11. De twee dingen boven aan mijn van-ze-lang-zal-ze-leven-nietlijstje
Sam begon de anderen al op te stellen terwijl ik nog op de grond lag. Embry en Quil stonden naast me te wachten tot ik was bijgekomen en het voortouw zou nemen.
Ik voelde de drang, de behoefte om op te staan en hen te leiden. Het gevoel werd steeds dwingender en ik probeerde me er tevergeefs tegen te verzetten terwijl ik op de grond door het stof kroop.
Embry jankte zachtjes in mijn oor. Hij wilde de woorden niet denken, omdat hij bang was dat hij Sams aandacht dan weer op me zou vestigen. Ik voelde hoe hij me zwijgend smeekte om overeind te komen, om door de zure appel heen te bijten zodat we het maar zo snel mogelijk achter de rug zouden hebben.
De roedelleden waren bang, niet voor zichzelf, maar voor ons allemaal. We konden ons niet voorstellen dat iedereen het vannacht zou overleven. Welke broeders zouden we verliezen? Wiens gedachten zouden ons voor altijd verlaten? Welke rouwende gezinnen zouden we morgenochtend moeten troosten?
Mijn geest sloot zich langzaam bij hen aan terwijl we onze angsten gezamenlijk opzij probeerden te zetten. Ik duwde mezelf automatisch overeind en schudde mijn vacht uit.
Embry en Quil zuchtten van opluchting. Quil duwde even met zijn neus tegen mijn zij.
Hun hoofd was vol van onze uitdaging, onze taak. We dachten terug aan de nachten waarin we de Cullens hadden zien trainen voor het gevecht met de nieuwelingen. Emmett Cullen was het sterkst, maar Jasper zou het grootste probleem vormen. Hij was als de bliksem – sterk, snel en dodelijk tegelijk. Hoeveel eeuwen ervaring had hij al? Zoveel dat de andere Cullens hem om advies vroegen.
Ik ga wel voorop, als jij liever in de flank wilt, bood Quil aan. Er zat meer opwinding in zijn gedachten dan in die van de meeste anderen. Toen Quil die nachten naar Jaspers instructies had gekeken, had hij meteen staan popelen om zijn krachten met die van de vampier te meten. Voor hem zou dit een wedstrijdje worden. Hij wist dat zijn leven op het spel stond, maar toch zag hij het zo. Paul had hetzelfde gevoel, net als die twee jochies die nog nooit gevochten hadden, Collin en Brady. Seth had er waarschijnlijk net zo over gedacht als zijn tegenstanders niet zijn vrienden waren geweest.
Jake? drong Quil aan. Hoe wil je dit aanpakken?
Ik schudde alleen maar mijn kop. Ik kon me niet concentreren – de drang om Sams bevelen op te volgen had zich als een stel marionettentouwtjes aan al mijn spieren vastgehaakt. Eerst de ene poot naar voren, dan de andere.
Seth stond achter Collin en Brady te treuzelen – bij hen ging Leah voorop. Ze negeerde Seth terwijl ze de plannen met de anderen besprak en ik zag dat ze hem het liefst buiten het gevecht zou houden. Haar gevoelens voor haar broertje hadden iets moederlijks, ze wou dat Sam hem gewoon naar huis zou sturen. Leahs twijfels drongen niet tot Seth door: hij moest ook wennen aan de marionettentouwtjes.
Misschien moet je niet zo tegenstribbelen… fluisterde Embry.
Concentreer je gewoon op wat wij moeten doen. Die grote gasten. We kunnen ze hebben. We pakken ze! Quil stond zichzelf op te fokken, als een peptalk voor een belangrijke wedstrijd.
Ik besefte hoe makkelijk het zou zijn om alleen aan mijn deel te denken en me af te sluiten voor de rest. Ik zag zo voor me hoe we Jasper en Emmett zouden aanvallen. Het was al een keer bijna zover gekomen. Ik had hen heel lang als vijanden beschouwd. Dat zou ik nu weer kunnen doen.
Ik moest gewoon vergeten dat zij degene beschermden die ik ook wilde beschermen. Ik moest vergeten waarom ik misschien wel wilde dat zij zouden winnen…
Jake, waarschuwde Embry. Hou je kop erbij.
