11

Bij het ontbijt, de volgende ochtend, voelde ik me weer in de beschaafde wereld. Nadat ik onderzocht was door een dokter, die verklaarde dat ik naar omstandigheden redelijk gezond was, kwamen mams en paps bij me op de kamer. We praatten over de afgelopen dagen en zij vertelden hoe ze die hadden doorgebracht. Ze waren beiden vol lof over de manier waarop de politie hen had begeleid. Langzaam aan begon ik me te verzoenen met alles wat me was overkomen. Zonder dat ik er iets aan kon doen was ik ontvoerd en tegen mijn wil acht dagen vastgehouden, waarin ik het grootste deel van de tijd had doorgebracht in een kist. In ruil voor het losgeld was ik vrijgelaten. Ik wist dat ontvoering een niet veel voorkomende misdaad was in Engeland. En wat al helemaal nooit was voorgekomen, was het feit dat de ontvoerders me in leven gelaten hadden. Daar stond ik op dat moment helemaal niet bij stil. Pas later ontdekte ik dat mijn geval uniek was. In de annalen van de moderne Engelse misdaad was er nooit eerder sprake geweest van een 'succesvolle' gijzeling, dat wil zeggen dat na betaling van losgeld het slachtoffer ongedeerd werd vrijgelaten. Maar zelfs als ik dat toen had geweten, was ik totaal niet voorbereid op de belangstelling van de pers, die zich op de zaak had gestort. Na het ontbijt met paps en mams kreeg ik bezoek van een paar hoge omes van de politie, mensen van de korpsen uit de West Midlands en Yorkshire, die hadden samengewerkt om mijn vrijlating te bewerkstelligen en die nu gezamenlijk zochten naar de man en zijn eventuele handlanger, die dit op hun geweten hadden. Bij monde van meneer Williams en meneer Thomas legde de politie uit dat de pers zich bijzonder loyaal had opgesteld door niets over het geval te schrijven, omdat publiciteit mijn leven in gevaar had kunnen brengen. Ze legden er de nadruk op dat niemand me kon dwingen om nu onmiddellijk een persconferentie te geven. Als ik er niet tegen opgewassen was konden ze het uitstellen, zeiden ze, maar in de zeer nabije toekomst zou ik er toch aan moeten geloven. Net als de avond daarvoor stroomde de adrenaline nog rijkelijk door mijn aderen. Dat, in combinatie met de heilzame werking van twee, drie uur slaap, gaf me het gevoel dat ik alles aankon. Ik was nu vrij, ik was omringd door politie; Bob en zijn maat zouden me op geen enkele manier meer kwaad kunnen doen. De dokter gaf me een licht kalmeringsmiddel voordat ik in een politieauto naar het Tally Ho trainingscentrum gebracht werd voor de persconferentie. Daardoor viel alle spanning en nervositeit van me af. De politie had uitgelegd dat ik na de ontmoeting met de pers eindeloos ondervraagd zou worden, iets wat eerder dagen dan uren zou duren. Ze waarschuwden me dat ik voorzichtig moest zijn met mijn antwoorden op de vragen van de journalisten, omdat mijn ontvoerder nog op vrije voeten was. Donna Coo-per van het Vrouwelijke Politiekorps, die de hele week met mams en paps was opgetrokken, zou tijdens de persconferentie naast me zitten. Als er vragen waren die ik niet wilde beantwoorden, hoefde ik maar in haar hand te knijpen en zij zou de vraag afwijzen. Ik realiseerde me dat ik de publieke belangstelling voor de ontvoering schromelijk onderschat had. Als ik tijdens mijn gevangenschap naar de nieuwsberichten op de radio luisterde verwonderde het me niets dat er geen melding gemaakt werd van mijn verdwijning. Er verdwijnen zoveel mensen, en van sommige hoor je nooit meer iets. Het was een beetje een verrassing te ontdekken dat er zoveel mensen van de zaak afwisten en dat ze, in mijn belang, hadden afgesproken het nieuws onder embargo te houden. Maar niets en dan ook niets had me kunnen voorbereiden op de horden verslaggevers en de legioenen fotografen en cameramensen van de televisie die ik daar zag zitten toen ik de zaal binnenkwam. Mams en paps en Donna Cooper zaten naast me op het podium. Een zee van gezichten golfde in de zaal, keer op keer verlicht door felle flitslampen. Fotografen klommen over elkaar heen, op zoek naar de beste invalshoek. 

