3
Met een ruk trok ik mijn hoofd naar voren, weg van zijn handen. Dat scheen het gewenste effect te hebben. Kort en zakelijk vroeg hij: 'Heb je honger?' en hij haalde de prop uit mijn mond. 'Hou je van vis met frites?' Eten was wel het laatste waar ik aan dacht, al was het stukje chocola dat hij me gegeven had het enige dat ik die dag had gegeten. Ik besefte dat ik wat naar binnen moest krijgen. Het was van het grootste belang dat ik op krachten bleef en dat ik mijn hersens erbij hield. Over ontsnappen had ik nog niet gedacht, maar het speelde wel door mijn hoofd. Ik zei dat ik frites wel lekker vond. Ik wilde niet zeggen dat ik vegetariër was, uit angst dat hij me dan zou dwingen vlees of iets anders te eten, waarvan hij wist dat ik er een hekel aan had. Tot nu toe had hij met me gevochten, hij had me bedreigd met een mes, hij had me bijna verstikt en hij had me herhaaldelijk vastgebonden. Ik zou hem de gelegenheid om me nog meer ellende aan te doen niet op een presenteerblaadje aandragen. 'Mooi zo, dan haal ik wat frites voor je. Hou je koest als ik weg ben. Je kunt er niet uit, en niemand kan hier binnenkomen, tenzij hij de deur forceert. Ik ben zo terug.' Stijf van angst bleef ik zitten. Hij had de stalen deur opengeschoven en weer dichtgedaan, maar ik had de auto niet horen wegrijden, dus ik wist niet zeker of hij wel naar buiten was gegaan. Ergens vlakbij stond een radio aan. Ik herkende 'American Pie' van Don McLean, een liedje dat ik altijd graag hoorde. Ik dacht aan de vele keren dat ik de tekst had meegezongen: Bye, bye, Miss American Pie Drove my Chevy to the levy But the levy was dry Them good old boys were drinking whiskey and rye Singing this will be the day that I die This will be the day that I die...
Ik wist dat ik, als ik ooit uit deze ellende zou komen, nooit meer naar dat liedje zou kunnen luisteren zonder aan dit moment te denken. Het was de eerste keer sinds die ochtend dat ik een paar minuten alleen was, de eerste keer dat ik de gelegenheid had alle gebeurtenissen op een rij te zetten. Het leek nog steeds of het allemaal niet echt gebeurde. Het kwam me voor of ik uit mijn normale leven was weggezogen en tijdelijk in dit leven was beland. Ik vroeg me af wat ze nu zouden doen bij Shipways. Als ze paps en mams gewaarschuwd hadden, en dat moest toch wel zo langzamerhand, dan zouden er in ieder geval mensen naar me zoeken. Of niet, misschien? Het kon zijn dat ze dachten dat ik van huis was weggelopen. Ik was niet ongelukkig en ik had met niemand ruzie gehad, maar er schijnen altijd mensen te zijn die zonder aanwijsbare reden hun huis en gezin verlaten. Maar dat zou niets voor mij zijn, en ik was er haast zeker van dat mijn collega's bij Shipways en natuurlijk mijn ouders daar goed van doordrongen waren. Als Bob dat bandje op de bus had gedaan, zoals hij had gezegd, zou het morgenochtend aankomen bij Shipways. Dan was alle twijfel weggenomen. Op de lange tocht hiernaartoe waren me nieuwe details te binnen geschoten over die ingesproken boodschap. Hij had me laten zeggen dat ze volgende woensdag voor een wegenkaart van de streek rond Blackburn en Burnley moesten zorgen. En dat Kevin Watts, de chef van ons kantoor, persoonlijk als koerier moest optreden, met zijn eigen auto. Jane of Sylvia, mijn collega's van kantoor, mocht met Kevin mee als gids, maar er zouden in geen geval meer dan twee mensen in de auto mogen zitten en de bijrijder moest in de wagen blijven, wat er ook gebeurde. Het geld mocht op geen enkele manier gemerkt zijn. Nou, dan moest het voor iedereen duidelijk zijn wat er aan de hand was. Maar wat zouden ze eraan doen? Zouden ze denken dat ze werden beetgenomen, dat het een of andere misplaatste grap was? Ik betwijfelde het. Feit was dat ik verdwenen was sinds mijn afspraak op Turnberry Road, spoorloos, voor zover ik kon nagaan. Bob had gezegd dat hij een briefje had willen achterlaten in het huis, maar dat hij dat vergeten was.
