Marlieke

6

Na de begrafenis wachtte de leegte. Een verschrikkelijke, apathische leegte. In de eerste weken na haar dood was ik te verbijsterd om tot me door te laten dringen wat er gebeurd was. Het was alsof ik keihard tegen een muur aan was gelopen en stond te zwaaien op mijn benen, te beduusd door de klap om die te kunnen voelen.

Ik herinner me geen woord van de toespraak van mijn vader tijdens de begrafenis, maar ik was me des te meer bewust van zijn krijtwitte gezicht en bevende stem. Ik luisterde, stil van ellende, en leunde tegen mijn moeder aan. Ze hield mijn hand in een krachtige greep vast terwijl ze haar andere arm om Valerie heen geslagen hield. Raoul zat voorovergebogen, zijn gezicht in zijn handen verborgen.De opkomst in de kerk was enorm. Alle banken zaten afgeladen vol. En dan die bloemenzee! Lelies, overal lelies die een zware, zoete geur verspreidden. De rouwstoet na de dienst, op weg naar het graf, voerde over een zonovergoten kerkhof. Begin mei, en al vijfentwintig graden.

We stonden aan het graf, Raoul in zijn zwarte pak, met Valerie aan zijn hand. Ze huilde niet maar keek om zich heen alsof ze het allemaal maar half begreep. Ze had een lelie in haar hand, Marjoleins lievelingsbloem, maar ze wilde hem uiteindelijk niet bij het graf achterlaten. Dus lieten we het maar zo. Ze had immers al een tekening in de kist meegegeven.

Ik herinner me de warmte, het opgewekte gefluit van de vogels, het jonge groen aan de bomen en het snot dat uit Raouls neus droop toen hij de eerste schep aarde op de kist gooide. Ik keek naar het vertrokken gezicht van mijn vader en naar mijn apathisch uitziende moeder, die onder de valium zat om de dag door te komen.

Ik droeg mijn oranjeroze rok met het bijpassende truitje. Speciaal voor de begrafenis had ik de laarzen aan die Marjolein voor me had gekocht bij Manfield. Zowel in "3e kerk als op her kerkhof was ik me ervan bewust dat ik eruitzag alsof ik naar een feestje ging en ik voelde vele geschokte ogen op me gericht, waardoor ik me toch wel onbehaaglijk voelde. Had ik in het zwart moeten komen? Of in ieder geval in een wat minder uitbundige outfit?

Pas na de begrafenis, toen ik mijn spiegelbeeld opving in de ruit van het restaurant waar we nog even wat gingen eten en drinken, begreep ik de oorzaak van de geschokte gezichten. Ik schrok zelf ook, zo verbluffend veel leek ik op dat moment op Marjolein.

De laatste keer dat ik naar mijn zus keek, was ik me van elke onherroepelijke seconde bewust. Door een mist van tranen keek ik naar haar dode gezicht, dat altijd zo in beweging was geweest. Mijn tweelingzusje.

Ze zeggen wel eens dat mensen eruitzien alsof ze slapen als ze zijn gestorven maar dat was niet waar. Marjolein zager helemaal niet uit alsof ze sliep. Ze zag eruit zoals ze was: dood. Haar ogen waren gesloten, haar handen gevouwen en haar huid had een merkwaardig bleke kleur. Maar wat me het meest schokte, was de starheid waarmee ze tussen dat witte satijn lag.

Opeens drong de betekenis van het woord doodstil tot me door. En van het woord voorgoed.De dag na de begrafenis ontwaakte ik langzaam uit mijn verdoofde toestand en begon de realiteit vorm te krijgen. De radeloosheid die tot dan toe was uitgebleven, overviel me en sleurde me mee in een diepe val.

De eerste weken had ik nauwelijks het gevoel dat ik bestond. De maand mei had ingezet met de belofte van een prachtige zomer, maar ik bracht de hele maand door met op mijn bed liggen en kijken naar het wit van de muren en het plafond. Wit is zo'n rustgevende kleur. Zo kalm, ijl en puur.

Ik bevond me in een toestand die ik slapen noch waken kon noemen. Echt slapen was er trouwens sowieso niet meer bij. De nachten werden door niet meer dan een flinterdun vlies van de dagen gescheiden, zodat ik nu en dan niet wist of ik me in de realiteit bevond of in een droom. Ik luisterde naar de stilte en naar de onbeschrijflijke rust die om me heen hing, veilig in mijn eigen wereldje.

Achteraf bezien heb ik aangevoeld dat er iets te gebeuren stond. Iets ingrijpends, iets wat verstrekkende gevolgen zou hebben voor mijn leven en voor dat van degenen die me lief waren. Iets wat s morgens toen ik wakker werd nog onnoembaar maar evengoed onafwendbaar was.

