34. Stellingname
Ik hoorde de muziek al voor ik was uitgestapt. Edward had de piano niet meer aangeraakt sinds de avond dat Alice was vertrokken. Maar toen ik het portier dichtsloeg, ging het lied via een bruggetje over in mijn slaapliedje. Edwards manier om me welkom thuis te heten.
Voorzichtig tilde ik Renesmee uit de auto. Ze lag te slapen; we waren de hele dag weg geweest. Jacob was nog bij Charlie en had gezegd dat hij wel met Sue mee terug zou rijden. Ik vroeg me af of hij zijn hoofd momenteel vol met nutteloze feitjes probeerde te proppen om het beeld van mijn gezicht toen ik weer bij Charlie terugkwam uit zijn gedachten te verdringen.
Terwijl ik langzaam naar het huis van de Cullens liep, besefte ik dat ik vanochtend ook nog in de hoopvolle, vastberaden stemming was geweest die haast tastbaar rond het grote witte huis hing. Nu deed dat gevoel me helemaal niets meer.
Ik voelde weer de aandrang om te huilen toen ik Edward voor me hoorde spelen. Maar ik vermande mezelf. Ik wilde niet dat hij argwaan zou koesteren. Ik zou er alles aan doen om ervoor te zorgen dat Aro geen aanwijzingen zou vinden in zijn gedachten.
Edward keek op en glimlachte naar me toen ik binnenkwam, maar speelde gewoon door.
‘Welkom thuis,’ zei hij, alsof het een heel gewone dag was. Alsof er niet nog twaalf andere vampiers in de kamer zaten die zich met van alles en nog wat bezighielden, terwijl er ook nog een stuk of twaalf ergens in de buurt moesten rondhangen. ‘Heb je het leuk gehad bij Charlie?’
‘Ja. Sorry dat ik zolang weg geweest ben. Ik heb nog wat kerstinkopen gedaan voor Renesmee. Ik weet dat we het niet uitgebreid gaan vieren, maar…’ Ik haalde mijn schouders op.
Edwards gezicht betrok. Hij hield op met spelen en draaide zich om op het bankje zodat zijn hele lichaam naar me toe gekeerd was. Hij legde een hand op mijn middel en trok me tegen zich aan. ‘Ik had er eigenlijk nog helemaal niet over nagedacht. Als jij het wél uitgebreid wilt vieren…’
‘Nee,’ onderbrak ik hem. Inwendig kromp ik in elkaar bij de gedachte dat ik nog meer enthousiasme zou moeten veinzen dan strikt noodzakelijk was. ‘Ik wilde het gewoon niet voorbij laten gaan zonder haar iets te geven.’
‘Mag ik het zien?’
‘Als je wilt. Het is maar een kleinigheidje.’
Renesmee was helemaal van de wereld en snurkte zachtjes tegen mijn hals. Ik benijdde haar. Het zou fijn zijn om even aan de werkelijkheid te kunnen ontsnappen, al was het maar een paar uur.
Voorzichtig trok ik mijn tas een beetje open en viste het kleine fluwelen sieradenzakje eruit, zonder Edward het geld te laten zien dat ik nog steeds bij me had.
‘Het lag in de etalage van een antiekzaak en mijn oog viel erop toen ik erlangs reed.’
Ik schudde het kleine gouden medaillon op zijn handpalm. Het was rond, en in de buitenste rand was een dunne wijnrank gegraveerd. Edward maakte het kleine slotje los en klapte het open. Er was ruimte voor een kleine foto en aan de andere kant stond een Franstalige inscriptie.
‘Weet je wat dat betekent?’ vroeg hij, en zijn stem klonk anders, een beetje gesmoord.
‘De man in de winkel zei dat er zoiets staat als “meer dan van mijn eigen leven”. Klopt dat?’
‘Ja, hij had gelijk.’
Hij keek op en staarde me met zijn topaaskleurige ogen doordringend aan. Ik beantwoordde zijn blik en deed toen net alsof ik werd afgeleid door de televisie.
‘Ik hoop dat ze het mooi vindt,’ mompelde ik.
