en open met een brede glimlach de deur. 'Hoi, zit je hier al lang?'

'Een uurtje.' Thomas legt de krant weg, trapt zijn sigaret uit en stapt naar binnen. Hij gaat met het koffiezetapparaat in de weer alsof hij hier volkomen thuis is. 'Jij ook?' biedt hij aan.

ik wilde eigenlijk net iets te eten gaan maken,' zeg ik.

'Eerst koffie.' Thomas schept de koffie in het filterzakje en vult de waterhouder. 'Wat wilde je gaan eten?'

'Pasta of zo.' Ik leun tegen het aanrecht en bekijkThomas' geredder. 'Blijf je eten?'

'Best.'

'Dan ga ik meteen beginnen want ik heb honger.' Ik trek een la open en haal een pak macaroni en een pot saus te voorschijn.'Eerst koffie.' Thomas kijkt hoe het water langzaam, pruttelend als een moeizaam startende motor, begint te lopen. Hij blijft netzo lang staan tot de laatste druppel is gevallen en schenkt dan traag een mok vol. Intussen heb ik al een pan water op het vuur staan en bak ik een mengsel van gehakt, kruiden en uien in de braadpan.

'Waarom deed je niet meteen open?' vraagt Thomas zonder me aan te kijken.

Zo is Thomas, to the point, geen gedraai. Zo zijn we altijd met elkaar omgegaan en dus geef ik hem openhartig antwoord.

'Ik vond het een beetje raar dat je daar zo zat. Ik vroeg me af waarom je zat te wachten.'

'Omdat je er niet was,' zegt Thomas nuchter. Hij neemt achterelkaar een paar grote slokken koffie. Het moet gloeiend heet zijn, maar hij drinkt alsof hij een glas bier in zijn hand heeft. Intussen kijkt hij me vragend aan en zegt: 'Je stond ergens over na te denken, hè?'

Ik knik. 'Over jou en Marjolein.'

'Mij en Marjolein? Hoezo?'

'Ach, ik vind het gewoon jammer dat ze je nooit heeft leren kennen zoals ik jou ken.'

Thomas haalt zijn schouders op. 'Daar moet je je niet druk over maken. Het is helemaal niet belangrijk wat andere mensen vinden.'

'Ze is, was, wel mijn tweelingzus. Dat maakt een verschil.'

We staan dicht tegenover elkaar, Thomas met zijn mok koffie in de hand en ik met een roerspaan. De keuken is gevuld met een lucht van cafeïne, kruiden en gebakken vlees. En met Marjoleins aanwezigheid, die ik opeens zo sterk voel dat ik ervan schrik. Ik weet dat het geschift klinkt, maar het is alsof ze zich tussen Thomas en mij in wurmt. Onwillekeurig doe ik een stap naar achteren.

'Wat is er?' vraagt Thomas meteen.

'Ik... niets. Er is niets. Wil jij de tafel even dekken?' Ik draai me om naar het aanrecht en pak een blikopener om het deksel van de sauspot open te wippen. Waarschijnlijk staat de verwarring op mijn gezicht te lezen want Thomas kijkt me bezorgd aan.

'Je keek opeens heel raar. Wat is er? Had je weer het gevoel dat Marjolein in de buurt was?'Het klinkt niet alsof hij denkt dat ik geflipt ben, maar toch knik ik met enige schroom.

'Ze ging tussen ons in staan. Dat klinkt zeker idioot?'

Thomas gaat aan de eettafel zitten en klopt op het tafelblad. Gehoorzaam ga ik tegenover hem zitten en hij kijkt me ernstig aan. 'Marlieke, ik begrijp datje het nodig hebt om te denken dat Marjolein bij je in de buurt is. Ik begrijp ook datje dat het liefst de rest van je leven zou geloven, maar vind je niet dat het tijd wordt om de werkelijkheid onder ogen te zien?'

Met een leeg, koud gevoel van teleurstelling kijk ik Thomas aan. 'Wat wil je daarmee zeggen?'

'Ik wil zeggen...'Thomas begint aan een behoedzame formulering maar ik laat hem niet uitpraten.