Mijn poten sleepten zich voort, probeerden zich te onttrekken aan de rukkende touwtjes.
Het heeft geen zin om je ertegen te verzetten, fluisterde Embry weer.
Hij had gelijk. Uiteindelijk zou ik doen wat Sam wilde, als hij bereid was om het op de spits te drijven. En dat was hij. Duidelijk.
De alfa had niet voor niets zo veel gezag. Zelfs zo'n sterke roedel als de onze stelde zonder leider weinig voor. We moesten samen optrekken en samen denken om te kunnen slagen. En daarom moest het lichaam een hoofd hebben.
Maar stel dat Sam in dit geval ongelijk had? Niemand kon er iets aan doen. Niemand kon zijn besluit aanvechten.
Behalve.
En daar was het – iets waar ik vroeger nooit, maar dan ook nooit aan wilde denken. Maar nu ik aan al mijn poten gebonden was, besefte ik opeens vol opluchting dat er één uitzondering was. Met meer dan opluchting: met een woeste vreugde.
Niemand kon het besluit van de alfa aanvechten – behalve ík.
Ik had nooit iets gedaan om bepaalde rechten te verwerven. Maar sommige dingen had ik bij mijn geboorte meegekregen, dingen die ik nooit had opgeëist.
Ik had de roedel nooit willen leiden. Ik wilde het nog steeds niet. Ik wilde de verantwoordelijkheid voor al onze levens niet op mijn schouders hebben. Sam was daar beter in dan ik ooit zou worden.
Maar nu had hij de verkeerde beslissing genomen.
En ik was niet geboren om voor hem te knielen.
Zodra ik mijn geboorterecht had geaccepteerd vielen de boeien van mijn lijf.
Ik voelde het opzwellen in mijn binnenste, een soort vrijheid en tegelijkertijd ook een soort vreemde, lege macht. Leeg omdat een alfa zijn macht verkreeg door zijn roedel, en ik had geen roedel. Heel even werd ik overmand door eenzaamheid.
Ik had geen roedel meer.
Maar ik maakte me breed en sterk toen ik naar Sam toe liep, die met Paul en Jared stond te overleggen. Hij draaide zich om toen hij me aan hoorde komen, en zijn zwarte ogen werden spleetjes.
Nee, zei ik nog een keer tegen hem.
Hij hoorde het meteen, hoorde de keuze die ik had gemaakt aan het geluid van de alfastem in mijn gedachten.
Hij kefte geschrokken en sprong een halve pas achteruit.
Jacob? Wat heb je gedaan?
Ik ga niet met je mee, Sam. Dit is te fout.
Hij staarde me verbijsterd aan. Maar… verkies je je vijanden boven je familie?
Het zijn onze… Ik schudde mijn kop om hem helder te krijgen. Het zijn onze vijanden niet. Dat zijn ze ook nooit geweest. Ik zag het pas in toen het tot me doordrong dat we ze zouden gaan vermoorden, toen ik er eindelijk echt goed over nadacht.
Dit gaat niet om hen, grauwde hij naar me. Dit gaat om Bélla. Ze is nooit de ware voor je geweest, ze heeft nooit voor jou gekozen, en toch blijf je je leven voor haar verpesten!
Het waren harde woorden, maar het was wel de waarheid. Ik haalde diep adem en zoog ze naar binnen.
Misschien heb je wel gelijk. Maar jij verpest de roedel voor haar, Sam. Wie het ook zullen overleven vannacht, er zal altijd bloed aan hun poten blijven kleven.
We moeten onze gezinnen beschermen!
Ik weet wat je besloten hebt, Sam. Maar je beslist niet voor mij, niet meer.
Jacob – je kunt de stam niet de rug toekeren.
Ik hoorde de dubbele galm van zijn alfabevel, maar dit keer woog het niets. Het gold niet meer voor mij. Sam klemde zijn kaken op elkaar en probeerde me in gedachten te dwingen om hem te gehoorzamen.
Ik staarde in zijn woedende ogen. De zoon van Ephraim Black was niet geboren om de bevelen van de zoon van Levi Uley op te volgen.
Dus dit was het dan, Jacob Bláck? Zijn nekharen gingen overeind staan en hij liet zijn tanden zien. Naast hem begonnen Paul en Jared boos te grommen. Zelfs al zou je me kunnen verslaan, dan zal de roedel je nooit volgen!