‘Dat weet ik wel zeker,’ zei hij luchtig, achteloos, en ik wist zeker dat híj wist dat ik iets voor hem achterhield. Ik wist ook zeker dat hij geen idee had wat.
‘Kom, dan brengen we haar naar huis,’ stelde hij voor terwijl hij opstond en zijn arm om mijn schouders legde.
Ik aarzelde.
‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘Ik wilde eigenlijk nog even met Emmett oefenen…’ Ik was de hele dag kwijt geweest aan mijn belangrijke boodschap, en nu had ik het gevoel dat ik achterliep.
Emmett zat met Rose op de bank en had uiteraard de afstandsbediening in zijn hand. Hij keek op en grijnsde verheugd. ‘Te gek. Het bos moet nodig een beetje uitgedund.’
Edward keek fronsend van Emmett naar mij.
‘Daar is morgen nog genoeg tijd voor,’ zei hij.
‘Doe niet zo belachelijk,’ mopperde ik. ‘Natuurlijk is er niet “nog genoeg tijd”. Dat hele idee bestaat niet meer. Ik moet nog zoveel leren en…’
Hij snoerde me de mond. ‘Morgen.’
En hij keek zo boos dat zelfs Emmett er niets tegen in durfde te brengen.
Het verbaasde me hoe moeilijk ik het vond om weer terug te keren naar mijn dagelijkse routine, die immers nog helemaal nieuw was. Maar nu zelfs het kleine sprankje hoop dat ik had gekoesterd was gedoofd, leek alles een onmogelijke opgave.
Ik probeerde me op de positieve punten te concentreren. Er was een grote kans dat mijn dochter het gevaar dat ons te wachten stond zou overleven, samen met Jacob. Als er voor hen een toekomst was weggelegd, dan was dat toch een soort overwinning? Als Jacob en Renesmee in staat zouden zijn om te vluchten, zou ons gezelschap blijkbaar niet zonder slag of stoot ten onder gaan. Ja, Alice’ tactiek zou alleen werken als we eerst een flinke strijd zouden leveren. Dat was dus ook een soort overwinning, als je bedacht dat de Volturi al millennialang geen echte tegenstand meer hadden gehad.
Het was niet het einde van de wereld. Alleen het einde van de Cullens. Het einde van Edward, het einde van mij.
Dat laatste was maar beter ook. Ik zou niet meer zonder Edward kunnen leven; als hij deze wereld verliet, dan ging ik met hem mee.
Af en toe vroeg ik me vruchteloos af of er iets aan de andere kant zou zijn voor ons. Ik wist dat Edward daar niet in geloofde, maar Carlisle wel. Zelf kon ik me er niets bij voorstellen. Maar ik kon me ook niet voorstellen dat Edward niet op de een of andere manier ergens zou blijven voortbestaan. Als we ergens samen konden zijn, waar dan ook, dan was dat voor mij een goede afloop.
En zo gleden mijn dagen voorbij, een stuk zwaarder dan eerst.
Op eerste kerstdag gingen Edward, Renesmee, Jacob en ik bij Charlie op bezoek. Jacobs voltallige roedel was er, samen met Sam, Emily en Sue. Het was een grote steun dat ze er allemaal waren, in Charlies krappe kamer, met hun enorme, warme lijven in alle hoeken en gaten rondom zijn karig versierde boom gepropt (je kon precies zien waar hij was opgehouden toen hij geen zin meer had gehad) terwijl ze alle meubels in beslag namen. De weerwolven waren altijd enthousiast als er een gevecht aan zat te komen, of het nu gelijkstond aan zelfmoord of niet. Hun bruisende opwinding bepaalde de sfeer, zodat mijn lusteloosheid gelukkig nauwelijks opviel. Edward speelde zoals altijd veel beter toneel dan ik.
