28. De toekomst
Carlisle en Edward hadden Irina niet meer ingehaald voor haar spoor in de baai was verdwenen. Ze waren naar de overkant gezwommen om te zien of het daar weer verderging en hadden de oostelijke oever naar beide kanten kilometerslang afgezocht, maar zonder resultaat.
Het was allemaal mijn schuld. Alice had immers gezien dat ze was gekomen om het bij te leggen met de Cullens, maar door mijn vriendschappelijke omgang met Jacob was ze nu alleen maar bozer geworden. Ik wou dat ik haar eerder had opgemerkt, voor Jacob van gedaante was veranderd. Ik wou dat we ergens anders waren gaan jagen.
We konden er verder niet veel aan doen. Carlisle had Tanya opgebeld om haar het teleurstellende nieuws mee te delen. Tanya en Kate hadden Irina niet meer gezien sinds ze besloten hadden om naar mijn bruiloft te gaan, en ze vonden het heel erg dat Irina zo dicht in de buurt was geweest en toch niet naar huis was gekomen. Ze hadden het erg moeilijk zonder hun zus, ook al was de scheiding waarschijnlijk maar van tijdelijke aard. Ik vroeg me af of het akelige herinneringen opriep aan het verlies van hun moeder zo veel eeuwen geleden.
Alice kreeg een paar flarden van Irina's nabije toekomst door, maar niets concreets. Voor zover zij kon zien ging Irina niet terug naar Denali. Het beeld was wazig. Het enige wat Alice wist te melden was dat Irina zichtbaar overstuur was en met een gekweld gezicht door een dicht besneeuwd landschap zwierf- in het noorden? Het oosten? In haar richtingloze verdriet had ze nog geen beslissingen over een nieuwe bestemming genomen.
De dagen verstreken en hoewel ik natuurlijk niets vergat, raakten Irina en haar leed steeds meer op de achtergrond. Ik had belangrijker zaken aan mijn hoofd. Over een paar dagen ging ik al naar Italië. Als ik terugkwam, zouden we met z'n allen naar Zuid-Amerika vertrekken.
We hadden alle details al honderden keren doorgesproken. We zouden beginnen bij de Ticuna's en hun legendes zo goed mogelijk vanaf de bron natrekken. Nu iedereen had geaccepteerd dat Jacob met ons mee zou gaan, speelde hij een grote rol in onze plannen, want de kans was vrij klein dat de mensen die in vampiers geloofden hun verhalen aan een van óns zouden willen vertellen. Als we bij de Ticuna's niets zouden vinden, waren er heel veel soortgelijke stammen in de buurt waar we onderzoek konden doen. Er woonden een stel oude vriendinnen van Carlisle in het Amazonegebied, en als we hen konden vinden, zouden zij wellicht ook nog informatie voor ons hebben. Of misschien in elk geval een tip waar we nog verder konden zoeken. Het was niet waarschijnlijk dat de drie Amazonevampiers zelf iets te maken hadden met de legendes over halfvampiers, aangezien het alle drie vrouwen waren. Het was niet te voorspellen hoe lang onze zoektocht zou gaan duren.
Ik had Charlie ook nog niet over deze langere reis verteld, en ik zat te piekeren over wat ik tegen hem moest zeggen terwijl Edward en Carlisle verder overlegden. Hoe kon ik het hem het best vertellen?
Ik staarde naar Renesmee terwijl ik alle mogelijkheden overwoog. Ze lag rustig ademend diep in slaap op de bank met haar warrige krullen woest rond haar gezicht. Meestal brachten Edward en ik haar terug naar ons huisje als het bedtijd was, maar deze avond bleven we in het grote huis omdat hij en Carlisle nog zoveel te bespreken hadden.
Ondertussen bespraken Emmett en Jasper vol enthousiasme de jachtmogelijkheden. Het Amazoneregenwoud had heel ander wild te bieden dan wat er gewoonlijk bij ons op het menu stond. Jaguars en panters, om maar eens wat te noemen. Emmett had het in zijn hoofd gekregen dat hij met een anaconda wilde worstelen. Esmé en Rosalie overlegden wat ze allemaal mee moesten nemen. Jacob was op pad met Sams roedel om alles gereed te maken voor zijn afwezigheid.
