38
Heb ik er goed aan gedaan om alleen melding te doen? Ik weet het niet. De anonieme brief bevalt me niet, maar na de eerste schrik neem ik hem niet meer zo serieus. Typisch de kinderachtige reactie van een gepikeerde puber.
'Toch vind ik het dom van je om geen aangifte te doen,' zegt Raoul in de auto. 'Je laat die jongen er wel erg makkelijk mee wegkomen.'
'Ik wil het gewoon niet erger maken dan het is.'
'Nee, je laat je indoctrineren door de school. Je weet dat ze het je kwalijk nemen als je aangifte doet, terwijl ze daar juist als één man achter je zouden moeten staan. Echt, Marjolein, ik vraag me af waar je mee bezig bent.' Raoul draait met een geërgerde frons tussen zijn wenkbrauwen onze straat in.'Ik heb er toch melding van gemaakt? De politie is op de hoogte, ze houden Bilal in de gaten en op school denken ze dat ik netjes mijn mond heb gehouden. Prima toch?' zeg ik.
'Ik hoop het,' zegt Raoul slechts.
De zondag brengt gelukkig wat afleiding. Het is mooi weer, dus niets staat een geslaagde barbecue met mijn familie in de weg. Ik ben vast van plan om het niet over Bilal te gaan hebben. School, Bi- lal en alle problemen van de afgelopen week komen me mijn neus uit. Ik wil er niet eens meer aan dénken.
Ik kleed me lekker zomers in een roze rokje met bijpassend, mouwloos truitje en Valerie steek ik in een allerliefst citroengeel zomerjurkje. Voor de zekerheid stop ik haar blauwe jurk in een tasje want ze wil nog wel eens misselijk worden in de auto. Eigenlijk komt het op langere ritten zelden voor dat ze niét de achterbank onderspuugt.
Met de grootste moeite weet ik 's middags voor we vertrekken een pilletje tegen wagenziekte bij haar naar binnen te wurmen zonder dat ze met veel drama doet alsof ze erin stikt.
'Als je misselijk wordt, zeg je het, hè?' waarschuw ik, als we in de auto zitten.
Ze knikt. 'Ik ben geloof ik nu al een beetje misselijk, mama.'
Raoul laat Valeries raampje een stukje naar beneden glijden en ze leunt met haar wang tegen de onderkant van het raam om zoveel mogelijk frisse lucht in te ademen. We zitten net op de snelweg als het feest begint.
'Mama!' klinkt het benauwd en gealarmeerd kijk ik om. Valerie leunt met een lijkbleek gezichtje tegen de hoofdsteun en houdt haar hand voor haar mond.
'Moet je spugen?' roep ik.
Ze knikt met een groeiende paniek in haar ogen.
'Pak de slabak dan. Waar is de slabak?' roep ik.
'Op de hoedenplank,' zegt Raoul met een blik in de achteruitkijkspiegel. Hij manoeuvreert de wagen van de derde naar de eerste baan en rijdt de vluchtstrook op maar het is al te laat. Verontrustende geluiden en een onheilspellend zure lucht vullen de beperkte ruimte van de auto zodat ik zelf bijna over mijn nek ga. Haastig laat ik het raampje naar beneden zoeven en ik gooi de deur open zodra wc stilstaan. Ik open het portier van de achterbank en durf nauwelijks een blik op de schade te werpen, maar ik moet wel. En het is nog erger dan ik dacht. Die knuffels kunnen thuis in de kookwas en de mp3-speler krijgen we vast nooit meer aan de praat. Goddank dat ik een schone jurk voor Valerie bij me heb. En een fles water om haar af te spoelen en een slokje drinken te geven.
Ik neem een diepe teug frisse lucht, buig me over Valerie heen en bevrijd haar uit haar gordel, waar de klonten aan kleven.
'Mijn keel doet pijn!' huilt Valerie.
