17. Waar zie je me voor aan? De tovenaar van Oz? Heb je een stel hersenen nodig? Een hart? Toe maar. Neem dat van mij maar. Pak maar gewoon alles wat ik heb
Ik had wel een soort plan in mijn hoofd toen ik naar de garage van de Cullens rende. Het tweede deel daarvan was om de auto van die bloedzuiger op de terugweg volledig in de prak te rijden.
Dus ik stond wel even met mijn mond vol tanden toen ik de knop van de afstandsbediening indrukte en het niet de Volvo was die piepte en met zijn lichten naar me knipperde. Het was een andere auto – een die zelfs in deze lange rij voertuigen, die bijna allemaal op hun eigen manier al om van te kwijlen waren, nog opviel.
Was het echt zijn bedoeling geweest om me de sleutels van een Aston Martin Vanquish te geven, of was dat een foutje?
Ik stond er verder niet bij stil en dacht er ook niet over na of dit iets aan het tweede deel van mijn plan zou veranderen. Ik wierp mezelf gewoon in de zijdezachte leren stoel en draaide de sleutel om terwijl mijn knieën nog opgepropt onder het stuur zaten. Normaal gesproken had ik waarschijnlijk wel even gekreund bij het spinnende geluid van de motor, maar nu moest ik me zelfs al uit alle macht concentreren om de versnellingspook op drive te zetten.
Ik vond de hendel om de stoel mee te verstellen en duwde mezelf naar achteren op hetzelfde moment dat mijn voet het pedaal intrapte. Het leek wel of de auto vloog toen hij naar voren sprong.
In een paar seconden scheurde ik over de smalle, kronkelige oprijlaan. De auto reageerde alsof hij door mijn gedachten in plaats van mijn handen werd bestuurd. Toen ik de groene tunnel uit schoot en de snelweg op reed, ving ik een flits op van Leahs grijze snuit die angstig door de varens gluurde.
Heel even vroeg ik me af wat ze dacht, en toen besefte ik dat het me geen bal interesseerde.
Ik sloeg af naar het zuiden, want vandaag had ik het geduld niet voor veerboten of veel verkeer of andere dingen waardoor ik mijn voet misschien van het gaspedaal moest halen.
Op een wrange manier was dit mijn geluksdag, als je definitie van geluk tenminste was om met driehonderdtwintig kilometer per uur over de snelweg te kunnen razen zonder ook maar één politieagent tegen te komen, zelfs niet in de stadjes waar je maar vijftig kilometer per uur mocht en ze altijd zo streng controleerden. Wat een tegenvaller. Een kleine achtervolging was best leuk geweest, en bovendien zou het nummerbord hen uiteindelijk naar de bloedzuiger leiden. Edward zou het natuurlijk met een smak geld afkopen, maar misschien zou het hem toch een héél klein beetje last bezorgd hebben.
Het enige teken van toezicht dat ik zag was een donkerbruine vacht die door het bos schoot en ten zuiden van Forks een paar kilometer lang parallel met me opliep. Quil, zo te zien. Hij moet mij ook gezien hebben, want na een minuut verdween hij weer zonder alarm te slaan. Ook bij hem vroeg ik me bijna af wat er door hem heen ging, tot ik me weer herinnerde dat het me niet kon schelen.
Ik stoof over de lange, U-vormige snelweg, op weg naar de grootste stad die ik kon vinden. Dat was het eerste deel van mijn plan.
Het leek eeuwen te duren, waarschijnlijk doordat ik nog steeds op de scheermesjes lag, maar in werkelijkheid reed ik al na twee uur door de kleurloze bebouwing die zich noordwaarts tussen Tacoma en Seattle uitstrekte. Daar minderde ik vaart, want het was niet de bedoeling om onschuldige voorbijgangers dood te rijden.
Dit was een stom plan. Het zou niet lukken. Maar toen ik verwoed probeerde te bedenken hoe ik in vredesnaam van deze pijn moest afkomen, schoot me opeens te binnen wat Leah vandaag had gezegd.
Dat gaat over, hoor, als je inprent. Je zou je nooit meer zo ellendig hoeven voelen door haar.