Boven het klikken van de camera's uit klonk op de achtergrond het ongearticuleerde geluid van mensen die door elkaar praten. Het deed me denken aan het vreemde, spookachtige geluid dat je hoort als je onder water zwemt in een druk zwembad: een muur van lawaai waar je tegenaan kunt leunen tot je weer boven water komt en de verschillende stemmen en woorden weer kunt onderscheiden. Ik klampte me aan Donna Cooper vast als aan een reddingsboei. Ik wilde helemaal geen vragen beantwoorden. Wat deed ik hier eigenlijk? 'Hoe voelt het om weer vrij te zijn?' 'Hoe voelde je je toen je ontvoerd werd?' 'Heb je ooit de hoop opgegeven?' 'Wat vond je het ergste?' In razend tempo werden de vragen op ons afgevuurd, niet alleen op mij, maar ook op vader en moeder. Soms greep de politie in voordat ik mijn mond open kon doen. De vragen waar ik geen moeite mee had heb ik grotendeels beantwoord en als er iets was waar ik liever niet over wilde praten of wat ik eerst met de politie moest bespreken kneep ik in Donna Coopers hand. Ik weet nu dat sommige journalisten teleurgesteld waren. Ze vonden dat ze na de samenwerking met de politie ten tijde van mijn gevangenschap nu recht hadden op meer dan de oppervlakkige antwoorden die ze die ochtend kregen. Gelukkig was ik me daar op dat moment totaal niet van bewust. Ik was alleen maar verbaasd dat iemand belangstelling voor me had. Toen ik het terrein verliet in een politieauto die eruitzag als een particuliere wagen, zag ik wel tien grote trucks, sommige met satellietschotels op het dak, met op de zijkant groot de namen van verschillende televisiestations: Sky Television, bbc, gmtv, Central en zelfs buitenlandse maatschappijen waar ik nooit van had gehoord. Het volle gewicht van wat er gebeurd was en de reactie van het publiek daalde pas op me neer toen ik een paar uur later weer terug was in het Priory. Toen ik binnenkwam stond bij de receptie een man het avondblad van Birmingham te lezen. Bijna de hele voorpagina werd in beslag genomen door een foto van mijn gezicht met daarboven in koeieletters de mededeling dat ik ongedeerd was vrijgelaten. De politie ondervroeg me in het Priory in Edgbaston. Ze deden voorzichtig en ze toonden veel begrip, maar ze vroegen wel door. Ik probeerde me ieder detail te herinneren van wat er de afgelopen acht dagen gebeurd was, vanaf het moment dat ik op die woensdagochtend op de stoep stond op Turnberry Road 153, tot het moment dat Bob me naar huis had gebracht op de dag dat hij het losgeld had ontvangen. Ik vertelde alles, op èèn ding na. In geen enkel gesprek, of het nu met de politie was, met mijn ouders of later met de pers, heb ik gezinspeeld op de verkrachting. Toen inspecteur Ellie Baker me de avond van mijn thuiskomst gevraagd had of er sprake was geweest van seksueel contact tussen mij en mijn ontvoerder, had ik mijn hoofd geschud en ontkend. Niemand is toen, en ook later niet, op dat onderwerp doorgegaan. In de loop van de daaropvolgende maanden, toen de politie bijna een vaste plaats in mijn leven had ingenomen, heb ik dikwijls spijt gehad van mijn leugen. Maar toen was het te laat. Dat dacht ik tenminste. Bijna direct na mijn vrijlating merkte ik dat de pers verband legde tussen mijn gijzeling en de ontvoering van Julie Dart, die vermoord werd. Ik herinnerde me niet dat ik iets gelezen had over de verdwijning van Julie, een paar maanden eerder. Ik denk dat ik in die dagen een beetje te veel met mezelf en mijn eigen leven bezig was om veel aandacht te schenken aan de verhalen in de krant. In juli was de achttienjarige Julie verdwenen in de buurt van Leeds. Drie dagen na haar verdwijning ontving haar vriendje Dominic Murray een handgeschreven brief, waarin stond dat Julie ontvoerd was. In de brief vroeg ze wanhopig om hulp, waarop Dominic en Julies moeder, Lynne Dart, direct naar de politie gingen. De politie van Leeds wist er al van: ook zij hadden die dag een brief gekregen, met hetzelfde poststempel uit Huntingdon als op de brief van Dominic. 