Renesmee droeg het medaillon dat ik haar bij zonsopgang had gegeven, en in haar jaszak zat de mp3-speler die ze van Edward had gekregen – een piepklein ding waar vijfduizend nummers op konden en dat nu al vol stond met Edwards favorieten. Om haar pols hing een kunstig gevlochten Quileuteversie van een belofte-ring. Edward had dat knarsetandend aangezien, maar ik vond het geen probleem. Binnenkort, veel te snel al, zou ik haar aan Jacobs hoede toevertrouwen. Waarom zou ik me ergeren aan een symbool van hun verbondenheid terwijl ik daar al mijn hoop op had gevestigd?
Edward had gelukkig op het nippertje nog een cadeau voor Charlie besteld. Het was gisteren bezorgd – spoedlevering binnen één werkdag – en Charlie was al de hele ochtend verdiept in de dikke gebruiksaanwijzing van zijn nieuwe vissonar.
Aan het geschrok van de weerwolven te zien had Sue een overheerlijke lunch klaargemaakt. Ik vroeg me af hoe ons gezelschap er voor een buitenstaander uit zou zien. Speelden we onze rollen goed genoeg? Zou een vreemde denken dat we een vrolijke groep vrienden waren die ontspannen en opgewekt samen kerstfeest vierden?
Volgens mij waren Edward en Jacob net zo opgelucht als ik toen het tijd was om op te stappen. Het voelde niet goed om onze energie te verspillen aan zo'n toneelstuk terwijl we nog zo veel belangrijker zaken te doen hadden. Ik kon me slecht concentreren. Tegelijkertijd was dit waarschijnlijk de laatste keer dat ik Charlie zou zien. Misschien was het maar goed dat ik te verdoofd was om dat echt te beseffen.
Ik had mijn moeder sinds de bruiloft niet meer gezien, maar ik merkte nu dat ik alleen maar blij was dat ons contact de afgelopen twee jaar langzaam een beetje verwaterd was. Ze was te kwetsbaar voor mijn wereld. Ik wilde niet dat ze hier iets mee te maken zou krijgen. Charlie was sterker.
Misschien was hij zelfs wel sterk genoeg om nu afscheid te kunnen nemen, maar ik niet.
Het was heel stil in de auto. De miezerregen buiten was bijna mist, ergens op het randje tussen water en ijs. Renesmee zat op mijn schoot met haar medaillon te spelen en klapte het telkens open en dicht. Ik keek naar haar en dacht aan de dingen die ik nu tegen Jacob zou zeggen als ik mijn woorden niet uit Edwards hoofd zou hoeven houden.
Als het ooit weer veilig is moet je haar meenemen naar Charlie. Ooit moet je hem alles vertellen. Zeg hoeveel ik van hem hield, dat ik hem niet in de steek kon laten, zelfs niet toen mijn mensenleven voorbij was. Zeg tegen hem dat hij de allerbeste vader van de hele wereld was. Zeg dat hij ook tegen Renée moet zeggen dat ik van haar hield en dat ik hoop dat ze gelukkig en gezond is…
Ik moest Jacob de papieren geven voor het te laat was. Ik zou hem ook een briefje voor Charlie meegeven. En een lange brief aan Renesmee. Iets wat ze kon lezen als ik niet meer tegen haar kon zeggen dat ik van haar hield.
Van buitenaf was er niets bijzonders te zien aan het huis van de Cullens toen we het gazon op reden, maar binnen had iets voor opschudding gezorgd. Ik hoorde allerlei zachte stemmen mopperen en grommen. Het klonk gespannen, alsof er ruzie werd gemaakt. Ik hoorde Carlisles stem en die van Amun vaker dan de andere.
Edward reed niet door naar de garage en parkeerde de auto voor het huis. We keken elkaar even ongerust aan voor we uitstapten.
Jacobs houding veranderde en zijn gezicht werd ernstig en oplettend. Nu was hij een echte alfa. Er was duidelijk iets gebeurd en hij ging uitzoeken wat, zodat hij en Sam daarop in konden spelen.
‘Alistair is weg,’ mompelde Edward terwijl we de veranda op renden.