Op de ochtend dat ik voor het eerst met dat gevoel wakker werd, op die maandag eind april, bleef ik heel stil op mijn rug liggen en weigerde mijn ogen open te doen. Alsof ik met die kinderachtige neiging om de dag niet onder ogen te willen zien, invloed kon uitoefenen op wat te gebeuren stond. Uiteindelijk moest ik mijn ogen natuurlijk wel openen. Ze gleden eerst naar de wekker - het was nog vroeg, ik kon zeker nog een kwartier blijven liggen en vervolgens naar het plafond. Een kwartier lang lag ik naar het witte vlak te staren en zette ik elk zintuig in mijn geest aan het werk om het gevoel van onbehagen, van angst zelfs, te rationaliseren. Waar kwam het vandaan? Was er iets gebeurd? Had ik gisteren of eerder deze week iets opgevangen dat dit voorgevoel verklaarde?

Dat heeft iedereen wel eens; er staat je een functioneringsgesprek te wachten terwijl je net woorden met je baas hebt gehad, je hebt een aanmaning ontvangen van een rekening die je niet kunt betalen, je leest een artikel over een ongeneeslijke ziekte op het moment dat je je al een tijdje niet zo lekker voelt, dat soort dingen. Dat zijn geen voorgevoelens maar kleine voorvallen die, als je je er niet tegen verzet, een zeker noodlotsgevoel in werkingstellen.

Maar als je eigen baas bent is er van een functioneringsgesprek geen sprake. Ik had evenmin geldzorgen en ik voelde me kiplekker. Dus wat was er dan aan de hand?

Marjolein.

Het was de eerste naam die in me opkwam, en niet zonder reden. Als tweeling hadden we een bijzondere intuïtieve band, en mijn telepathische gaven op dat gebied waren nog wat verder ontwikkeld dan normaal is bij tweelingen.

Marjolein. Er ging iets gebeuren met Marjolein.

Het is logisch datje meteen denkt aan de mensen die je het meest lief zijn als je met zo'n onverklaarbaar angstgevoel wakker wordt, maar wat dat betreft had ik net zo goed aan mijn ouders kunnen denken, of aan Thomas of Raoul. Maar het was ontegenzeggelijk Marjoleins naam die in mijn hoofd brandde, en in een vlaag van paniek greep ik mijn mobieltje van het nachtkastje en belde haar op. Er ging geen beltoon over, ze had haar mobiel niet aan staan.

Natuurlijk, het was kwart over acht, haar eerste lesuur was al begonnen.

Ik gooide mijn mobiel op het dekbed en kwam stijf en onwillig als een bejaarde overeind. Had ik gedroomd dat mijn hoofd zo vol en zwaar was? Dat zou best eens kunnen. Kon ik me die droom maar herinneren, het zou dat onbestemde gevoel van narigheid kunnen verklaren.

Ik slofte naar de badkamer, zette de douche aan en stapte eronder. Als ik mezelf een lange douche toestond, had ik geen tijd om te ontbijten, maar daar kon ik wel tegen, 's Morgens vroeg kwam ik te moeizaam op gang om een grote eetlust te hebben, terwijl een warme douche, met tot besluit een koude straal, me altijd geweldig opkikkerde. Helaas stond ik meestal zo laat op dat ik ook daar geen tijd meer voor had, zoals vandaag, maar ik gunde mezelf toch nog een paar minuten. »

Met nat haar, gekleed in een legergroene broek en een wit truitje, rende ik even later de trap af naar beneden. Ik griste mijn spullen bijeen die gelukkig al klaarstonden, camera, statief, bouncer, en ik pakte op het laatste moment nog snel mijn spijkerjasje van de kapstok. Even later zat ik in de auto, die niet van mij was, maar van mijn vriendin Sylvie. Eigenlijk heeft ze hem helemaal niet nodig want ze woont en werkt i n Rotterdam, en die afstand kan ze zelfs lopend afleggen. Maar ze heeft toch een autootje en leent het regelmatig aan mij uit als ik op pad ga. Die dag moest ik naar Capel le aan den IJssel, waar ik samen met Thomas een bruiloft ging fotograferen. Thomas is ook fotograaf en de bruid, Laurien, was zijn zus.

Als je met fotografie je brood verdient, is er altijd wel een familielid dat iets te vieren heeft en zich jou net op tijd herinnert voor ze een veel duurdere fotograaf inhuren. Want natuurlijk reken je niet je vaste tarief, dat doe je niet bij familie, en je zou sowieso uitgenodigd worden dus als je er toch bent kun je net zo goed de foto's voor je rekening nemen, nietwaar?