Niet dat hij geschreven zou hebben waar ze me konden vinden. Dat zou hij niet onthullen eer zijn opzet gelukt was. Als het ooit lukte. Steeds weer kwam de gedachte boven dat niemand wist waar ze moesten beginnen met zoeken. We hadden sinds deze morgen kilometers en kilometers afgelegd en ik had het gevoel dat we ergens ver uit de buurt van Birmingham waren. Ik zou alleen dan vrijkomen als hij zou besluiten me te laten gaan. Ik was er niet zeker van of ik daar wel op kon vertrouwen, wat hij ook mocht zeggen. Weer moest ik denken aan het boek van Miriam Stoppard en haar raad je aanvaller te laten weten dat jij ook een mens bent. Instinctief wist ik dat dat mijn enige kans zou zijn. Ik moest oppassen hem niet tegen de haren in te strijken, ik moest hem ervan overtuigen dat ik een menselijk wezen was, dat ik familie had en dat mijn leven voor mij heel kostbaar was. Ik moest hem duidelijk zien te maken dat mijn rol in het leven niet alleen die van slachtoffer van een ontvoering was. Er klonk een schurend geluid toen hij de deur opendeed en hem weer achter zich sloot. Zonder een woord te zeggen kwam hij naar mijn stoel en begon de touwen rond mijn bovenlijf los te maken. De handboeien om mijn polsen en enkels liet hij zitten. Hij hielp me opstaan, pakte me van achteren bij mijn schouders en duwde me langzaam een paar meter naar voren. 'Er ligt een matras op de vloer, vlak achter je. Ga maar liggen, ik hou je wel vast.' Ik deed wat me gezegd werd en even later lag ik ongemakkelijk op mijn linkerzij op de matras, mijn handen en voeten nog steeds geboeid. Hij maakte de knevel los en haalde de prop uit mijn mond, maar de blinddoek bleef op z'n plaats. Ik hoorde hem het zakje met de frites openscheuren en hij zette het voor me op de matras. Toen hij mijn polsen boeide had hij eerst een paar sokken over mijn handen getrokken. Om te voorkomen dat de stalen handboeien in mijn vlees zouden snijden, had hij gezegd. Dus ik begon te eten met de sokken nog steeds aan mijn handen. De frites waren heel heet en zonder zout of mayonaise. Ik kreeg er maar een stuk of vijf naar binnen, ze smaakten smerig, maar dat kon ook liggen aan de prop die ik uren in mijn mond had gehad.
Er zaten nog steeds losse draadjes in mijn keel. 'Is dat alles wat je eet?' vroeg hij, en hij gaf me een kop warme, zoete thee. 'Ja, ik heb niet zo'n honger.' 'Neem er nog een paar.' 'Nee, echt, ik heb genoeg. Dank je.' Ik hoorde hoe hij het friteszakje verfrommelde en de boel opruimde. In die tussentijd hield ik de thee tussen mijn geboeide handen en dronk er dankbaar van. De losse stukjes in mijn keel werden langzaam weggespoeld door de warme vloeistof. 'Mooi zo, het wordt tijd om je om te kleden. Ik heb hier iets wat je kunt aantrekken,' zei hij. Ik was bang toen hij me hielp opstaan. Hij had niet gezegd waarom hij wilde dat ik iets anders zou aantrekken en ik durfde het hem niet te vragen. Veel goeds beloofde het in ieder geval niet. Hij maakte de boeien om mijn polsen en enkels los, maar de blinddoek bleef voor mijn ogen. Nadat hij me uit mijn jas had geholpen, deed hij mijn blouse uit, het witte T-shirt dat ik eronder had aangetrokken, en mijn bh. Daarna trok hij mijn laarzen uit, mijn rok, mijn onderrok, mijn panty en mijn broekje. Ik voelde me verschrikkelijk naakt toen ik daar zo zonder kleren en geblinddoekt voor hem stond. Ik kruiste mijn armen beschermend voor mijn borst. 'Armen naar beneden!' riep hij kwaad. Onmiddellijk liet ik ze langs mijn lichaam vallen. 'Steek je armen naar voren,' beval hij. Ik gehoorzaamde en ik voelde hoe hij de boeien weer om mijn polsen klikte. Het was vreselijk koud en ik kreeg kippevel over mijn hele lichaam. Ik wist niet wat hij deed, maar ik hoorde hem zwaar ademhalen, vlak bij mijn gezicht leek het wel. Ik stond daar verkrampt van angst, niet het soort angst dat ik sinds die morgen gevoeld had; de angst voor het onbekende. Deze nieuwe schrik was meer de angst voor het onvermijdelijke. Zonder iets te zeggen begon hij me aan te raken en hij wreef en kneedde mijn borsten, terwijl ik doodstil bleef staan. Toen zei hij zachtjes: 'Ga liggen.' Ik bleef onbeweeglijk staan. Ik kon me niet bewegen. Ik was als verlamd. 'Ga op de matras liggen,' herhaalde hij, luider nu. Ik ging op de matras liggen met mijn armen omhoog, zoals hij had bevolen. Ik wist dat er licht brandde, maar vanwege de blinddoek was alles duister voor mijn ogen. Ik kon niet zien wat hij deed, maar naar het geluid te oordelen was hij zich aan het uitkleden. Ik voelde hoe hij op de matras ging zitten, naast mijn voeten. 