Eenmaal binnen zagen we meteen wie er bij de confrontatie betrokken waren. De toeschouwers stonden in een kring langs de muren van de woonkamer: alle vampiers die naar ons toe waren gekomen, behalve Alistair en de drie ruziemakers. Esmé, Kebi en Tia stonden het dichtst bij de vampiers in het midden, waar Amun tegen Carlisle en Benjamin stond te sissen.
Edwards kaak verstrakte en hij ging vlug naast Esmé staan terwijl hij mij aan mijn hand meetrok. Ik drukte Renesmee stevig tegen mijn borst.
‘Amun, niemand dwingt je om te blijven,’ zei Carlisle kalm.
‘Je steelt mijn halve clan, Carlisle!’ riep Amun en hij wees naar Benjamin. ‘Heb je me daarom hierheen laten komen? Om van me te stélen?’
Carlisle zuchtte en Benjamin sloeg geërgerd zijn ogen op.
‘Ja, Carlisle heeft ruzie gezocht met de Volturi en zijn hele familie in gevaar gebracht om mij hier de dood in te kunnen jagen,’ zei Benjamin sarcastisch. ‘Wees nou eens redelijk, Amun. Ik wil me graag inzetten voor de goede zaak hier – ik wil helemaal niet naar een andere familie. Maar jij mag natuurlijk doen wat je wilt, zoals Carlisle ook al zei.’
‘Dit gaat slecht aflopen,’ gromde Amun. ‘Alistair was de enige met nog een greintje gezond verstand. We zouden allemaal moeten vluchten.’
‘Het is maar wat je gezond verstand noemt,’ mompelde Tia zachtjes voor zich uit.
‘We worden allemaal afgeslacht!’
‘Het zal niet tot een gevecht komen,’ zei Carlisle stellig.
‘Dat zeg jij!’
‘En als het wel op vechten uitdraait, kun je altijd nog overlopen, Amun. Ik weet zeker dat de Volturi je hulp zeer op prijs zullen stellen.’
‘Misschien is dat inderdaad wel het beste,’ sneerde Amun.
Carlisles antwoord was zacht en oprecht. ‘Ik zou het je niet kwalijk nemen, Amun. We zijn al heel lang vrienden, maar ik zou je nooit vragen om voor mij te sterven.’
Ook Amuns stem was nu rustiger. ‘Maar je sleept mijn Benjamin wel mee in je val.’
Carlisle legde zijn hand op Amuns schouder, maar Amun schudde hem eraf.
‘Ik blijf, Carlisle, maar ik weet niet of dat uiteindelijk gunstig zal uitpakken voor je. Ik zal niet aarzelen om me bij de Volturi te voegen als dat nodig is om te overleven. Jullie zijn gek als je denkt dat je een kans maakt tegen hen.’ Hij keek boos de kring rond, zuchtte, wierp een korte blik op Renesmee en mij en zei toen vermoeid: ‘Ik zal getuigen dat het kind is gegroeid. Dat is niets dan de waarheid. Iedereen kan het zien.’
‘Dat is het enige wat we ooit gevraagd hebben.’
Amun trok een grimas. ‘Maar kennelijk niet het enige wat je zult krijgen.’ Hij wendde zich tot Benjamin. ‘Ik heb je het eeuwige leven gegeven. Je verspilt het.’
Benjamins gezicht stond killer dan ik tot nu toe had gezien; de uitdrukking vormde een vreemd contrast met zijn jongensachtige trekken. ‘Jammer dat je mijn wil tijdens de transformatie niet door de jouwe hebt kunnen vervangen. Misschien was je dan wel tevreden over me geweest.’
Amun kneep zijn ogen tot spleetjes. Hij maakte een kort gebaar naar Kebi en ze liepen kwaad weg, de voordeur uit.
‘Hij blijft wel,’ zei Edward zacht tegen me, ‘maar hij zal zich van nu af aan nog afzijdiger houden. Hij blufte niet toen hij zei dat hij zich misschien wel bij de Volturi zal voegen.’
‘Waarom is Alistair weggegaan?’ fluisterde ik.