Nu sprong ík achteruit terwijl ik onwillekeurig een verbaasd jankgeluidje liet horen.
Je verslaan? Ik wil helemaal niet met je vechten, Sam.
Wat wil je dan? Ik ga niet aftreden zodat jij de roedel kunt opofferen om dat vampiergebroed te beschermen.
Ik zeg ook niet dat je moet aftreden.
Als je hun beveelt om jou te volgen…
Ik zal iemand nóóit zijn wil afnemen.
Met zwiepende staart deinsde hij terug voor mijn beschuldigende toon. Toen deed hij weer een stap naar voren, tot we recht tegen over elkaar stonden en zijn ontblote tanden slechts een paar centimeter van de mijne verwijderd waren. Ik merkte nu pas dat ik groter was dan hij.
Er kan maar één alfa zijn. De roedel heeft mij gekozen. Ga je ons vanavond uit elkaar scheuren? Keer je je tegen je broeders? Of maak je nu een einde aan deze waanzin door je weer bij ons te voegen? Elk woord stond bol van de bevelen, maar ze deden me niets. Er stroomde zuiver alfabloed door mijn aderen.
Ik snapte heel goed waarom er nooit meer dan één alfamannetje per roedel was. Mijn lichaam reageerde op de uitdaging. Instinctief voelde ik de oerdrift om mijn geboorterecht op te eisen. Diep in mijn wolvenziel spande ik mijn spieren aan voor het gevecht om het leiderschap.
Ik richtte al mijn energie op het bedwingen van die reactie. Ik weigerde in een zinloos, vernietigend gevecht met Sam terecht te komen. Hij was nog steeds mijn broer, ook al had ik me tegen hem gekeerd.
Er is maar één alfa voor deze roedel. Dat betwist ik ook niet. Ik kies er alleen voor om mijn eigen weg te gaan.
Hoor je nu bij een vampíérfamilie, Jacob?
Ik kromp in elkaar.
Ik weet het niet, Sam. Maar één ding weet ik wel…
Hij deinsde achteruit toen hij het alfaoverwicht in mijn stem hoorde. Het had meer invloed op hem dan het zijne op mij, want ik was écht geboren om hem te leiden.
Ik zal de Cullens hoe dan ook beschermen. Ik weiger lijdzaam toe te kijken hoe de roedel onschuldige – het viel niet mee om vampiers zo te noemen, maar het was nu eenmaal zo – mensen doodt. De roedel is zoveel meer waard. Jij moet ze de juiste weg wijzen, Sam.
Ik keerde hem mijn rug toe en onmiddellijk barstte er om me heen een woest gejank los.
Mijn nagels klauwden in de aarde terwijl ik wegsprintte van de opschudding die ik had veroorzaakt. Ik had niet veel tijd. Gelukkig was Leah de enige die me heel misschien zou kunnen inhalen, en ik had een voorsprong.
Het gejank werd zwakker naarmate ik verder weg rende en ik stelde mezelf gerust terwijl het geluid de stille nacht bleef doorklieven. Ze zaten nog niet achter me aan.
Ik moest de Cullens waarschuwen voor de roedel kon bekomen van de schrik en me zou tegenhouden. Als de Cullens voorbereid waren, zou Sam er misschien nog eens over nadenken en de aanval afblazen. Ik rende naar het witte huis waar ik nog steeds zo'n hekel aan had en liet mijn eigen thuis achter me. Mijn huis was niet meer van mij. Ik had het de rug toegekeerd.
Deze dag was begonnen als alle andere. Ik was thuisgekomen van mijn wachtronde tijdens de regenachtige zonsopgang, had ontbeten met Billy en Rachel, stomme tv-programma's gekeken, ruziegemaakt met Paul… Hoe had alles in hemelsnaam zo kunnen veranderen, zo onwerkelijk kunnen worden? Hoe had alles zo'n ongelooflijke rotzooi kunnen worden en zulke vreemde wendingen kunnen nemen dat ik hier beland was, helemaal alleen, alfa tegen wil en dank, afgesneden van mijn broers terwijl ik partij koos voor de vampiers en niet voor hen?
