12 

We hebben allemaal een plek waarvan we denken: dit is onze hemel op aarde. Voor sommigen is dat een verlaten strandje op een zonovergoten eiland in de Zuidzee, voor anderen is dat het terrasje achter hun eigen huis of het groentebed in hun volkstuintje. Voor mij is dat het Isle of Wight. Veel van mijn vrienden sparen het hele jaar om de twee weken vakantie die ze per jaar hebben naar opwindende, onbekende oorden te vliegen. Ik vind het heerlijk om de verhalen te horen over hun ervaringen en avonturen, maar ik ben nooit jaloers op hen geweest. Ik ben een paar keer met mijn ouders naar Spanje gegaan, maar ik vond er niet veel aan. Vakantie is voor mij iets heel anders dan de hele dag in de zon liggen, en om de waarheid te zeggen heb ik het grootste deel van de tijd verlangd naar het Isle of Wight. Als ik de zee zie vanaf St. Catherine's Point, het majestueuze Carisbrooke Castle of de Old Cider Barn in Godshill, dan ben ik de gelukkigste mens ter wereld. Als kind, en later als tiener, heb ik met mams en paps bijna ieder jaar een paar heerlijke weken doorgebracht op het eiland. De opwinding als we in februari om de keukentafel zaten om plannen te maken voor de veertiendaagse zomervakantie, de hartelijkheid van de mensen op het eiland, voor wie niets te veel was, of het fantastische gevoel dat ik had als kind, moe van een drukke dag aan het strand, warm en veilig ondergestopt in een hotelbed in de wetenschap dat mams en paps in dezelfde kamer sliepen - het is me allemaal lang bijgebleven, langer misschien dan bij anderen. Ik weet dat een hoop mensen het krankzinnig vinden, maar dat kan me niets schelen. Zelfs de Red Funnel pont die ieder halfuur van en naar het eiland vaart, heeft voor mij bijna iets magisch. Dus was ik in een opperbeste stemming toen ik met de boot vanuit Southampton naar Cowes vertrok, met aan boord een hele lading journalisten van de Sun en een aantal politiemensen. We sliepen in het Shankin Manor Hotel. De eigenaars waren zo vriendelijk geweest hun privè-ruimten ter beschikking te stellen, met onder andere een zwembad, een sauna en een biljartkamer. Een goede vriendin, die ik had opgebeld toen ik uit het Priory werd ontslagen, was ook mee. Met Lisa was ik al jaren bevriend; we waren min of meer samen opgegroeid, op dat moment was haar aanwezigheid een grote steun voor me. Ze luisterde geduldig als ik behoefte had om te praten, maar wilde ik mijn mond houden, dan was het ook goed. Het was niet zo'n aanlokkelijk idee omringd te zijn door pers en politie, maar met Lisa in de buurt leek het meteen allemaal veel normaler. Ik werd uren per dag geïnterviewd en gefotografeerd, maar als het werk gedaan was rustten we met z'n allen uit bij een maaltijd en een borrel. De avonden leken wel besloten feestjes, omdat we met zovelen waren. Als Lisa en ik liever eens een avondje oversloegen om op onze kamer met een kom soep voor de televisie te zitten, dan zei niemand daar iets van. Een paar dagen nadat we op het eiland waren aangekomen, wandelde ik bij Ventnor langs het strand. Het was een van mijn geliefde plekjes. Plotseling hoorde ik in een cafè waarvan de deur openstond, een geluid dat het bloed in mijn aderen deed stollen. Ik bleef stokstijf staan en balde mijn vuisten in een poging mijn opkomende angstgevoelens onder controle te houden. Met een verwilderde blik staarde ik naar de bijna lege weg. Alleen een paar inwoners waren, zo'n dertig of veertig meter verderop, bezig met hun dagelijkse dingen. Ik vermande me en liep terug in de richting vanwaar ik gekomen was. Het geluid waardoor mijn angst weer was bovengekomen, was niets anders geweest dan een herkenningsmelodie op de radio, de pingel die je altijd hoort vlak voor de nieuwsuitzending op Radio Twee. Eèn afschuwelijk moment kwamen al die eindeloze uren die ik in de kist had gelegen weer terug, uren waarin ik steeds dat muziekje had gehoord. Die avond - we waren nog steeds in Ventnor - gingen we met een stel, Lisa, ikzelf, een paar journalisten en politiemensen, naar de Spyglass Inn, een eetcafè waar ik graag kwam, met een heleboel wonderlijke, donkere kamertjes en een prachtig, groot betegeld terras, met een ongehinderd uitzicht op zee.