‘Dat weet niemand precies, hij heeft geen briefje achtergelaten. Uit zijn gemompel bleek duidelijk dat hij een gevecht onvermijdelijk acht. Je zou het misschien niet zeggen, maar ondanks zijn chagrijnige houding mag hij Carlisle veel te graag om naar de Volturi over te lopen. Ik denk dat hij het te gevaarlijk vond worden.’ Edward haalde zijn schouders op.
Hoewel het duidelijk was dat we alleen met elkaar praatten, kon de hele kamer ons gesprek natuurlijk volgen. Eleazar gaf antwoord op Edwards opmerking alsof die aan iedereen gericht was geweest.
‘Naar zijn gemopper te oordelen was er wel iets meer aan de hand. We hebben het nog niet echt over de beweegredenen van de Volturi gehad, maar Alistair was bang dat ze niet zullen luisteren, zelfs niet als we onomstotelijk kunnen bewijzen dat jullie onschuldig zijn. Hij denkt dat ze hoe dan ook een excuus zullen vinden om te doen waarvoor ze gekomen zijn.’
De vampiers wisselden ongemakkelijke blikken met elkaar. Het idee dat de Volturi hun eigen heilige wet zouden misbruiken om er zelf beter van te worden werd lang niet door iedereen geaccepteerd. Alleen de Roemenen keken met ironische glimlachjes rustig om zich heen. Ze leken het wel grappig te vinden dat de anderen hun aartsvijanden zo graag op een voetstuk wilden blijven plaatsen.
Er barstten allerlei zachte discussies los, maar ik luisterde vooral naar de Roemenen. Misschien omdat de blonde Vladimir telkens mijn kant op keek.
‘Ik hoop toch zo dat Alistair gelijk had,’ mompelde Stefan tegen Vladimir. ‘Het maakt eigenlijk niet eens uit hoe het afloopt: iedereen zal ervan horen. Het wordt tijd dat de wereld de ware aard van de Volturi ziet. Ze zullen nooit verslagen worden als iedereen die onzin blijft geloven over dat ze onze manier van leven beschermen.’
‘Toen wij aan de macht waren kwamen we tenminste eerlijk voor onze bedoelingen uit,’ antwoordde Vladimir.
Stefan knikte. ‘Wij hebben nooit een witte hoed opgezet en gezegd dat we heilig waren.’
‘Volgens mij is de tijd rijp voor een gevecht,’ zei Vladimir. ‘Ik kan me niet voorstellen dat we ooit nog zo'n sterke groep bij elkaar zullen krijgen. Deze kans krijgen we nooit meer.’
‘Alles kan. Misschien dat we op een dag…’
‘We wachten al vijftienhonderd jaar, Stefan. En zij zijn in al die jaren alleen maar sterker geworden.’ Vladimir zweeg even en keek weer naar mij. Hij leek niet verbaasd toen hij zag dat ik terugstaarde. ‘Als de Volturi deze strijd winnen, gaan ze machtiger weg dan ze gekomen zijn. Met elke overwinning breiden ze hun leger uit. Alleen die nieuwelinge zou al goud waard zijn in hun wacht,’ en hij gebaarde met zijn kin naar mij. ‘En zij weet nog niet eens wat ze allemaal in haar mars heeft. En dan die jongen die de aarde kan laten bewegen.’ Vladimir knikte naar Benjamin, die verstarde. Iedereen leek nu net als ik naar de Roemenen te luisteren. ‘Met die heksentweeling van ze hebben ze de illusionist en de stroomvrouw niet nodig.’ Zijn ogen gleden eerst naar Zafrina en toen naar Kate.
Stefan keek naar Edward. ‘En die gedachtelezer is eigenlijk ook overbodig. Maar ik begrijp wat je bedoelt. Ze zullen inderdaad nog groter worden als ze winnen.’
‘Veel te groot, vind je ook niet?’
Stefan zuchtte. ‘Ik moet je helaas gelijk geven. En dat betekent…’
‘Dat we het tegen hen op moeten nemen nu er nog hoop is.’
‘We hoeven ze alleen maar te verzwakken, te ontmaskeren…’
‘Dan maken anderen het karwei ooit wel af.’