Alice liep – voor haar doen – langzaam door de grote kamer en probeerde de toch al onberispelijke kamer nog verder op te ruimen en Esmés perfect opgehangen guirlandes recht te trekken. Nu verschoof ze Esmés vazen op het televisiemeubel heen en weer. Aan de manier waarop haar uitdrukking veranderde – helder, wezenloos en dan weer helder – kon ik zien dat ze de toekomst afspeurde. Ik ging ervan uit dat ze door de blinde vlekken heen probeerde te kijken die Jacob en Renesmee in haar visioenen veroorzaakten, om te zien wat ons in Zuid-Amerika te wachten stond, tot Jasper zei: ‘Laat nou zitten, Alice, ze is onze zorg niet,’ en er geruisloos en onzichtbaar een kalmerende deken over de kamer neerdaalde. Alice maakte zich kennelijk nog steeds zorgen om Irina.
Ze stak haar tong uit naar Jasper, pakte een kristallen vaas vol witte en rode rozen en draaide zich om naar de keuken. Er zat maar één bloem tussen die een heel klein beetje begon te verleppen, maar Alice leek alles per se perfect te willen hebben om haar af te leiden van haar slechte zicht.
Omdat ik mijn blik weer op Renesmee had gericht zag ik niet dat de vaas uit Alice’ handen glipte. Ik hoorde alleen het suizen van de lucht langs het kristal en toen schoten mijn ogen net op tijd omhoog om de vaas op de drempel van de marmeren keukenvloer in duizenden diamanten scherven kapot te zien vallen.
We bleven allemaal roerloos zitten terwijl het versplinterde kristal met een akelig gerinkel alle kanten op sprong, en staarden naar Alice’ rug.
Mijn eerste, onlogische gedachte was dat Alice een of andere grap met ons uithaalde. Want het was onmogelijk dat Alice de vaas per óngeluk had laten vallen. Ik zou tijd genoeg gehad hebben om door de kamer te schieten om het ding op te vangen als ik had gedacht dat ze dat zelf niet zou doen. En hoe had hij überhaupt uit haar vingers kunnen glijden? Haar altijd zo zekere vingers…
Ik had een vampier nog nooit per ongeluk iets zien laten vallen. Nog nooit.
En toen keek Alice ons aan; ze had zich zo snel omgedraaid dat de beweging schijnbaar nooit had plaatsgevonden.
Haar ogen waren voor de helft hier en voor de helft op de toekomst gericht, ze stonden groot en starend in haar smalle gezicht, alsof ze er elk moment uit konden barsten. Het was alsof je een graf vanbinnen zag als je in die ogen keek; ik werd begraven onder de angst en de wanhoop en de pijn in haar blik.
Ik hoorde Edward naar adem snakken, een gebroken, gesmoord geluid.
‘Wat ís er?’ gromde Jasper terwijl hij in een flits naast haar ging staan en het gebroken kristal verbrijzelde onder zijn voeten. Hij greep haar bij haar schouders en schudde haar fel door elkaar. Ze leek geluidloos te rammelen in zijn handen. ‘Alice, wat is er?’
Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe Emmett zijn tanden ontblootte en naar het raam keek alsof hij een aanval verwachtte.
Esmé, Carlisle en Rose stonden net als ik aan de grond genageld en konden geen woord uitbrengen.
Jasper schudde Alice weer door elkaar. ‘Wat ís er?’
‘Ze komen naar ons toe,’ fluisterden Alice en Edward in koor. ‘Allemaal.’
Stilte.
Voor deze ene keer was ik de eerste die het begreep, omdat iets in hun woorden visoenen bij mij opriep. Het was niet meer dan de vage herinnering aan een droom – wazig, ongrijpbaar, onduidelijk, alsof ik door een dicht gaas moest turen… In gedachten zag ik een rij zwarte figuren op me afkomen, het spookbeeld uit mijn bijna vergeten menselijke nachtmerrie. Ik kon hun bloedrode ogen niet zien glinsteren in de duisternis, zag hun scherpe vochtige tanden niet glanzen, maar ik wist waar de schittering hoorde te zitten…
Sterker dan de herinnering aan het beeld was de herinnering aan het gevóél – de hartverscheurende behoefte om het kind achter me te beschermen.