Na het eten nam ik de vrouwelijke politieagent die uren met me was opgetrokken na mijn vrijlating, even apart. 'Ik ga even naar buiten, naar het terras,' zei ik zachtjes. Ze schrok. Er stonden een paar tafels en stoelen op het terras, maar er was in de verste verte geen levende ziel te bekennen. 'Wacht even, dan ga ik met je mee,' zei ze, terwijl ze rondkeek om haar jas te zoeken. 'Nee, laat me maar, alsjeblieft. Ik wil even een paar minuten alleen zijn. Er gebeurt niets.' Met tegenzin gaf ze haar toestemming, maar toen ik de deur opendeed om naar buiten te gaan, trok iedere agent in het lokaal zijn stoel naar het raam om mij in de gaten te kunnen houden. Ik stond buiten en trok mijn grote zwarte jas om me heen om de kilte van de februari-avond buiten te sluiten. Een paar meter verderop, onder het terras, sloeg de zee tegen de rotsen. De lichtbundel van de vuurtoren op St. Catherine's Point zwaaide over het water en verdween, ik kon de lichtjes van de schepen in de verte zien, mijlenver weg, tussen mij en de kust van Normandië. Aan boord van die schepen waren mensen die ik niet kende en die ik ook nooit zou ontmoeten, maar vanavond waren we allemaal deel van hetzelfde plaatje. Als je over het verlaten strand keek zag je de witgekuifde golven over het zand rollen, voordat ze weer terugliepen naar die machtige waterplas achter hen. Het was een fantastisch moment. Het was vriezend koud, maar ik voelde me jong en vol levenskracht. De spinnewebben van de werkplaats waren eindelijk weggeblazen en zoals ik daar stond voelde ik me vrij en sterk, als de wind die de haren tegen mijn gezicht zwiepte of als de golven die beneden tegen de stenen sloegen. Zelfs op een februaridag op het slaperige Isle of Wight was het niet mogelijk om de gebeurtenissen volledig te ontvluchten. Twee dagen voordat we het eiland zouden verlaten zou het BBC-programma Opsporing Verzocht een uitzending wijden aan mijn ontvoering. De politie en de journalisten die bij me waren hadden gezegd dat de telefonische boodschappen van de ontvoerder op band waren opgenomen. Die opnamen zouden worden afgedraaid, in de hoop dat iemand de stem van de man zou herkennen. Er was nog een belangrijke aanwijzing binnengekomen, een van de laatste dagen. Ene Purvis Barnaby had uit het raam van de bovenverdieping gekeken op de avond dat Bob me naar huis gebracht had in Birmingham. Bob stond onder een straatlantaarn geparkeerd en meneer Barnaby had de auto waar ik uit was gestapt, herkend als een oud model Metro. Meneer Barnaby, die van beroep autospuiter was, kon met zekerheid zeggen dat de kleur van de auto vermiljoenrood was. Hij herinnerde zich alle gebeurtenissen van die avond nog heel duidelijk. Hij had gezien dat ik onvast op mijn benen stond nadat ik was uitgestapt. Toen Bob wegreed in de nacht en ik eindelijk mijn ogen opende, kon ik niets zien na acht dagen duisternis. Alles draaide voor mijn ogen en de straatverlichting vormde vage vlekken. Ik strompelde en zwalkte over de stoep en meneer Barnaby had gedacht dat ik dronken was. Gezien het vergevorderde uur was dat geen onlogische veronderstelling. Ik wilde niet naar Opsporing Verzocht kijken met allemaal politiemensen en journalisten om me heen. Ze waren stuk voor stuk erg aardig, daar ging het niet om, maar aan het eind van de dag was dit gewoon een deel van hun werk, terwijl het voor mij een deel van mijn leven was. In het Priory had de politie mij een bandopname laten horen van een boodschap die Ship-ways ontvangen had tijdens mijn gevangenschap. Een agente had de draagbare recorder onaangekondigd aangezet en plotseling klonk de stem van Bob in de kamer. Ik begreep best waarom ze me die opname wilden laten horen, maar het was een traumatische ervaring. Uren later was ik nog steeds nerveus en trillerig. Hier voelde ik me veilig met al die politiemensen om me heen, omdat ik wist dat Bob me geen kwaad zou kunnen doen. Eigenlijk was ik niet eens zo bang voor Bob, maar voor zijn maat. Ik was doodsbenauwd dat hij me het zwijgen zou willen opleggen en, voor zover ik begrepen had uit de woorden van Bob, als hij dat van plan was zou hij ook een manier vinden om dat plan uit te voeren. Het idee dat ik de man nooit gezien had, dat ik nooit zijn stem had gehoord, maakte mijn angst nog groter. Hij kon in dezelfde ruimte zijn als ik, zonder dat ik dat zou weten. 