‘En dan zullen wij onze bloedwraak genomen hebben. Eindelijk.’
Ze keken elkaar even aan en mompelden toen in koor: ‘Het lijkt de enige manier.’
‘Dan gaan we dus vechten,’ zei Stefan.
Hoewel ik kon zien dat ze in dubio stonden terwijl zelfbehoud en wraakzucht om voorrang streden, glimlachten ze elkaar uiteindelijk vol verwachting toe.
‘We vechten,’ beaamde Vladimir.
Dit leek me op zich geen slechte ontwikkeling: net als Alistair was ik ervan overtuigd dat een gevecht onvermijdelijk was en in dat geval konden we twee extra vampiers goed gebruiken. Maar toch deed de beslissing van de Roemenen me huiveren.
‘Wij zullen ook vechten,’ zei Tia, en haar toch al zo ernstige stem klonk nog plechtiger dan anders. ‘Wij denken dat de Volturi hun boekje te buiten zullen gaan. We willen niet bij hen horen.’ Haar ogen bleven hangen bij haar partner.
Benjamin grijnsde en wierp een kwajongensachtige blik op de Roemenen. ‘Ik ben blijkbaar erg gewild. Ik geloof dat ik voor mijn vrijheid zal moeten strijden.’
‘Dit zal niet de eerste keer zijn dat ik moet vechten om onder de heerschappij van een koning uit te komen,’ zei Garrett spottend. Hij liep naar Benjamin toe en gaf hem een klap op zijn rug. ‘Tegen onderdrukking en voor de vrijheid.’
‘Wij staan achter Carlisle,’ zei Tanya. ‘En we vechten met hem mee.’
De anderen leken door de verklaring van de Roemenen het idee gekregen te hebben dat zij zich ook moesten uitspreken.
‘Wij zijn er nog niet uit,’ zei Peter. Hij keek omlaag naar zijn kleine metgezel. Charlotte had een ontevreden trek om haar mond; zo te zien had zij daar andere ideeën over. Ik vroeg me af wat ze had besloten.
‘Ik ook niet,’ zei Randall.
‘En ik ook niet,’ meldde Mary.
‘De roedel zal met de Cullens meevechten,’ zei Jacob plotseling. ‘Wij zijn niet bang voor vampiers,’ voegde hij er besmuikt aan toe.
‘Kinderen,’ bromde Peter.
‘Kleuters,’ verbeterde Randall.
Jacob grijnsde uitdagend.
‘Nou, ik ben ook van de partij,’ zei Maggie terwijl ze Siobhans dwingende hand van zich af schudde. ‘Ik weet dat Carlisle de waarheid spreekt. Daar kan ik mijn ogen niet voor sluiten.’
Siobhan keek het jongste lid van haar clan bezorgd aan. ‘Carlisle,’ zei ze alsof ze alleen waren, zonder zich iets van de plotseling nogal plechtige sfeer en de onverwachte stortvloed aan verklaringen aan te trekken, ‘ik wil niet dat dit op een gevecht uitdraait.’
‘Ik ook niet, Siobhan. Jij weet ook wel dat ik er alles aan zal doen om het niet zover te laten komen.’ Hij glimlachte flauwtjes. ‘Misschien kun jij je best doen om de lieve vrede te bewaren.’
‘Je weet dat dat niet zal helpen,’ zei ze.
Ik dacht aan het gesprek tussen Rose en Carlisle over de Ierse vampierleidster. Carlisle dacht dat Siobhan over de subtiele maar krachtige gave beschikte om dingen naar haar hand te kunnen zetten, maar Siobhan zelf geloofde er niet in.
‘Baat het niet dan schaadt het ook niet,’ zei Carlisle.
Siobhan rolde met haar ogen. ‘Zal ik me concentreren op de afloop die ik zou willen zien?’ vroeg ze sarcastisch.
Carlisle grijnsde nu echt. ‘Graag.’