Mijn verdwaasde gedachten werden onderbroken door het geluid waar ik al bang voor was geweest – grote poten die zachtjes op de grond neerkwamen en me achtervolgden. Ik stortte me naar voren en schoot door het zwarte bos. Ik moest dichterbij zien te komen zodat Edward de waarschuwing in mijn hoofd kon horen. Leah zou me in haar eentje nooit kunnen tegenhouden.
En toen ving ik de stemming van de gedachten achter me op. Ze waren niet boos, ze waren enthousiast. Ze achtervolgden me niet… Ze liepen met me mee.
Mijn passen haperden. Ik struikelde twee stappen voor ik weer in mijn ritme zat.
Wacht nou even. Mijn poten zijn niet zo lang als de jouwe.
SETH ! Waar ben jij in vredesnaam mee bezig? Ga naar HUIS !
Hij gaf geen antwoord, maar ik voelde zijn opwinding terwijl hij gewoon achter me aan bleef rennen. Ik kon door zijn ogen kijken en hij door de mijne. Voor mij was de nachtelijke omgeving somber en grauw – vol wanhoop. Voor hem was hij juist veelbelovend.
Ik had niet gemerkt dat ik langzamer was gaan lopen, maar plotseling dook hij op bij mijn flank en rende met me mee.
Ik meen het, Seth! Jij hoort hier niet. Opzouten, nu.
De slungelige bruine wolf snoof. Ik sta achter je, Jacob. Ik vind dat je gelijk hebt. En ik weiger Sam te steunen als…
O, en of jij Sam gaat steunen! En nou ga je als de sodemieter op je harige pootjes terug naar La Push en je doet wat Sam zegt.
Nee.
Wegwezen, Seth!
Is dat een bevel, Jacob?
Zijn vraag overviel me. Ik kwam slippend tot stilstand en mijn nagels trokken groeven in de modder.
Ik beveel helemaal niets. Ik zeg gewoon wat je allang weet.
Hij ging naast me op de grond zitten. Ik zal jou eens vertellen wat ik weet – ik weet dat het akelig stil is. Is je dat nog niet opgevallen?
Ik knipperde met mijn ogen. Mijn staart zwiepte zenuwachtig heen en weer toen ik besefte wat hij eigenlijk bedoelde. Hierbuiten was het niet stil: ver weg in het westen was nog steeds gejank te horen.
Ze zijn nog niet terugveranderd, zei Seth.
Dat wist ik. De roedel zou nu wel in de hoogste staat van paraatheid zijn. Ze zouden de gedachteketen gebruiken om de hele omgeving in de gaten te houden. Maar ik kon niet horen wat ze dachten. Ik hoorde alleen Seth. Verder niemand.
Ik denk dat afzonderlijke roedels niet met elkaar verbonden zijn. Tja. Daar zullen onze vaders wel nooit achter gekomen zijn, want er is nooit een reden geweest voor afzonderlijke roedels. Daar waren ook nooit genoeg wolven voor. Zo hé, het is écht heel stil. Best eng. Maar ergens ook wel fijn, vind je niet? Ik durf te wedden dat het voor Ephraim, Quil en Levi een stuk makkelijker was zo. Lang niet zo veel geouwehoer met z'n drieën. Of z'n tweeën.
Hou je mond, Seth.
Ja meneer.
Hou nou eens op! Er zijn geen twee roedels. Je hebt dé roedel, en je hebt mij. Meer niet. Dus dan kun je nu naar huis.
Als er geen twee roedels zijn, waarom horen wij elkaar dan wel en de rest niet? Volgens mij heb jij een heel belangrijke stap gezet door je van Sam af te keren. Daardoor is er iets veranderd. En dat ik met je meegegaan ben was ook belangrijk, volgens mij.
Daar zit wel wat in, gaf ik toe. Maar als iets kan veranderen, kan het ook weer in zijn oude staat hersteld worden.
Hij stond op en begon op een drafje naar het oosten te lopen. We hebben nu geen tijd om daarover te ruziën. We moeten verder voordat Sam…
Daar had hij wel gelijk in. We hadden geen tijd voor deze discussie. Ik begon weer te rennen, maar ik hield mezelf een beetje in. Seth liep schuin achter me aan mijn rechterflank, op de vaste plek van de adjudant.