Ik wilde Renesmee van de bank grissen, haar achter mijn huid en haar verstoppen, haar onzichtbaar maken. Maar ik kon me niet eens omdraaien om naar haar te kijken. Ik was niet van steen, maar van ijs. Voor het eerst sinds ik een vampier was geworden had ik het ijskoud.
Ik hoorde nauwelijks hoe mijn angsten bevestigd werden. Ik hoefde het niet te horen. Ik wist het al.
‘De Volturi,’ kreunde Alice.
‘Allemaal,’ gromde Edward tegelijkertijd.
‘Waarom?’ fluisterde Alice tegen zichzelf. ‘Hoe?’
‘Wanneer?’ fluisterde Edward.
‘Waarom?’ herhaalde Esmé.
‘Wannéér?’ vroeg Jasper op een toon als versplinterend ijs.
Alice’ ogen knipperden niet, maar er leek een sluier overheen te glijden en haar blik werd starend. Alleen haar mond behield haar doodsbange uitdrukking.
‘Binnenkort,’ zeiden Edward en zij samen. Toen ging ze alleen verder. ‘Er ligt sneeuw in het bos, in de stad. Over iets meer dan een maand.’
‘Waarom?’ vroeg Carlisle dit keer.
Esmé gaf antwoord. ‘Ze moeten een reden hebben. Misschien willen ze zien of…’
‘Dit gaat niet om Bella,’ zei Alice dof. ‘Ze komen allemaal – Aro, Caius, Marcus, alle leden van de wacht, zelfs de vrouwen.’
‘De vrouwen komen nooit uit de toren,’ sprak Jasper haar op vlakke toon tegen. ‘Nooit. Niet tijdens de opstand in het Zuiden. Niet toen de Roemenen hen van de troon probeerden te stoten. Zelfs niet tijdens de jacht op de onsterfelijke kinderen. Nooit.’
‘Nu wel,’ fluisterde Edward.
‘Maar waaróm?’ vroeg Carlisle opnieuw. ‘We hebben niets gedaan! En dan nog, wat hadden we in vredesnaam moeten doen om dít over ons af te roepen?’
‘We zijn met zoveel,’ antwoordde Edward mat. ‘Ze willen blijkbaar zeker weten dat…’ Hij maakte zijn zin niet af.
‘Dat is nog geen antwoord op de vraag! Waarom?’
Ik had het gevoel dat ik wist wat het antwoord op Carlisles vraag was, en toch ook weer niet. Het ging om Renesmee, dat wist ik zeker. Op de een of andere manier had ik van het begin af aan geweten dat ze haar zouden komen halen. Mijn onderbewustzijn had me al gewaarschuwd voor ik überhaupt wist dat ik zwanger was. En nu kwam het vreemd genoeg niet meer als een verrassing. Alsof ik ergens altijd geweten had dat de Volturi me mijn geluk zouden komen afnemen.
Maar dat was alsnog geen antwoord op de vraag.
‘Ga terug, Alice,’ smeekte Jasper. ‘Zoek de aanleiding. Kijk goed.’
Alice schudde langzaam haar hoofd en liet haar schouders hangen. ‘Het kwam uit het niets, Jazz. Ik keek helemaal niet naar hun toekomst, zelfs niet naar de onze. Ik was alleen op zoek naar Irina. Ze was niet waar ik had gedacht…’ Alice zweeg en haar ogen werden weer wazig. Ze staarde een tijdje in het niets.
En toen keek ze met een ruk op. Haar blik was keihard. Ik hoorde Edward zijn adem inhouden.
‘Ze heeft besloten naar hen toe te gaan,’ zei Alice. ‘Irina heeft besloten om naar de Volturi te gaan. En dan zullen zij besluiten… Het lijkt wel alsof ze op haar zitten te wachten. Alsof ze hun besluit al genomen hebben, en ze alleen nog op haar wachten…’
Het werd weer stil terwijl we dit verwerkten. Wat zou Irina tegen de Volturi zeggen dat tot Alice’ afschuwelijke visioen zou leiden?
‘Kunnen we haar tegenhouden?’ vroeg Jasper.
‘Absoluut niet. Ze is er al bijna.’
‘Wat doet ze?’ vroeg Carlisle, maar ik lette niet meer op hun gesprek. Al mijn aandacht was op de puzzelstukken gericht die in mijn hoofd opeens akelig duidelijk op hun plek vielen.