Er stond in dat er een jong hoertje was ontvoerd uit Chapeltown, een buurt in Leeds, dat tegen een losgeld van 145.000 pond zou worden vrijgelaten. De ontvoerder waarschuwde dat het meisje vermoord zou worden als er niet aan zijn eisen tegemoet werd gekomen. Agenten deden navraag in de rosse buurt van Leeds, waar een aantal prostituees Julie herkende van een foto. Ze was, zeiden ze, een paar weken eerder in de buurt opgedoken om daar haar geld te verdienen. De politie kwam onmiddellijk in actie. In een volgende brief gaf de ontvoerder verdere instructies: een vrouwelijke politieagent moest in een cel op het perron van New Street station in Birmingham wachten op een telefoontje. Daar zou het Vrouwelijke Politiekorps opdrachten moeten volgen die haar langs een aantal telefooncellen zouden leiden. Bij iedere halte zou ze verdere instructies krijgen. Verder stond in de brief die wemelde van de taalfouten hoe het losgeld, dat moest bestaan uit gebruikte bankbiljetten, moest worden verpakt. En tenslotte weer de waarschuwing dat het gegijzelde meisje er niet levend vanaf zou komen als er iets fout zou gaan. Er was ook nog een dreigement dat er een brandbom zou worden gegooid in een groot warenhuis in het centrum van de stad. Ondanks alle inspanning van de politie werd, tien dagen na haar verdwijning, het lichaam van Julie Dart gevonden in een weiland bij Grantham in Lincolnshire, vlak bij de Ironstone Quarry Line, een spoorlijn die niet langer in gebruik was. Het lijk, dat al in staat van ontbinding verkeerde, was in een laken gewikkeld en met touw vastgebonden. Ze bleek doodgeslagen te zijn. Terwijl ik in het Priory nog met de politie praatte, werd de naam Julie Dart verschillende keren genoemd tijdens nieuwsuitzendingen op de radio en de televisie. Er was ook over Julie gesproken op de persconferentie die ik had gegeven, maar op dat moment zei die naam me niets. Ik wist niets van een mogelijk verband tussen de beide misdaden. De politie zei bijna niets over de zaak Julie, hoewel het me nu wel duidelijk is dat ze er haast zeker van waren, tijdens mijn gevangenschap al, dat beide ontvoeringen het werk waren van een en dezelfde man, die ook verdacht werd van afpersing van de Britse Spoorwegen. Na wat er met Julie gebeurd was moeten ze zich gerealiseerd hebben dat ik niet veel kans maakte het er levend af te brengen, hoewel ik me daar in mijn onschuld gelukkig niet van bewust was geweest. Op mijn kamer in het Priory zat ik naar de nieuwsuitzending op televisie te kijken. Lynne Dart, de moeder van Julie, werd geïnterviewd. Pas toen werd het me duidelijk dat de politie, de pers en iedereen het verband had gelegd, behalve ik. 