‘Dan hoeft mijn familie zich natuurlijk ook niet uit te spreken,’ kaatste ze terug, ‘aangezien er dan toch niet gevochten zal worden.’ Ze legde haar hand weer op Maggies schouders en trok het meisje dichter naar zich toe. Siobhans partner Liam bleef zwijgend en uitdrukkingsloos naast haar staan.
Bijna niemand leek te begrijpen waar de grap van Carlisle en Siobhan over ging, maar ze legden het niet uit.
En daarmee was er een einde gekomen aan de beladen toespraken van die avond. De groep viel langzaam uiteen; sommigen gingen jagen, anderen verdreven de tijd met Carlisles boeken, de televisie of de computer.
Edward, Renesmee en ik gingen jagen. Jacob kwam met ons mee.
‘Stomme bloedzuigers,’ mompelde hij tegen zichzelf toen we buiten waren. ‘Vinden zichzelf allemaal zo fantastisch.’ Hij snoof.
‘Wat zullen ze opkijken als de kléúters hun fantastische leventjes komen redden, hè?’ zei Edward.
Jake glimlachte en gaf hem een mep tegen zijn schouder. ‘Zo is dat.’
Dit was niet de laatste keer dat we op jacht gingen. We zouden allemaal nog een keer jagen tegen de tijd dat we de Volturi verwachtten. Omdat de datum niet vaststond, waren we van plan om een paar nachten op de grote honkbalweide door te brengen die Alice had gezien, gewoon voor het geval dat. We wisten alleen dat ze zouden komen op de dag dat de sneeuw bleef liggen. We wilden de Volturi uit de buurt van de stad houden, en Demetri zou hen naar ons toe brengen. Ik vroeg me af op wie hij zich zou richten, en ik nam aan dat het Edward was, aangezien hij mij niet zou kunnen vinden.
Tijdens het jagen dacht ik na over Demetri, en ik lette nauwelijks op mijn prooi en de dwarrelende sneeuwvlokjes die nu eindelijk vielen maar al smolten voor ze de harde aarde bereikten. Zou Demetri beseffen dat hij mij niet zag? Wat zou hij daaruit opmaken? En Aro? Of had Edward het mis? Ik kon immers niet alles afweren, er waren een paar kleine uitzonderingen, manieren om mijn schild te omzeilen. Alles buiten mijn geest was kwetsbaar, vatbaar voor de dingen die Jasper, Alice en Benjamin konden doen. Misschien werkte Demetri's gave ook net een beetje anders.
Opeens bedacht ik iets waardoor ik stokstijf bleef staan. Het half leeggezogen edelhert viel uit mijn handen op de steenachtige grond. Een paar centimeter boven zijn warme lichaam losten de sneeuwvlokken met zachte sisgeluidjes op. Ik staarde wezenloos naar mijn bloederige handen.
Edward zag wat er gebeurde, liet zijn eigen hert onaangeroerd liggen en rende naar me toe.
‘Wat is er?’ vroeg hij zacht, en zijn ogen gleden langs de bomen om ons heen, op zoek naar datgene wat mijn vreemde reactie had veroorzaakt.
‘Renesmee,’ stootte ik uit.
‘Ze is daar verderop,’ zei hij geruststellend. ‘Ik hoor haar gedachten en die van Jacob ook. Niets aan de hand.’
‘Dat bedoelde ik niet,’ zei ik. ‘Ik dacht aan mijn schild – jij denkt echt dat we er iets aan zullen hebben, dat het ons zal helpen. Ik weet dat de anderen hopen dat ik Zafrina en Benjamin zal kunnen afschermen, ook al kan ik het misschien maar een paar seconden per keer omhooghouden. Stel nou dat we ons vergissen? Stel dat we zullen verliezen doordat jullie helemaal op mij vertrouwen?’
Mijn stem werd langzaam hysterisch, hoewel ik me nog genoeg kon beheersen om zachtjes te blijven praten. Ik wilde Renesmee niet bang maken.
‘Bella, hoe kom je hier nou ineens bij? Natuurlijk is het geweldig dat je jezelf kunt beschermen, maar je bent niet verantwoordelijk voor al onze levens. Je moet jezelf niet zo nodeloos kwellen.’