Ik kan ook wel ergens anders rennen, dacht hij, en zijn snuit zakte even naar beneden. Ik ben niet met je meegegaan omdat ik zo graag bevorderd wil worden.
Ren maar waar je wilt. Maakt me niks uit.
We hoorden nog geen andere wolven achter ons, maar we zetten toch allebei tegelijkertijd een tandje bij. Ik maakte me zorgen. Als ik niet in de roedelgeest kon kijken zou het allemaal een stuk lastiger worden. Nu zouden de Cullens en ik de aanval helemaal niet kunnen zien aankomen.
Dan rennen we toch wachtrondes? stelde Seth voor.
En wat doen we als de roedel ons uitdaagt? Mijn ogen vernauwden zich. Vallen we dan onze broeders aan? En jouw zus?
Nee – dan slaan we alarm en trekken ons terug.
Goed geantwoord. Maar hoe moet het daarna dan? Ik denk niet…
Ik weet het, beaamde hij een stuk minder zelfverzekerd. Ik denk ook niet dat ik tegen ze zou kunnen vechten. Maar zij zullen het net zo vervelend vinden om ons aan te vallen als andersom. Misschien is dat al genoeg om ze tegen te houden. En bovendien zijn ze nu nog maar met z'n achten.
Doe eens niet de hele tijd zo… Het duurde even voor ik het juiste woord gevonden had. Optimistisch. Ik word er bloednerveus van.
Goed hoor. Zal ik dan maar heel ellendig doen, of gewoon m'n mond houden?
Gewoon je mond houden.
Komt voor de bakker.
O ja? Daar lijkt het anders niet op.
Hij werd eindelijk stil.
En toen waren we de weg over en kwamen we in het bos rond het huis van de Cullens. Zou Edward ons al kunnen horen?
Misschien moeten we iets denken als: ‘We komen in vrede.’
Doe je best.
Edward? Hij riep de naam aarzelend. Edward, ben je daar? Oké, nu voel ik me best dom.
Je klinkt ook best dom.
Denk je dat hij ons kan horen?
We waren nu minder dan anderhalve kilometer bij het huis vandaan. Ik denk het wel. Hé, Edward. Als je me hoort: te paard, bloedzuiger. Je hebt een probleem.
Wíj hebben een probleem, verbeterde Seth.
Toen stormden we tussen de bomen door het grote gazon op. Het huis was donker, maar niet verlaten. Edward stond tussen Emmett en Jasper in op de veranda. Ze waren sneeuwwit in het bleke licht.
‘Jacob? Seth? Wat is er aan de hand?’
Ik vertraagde en deed toen weer een paar stappen achteruit. De geur was zo scherp door deze neus dat ik het gevoel had dat hij me echt verbrandde. Seth jankte zachtjes, twijfelde even en ging toen achter me staan.
Om Edwards vraag te beantwoorden liep ik in gedachten de confrontatie met Sam nog eens door, in omgekeerde volgorde, alsof ik terugspoelde. Seth dacht met me mee, vulde me hier en daar aan en liet de gebeurtenissen vanuit een ander gezichtspunt zien. We stopten even toen we bij de termen ‘walgelijk’ en ‘monsterlijk’ aankwamen, want Edward siste woedend en sprong de veranda af.
‘Dus ze willen Bella vermoorden?’ gromde hij vlak.
Emmett en Jasper, die het eerste gedeelte van het gesprek niet hadden gehoord, dachten dat zijn toonloze vraag een constatering was. Ze stonden in een flits naast hem en kwamen met ontblote tanden op ons af.
Ho eens even, dacht Seth terwijl hij achteruitdeinsde.
‘Em, Jazz – zíj niet! De anderen. De roedel is onderweg.’
Emmett en Jasper bleven onmiddellijk staan; Emmett draaide zich om naar Edward en Jasper hield zijn ogen op ons gericht.
‘Wat willen zíj dan?’ wilde Emmett weten.
‘Hetzelfde als ik,’ siste Edward. ‘Maar zij hebben hun eigen plan van aanpak. Ga de anderen halen. Bel Carlisle! Zeg dat Esmé en hij meteen terug moeten komen.’
Ik jankte ongelukkig. De roedel zou ze dus niet eens meer uit elkaar hoeven drijven.
‘Ze zijn niet ver weg,’ zei Edward met diezelfde doodse stem als zonet.