Haar gezicht was doorgroefd met diepe rimpels van verdriet. Haar enige dochter was ontvoerd en vermoord, en ze zou geen nacht rustig slapen voordat de man die dat had gedaan gevonden en veroordeeld was. Ik kon geen oog van haar afhouden tijdens dat interview en ik was diep bewogen door wat ik daar zag. Was het mogelijk, vroeg ik me af, dat Bob verantwoordelijk was voor de dood van de dochter van deze vrouw? Ik herinnerde me zijn gezicht toen hij me aanviel in de badkamer van het huis op Turnberry Road, zijn mond vertrokken van woede. Dat beeld was letterlijk het laatste dat ik van hem gezien had voordat hij me blinddoekte. Al die tijd dat ik in zijn werkplaats was, in de kist of eruit, bleef dat beeld me bij. Het was het laatste dat ik had gezien voor acht lange dagen duisternis, en dikwijls geloofde ik in die tijd echt dat het ook het laatste reële beeld was dat ik ooit nog zou zien. Ik dacht aan die afschuwelijke kilte toen hij me dwong op de matras te gaan liggen voordat hij me verkrachtte, en ik huiverde. En toch kon hij ook aardig zijn, we hadden samen gepraat en zelfs gelachen. Was het mogelijk dat de man die mijn verstijfde, pijnlijke ellebogen had gemasseerd die ochtend dat alles me pijn deed na die eerste nacht in de kist, dezelfde man was die een tiener had doodgeslagen? 'Hebt u het idee dat Stephanie Slater, nu ze is vrijgelaten, u kan helpen meer aan de weet te komen over de moordenaar van uw dochter?' vroeg de interviewer op de buis. Lynne Dart keek recht in de camera en zei met beheerste stem: 'Ik reken op haar, ik reken erop dat ze de politie alles vertelt wat ze weet.' Ze had een sterk noordelijk accent. Ik zat op bed en bleef naar de nieuwsuitzending kijken. Plotseling begreep ik ten volle waaraan ik ontsnapt was en ik barstte in snikken uit. Sinds mijn vrijlating had ik nauwelijks een traan gelaten. Nu leek het of het nooit meer zou ophouden. Ik vergoot tranen van ellende voor Julie Dart en haar familie, tranen van woede over wat me was aangedaan, tranen van zo lang onderdrukte angst, maar vooral ook tranen van opluchting, 136 opluchting dat ik in veiligheid was, dat ik nog leefde. Als het waar was dat Bob Julie Dart had vermoord, dat hij haar doodgeslagen had, waarom had hij dan niet hetzelfde met mij gedaan? Waarom was ik ontsnapt en zij niet? Ik haalde me weer voor de geest hoe ik me die acht dagen gevoeld had en ik vroeg me af of Julie dezelfde emoties had gehad: de angst in die grote, donkere loods, de pijn die eerste nacht opgesloten in de kist, aan handen en voeten gebonden. Het arme kind was maar net achttien. Het was niet eerlijk allemaal. Het snikken ging door, ook toen ik allang geen tranen meer had. Ik ontdekte dat de personeelsafdeling van Shipways overspoeld werd met aanvragen van de verschillende media voor een exclusief verhaal. Mervyn Measures, die op die afdeling werkte, nam de taak op zich de aanbiedingen te schiften en aan mij voor te leggen. De politie had me verteld dat de pers me met rust zou laten zodra ik met èèn krant een exclusiviteitscontract tekende. Die krant zou me dan onder zijn hoede nemen en de andere zouden ophouden me te bedelven onder aanvragen voor interviews en fotosessies. Alle grote dagbladen waar ik ooit van gehoord had bleken belangstelling te hebben voor mijn verhaal. Mijn mond viel open toen ik hoorde hoeveel geld ze me boden; voor mij was het een fortuin. Ik had er geen idee van hoe ik dat allemaal moest afhandelen en wat de juiste beslissing zou zijn. Op aanraden van Mervyn Measures schakelde ik Jack Irvine in, een persagent uit Schotland. Jack onderhandelde met de bladen en liet me tenslotte een contract tekenen met de Sun. De Sun deed niet alleen het beste aanbod, maar er waren nog andere dingen waarom ik de voorkeur gaf aan die krant. Mijn vader is er al heel lang op geabonneerd, dus ik kende die krant beter dan welke andere ook. Ik wist ook dat ze een enorme oplage hadden en als ik mijn verhaal zou vertellen, wilde ik het ook voor een zo breed mogelijk publiek doen. Ik had toen - en nog steeds - het gevoel dat vrouwen in sommige beroepen heel kwetsbaar zijn en grote risico's lopen, en dat onderwerp wilde ik graag ter sprake brengen. 