Ik dacht aan Irina die op de berg naar ons had staan kijken. Wat had ze gezien? Een vampier en een weerwolf die de beste maatjes waren. Op dat beeld had ik me geconcentreerd, want dat gaf immers een perfecte verklaring voor haar reactie. Maar dat was niet het enige wat ze had gezien.
Ze had ook een kind gezien. Een beeldschoon kind dat trucjes deed in de sneeuw, bovenmenselijk, dat kon niet anders…
Irina… De wees geworden zussen… Carlisle had gezegd dat Tanya, Kate en Irina sinds de Volturi hun moeder ter dood hadden veroordeeld de wet tot op de letter volgden.
Nog geen halve minuut geleden had Jasper het zelf gezegd: Zelfs niet tijdens de jacht op de onsterfelijke kinderen… De onsterfelijke kinderen – de last waar niemand over sprak, het afschuwelijke taboe…
Met zo'n verleden als het hare kon Irina wat ze die dag in het smalle weiland had gezien maar op één manier interpreteren. Ze had te ver weg gestaan om Renesmees hart te kunnen horen, om de hitte te voelen die haar lichaam uitstraalde. Misschien had ze zelfs wel gedacht dat we Renesmee expres rozige wangetjes hadden gegeven om anderen te misleiden.
De Cullens werkten immers samen met weerwolven. Voor Irina zou dat best een teken kunnen zijn dat we nergens voor terugdeinsden…
Irina die handenwringend door de besneeuwde wildernis liep – ze rouwde helemaal niet om Laurent, maar wist dat het haar plicht was om de Cullens aan te geven, en ze wist ook wat er met hen zou gebeuren als ze dat deed. Blijkbaar had haar geweten het gewonnen van de eeuwenlange vriendschap.
En de reactie van de Volturi op een overtreding als deze was zo voorspelbaar dat hij al vaststond.
Ik draaide me om en boog me over Renesmees lichaam heen, ik bedekte haar met mijn haar en begroef mijn gezicht in haar krullen.
‘Denk eens aan wat ze die middag heeft gezien,’ zei ik zacht, dwars door Emmett heen die net zijn mond opendeed. ‘Hoe denk je dat Renesmee eruitziet voor iemand wier moeder vermoord is om de onsterfelijke kinderen?’
Het werd weer stil terwijl tot de anderen doordrong wat ik al wist.
‘Een onsterfelijk kind,’ fluisterde Carlisle.
Ik voelde hoe Edward naast me knielde en zijn armen om ons beiden heen sloeg.
‘Maar ze vergist zich,’ vervolgde ik. ‘Renesmee is niet zoals die andere kinderen. Zij veranderden niet, maar Renesmee groeit elke dag. Zij waren losgeslagen, maar Renesmee doet Charlie en Sue nooit pijn, ze laat hun zelfs nooit dingen zien waar ze overstuur van zouden kunnen raken. Zij kan zich wél beheersen. Ze is nu al slimmer dan de meeste volwassenen. Er is geen reden…’
Ik ratelde door en wachtte tot iemand opgelucht zou ademhalen, tot de ijzige sfeer zou ontdooien omdat ze beseften dat ik gelijk had. Maar het leek alleen maar kouder te worden in de kamer. Uiteindelijk stierf mijn onzekere stem weg.
We waren allemaal heel lang stil.
Toen fluisterde Edward in mijn haar: ‘Het is niet het soort misdaad waarvoor ze eerst een proces houden, lieveling,’ zei hij zacht. ‘Aro zal Irina's bewijs zíén in haar gedachten. Ze komen om te doden, niet om naar onze argumenten te luisteren.’
‘Maar ze vergissen zich,’ zei ik koppig.
‘Ze zullen ons niet de kans geven hen daarvan te overtuigen.’
Zijn stem was nog steeds rustig, liefdevol, fluweelzacht… en toch waren de pijn en het verdriet onmiskenbaar. Zijn stem klonk zoals Alice’ ogen er net nog uit hadden gezien – als de binnenkant van een graf.
‘Wat kunnen we doen?’ wilde ik weten.
Renesmee lag zo volmaakt en warm en vredig in mijn armen te slapen. Ik had me zo veel zorgen gemaakt omdat Renesmee zo snel ouder werd en ik bang was dat ze misschien maar tien jaar te leven zou hebben… Die angst leek nu opeens ironisch.