Hij zou iedereen kunnen zijn: de man die achter me stond in de kiosk of een ober in het hotel. Die gedachte benauwde me. Ik realiseer me nu dat het een overspannen idee was, maar in die tijd was het voor mij maar al te reëel, te meer daar de politie me op het eiland geen moment uit het oog wilde verliezen. Lisa en ik kondigden aan dat we Opsporing Verzocht op onze kamer gingen kijken. Ik wilde liever niet tussen het hele gezelschap zitten, voor het geval ik weer zo nerveus zou reageren als ik de stem van Bob hoorde. Het was een afschuwlijke ervaring, maar deze keer was ik erop voorbereid. Bob had geen poging gedaan zijn stem te vervormen, wat me heel vreemd voorkwam. Hij moet toch rekening gehouden hebben met de mogelijkheid dat zijn instructies aan Kevin zouden worden opgenomen? Er was geen enkele twijfel mogelijk dat hij het was, en ik vroeg me even af of er ergens iemand naar dat programma zou zitten kijken die dezelfde gedachte had als ik. Er moest toch een moeder, vader, zuster, broer, vrouw, kind of vriend zijn die de stem herkende. Er zou zeker iemand zijn die wist welke naam er bij die stem hoorde. Ik vond het jammer dat de tijd op het eiland erop zat, maar de journalisten waren klaar met hun interviews, de fotografen hadden stapels foto's gemaakt en de politiemensen die ons hadden begeleid waren blij dat ze weer terug konden naar hun huis en gezin op het vasteland. Zelfs Lisa, had ik het idee, was eraan toe om de draad van haar leven weer op te pakken, en ik kon het haar niet kwalijk nemen. Ze was voor mij een bron van kracht, maar in Birmingham had ze een baan en vrienden en familie die ze ook wel weer eens wilde zien. Wat mezelf betrof, ik had daar wel voor altijd willen blijven.De dag voordat we zouden vertrekken hadden een paar mensen van onze groep besloten om Carisbrooke Castle te gaan bezichtigen. De anderen gingen naar Newport. Het kasteel is een schitterende, eeuwenoude burcht die een grote rol gespeeld heeft in de geschiedenis. Het staat majestueus boven op een rots vlak bij Newport. Vanaf de torentrans kan je je, op een heldere dag, voorstellen dat je helemaal tot Frankrijk kunt kijken, waar de grondleggers van de vesting, de Noormannen, vandaan kwamen. Toen Lisa en ik daar ronddwaalden leek het of we Carisbrooke Castle voor onszelf hadden. Het kasteel was totaal verlaten, hoewel het dan een van de weinige toeristenplaatsen is die je ook 's winters kunt bezoeken. Ons gezelschap stond te praten op de binnenplaats. 'Wat ga je doen als je thuiskomt?' vroeg Lisa. 'Hoe bedoel je?' 'Pak je je werk weer op? Je baan bij Shipways?' Tk weet het niet. Daar heb ik eigenlijk nog helemaal niet over nagedacht. Ik denk het wel.' 'En David?' 'Wat is er met David?' 'Ga je nog met hem, of niet?' 'Ik denk het wel. Waarom niet?' 'Ik vroeg het me alleen maar af,' antwoordde ze en ze haalde haar schouders op. Ik denk dat Lisa een fundamentele kwestie aan de orde had gesteld, waar ik toen nog lang niet aan toe was. De gijzeling mocht dan niet meer dan acht dagen van mijn leven in beslag genomen hebben, een tijd die ik, als ik wilde, zou kunnen onderverdelen in uren, minuten en zelfs seconden, maar zou het leven, zoals ik dat had gekend, nog hetzelfde zijn na de gebeurtenissen in die acht dagen? Zou misschien blijken dat ik beroofd was van acht maanden of acht jaar van mijn leven? Die dag in Carisbrooke Castle dacht ik echt dat het alleen maar een kwestie van tijd was. De legpuzzel van mijn leven was op de grond gevallen, maar ik had niet het idee dat er stukjes weg waren; het was gewoon een kwestie van ze weer aan elkaar passen. Toen we over de binnenplaats liepen maakte Gordon, een van de politieagenten, zich los van de groep en kwam lachend naar me toe. 'Je bent populair, mag je wel zeggen,' zei hij met een knikje in mijn richting. 'Wat bedoel je? Wat heb ik gedaan?' 'Er zijn heel wat mensen die naar je op zoek zijn,' zei hij. Ik lachte. 'Ach, verdorie!' Ik dacht meteen dat vertegenwoordigers van de roddelpers hadden ontdekt waar ik was. 