'Doe je benen uit elkaar,' zei hij. Een heel klein stukje opende ik mijn dijen. 'Doe je benen uit elkaar, ver uit elkaar.' Zijn toon werd harder. Ik moest hem niet kwaad maken. Wat er ook gebeurde, ik moest zorgen dat hij niet boos op me werd. Ik deed mijn benen wijd en minutenlang lag ik daar bewegingloos, in het besef dat hij mijn lichaam aan het bekijken was. Ik kon bijna voelen hoe hij met zijn ogen over mijn huid gleed, hoe hij me aankeek, me opnam. Het was alsof ik werd beroofd, en dat gevoel was nog afschuwelijker omdat ik hem niet bezig kon zien. Ik werd gebruikt als een pornoblaadje zonder dat ik de genoegdoening had hem, al was het maar met mijn ogen, verlegen te maken met zijn smerige schooljongetjesgedoe. Hij vroeg me of ik nog maagd was. Ik zei van niet. Toen vroeg hij of ik getrouwd was en of ik kinderen had. Ik vertelde hem dat ik thuis woonde bij paps en mams, maar dat ik wel een vriendje had. Hij legde zijn handen op mijn been. 'Je trilt helemaal,' zei hij met iets van verwondering in zijn stem. 'Waarom tril je zo?' 'Omdat ik bang ben en omdat ik het koud heb,' antwoordde ik. Mijn lichaam maakte willekeurige bewegingen, die nu meer leken op schokken dan op trillen. 'Het is niet koud,' sprak hij tegen. Vanaf dat moment was het of ik in tweeën gespleten werd, in twee verschillende helften werd gedeeld - mijn lichaam en mijn geest. Mijn lichaam werd gedwongen de dingen te verduren die hij me wilde aandoen, maar mijn geest deed een stapje achteruit en werd toeschouwer in plaats van slachtoffer, kijkend naar wat er gebeurde. Ik was nu alleen maar publiek, en hij de baas van het poppenspul.
Mijn lichaam voelde hoe hij op een vreemde manier over me heen bewoog, als een krab, en ik voelde een intense pijn toen hij wild in mijn borsten begon te bijten, maar mijn geest voelde niets en dacht niets. Ik voelde zelfs geen afkeer toen hij probeerde me te kussen en hij mijn mond begon af te lebberen. Ik zette mijn verstand op nul, terwijl hij bonkend en grommend zijn obscene stuk opvoerde. Toen het voorbij was stond hij op van de matras. Even later was hij weer terug. 'Benen wijd,' beval hij weer. Met een koude spons en koud water waste hij me tussen mijn benen en wreef me droog met een handdoek. 'Je hoeft niet bang te zijn dat je iets zult oplopen, aids of zo,' liet hij me weten. 'Want ik heb een condoom gebruikt.' Nadat hij de natte spons had weggelegd, trok hij me op van de matras. Hij gaf me mijn broekje en ik moest een overmaatse spijkerbroek aantrekken. Ik deed twee truien over het T-shirt van mijn vader heen. Voordat Bob me mijn laarzen teruggaf, kreeg ik een paar sokken van hem. 'Ik hoop dat je geen last hebt van claustrofobie,' zei hij toen ik aangekleed was. 'Nee, daar heb ik niet zoveel last van.' 'Gelukkig, want ik ga je opsluiten in een kist die in een kist zit, en daar zal je in moeten slapen. Wil je nog naar de wc voordat je naar bed gaat?' Ik knikte. Hij leidde me achter de matras om, waar een emmer stond. 'Misschien heb je dit nodig,' zei hij, en gaf me een rol zacht toiletpapier. Omdat er een paar schakels tussen de linker en de rechter handboei zaten, had ik wat speelruimte, zodat ik mijn jeans los kon maken om die samen met mijn broekje naar beneden te duwen. Ik wist niet of hij naar me zat te kijken, maar ik had mijn jeans nog niet dichtgeknoopt of hij stond alweer naast me. 'Mooi zo, dan gaan we nu naar bed,' zei hij zakelijk, op een toon die mijn vader gebruikt zou kunnen hebben toen ik een jaar of acht was. 'Ik wil dat je op de matras gaat liggen en naar voren schuift in de kist die aan het voeteneind staat. Alsof je in een slaapzak gaat liggen,' zei hij, terwijl hij de andere handboeien om mijn enkels klikte. 'Snap je dat?' Ik had er absoluut geen idee van waar hij het over had of waar ik in zou moeten schuiven, maar ik deed wat hij zei. Hij zat geknield naast mijn hoofd. Ik schoof naar onderen tot mijn heupen vastzaten en ik niet verder kon. 'Het gaat niet verder,' zei ik, en ik voelde de paniek alweer opkomen. Ik wilde zo dolgraag precies doen wat hij van me verlangde. 'Natuurlijk kan je verder, zelf kan ik er ook helemaal in,' zei hij, en ik hoorde de irritatie in zijn stem. Ik draaide me een beetje op mijn zij, zodat mijn schouders plat in de kist lagen, terwijl mijn heupen en onderlijf een kleine hoek maakten met de bodem. Door mijn knieën te buigen slaagde ik erin mijn hele lichaam naar binnen te krijgen.