‘Maar stel dat ik niemand kan beschermen?’ fluisterde ik met horten en stoten. ‘Die zogenaamde gave van mij is veel te grillig, hij werkt niet altijd! Er valt geen patroon in te ontdekken. Misschien helpt hij wel helemaal niet tegen Alec.’
‘Sst,’ suste hij. ‘Rustig maar. En je hoeft je geen zorgen te maken over Alec. Hij doet precies hetzelfde als Jane en Zafrina. Het is een illusie – jouw hoofd is voor hem net zo ontoegankelijk als voor mij.’
‘Maar voor Renesmee is het níét ontoegankelijk!’ siste ik woest. ‘Het leek zo natuurlijk, ik had er nog nooit bij stilgestaan. Het hoort gewoon bij wie ze is. Maar zij kan haar gedachten gewoon aan mij laten zien. Edward, er zitten gaten in mijn schild!’
Ik staarde hem vertwijfeld aan en wachtte tot hij mijn verschrikkelijke ontdekking zou beamen. Hij tuitte zijn lippen alsof hij probeerde te bedenken hoe hij zijn antwoord zou formuleren. Zijn uitdrukking was volkomen ontspannen.
‘Jij hebt dat al heel lang geleden bedacht, hè?’ vroeg ik verontwaardigd, en ik voelde me oerstom dat ik maandenlang zoiets opvallends over het hoofd had gezien.
Hij knikte, en zijn mondhoek trok een beetje omhoog. ‘De eerste keer dat ze je aanraakte al.’
Ik zuchtte om mijn eigen domheid, maar zijn rust had me enigszins gekalmeerd. ‘En jij zit daar verder niet mee? Maak jij je daar geen zorgen over?’
‘Ik heb twee theorieën. De ene is iets aannemelijker dan de andere.’
‘Ik wil eerst de minst aannemelijke horen.’
‘Nou, het is natuurlijk je dochter,’ merkte hij op. ‘Genetisch gezien is ze voor de helft jou. Ik zei toch altijd voor de grap dat jouw gedachten op een andere frequentie zitten dan die van ons? Misschien zit zij wel op de jouwe.’
Daar geloofde ik niets van. ‘Maar jij hoort haar gedachten prima. Iederéén hoort haar gedachten. En stel dat Alec ook op een andere frequentie zit? Stel dat…’
Hij legde zijn vinger op mijn lippen. ‘Dat had ik ook al bedacht. En daarom is mijn tweede theorie volgens mij veel aannemelijker.’
Ik beet op mijn kiezen en wachtte af.
‘Weet je nog wat Carlisle over haar zei tegen mij, vlak nadat ze jou die eerste herinnering had laten zien?’
Natuurlijk wist ik dat nog. ‘Hij zei: “Het is een interessante omkering. Alsof ze precies het tegenovergestelde doet van wat jij doet.”’
‘Precies. Dus ik zat te denken – misschien heeft ze jouw talent ook, maar dan óók omgedraaid.’
Daar dacht ik even over na.
‘Jij houdt iedereen buiten,’ begon hij.
‘En niemand houdt háár buiten?’ vulde ik aarzelend aan.
‘Dat denk ik,’ zei hij. ‘En als ze in jouw hoofd kan komen, dan is er volgens mij geen schild ter wereld dat haar buiten kan sluiten. Dat is mooi. Tot nu toe lijkt niemand nog aan de waarheid van haar gedachten te twijfelen als ze ze eenmaal heeft mogen laten zien. En volgens mij kan niemand die gedachten tegenhouden, als ze de ander maar kan aanraken. Als Aro haar toestemming geeft om het uit te leggen…’
Ik huiverde bij het idee dat Renesmee zo dicht bij Aro's begerige, melkachtige ogen zou komen.
‘Tja,’ zei hij terwijl hij over mijn gespannen schouders wreef. ‘Er is in elk geval niets wat haar ervan kan weerhouden om hem de waarheid te laten zien.’
‘Maar zal hij zich laten weerhouden door de waarheid?’ mompelde ik.
En daar had Edward geen antwoord op.