Misschien was niet meer over je eigen leven kunnen beslissen niet het ergste wat je kon overkomen. Misschien was je voelen zoals ik me nu voelde wel het ergste wat je kon overkomen.
Maar ik had alle meisjes in La Push en het Makahreservaat en in Forks al gezien. Ik had een groter jachtgebied nodig.
Goed, hoe vind je een willekeurige zielsverwant in een mensenmassa? Ten eerste had ik dus een mensenmassa nodig. Ik reed een beetje rond, op zoek naar een goede plek. Ik kwam langs een paar winkelcentra, waar ik waarschijnlijk heel wat meisjes van mijn leeftijd zou kunnen vinden, maar ik kon mezelf er niet toe zetten om te stoppen. Wílde ik wel inprenten met een of andere griet die de hele dag in een winkelcentrum rondhing?
Ik reed verder naar het noorden, waar het steeds drukker werd. Uiteindelijk kwam ik bij een groot park vol kinderen en gezinnen en skateboards en fietsen en vliegers en picknickmanden en de hele mikmak. Het was me nog niet eerder opgevallen, maar het was een mooie dag. Zonneschijn, dat soort dingen. Iedereen was buiten om van de blauwe lucht te genieten.
Ik parkeerde schuin over twee gehandicaptenplaatsen – het was gewoon smeken om een bon – en begaf me in de menigte.
Voor mijn gevoel liep ik uren rond; het was in elk geval lang genoeg om de zon naar de andere kant van de hemel te zien gaan. Ik keek elk meisje dat ook maar enigszins bij me in de buurt kwam strak aan; ik dwong mezelf om echt goed te kijken, om te zien wie er knap was, wie er blauwe ogen had, wie er met een beugel toch nog leuk uitzag en wie er veel te veel make-up op had. Ik probeerde in elk gezicht iets interessants te ontdekken, zodat ik zeker zou weten dat ik het echt had geprobeerd. Dingen als: die heeft een heel rechte neus, die zou haar haar uit haar ogen moeten kammen, die zou reclame voor lippenstift kunnen maken als de rest van haar gezicht net zo volmaakt was als haar mond…
Soms staarden ze terug. Soms keken ze bang, alsof ze dachten: wie is die lange engerd die me zo woest aanstaart? Soms dacht ik dat ze me wel leuk vonden, maar misschien was dat gewoon mijn ijdelheid die met me op de loop ging.
Hoe dan ook: niets. Zelfs toen ik in de ogen keek van het meisje dat zonder enige twijfel het knapste meisje van het park en waarschijnlijk de hele stad was, en ze terugkeek met een onderzoekende blik die daadwerkelijk interesse leek te suggereren, voelde ik niets. Alleen maar diezelfde wanhopige drang om aan de pijn te ontsnappen.
Terwijl de tijd verstreek begon ik allerlei verkeerde dingen te zien. Belladingen. Die daar had dezelfde haarkleur. Haar ogen hadden ongeveer dezelfde vorm. Haar jukbeenderen doorsneden haar gezicht op precies dezelfde manier. Zij had hetzelfde fronsrimpeltje tussen haar ogen – waardoor ik me afvroeg waar ze zich zorgen over maakte…
Toen gaf ik het op. Omdat het werkelijk te belachelijk voor woorden was om te denken dat ik precies de goede plek en het juiste tijdstip had uitgezocht en ik zomaar even mijn zielsverwant zou tegenkomen omdat ik dat nu eenmaal zo verschrikkelijk graag wilde.
Het was ook helemaal niet logisch om haar hier te zoeken. Als Sam gelijk had, dan was La Push de beste plek om mijn genetische partner te vinden. En daar was duidelijk geen geschikte kandidaat. En als Billy gelijk had – wie zou het zeggen? Wat waren de criteria voor een sterkere wolf?
Ik slenterde terug naar de auto, zakte in elkaar tegen de motorkap en speelde met de sleutels.
Misschien was ik wat Leah dacht dat zij was. Een of ander eindstation dat geen genen zou moeten doorgeven aan een volgende generatie. Of misschien was mijn leven gewoon één grote, wrede grap, en zou ik niet ontkomen aan de clou.