Nog iets meer dan een maand…
Had ik nu dan de grens bereikt? Ik had meer geluk gehad dan de meeste mensen ooit mochten ervaren. Was er een of andere natuurwet die stelde dat geluk en ellende evenredig verdeeld moesten worden in de wereld? Was mijn vreugde te veel van het goede geweest? Was vier maanden het maximum?
Emmett was uiteindelijk degene die antwoord gaf op mijn retorische vraag.
‘We vechten,’ zei hij kalm.
‘Dat winnen we nooit,’ gromde Jasper. Ik kon me voorstellen hoe zijn gezicht eruitzag, hoe hij zijn lichaam beschermend om dat van Alice had gebogen.
‘Nou, we kunnen ook niet vluchten. Niet met Demetri erbij.’ Emmett maakte een minachtend geluid, en ik wist instinctief dat dat niet sloeg op de Volturijager, maar op het idee dat we zouden vluchten. ‘En ik weet nog niet zo zeker of we niet kunnen winnen,’ zei hij. ‘We hebben een aantal opties. We hoeven niet alléén te vechten.’
Ik keek met een ruk op. ‘Het is niet nodig om de Quileutes ook de dood in te jagen, Emmett!’
‘Effe rustig, Bella.’ Hij keek alsof we bespraken hoe hij dat gevecht met die anaconda precies ging aanpakken. Zelfs onze dreigende ondergang kon Emmett niet van zijn stuk brengen, met zijn talent om elke uitdaging aan te gaan. ‘Ik had het niet over de roedel. Maar laten we wel wezen – denk je dat Jacob of Sam zo'n invasie over hun kant zouden laten gaan? Zelfs als het niets met Nessie te maken zou hebben? Om nog maar te zwijgen van het feit dat Aro nu dankzij Irina ook op de hoogte is van ons bondgenootschap met de roedel. Maar ik dacht eigenlijk meer aan onze andere vrienden.’
Fluisterend herhaalde Carlisle mijn eerdere woorden: ‘Andere vrienden die we ook niet de dood in willen jagen.’
‘Nou zeg, dat laten we ze toch zeker zelf beslissen,’ zei Emmett sussend. ‘Ik zeg niet dat we ze moeten dwingen om te vechten.’ Ik zag dat het plan tijdens het praten steeds vastere vormen aannam in zijn hoofd. ‘Ze hoeven ons alleen maar bij te staan, net lang genoeg om de Volturi aan het twijfelen te brengen. Bella heeft tenslotte wel gelijk. We moeten proberen hen tegen te houden en naar ons te laten luisteren. Hoewel we dan misschien niet meer hoeven te vechten…’
Er speelde nu zelfs een glimlach om Emmetts lippen. Het verbaasde me dat niemand hem nog geslagen had. Daar had ik in elk geval erg veel zin in.
‘Ja,’ zei Esmé gretig. ‘Dat is een goed plan, Emmett. We hoeven er alleen maar voor te zorgen dat de Volturi heel even aarzelen. Lang genoeg om te horen wat wij te zeggen hebben.’
‘Daar zullen we dan heel wat getuigen voor nodig hebben,’ zei Rosalie op kille toon.
Esmé knikte instemmend, alsof ze het sarcasme in Rosalies stem niet had opgemerkt. ‘Dat kunnen we toch wel van onze vrienden vragen? Alleen of ze willen getuigen.’
‘Zouden wij ook voor hen doen,’ zei Emmett.
‘We moeten het op precies de juiste toon vragen,’ mompelde Alice. Ik zag dat haar ogen weer zwarte gaten waren geworden. ‘We moeten het ze heel voorzichtig laten zien.’
‘Laten zien?’ vroeg Jasper.
Alice en Edward keken allebei naar Renesmee. Toen werden Alice’ ogen weer uitdrukkingsloos.
‘Tanya's familie,’ zei ze. ‘De clan van Siobhan. Die van Amun. Een paar van de nomaden – sowieso Garrett en Mary. Alistair misschien.’
‘En Peter en Charlotte?’ vroeg Jasper een beetje angstig, alsof hij hoopte dat het antwoord nee zou zijn en zijn oude vriend de aankomende slachting bespaard zou blijven.
‘Misschien.’