Ik ga even poolshoogte nemen, zei Seth. Langs de westelijke grens.
‘Is dat gevaarlijk, Seth?’ vroeg Edward.
Seth en ik wisselden een blik.
Ik denk 't niet, dachten we samen. En toen voegde ik eraan toe: Maar misschien is het beter als ík ga. Voor het geval dat…
Maar mij zullen ze minder snel aanvallen, merkte Seth op. Voor hen ben ik nog maar een jochie.
Voor mij ben je ook nog maar een jochie, jochie.
Ik ga. Jij moet overleggen met de Cullens.
Hij draaide zich om en spurtte de duisternis in. Ik was niet van plan om Seth te commanderen, dus ik liet hem gaan.
Edward en ik stonden tegenover elkaar op het donkere gazon. Ik hoorde Emmett in zijn telefoon mompelen. Jasper keek naar de plek waar Seth tussen de bomen was verdwenen. Alice kwam de veranda op, keek even met een ongeruste blik naar mij en ging toen snel naast Jasper staan. Ik nam aan dat Rosalie binnen was, bij Bella, en haar nog steeds beschermde – tegen de verkeerde gevaren.
‘Dit is niet de eerste keer dat ik je mijn dank verschuldigd ben, Jacob,’ fluisterde Edward. ‘Ik zou dit nooit van je gevraagd hebben.’
Ik dacht aan wat hij eerder vandaag van me gevraagd had. Als het op Bella aankwam, ging niets hem te ver. O jawel.
Hij dacht er even over na en knikte toen. ‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben.’
Ik slaakte een diepe zucht. Tja, dit is niet de eerste keer dat ik het niet voor jou doe.
‘Juist,’ mompelde hij.
Het spijt me dat ik vandaag niets voor je heb kunnen betekenen. Ik zei toch dat ze niet naar me zou luisteren.
‘Dat weet ik ook wel. Ik heb nooit echt geloofd dat ze dat wel zou doen. Maar…’
Je moest het proberen. Ik snap het. Gaat het al wat beter met 'r?
Zijn stem en ogen werden vlak. ‘Slechter,’ prevelde hij.
Ik wilde dat woord niet tot me laten doordringen en was dan ook blij toen Alice haar mond opendeed.
‘Jacob, zou je misschien van gedaante kunnen veranderen?’ vroeg Alice. ‘Ik wil weten wat er aan de hand is.’
Ik schudde mijn kop terwijl Edward antwoord gaf.
‘Dan kan hij niet meer met Seth praten.’
‘Nou, zou jíj me dan in elk geval kunnen vertellen wat er aan de hand is?’
Hij legde het in korte, emotieloze zinnetjes uit. ‘De roedel vindt dat Bella een probleem is geworden. Ze verwachten dat het… dat het wezen in haar buik gevaarlijk zal zijn. Ze zien het als hun plicht om dat gevaar uit de weg te ruimen. Jacob en Seth hebben de roedel verlaten om ons te waarschuwen. De rest is van plan om ons vannacht aan te vallen.’
Alice siste en deed een stap achteruit. Emmett en Jasper keken elkaar even aan en lieten hun ogen toen over de bomen glijden.
Niemand te bekennen hier, meldde Seth. Van het westelijk front geen nieuws.
Misschien gaan ze eromheen.
Ik ga met een boog weer terug.
‘Carlisle en Esmé zijn onderweg,’ zei Emmett. ‘Twintig minuten, hooguit.’
‘We moeten bedenken hoe we ons gaan verdedigen,’ zei Jasper.
Edward knikte. ‘We gaan naar binnen.’
Ik ga met Seth de grens bewaken. Als je me niet meer kunt horen omdat ik te ver weg ben, luister dan of je me hoort janken.
‘Zal ik doen.’
Hun ogen flitsten alle kanten op terwijl ze terug naar het huis liepen. Nog voor ze binnen waren had ik me al omgedraaid en koers gezet naar het westen.
Ik zie nog steeds niets, zei Seth tegen me.
Ik zal de andere helft van de cirkel doen. Schiet op – straks glippen ze er nog doorheen, en dat moeten we niet hebben.
Seth schoot als een speer naar voren.