De verslaggevers van de Sun waren volslagen paranoïde, zo bang waren ze dat journalisten van andere bladen ons gevolgd hadden. Als je hen hoorde praten kon er achter iedere boom op het eiland iemand van de concurrentie staan loeren. Lisa en ik beschouwden het als een grote grap, want we hadden geen van beiden enige ervaring met mensen van de pers. We kregen het idee dat de geheime dienst nog iets kon leren van de dames en heren van Fleet Street, wat betreft achterdocht en voorzorgsmaatregelen. 'Kom mee naar de auto en stap in,' zei hij, terwijl hij me meenam naar een burgerauto van de politie, die vlak buiten de zware poort van Carisbrooke Castle geparkeerd stond. Ik ging met Lisa achterin zitten, Gordon stapte voorin. Hij draaide zich om en keek me ernstig aan. Hij zei: 'Ik heb nieuws voor je, Steph. Hij is opgepakt. We hebben hem.' Zwijgend kneep ik in Lisa's hand. 'Godzijdank' fluisterde ik, en ik meende het. De rest van de dag was een complete klucht. Na een relatief ontspannen, plezierige tijd werden we plotseling midden in een mediacircus met drie pistes gegooid. De fotograaf van de Sun, Gary Stones, rende rond als een kip zonder kop, hij maakte foto's op verschillende locaties, waarop ik te zien was, verdiept in de krant. Daar was ook een televisiewinkel bij in High Street, waar hij de eigenaar zo gek kreeg een stoel voor een televisietoestel te zetten. Ik zat naar een tekenfilm voor kinderen te kijken, terwijl Gary een hele rol film volschoot. Het ging erom, legde hij uit, dat ze later op de foto het beeld op de buis waar ik naar zat te kijken, zouden vervangen door een opname van de ontvoerder. Daarna haastten we ons met een politiewagen naar de veerboot. We waren te laat, dus met zwaailicht en sirene raceten we naar de kade in Cowes, waar de boot nog lag te wachten; de kapitein had opdracht gekregen niet zonder ons te vertrekken. Om alle confrontaties met persmensen uit de weg te gaan bleef ik tijdens de reis naar het vasteland in de hut van de kapitein. Weer een mooie gelegenheid voor Gary om foto's te maken -die zag in zijn slaap nog rivalen rondsluipen, daar was ik van overtuigd. Maar zijn achterdocht was niet ongegrond; toen de veerboot in Southampton binnenliep zochten tientallen fotografen en journalisten iedere auto af die het schip verliet. Ik zag ze niet, want ik lag op de achterbank met een deken over me heen, maar op een of andere manier hadden ze lucht gekregen van onze aankomst. We reden in de burgerauto van de politie richting Birmingham, maar al na een paar kilometer moest de chauffeur een blauw zwaailicht op het dak zetten. Tenslotte raakten we ze kwijt. Tijdens de rit terug hoorde ik meer over de man die me gegijzeld had. Hij heette niet Bob, maar Michael, Michael Benniman Sams. Nadat in Opsporing Verzocht de oude vermiljoenrode Metro was beschreven en het bandje met de stem was afgedraaid, stond de telefoon bij de politie roodgloeiend. Bij de tip van een vrouw uit Yorkshire, mevrouw Susan Oake, die dacht dat ze de stem van haar ex-man herkend had, was het raak geweest. Mevrouw Oak had haar ex-man een paar dagen daarvoor nog gezien op een begrafenis van een familielid en ze dacht toen dat hij en zijn auto voldeden aan de beschrijving van de verdachte. 

Maar nadat ze de stem van de ontvoerder gehoord had in Opsporing Verzocht - vanwege haar verdenking had ze het programma opgenomen - was ze weer gaan twijfelen. De compositiefoto klopte, de beschrijving van de auto klopte, maar ze miste een detail waaraan haar ex-man zonder enige twijfel kon worden herkend: de man had maar èèn been. De detectives die zich met de zaak bezighielden brachten de volgende dag een bezoek aan het adres van Sams. Het was een vrijstaand wit huis in Sutton-on-Trent in Nottinghamshire. Teena, zijn tegenwoordige vrouw, vertelde de politie dat haar man had gezegd dat ze bezoek kon verwachten omdat er in het programma Opsporing Verzocht, waarnaar ze samen hadden gekeken, sprake was geweest van een vermiljoenrode Metro. Teena Sams wees de detectives de weg naar de werkplaats van haar man, tien kilometer verderop. Toen ze eenmaal binnen stonden in T&M Tools, een winkel annex werkplaats in Swan and Salmon Yard in Castlegate, New-ark, was de politie er meteen van overtuigd dat ze hun mannetje gevonden hadden. De man die ze daar aantroffen beantwoordde aan het signalement van Bob, maar nog overtuigender was het feit dat zijn radio was afgestemd op Radio Twee en dat zijn werkplaats, compleet met telefoon, magnetron en balken in de zoldering, er precies zo uitzag als ik in mijn verklaring had beschreven.