‘De Amazonevampiers?’ vroeg Carlisle. ‘Kachiri, Zafrina en Senna?’
Alice leek in eerste instantie te zeer verdiept in haar visioen om antwoord te kunnen geven, maar na een tijdje huiverde ze en kwam ze weer terug in het hier en nu. Ze keek Carlisle een fractie van een seconde aan en sloeg toen haar ogen neer.
‘Dat kan ik niet zien.’
‘Wat was dat?’ vroeg Edward op een dringende fluistertoon. ‘Dat stuk in de jungle. Gaan we ze halen?’
‘Ik kan het niet zien,’ herhaalde Alice en ze ontweek zijn blik. Edward kreeg heel even een verwarde uitdrukking op zijn gezicht. ‘We moeten ons opsplitsen en opschieten – voor de sneeuw blijft liggen. We moeten zoveel mogelijk mensen verzamelen en hiernaartoe brengen om het ze te laten zien.’ Ze staarde even in de verte. ‘Vraag het aan Eleazar. Dit gaat om meer dan alleen een onsterfelijk kind.’
Er hing een lange, dreigende stilte terwijl Alice in trance was. Toen het voorbij was knipperde ze langzaam met haar ogen, die opvallend mat waren, ondanks het feit dat ze overduidelijk weer in het heden was.
‘Er is zoveel te doen. We moeten opschieten,’ fluisterde ze.
‘Alice?’ vroeg Edward. ‘Dat ging te vlug, ik begreep het niet. Wat was…’
‘Ik kan het niet zien!’ viel ze uit. ‘Jacob komt er zo aan!’
Rosalie deed een stap naar de voordeur. ‘Ik stuur hem wel…’
‘Nee, laat hem binnenkomen,’ zei Alice snel. Haar gespannen stem werd steeds hoger. Ze pakte Jaspers hand en sleurde hem mee naar de achterdeur. ‘Ik zie het beter als ik niet meer bij Nessie in de buurt ben. Ik moet weg. Ik moet me echt goed kunnen concentreren. Ik moet zoveel mogelijk te weten zien te komen. Ik moet echt weg. Kom nou, Jasper, we hebben geen tijd te verliezen!’
We hoorden Jacob de veranda op stappen. Alice trok ongeduldig aan Jaspers hand. Hij liep snel met haar mee en keek net zo verward als Edward. Ze renden door de deur de zilveren nacht in.
‘Schiet op!’ riep ze ons over haar schouder toe. ‘Jullie moeten ze allemaal vinden!’
‘Wat moeten jullie vinden?’ vroeg Jacob terwijl hij de deur achter zich dichttrok. ‘Waar ging Alice heen?’
Niemand gaf antwoord, we konden hem alleen maar aanstaren.
Jacob schudde de druppels uit zijn haar en keek naar Renesmee terwijl hij zijn armen door de mouwen van zijn T-shirt stak. ‘Hé, Bells! Ik had gedacht dat jullie ondertussen wel naar het huisje gegaan zouden zijn…’
Toen pas keek hij naar mij en knipperde verdwaasd met zijn ogen. Ik zag hoe zijn uitdrukking veranderde toen de sfeer in de kamer eindelijk tot hem doordrong. Met grote ogen staarde hij naar de natte plek op de grond, de rozen die overal verspreid lagen, de scherven kristal. Zijn vingers trilden.
‘Wat?’ vroeg hij vlak. ‘Wat is er gebeurd?’
Ik wist niet waar ik moest beginnen, en de anderen kregen ook geen woord over hun lippen.
Jacob liep met drie grote passen de kamer door en zakte naast mij en Renesmee op zijn knieën. Ik voelde de hitte van zijn lichaam terwijl de sidderingen door zijn armen naar zijn bevende handen rolden.
‘Is er iets met haar?’ wilde hij weten terwijl hij haar voorhoofd aanraakte en zijn hoofd schuin hield om naar haar hart te luisteren. ‘Eerlijk zeggen, Bella, alsjeblieft!’
‘Met Renesmee is niets aan de hand,’ stootte ik uit, en mijn stem stokte op vreemde plekken.
‘Met wie dan wel?’
‘Met ons allemaal, Jacob,’ fluisterde ik. Het zat ook in mijn stem – die klank van de binnenkant van een graf. ‘Het is voorbij. We zijn allemaal ter dood veroordeeld.’