'Jij gelooft dat met de dood alles ophoudt. Dat de wereld alleen maar van de levenden is, en dat je op een dag gewoon ophoudt te bestaan.' Mijn stem klinkt een beetje schril, alsof ik Thomas wil uitdagen om zoiets bouds te beweren.

'Ja,' zegt hij hard. 'Als je dood bent stroomt er geen bloed meer naar je hersenen en houdt alles inderdaad op. Dood is dood. Marjolein is er niet meer, Lieke. Je moet doorgaan met je leven.'

'Dat dóé ik ook. Ik ga ook door met mijn leven! Ik...'

'Je loopt rond in een droomwereld,' valt Thomas me in de rede. ik begrijp wel dat dat een overlevingsstrategie is, maar er moet ooit een einde aan komen. Toen je zus nog leefde had ze al veel te veel invloed op je, ik kan niet aanzien dat ze na haar dood nog steeds jouw leven regelt.'

'Hoe kom je daar nou bij? Ze regelt helemaal niets, ze troost me!'

Thomas bindt meteen in. Over de tafel heen buigt hij zich naar me toe en legt zijn hand op de mijne. 'Het is heel normaal om te ontkennen dat je iemand voorgoed verloren hebt. Geloof me, ik weet wat het is. Ik heb hetzelfde doorgemaakt toen mijn vader zelfmoord pleegde. Het is ook helemaal nier erg om jezelf iets wijs te maken, anders zou je gek worden van verdriet, maar jij gaat wel erg ver. Weet je wat volgens mij het probleem is? Dat je er zo aan gewend bent dat Marjolein je vertelde wat je wel en niet moest doen, dat je je nu geen raad weet met die vrijheid.'

Ik word niet kwaad. Ik barst niet uit in een stroom van verontwaardigde ontkenningen. Alles wat ik voel is teleurstelling. Diep in mijn hart had ik toch de hoop dat Thomas open zou staan voor dit soort zaken.

'Ik beeld me niets in, ze is er echt.' Mijn stem hapert licht en omdat Thomas me zo vermoeid en met medelijden aankijkt, laat ik het daarbij. Ik had het gewoon voor mezelf moeten houden.

'Ben je nu boos?' vraagt Thomas zacht.

Ik kijk naar hem op, naar de warme bruine ogen van een vriend die her ook alleen maargoed bedoelt.

'Nee,' zeg ik moeizaam.

'Ik moest het wel zeggen. 'Thomas spreidt meteen hulpeloos gebaar zijn handen.

Ik knik alleen maar.

'Dus we zijn nog steeds goede vrienden?' Thomas pakt mijn beide handen en kijkt me smekend aan!

Ik knik weer en hij glimlacht opgelucht.

'Eén vraagje,' zeg ik zacht en hij kijkt me vragend aan. 'Vind je echt dat Marjolein me zo overheerste?'

Thomas kijkt me recht in de ogen. 'Vind jij van niet dan?'

Natuurlijk heeft hij gelijk. Ik hoor dit niet voor het eerst, en ik weet ook wel dat mijn zus behoorlijk dominant kon zijn, maar eigenlijk had ik er niet -zoveel last van. Het was allemaal goed bedoeld en als het erop aankwam deed ik toch wat ik zelf wilde. Ik denk dat veel mensen mijn zwijgzaamheid voor volgzaamheid hebben aangezien, maar ik kan je verzekeren dat dat wel meeviel.

Ik nam mijn eigen beslissingen. Marjolein mocht Thomas en Sylvie niet, en hoewel ik vond dat dat haar probleem was, deed ik toch mijn uiterste best om haar ervan te overtuigen dat ze het verkeerd zag. In plaats van de situatie te laten zoals die was, wrong ik me in de vreemdste bochten om ze niet in eikaars buurt te zetten op mijn verjaardag. Ik verdedigde de een tegenover de ander en maakte me druk over ieders welzijn behalve over het mijne. Dat is waar. Maar ik bleef bevriend met Thomas en Sylvie.

Wat zei Thomas net ook al weer? Dat ik er zo aan gewend was geraakt om rekening te houden met Marjolein, dat ik me nu geen raad meer wist met mijn vrijheid?

Dat was een rotopmerking. En ontzettend overdreven.