We renden in stilte terwijl de minuten verstreken. Ik luisterde naar de geluiden om hem heen om te controleren of hij ze goed inschatte.
Hé – ik hoor iets rennen! waarschuwde hij na vijftien minuten stilte.
Ik kom eraan!
Blijf waar je bent – ik geloof niet dat het de roedel is. Het klinkt anders.
Seth…
Maar hij ving de naderende geur op in de wind en ik las het in zijn gedachten.
Vampier. Vast Carlisle.
Seth, terugtrekken. Het kan ook iemand anders zijn.
Nee, zij zijn het. Ik heken de geur. Wacht, ik ga van gedaante veranderen om het hun uit te leggen.
Seth, volgens mij is dat…
Maar hij was al weg.
Ongerust rende ik langs de westelijke grens. Zou het geen giller zijn als ik Seth verdorie nog geen nacht lang kon beschermen? Stel dat er iets met hem gebeurde tijdens mijn wacht? Leah zou me aan stukken scheuren.
Gelukkig hield het joch het kort. Nog geen twee minuten later hoorde ik hem alweer in mijn hoofd.
Jep, Carlisle en Esmé. Ha, waren die even verbaasd toen ze mij zagen! Ze zullen nu onderhand wel binnen zijn. Carlisle vroeg of ik je wilde bedanken.
Het is een goeie vent.
Inderdaad. Daarom is het goed dat we dit doen.
Laten we het hopen.
Waarom ben je zo somber, Jake? Ik durf te wedden dat Sam de roedel hier vannacht niet naartoe zal leiden. Hij stuurt ze heus niet op een zelfmoordmissie.
Ik zuchtte. Het maakte allemaal niet veel uit.
O. Dit gaat eigenlijk helemaal niet om Sam, hè?
Ik draaide me om aan het eind van mijn ronde. Ik rook Seths geur waar hij voor het laatst de bocht had genomen. We lieten geen gaten vallen.
Jij denkt dat Bella hoe dan ook doodgaat, fluisterde Seth.
Ja, en ik heb gelijk.
Arme Edward. Hij zal wel helemaal gek zijn.
Letterlijk.
Bij het horen van Edwards naam kwamen er ook weer andere herinneringen boven borrelen. Seth las ze vol verbijstering.
En toen begon hij te janken. O, nee hè! Dat meen je niet! Heb je dat echt gezegd? Dat is echt niet oké, Jacob! En dat weet je dondersgoed! Ik kan gewoon niet geloven dat je beloofd hebt hem te vermoorden. Waar sláát dat op? Je moet tegen hem zeggen dat je het niet zult doen.
Hou je mond, hou je mond! Idioot! Nu denken ze dat de roedel eraan komt!
Oeps! Hij zweeg abrupt, midden in een uithaal.
Ik draaide me om en begon met grote sprongen terug naar het huis te rennen. Hou je erbuiten, Seth. Ik wil dat je voorlopig weer de hele cirkel voor je rekening neemt.
Seth was witheet, maar ik negeerde hem.
Vals alarm, vals alarm, dacht ik toen ik dichterbij kwam. Sorry. Seth is nog jong. Hij denkt soms niet goed na. We worden niet aangevallen. Vals alarm.
Toen ik het grasveld op rende zag ik Edward bij een donker raam naar buiten staren. Ik rende nog dichterbij, omdat ik zeker wilde weten dat hij mijn boodschap had ontvangen.
Er is niets aan de hand – is het overgekomen?
Hij knikte kort.
Het zou een stuk makkelijker zijn als de communicatie niet zo eenzijdig zou verlopen. Maar aan de andere kant was ik ergens ook wel weer blij dat ik niet in zíjn hoofd zat.
Hij keek over zijn schouder, het huis in, en ik zag een rilling door zijn lijf trekken. Zonder nog naar me te kijken wuifde hij me weg en verdween uit het zicht.
Wat is er aan de hand?
Alsof ik antwoord zou krijgen.
Ik ging roerloos op het gras zitten en luisterde. Met deze oren kon ik zelfs bijna Seths zachte voetstappen kilometers verderop in het bos horen. Het was dus geen enkel probleem om alle geluiden in het donkere huis op te vangen.
‘Het was vals alarm,’ legde Edward op die doodse toon van hem uit; hij herhaalde gewoon wat ik had gezegd. ‘Seth schrok van iets anders en vergat dat wij op een teken wachtten. Hij is erg jong.’