‘Hé, gaat het wel? Hallo? Jij daar, met die gestolen auto.’
Het duurde even voor ik doorhad dat de stem het tegen mij had, en toen nog iets langer voor ik besloot om op te kijken.
Er stond een meisje naar me te kijken dat me bekend voorkwam, met een ietwat bezorgde uitdrukking op haar gezicht. Ik wist waar ik haar van herkende – ik had haar al beoordeeld. Licht rossig haar, bleke huid, een paar goudkleurige sproetjes op haar wangen en neus, en ogen met de kleur van kaneel.
‘Als je zo veel spijt hebt dat je die auto gejat hebt,’ zei ze glimlachend, zodat er een kuiltje in haar kin kwam, ‘kun je jezelf altijd nog aangeven.’
‘Hij is geleend, niet gestolen,’ snauwde ik. Mijn stem klonk afschuwelijk – alsof ik had gehuild of zo. Gênant.
‘Tuurlijk, die doet het vast goed in de rechtszaal.’
Ik keek haar chagrijnig aan. ‘Moet je iets van me?’
‘Niet echt. Het was maar een grapje over de auto, hoor. Ik dacht alleen… Je ziet er zo verdrietig uit. O, trouwens, ik ben Lizzie.’ Ze stak haar hand uit.
Ik keek ernaar tot ze hem liet zakken.
‘Hoe dan ook…’ zei ze opgelaten. ‘Ik vroeg me gewoon af of ik je ergens mee kon helpen. Ik had het idee dat je naar iemand op zoek was net.’ Ze gebaarde naar het park en haalde haar schouders op.
‘Tja.’
Ze wachtte.
Ik zuchtte. ‘Ik heb geen hulp nodig. Ze is er niet.’
‘O. Vervelend.’
‘Zeg dat wel,’ mompelde ik.
Ik keek nog eens naar het meisje. Lizzie. Ze was knap. En aardig genoeg om te proberen een chagrijnige onbekende te helpen die vast gestoord leek. Waarom was zij niet gewoon de ware? Waarom moest alles zo verdomd ingewikkeld zijn? Aardig meisje, knap, best grappig. Waarom niet?
‘Dat is echt een heel mooie auto,’ zei ze. ‘Echt zonde dat ze niet meer gemaakt worden. Ik bedoel, het design van de Vantage is natuurlijk ook prachtig, maar de Vanquish heeft gewoon iets…’
Een aardig meisje met verstand van auto's. Wauw. Ik staarde nog indringender naar haar gezicht; ik wou dat ik wist hoe het moest. Kom op, Jake – inprenten, verdorie.
‘Hoe rijdt-ie?’ vroeg ze.
‘Ongelooflijk,’ zei ik.
Ze lachte haar eenkuilige glimlach, duidelijk blij dat ze een semibeschaafd antwoord aan me had weten te ontlokken, en ik glimlachte een beetje onwillig terug.
Maar haar glimlach deed niets aan de vlijmscherpe, snijdende messen die over mijn lijf schraapten. Al wilde ik het nog zo graag, ik kon mijn leven niet zomaar even dwingen deze wending te nemen.
Leah was haar verdriet al aan het verwerken, maar ik nog lang niet. Ik zou nooit als een normaal mens verliefd kunnen worden. Niet als ik nog bloedde voor iemand anders. Misschien kon ik ooit, over een jaar of tien, als Bella's hart allang dood was en ik mezelf door het hele rouwproces had gesleept en er heelhuids weer uit was gekomen, misschien kon ik Lizzie dan vragen of ze een ritje in een snelle auto wilde maken en met haar over modellen en types praten om haar beter te leren kennen en te zien of ik haar leuk vond. Maar nu zat het er niet in.
Magie zou me niet redden. Ik moest de marteling gewoon manhaftig ondergaan. Doorbijten.
Lizzie wachtte nog steeds – misschien hoopte ze dat ik zou vragen of ze dat ritje wilde maken. Of misschien ook niet.
‘Ik moet 'm maar eens terugbrengen naar de gast van wie ik hem geleend heb,’ mompelde ik.
Ze glimlachte weer. ‘Fijn om te horen dat je weer het rechte pad op gaat.’