Van mijn oksels tot mijn enkels lag ik nu in iets dat aanvoelde als een houten doodkist. Die kist werd in een andere kist geschoven. Later ontdekte ik dat het een plastic vuilcontainer was, die op z'n kant lag en waar de bodem uitgesneden was. Mijn voeten staken in een andere afgesloten ruimte. Ik kon er niet achterkomen wat het was; het zou een gat in de muur kunnen zijn en het leek of het vol lag met lappen of doeken. Toen hij me in de kist schoof rammelde of bewoog er niets, het ding zat kennelijk vast aan de vloer. Bob had geen woord gelogen toen hij gezegd had dat ik de nacht zou moeten doorbrengen in een kist, een kist in een kist. Zodra ik erin lag pakte hij de ketting van mijn handboeien en bond die boven mijn hoofd vast aan iets dat aanvoelde als een metalen stang. Mijn ellebogen staken uit de kist en mijn handen waren geboeid boven mijn hoofd, vlak voor mijn gezicht. 'Voel eens,' zei hij, en hij strekte een van mijn vingers. Ik raakte iets aan dat op een steen leek. 'Trek niet aan de stang, want daarboven hangen grote keien, voel je ze?' Ik knikte. 'Als je aan de stang trekt, trek je ze naar beneden en dan komen ze boven op je gezicht terecht. Niet schreeuwen, niet gil- len, geen enkel geluid maken. En als ik morgenochtend hier de deur opendoe wil ik die knevel en die blinddoek nog steeds op z'n plaats zien zitten. Begrijp je dat?' 'Ja, goed.' 'Ik weet niet of je het gemerkt hebt, maar er zit een stuk draad in de kist. Voel je het?' Ik voelde iets dat over de hele lengte van de doodkist liep, dus ik knikte weer. 'Die draad is verbonden met een paar elektroden. Als je beweegt krijg je een elektrische schok. Dus, geen geluid, niet aan de stang boven je hoofd trekken en niet bewegen. Oke?' 'Oke.' 'Voordat ik ga doe ik de deksel van de afvalcontainer dicht, maar er zitten gaten in, dus stikken zal je niet.' Er viel een korte stilte. Omdat ik geblinddoekt was kon ik niet zien wat er gebeurde, maar ik had geen geluid gehoord, dus moest hij nog geknield naast mijn hoofd zitten. Ik begrijp niet waarom je zo rustig blijft. Waarom ben je zo rustig?' 'Ik ben niet rustig,' zei ik, maar terwijl ik sprak realiseerde ik me dat zelfs mijn stem rustig klonk. 'Ik ben doodsbang.' Ik was maar al te blij dat hij die prop niet had teruggestopt in mijn mond, al had hij de knevel behoorlijk stevig vastgeknoopt. 'Goed zo, dat is 'm dan. Ik doe nu het deksel dicht, goed?' 'Ja.' 'Tot morgenochtend dan.' Het klonk bijna vrolijk. Ik hoorde het geluid van het deksel dat werd dichtgeslagen en ik voelde direct hoe klein de ruimte werd waarin ik lag. Ik zou nooit in staat zijn hier te ademen, er was gewoon geen lucht. Ik zou stikken. Wanhopig zoog ik de lucht naar binnen. Mijn hart sloeg op hol en in mijn keel voelde ik een snik opkomen, die gesmoord werd tegen de stof van de sjaal over mijn mond. Alsjeblieft, alsjeblieft, nee. Het was zelfs geen gefluister. Het was een gedachte die zo sterk was, sterker dan alle andere gedachten en gevoelens, dat hij hem wel moest oppikken. Alsjeblieft. Laat dit niet gebeuren. Maar hij was al bezig, nietsvermoedend of gewoon ongeïnteresseerd, de container met grendels af te sluiten. Ik hoorde ze op hun plaats vallen.