Omdat het veel tijd en geld kost om veiligheidsmaatregelen te nemen, blijven vrouwen dikwijls onbeschermd. Een draadloze telefoon zou me hebben kunnen redden op Turnberry Road. Shipways zou een vaste procedure moeten hebben, waarbij een vertegenwoordiger zich meldt voor en nadat hij of zij een woning aan een klant heeft laten zien en waarbij een bezichtiging nooit langer dan een halfuur mag duren. Zo'n mobiele telefoon alleen had Bob er misschien niet van afgehouden me te ontvoeren, maar dan hadden ze op kantoor om elf uur al geweten dat er iets niet in orde was. Nu had het eeuwen geduurd voordat de politie werd gewaarschuwd, en dat alleen nog maar omdat Kevin Watts een telefoontje had gekregen. In die tijd was ik al lang en breed op weg naar de werkplaats. De dagen na mijn vrijlating verdeelde ik mijn tijd tussen het beantwoorden van vragen van de politie en het geven van interviews aan de Sun. Ik weet zeker dat die drukte me indertijd erg heeft geholpen. Ik wilde niet de gelegenheid krijgen te gaan zitten nadenken over wat me was overkomen. Ik wilde bezig zijn. De Sun nam me mee naar allerlei chique hotels, waar ik hen probeerde te voorzien van materiaal voor een verhaal in afleveringen; de politie trachtte de route te reconstrueren die ik had afgelegd op weg naar de loods, of ging andere dingen na die enig licht konden werpen op de gebeurtenissen. Ik werd vanaf Turnberry Road rondgereden in een kleine auto met een vijfde deur en ze vroegen me steeds of me kon herinneren of we voor dit of dat stoplicht hadden stilgestaan. Om hen zoveel mogelijk te helpen zat ik achterovergeleund met m'n ogen dicht naast de chauffeur en ik probeerde me voor de geest te halen welke afslagen we hadden genomen en waar we gestopt waren. Ik weet niet zeker of mijn inspanning hen veel verder heeft gebracht, maar ik ging gretig door. Je kon niet weten. Op een dag maakten we een lange rit, helemaal naar Manchester en het Peak District. We stopten op een parkeerplaats en ze vroegen me of ik iets herkende van de parkeerplaats waar ik met Bob was geweest op de avond dat hij me naar huis bracht. Ik zou nooit vergeten hoe ik me voelde toen ik stond te wachten terwijl Bob muntjes in de telefoon gooide. Ik had gebeden dat het geldstuk zou pakken of dat Bob het zou opgeven. Maar toen ik daar stond met mijn ogen dicht en de hoorn van de telefoon in mijn hand, kon ik me niet meer herinneren of ik die nacht precies zo stond. Mijn herinnering begon me al in de steek te laten en ik besefte dat het een race tegen de klok zou zijn, wilde ik me nog dingen herinneren die antwoord konden geven op de vraag waar ik geweest was en wie me gevangen gehouden had. De Sun wilde me met een paar journalisten voor een korte vakantie naar het buitenland sturen om me zo ver mogelijk uit de buurt van andere kranten te houden, zodat de exclusiviteit van hun verhaal gewaarborgd was. De Bahamas, stelden ze voor. Ik was onvermurwbaar, ik wilde niet uit Engeland weg. Zelfs de suggestie om naar Frankrijk te gaan was te veel voor me, ik barstte in tranen uit toen ze het voorstelden. Ik was al een keer ontvoerd en tegen mijn wil vastgehouden, dat zou me niet nog eens overkomen. Intussen leek het of de kranten hadden afgesproken alles in het werk te stellen om Bob zo snel mogelijk te pakken. Toen de compositietekening en de persoonsbeschrijving die de politie op mijn aanwijzingen gemaakt had eenmaal waren vrijgegeven, stond Bobs gezicht, voor zover ik me dat kon herinneren, op alle voorpagina's van alle kranten, onder koppen als 'De Meest Gezochte Man in Engeland'. De verhouding tussen de pers en de politie was ondanks de samenwerking verre van harmonieus. De pers leek van mening dat de politie, die de ontvoerder bij de overdracht van het geld had willen arresteren, er een potje van had gemaakt. Er was meer dan duizend man politie betrokken geweest bij die operatie en toch was de ontvoerder erin geslaagd weg te komen met het losgeld. Vervolgens had hij - het was bijna een belediging -nog kans gezien mij op enkele tientallen meters van mijn huis af te zetten, zonder dat iemand iets verdachts had gemerkt. Het commentaar van sommige kranten was niet misselijk. Ik geloof dat de landelijke pers het ook niet eens was met de gang van zaken na mijn vrijlating. 