‘Ja, je hebt me overtuigd.’
Nog steeds een beetje bezorgd keek ze hoe ik in de auto stapte. Ik zag er waarschijnlijk uit alsof ik me zo van een klif ging storten. En dat had ik misschien nog wel gedaan ook, als dat gewerkt zou hebben voor een weerwolf. Ze zwaaide kort en volgde de auto met haar ogen.
In eerste instantie reed ik een stuk rustiger op de terugweg. Ik had geen haast. Ik wilde helemaal niet naar de plek waar ik heen ging. Terug naar dat huis, terug naar dat bos. Terug naar de pijn waarvoor ik was weggerend. Terug om die helemaal alleen te moeten verduren.
Oké, dat was een beetje overdreven. Ik zou niet helemáál alleen zijn, maar dat was niet positief. Leah en Seth zouden met me mee moeten lijden. Ik was blij dat Seth er snel vanaf zou zijn. Dat joch verdiende het niet dat zijn gemoedsrust zo bruut verstoord werd. Leah ook niet, maar zij begreep het tenminste. Leah wist alles van pijn.
Ik slaakte een diepe zucht toen ik nadacht over wat Leah aan me had gevraagd, omdat ik nu wist dat ze haar zin zou krijgen. Ik was nog steeds boos op haar, maar ik kon het feit dat ik haar leven makkelijker kon maken niet ontkennen. En nu ik haar beter kende, vermoedde ik dat zij het ook voor mij zou doen als het andersom was geweest.
Het zou in elk geval interessant zijn, en ook raar, om Leah als metgezel te hebben – als vriend. We zouden elkaar heel vaak irriteren, dat was een ding dat zeker was. Ze zou me niet laten zwelgen, maar dat leek me alleen maar goed. Ik zou waarschijnlijk wel iemand nodig hebben die me af en toe een schop onder mijn kont kon geven. En goed beschouwd was zij eigenlijk de enige vriend die misschien zou kunnen begrijpen wat ik momenteel doormaakte.
Ik dacht aan de jacht van vanochtend, aan onze zielen die heel even zo dicht bij elkaar waren gekomen. Het was niet vervelend geweest. Maar anders. Een beetje eng, een beetje onwennig. Maar op een rare manier ook prettig.
Ik hoefde niet helemaal alleen te zijn.
En ik wist dat Leah sterk genoeg was om de komende maanden met mij aan te kunnen. Maanden en jaren. Ik werd al moe als ik er alleen maar aan dacht. Ik had het gevoel dat ik over een zee uitkeek en helemaal naar de overkant moest zwemmen voor ik weer mocht uitrusten.
Ik begon weer te snel rijden.
Toen ik over de toegangsweg naar Forks scheurde zag ik Sam en Jared, allebei aan een kant van de weg, als wachters. Ze waren nauwelijks te zien door de dikke takken, maar ik had ze al verwacht en ik wist waar ik op moest letten. Ik knikte toen ik hen voorbij stoof, en nam niet eens de moeite om me af te vragen wat ze van mijn uitstapje zouden denken.
Ik knikte ook naar Leah en Seth toen ik over het bospad naar het huis van de Cullens reed. Het werd al donker en de wolken hadden zich samengepakt aan deze kant van de baai, maar ik zag hun ogen glinsteren in het licht van de koplampen. Ik zou het hun later wel uitleggen. We hadden tijd genoeg.
Edward stond me op te wachten in de garage – dat verbaasde me, want hij week immers al dagen niet van Bella's zijde. Ik zag aan zijn gezicht dat er niets ergs gebeurd was met haar. Hij zag er zelfs rustiger uit dan eerst. Mijn maag kromp samen toen ik bedacht waardoor die rust veroorzaakt werd.
Beetje jammer dat ik door al mijn gepeins vergeten was om de auto total loss te rijden. Ach ja. Ik was waarschijnlijk toch niet in staat geweest om déze auto iets aan te doen. Misschien had hij daar wel op gerekend, en had hij hem juist daarom aan me uitgeleend.
‘Een paar dingen, Jacob,’ zei hij zodra ik de motor had uitgezet.
Ik zoog mijn longen vol en hield even mijn adem in. Toen stapte ik langzaam uit en wierp hem de sleutels toe.