Raoul neemt met vertrokken gezicht de onfrisse boel op de achterbank op en draait zich dan om naar mij. 'Waarom liet je haar clan ook die Liga eten voor we weggingen? Je weet toch dat dat er allemaal weer uitkomt!'
'Als je dat zo goed wist, had je de slabak niet op de hoedenplank moeten zetten maar op haar schoot,' snauw ik. 'En misschien moet je er eens aan denken om wat rustiger te rijden. Van dat optrekken en remmen van jou zou een autocoureur nog wagenziek worden. Ik voel me ook helemaal niet lekker en dat heb ik nooit als ik zelf rij.'
In een gezellig stilzwijgen rijden we verder. Goddank dat mijn ouders zo dichtbij wonen.
We rijden Berkelen Rodenrijs in en doorkruisen de wijk waar ik ben opgegroeid. Mijn oude buurt ligt ineen waas van jong groen te suffen in de zon. Ooit was dit een wijk die drukbevolkt was met kinderen maar tegenwoordig is het een rustige buurt met voornamelijk oudere bewoners.
We rijden de straat in van mijn ouderlijk huis en zoals altijd moet ik even slikken van ontroering als ik het statige witte pand zie staan. De aanblik ervan roept dierbare herinneringen bij me op. Hier ben ik opgegroeid, hier heb ik gespeeld, geknikkerd, met krijt op de stoep getekend en samen met Marlieke achter de poppenwagen gelopen.
Ik stap uit en kijk meteen glimlach in het rond.
'Mama!' Valerie klopt ongeduldig op het raampje en ik haast me het portier te openen en haar naar buiten te helpen.
'Ik heb dorst,' zegt Valerie klaaglijk, maar opeens klaart haar ge- zicht op. 'Opa! Opa!' Ze begint uitbundig te zwaaien in de richting van de voordeur.
Ik draai me om en zie mijn vader staan. Maarten van Woerkom is een rijzige gestalte met een volle bos grijs haar en er gaat een scheut van liefde en trots door me heen.
'Hallo, hallo!' roept mijn vader uitbundig. Hij vangt Valerie, die op hem afvliegt, in zijn armen op en loopt met zijn kleindochter op de arm naar ons toe.
We begroeten elkaar uitgebreid en met Valerie op zijn arm loopt mijn vader het tuinpad op.
'Waar is mam?' vraag ik.
'In de tuin. Wat is het een lekker weer hè?' zegt mijn vader zonder omkijken.
'Nou, prima barbecueweertje,' vindt Raoul.
Hij heeft er een bloedhekel aan om ergens op visite te gaan, maar een beetje klooien met de barbecue en in de tuin zitten met een glas bier vindt hij wel leuk.
In de parkachtige achtertuin is het inderdaad heerlijk onder de schaduwrijke bomen. Een tuin waar ik als kind met Marlieke in bomen klom, hutten bouwde en eindeloos met een kleed op het gras met barbies speelde. In de winter speelden we er met onze slee en in de zomer lagen we aan het kleine zwembad dat mijn ouders achter in de tuin hadden laten aanleggen. Een heerlijke jeugd, maar ik geef toe dat we wel een beetje verwend waren. Dat realiseerden we ons pas toen we het huis uitgingen, op eigen benen moesten staan en ons eigen geld gingen verdienen.
Ik kus mijn moeder, en zoals altijd heb ik de neiging om haar heel voorzichtig vast te pakken. Mijn moeder, Rosalie van Woerkom, is een knappe vrouw van in de vijftig. Een zeer verzorgde, elegante verschijning die door iedereen veel jonger wordt geschat dan ze is.
'Dag meisje, hoe gaat het met je? Je ziet een beetje pips.' Ze neemt me meteen snelle, bezorgde blik op.
'Ach ja,' zeg ik luchtig maar mijn moeder blijft me vorsend aankijken.
'Wat is er gebeurd?' vraagt ze streng.