‘Fijn dat we een stel kleuters hebben om het fort te bewaken,’ bromde een zwaardere stem. Emmett, dacht ik.
‘Ze hebben ons vanavond een enorme dienst bewezen, Emmett,’ zei Carlisle. ‘Waar ze een enorm offer voor hebben moeten brengen.’
‘Dat weet ik wel. Ik ben gewoon jaloers. Ik wou dat ík in het bos rondliep.’
‘Seth denkt niet dat Sam zal aanvallen,’ zei Edward robotachtig. ‘Niet nu wij gewaarschuwd zijn en hij twee roedelleden mist.’
‘En hoe denkt Jacob erover?’ vroeg Carlisle.
‘Die is minder optimistisch.’
Niemand zei iets. Er klonk een zacht, druppelend geluid dat ik niet goed thuis kon brengen. Ik hoorde hun rustige ademhaling en ik pikte die van Bella er zo uit – hij was rasperig, moeizaam. Hij ging hortend en stotend, in een vreemd ritme. Ik hoorde haar hartslag. Hij klonk… te snel. Ik vergeleek hem met mijn eigen pols, maar ik wist niet zeker of dat wel een goede maatstaf was. Ik was zelf ook niet echt normaal te noemen.
‘Blijf van haar af! Straks maak je haar wakker,’ fluisterde Rosalie.
Iemand zuchtte.
‘Rosalie,’ prevelde Carlisle.
‘Zet het maar uit je hoofd, Carlisle. We hebben je je zin gegeven, maar meer zit er niet in.’
Het leek wel alsof Rosalie en Bella nu allebei in het meervoud praatten. Alsof ze hun eigen roedel hadden opgericht.
Ik liep geruisloos voor het huis heen en weer. Elke bocht bracht me iets dichterbij. De duistere ramen waren als een televisie die aanstond in een saaie wachtkamer – ik moest er telkens weer naar kijken.
Een paar minuten en bochten later streek mijn vacht tijdens het lopen langs de veranda.
Ik kon door de ramen omhoogkijken; ik zag het bovenste stuk van de muren en het plafond, de kroonluchter waarvan de lampjes niet brandden. Ik was zo lang dat ik alleen maar mijn hals een beetje hoefde te strekken… en misschien één poot op de rand van de veranda hoefde te leggen…
Ik gluurde de grote, ruime woonkamer in, in de veronderstelling dat ik ongeveer hetzelfde tafereel als die middag zou aantreffen. Maar het was zo drastisch veranderd dat ik in eerste instantie in de war raakte. Heel even dacht ik dat ik de verkeerde kamer te pakken had.
De glazen wand was weg en leek nu van metaal te zijn. Alle meubels waren weggesleept, terwijl Bella midden in de open ruimte ongemakkelijk opgekruld op een smal bed lag. Geen gewoon bed, maar zo een met stangen langs de zijkant, als in een ziekenhuis. Wat ook net als in een ziekenhuis was, waren de monitoren die aan haar lijf gekoppeld waren en de buisjes die in haar huid staken. De lichtjes op de schermen knipperden, maar er kwam geen geluid uit. Het gedruppel kwam van het infuus dat in haar arm zat, met een of andere dikke, witte, ondoorzichtige vloeistof erin.
Ze hapte even naar adem in haar slaap, en Edward en Rosalie kwamen allebei dichterbij om zich bezorgd over haar bed te buigen. Haar lichaam schokte en ze jammerde. Rosalie gleed met haar hand over Bella's voorhoofd. Edwards lijf verstijfde – hij stond met zijn rug naar me toe, maar zijn uitdrukking moet boekdelen gesproken hebben, want voor ik met mijn ogen kon knipperen had Emmett zich tussen hen in gewrongen. Hij hief zijn handen op naar Edward.
‘Nu niet, Edward. We hebben andere dingen aan ons hoofd.’
Edward draaide zich van hen af en veranderde weer in de brandende man. Heel even keek hij me recht in de ogen, en toen liet ik mijn poot weer op de grond zakken.
Ik rende terug naar het donkere bos, terug naar Seth, weg van wat er achter me lag.
Slechter. Ja, het ging slechter met haar.