Door het tijdstip waarop de persconferentie was georganiseerd konden radio- en televisiestations en de regionale avondbladen het nieuws van mijn thuiskomst groot brengen, terwijl de journalisten van de landelijke pers, die zo hun best hadden gedaan niets van de hele geschiedenis te laten uitlekken in de tijd dat ik werd vastgehouden, het nakijken hadden en maar moesten zien hoe ze nog iets konden bakken van oud nieuws. Natuurlijk was ik ontzettend nieuwsgierig naar wat er die laatste avond gebeurd was, terwijl ik in de werkplaats lag opgepropt in de koude, benauwde kist en me afvroeg of Bob ooit nog zou terugkomen. Het bleek dat Kevin Watts op het kantoor van Shipways in Great Barr telefonische instructies had gekregen. Vanuit Bir-mingham reed hij in zijn eigen auto door Staffordshire en Cheshire, om Manchester heen en vervolgens naar Derbyshire, waar hij op een telefoontje moest wachten in een cel bij het Glossop station. Vanwege de mist kwam Kevin ruim een uur te laat aan op het Glossop station, maar de ontvoerder had daar kennelijk rekening mee gehouden of hij had hem gevolgd. In ieder geval kreeg hij zijn telefoontje. Hij werd achter elkaar naar een serie telefooncellen gedirigeerd, waar hij instructies vond die op de plank voor de telefoonboeken geplakt waren. Door die instructies te volgen kwam Kevin hoe langer hoe dichter bij het doel. Iedere keer als hij weer naar zijn auto liep herhaalde hij hardop de inhoud van de geschreven boodschappen, zodat de politie, die van tevoren een zendertje in zijn auto had ingebouwd, precies van zijn bewegingen op de hoogte was. Uren nadat hij uit Birmingham vertrokken was, reed Kevin rond in een omgeving die hij totaal niet kende. Over de Penni-nes in Dodworth, vlak bij de Dove Valley Trail, een spoorlijntje dat buiten gebruik was. Dat was de plek die de ontvoerder had uitgekozen voor de overdracht van het losgeld. Het oorspronkelijke idee was dat de politie Kevin Watts zou volgen met een aantal personenwagens en dat ze de hele rit via de radio met hem in contact zouden blijven. Zodra het losgeld werd opgehaald zou de verdachte gearresteerd worden. Dat althans was het plan. Wat er in werkelijkheid gebeurde was dat de politie hem in de dichte mist uit het oog verloor. Daarbij werd door de gruwelijke weersomstandigheden het radiocontact verbroken, zonder dat Kevin het gemerkt had. Niemand wist dus waar de overdracht van het geld zou plaatsvinden. Kevin was moederziel alleen toen hij, de instructies volgend, een smal, donker paadje opreed. Door een geïmproviseerd bord met daarop het woord 'Shipways' wist hij dat hij op de goede weg was. Enkele tientallen meters verderop zag hij in het licht van de koplampen midden op het pad, een rood-wit verkeerszuiltje met daarop een nieuwe opdracht. Hij deed precies wat er op het briefje stond; hij haalde het geld uit de zak waar het in zat en legde het in een open houten lade die op de balustrade stond van een brug over de Dove Valley Trail. Daarna stapte hij weer in zijn wagen en reed terug langs de weg die hij gekomen was. Toen ze Kevins auto hoorden wegrijden moeten Bob en zijn maat de lade van de brug afgetrokken hebben met een stuk waslijn, dat aan de handel bevestigd was. Beneden hoefden ze alleen maar het geld op te pakken en zich uit de voeten te maken langs de ongebruikte spoorlijn, terwijl de politie niet het flauwste vermoeden had van wat er aan de hand was. Zo slaagden ze erin weg te komen met 175.000 pond in bankbiljetten. Het geld was niet gemerkt, maar het serienummer van ieder biljet was opgenomen op video. Jammer genoeg is deze videoband later verloren gegaan, zo wisten de kranten te melden. Het losgeld was dus niet meer te traceren. Of dit nu waar was of niet, de kranten maakten zich vrolijk ten koste van de politie. Ik heb indertijd niet veel van die controverse gemerkt. De Sun, de enige krant waar ik contact mee had vanwege mijn exclusivi-teitscontract, scheen geen kritiek te hebben op het doen en laten van de politie. Omdat ze met mij konden praten hadden zij allerlei andere invalshoeken. Ze hadden zich er tenslotte bij neergelegd dat ik niet naar het buitenland wilde, en ze waren akkoord gegaan met het plan een fotoserie te maken op het Isle of Wight. Ik had medelijden met de journalisten en fotografen die hadden gedacht half februari een uitstapje naar de Bahamas te kunnen maken. Omdat de Sun volhield dat ze last zouden krijgen van de concurrentie als ik in Birmingham bleef, had ik erin toegestemd naar het Isle of Wight te gaan. Dat was de enige plaats waar ik naartoe wilde.