Met als gevolg dat je nooit meer onbekommerd te gast bent op een feest, want bij elke uitnodiging die je krijgt is het uiteraard wel de bedoeling dat je je camera meeneemt. Wil je je eerste bakkie koffie van die dag nemen, moetje het aansnijden van de taart fotograferen. Breng je tijdens het bruiloftsmaal een lepel soep naar je mond, kun je opstaan omdat een van de bruidsmeisjes boven op haar bord in slaap is gevallen, en het zo leuk is als daar een foto van gemaakt wordt.

Ik weet zeker dat een onbekende fotograaf nooit zoveel verzoekjes krijgt voor 'nog een foto met omejoop' en ach, kunnen die vijf vriendinnen van de bruid niet even snel gekickt worden, en hun kinderen die er in hun nieuwe kleren zo aanbiddelijk uitzien. Voor je het weet loop je van de hele familie portretten te maken die ze allemaal tegen een belachelijk laag tarief verwachten te krijgen, of misschien wel gratis.

Een speciaal ingehuurde fotograaf maakt alleen opnamen van de officiële gedeelten, kerk, stadhuis, receptie en een paar geposeerde foto's in het park. Die wordt niet tot één uur 's nachts voor het feest gevraagd, want dat zou veel te duur worden. Maar jij, als geliefd vriend of familielid, kan niet weg voor iedereen als afsluiter in een kring om het bruidspaar gaat staan en met aanstekers in de lucht ' You never walk alone' galmt, waar je niet aan mee kan doen omdat je er foto's van moet maken.

Ik haat bruiloften en Thomas haat ze ook. Daarom gaan we samen. We hebben de afspraak gemaakt nooit meer alleen naar dergelijke leesten te gaan want je raakt helemaal dolgedraaid op zo'n dag.

Dus die maandag gingen we samen op pad, wat heel prettig was want dat leidde me een beetje af van mijn vervelende voorgevoel.

'Denk jij dat je ooit gaat trouwen?' mompelde Thomas.

We hadden de bruid en de rest van Thomas' familie in zijn ouderlijk huis begroet en zaten met een kop koffie te wachten op de komst van de bruidegom. We zaten een beetje apart en hoefden nauwelijks onze stem te dempen door het aanhoudende gekwek van Thomas' moeder en zijn oma.

'Ik weet het niet,' zei ik.

'Ik zie jou wel voor me in zo'n witte jurk,' zei Thomas met aandoenlijke ernst in zijn bruine ogen.

Met een glimlach wendde ik mijn hoofd af, want dat zag ik juist helemaal niet voor me en om de een of andere reden bracht het onderwerp me in verlegenheid.

'Het zou je heel mooi staan,' hoorde ik Thomas zeggen.

' Ik trouw niet. Nooit!' Mijn stem klonk een beetje te kortaf en de klap waarmee ik mijn koffiekopje up hei schoteltje zette was misschien wat overdreven, maar Thomas was er niet van onder de indruk.

'Dat weet ik,' zei hij rustig. 'Ik zie er ook niet veel in. Ik bedoel, waarom zou je niet gewoon gaan samenwonen en dat zo laten zolang het werkt? Dat is toch veel gemakkelijker?'

'Omdat onze samenleving zo in elkaar zit dat het handiger is om te trouwen,' zei ik. 'Als je samenwoont moet je veel meer regelen en vastleggen.'

Thomas trok een gezicht alsof hij plotseling pijn leed. 'Regelen? Vastleggen? Wat is er gebeurd met romantiek en trouw tot aan de dood?'

'Die bestaan niet. Je hebt alles goed geregeld tot aan de dood, dat is alles.'

Thomas wierp een sombere blik op zijn zus. 'Laurien ziet er anders heel gelukkig uit.'

'Wacht eerst maar eens af of haar aanstaande wel komt opdagen,' zei ik cynisch en daar moest hij om lachen.

Niet dat ik echt dacht dat de bruidegom het zou laten afweten, maar dat is nou eenmaal het soort gesprekken dat Thomas en ik voerden. Maatschappijkritisch, een beetje rebels, schoppend tegen de gevestigde orde. Waarschijnlijk hadden we geen gek figuur geslagen als we jong waren geweest in de jaren zeventig. Ik zag Thomas wel voor me, op weg naar het gemeentehuis, met zijn aanstaande bruid achter op de fiets. Of nog beter: i n een bakfiets, slingerend over de grachten. Alleen zag ik mezelf niet als die bruid, terwijl ik al een tijdje vermoedde dat Thomas daar juist heel duidelijke ideeën over had.

We gingen dan ook al jaren met elkaar om want we hadden samen de Kunstacademie in Amsterdam gedaan en ook toen waren we al heel hecht.

'Daar komt Sybrand. Goddank!' Thomas knipoogde naar me en stond op. Hij pakte zijn camera van tafel en liep naar buiten. Ik glimlachte, schoof eveneens mijn stoel naar achteren en begon mijn camera op het statief te monteren.