‘Bedankt voor het lenen,’ zei ik bitter. Ik had me niet gerealiseerd dat er iets tegenover zou staan. ‘Wat moet je nu weer?’
‘Ten eerste… Ik weet dat je het heel vervelend vindt om je autoriteit te laten gelden bij je roedel, maar…’
Ik knipperde met mijn ogen, volkomen verrast dat hij hierover begon. ‘Hè?’
‘Als jij Leah niet onder de duim kunt of wilt houden, dan zal ik…’
‘Leah?’ onderbrak ik hem boos. ‘Wat is er gebeurd?’
Edwards gezicht stond strak. ‘Ze kwam hierheen om te kijken waarom je zo plotseling was vertrokken. Ik probeerde het uit te leggen. Waarschijnlijk kwam het niet helemaal goed over.’
‘Wat heeft ze gedaan?’
‘Ze werd mens, en…’
‘Echt?’ onderbrak ik hem opnieuw, dit keer geschokt. Ik snapte er niets van. Leah die zich zo kwetsbaar opstelde, midden in het hol van de leeuw?
‘Ze wilde… met Bella praten.’
‘Met Bélla?’
Opeens werd Edward bloedlink. ‘Ik wil niet dat Bella ooit nog zo van streek raakt. Het interesseert me niets dat Leah vindt dat ze in haar recht staat! Ik heb haar geen pijn gedaan, dat zou ik nooit doen, maar als het nog een keer gebeurt gooi ik haar het huis uit. Ik smijt haar zo de rivier over en…’
‘Wacht nou even. Wat heeft ze dan gezegd?’ Dit sloeg helemaal nergens op.
Edward haalde diep adem en vermande zich. ‘Leah was onnodig bot. Ik zal niet doen alsof ik begrijp waarom Bella jou niet kan loslaten, maar ik weet wel dat ze zich niet zo gedraagt om jou te laten lijden. Ze vindt het verschrikkelijk dat ze je zo veel pijn doet, en mij ook, door telkens te vragen of je wilt blijven. Wat Leah zei ging echt te ver. Bella huilt al…’
‘Ho – heeft Leah Bella uitgekafferd vanwege míj?’
Hij knikte kort en afgemeten. ‘Ze heeft het nogal hartstochtelijk voor je opgenomen.’
Jemig. ‘Daar heb ik niet om gevraagd.’
‘Dat weet ik.’
Ik rolde met mijn ogen. Natuurlijk wist hij dat. Hij wist alles.
Maar dat was nogal wat voor Leah. Ongelooflijk. Leah die als méns bij de bloedzuigers naar binnen wandelde om te klagen over hoe ík behandeld werd.
‘Ik kan je niet beloven dat ik Leah onder de duim zal houden,’ zei ik tegen hem. ‘Dat zou ik nooit doen. Maar ik zal wel met haar praten, goed? En ik denk niet dat het nog een keer zal gebeuren. Leah is niet iemand die dingen opkropt, dus waarschijnlijk heeft ze haar hart nu wel gelucht.’
‘Dat zou ik denken, ja.’
‘Ik zal het ook aan Bella uitleggen. Ze hoeft zich er niet rot om te voelen. Dit is mijn ding.’
‘Dat heb ik al tegen haar gezegd.’
‘Uiteraard. Gaat het wel met haar?’
‘Ze slaapt. Rose is bij haar.’
Dus de psychopate was nu opeens ‘Rose’. Hij was echt volledig overgelopen naar de duistere kant.
Daar ging hij niet op in, maar hij gaf wel een uitgebreider antwoord op mijn vraag. ‘Ze voelt zich op sommige punten beter. Afgezien van Leahs woedeuitbarsting en het daaruit voortvloeiende schuldgevoel.’
Beter. Omdat Edward het monster kon horen was alles opeens koek en ei. Heel fijn.
‘Het gaat wel iets verder dan dat,’ mompelde hij. ‘Nu ik de gedachten van de baby kan horen, is het duidelijk dat hij of zij al een aantal bijzonder goed ontwikkelde mentale vaardigheden heeft. Hij begrijpt ons, tot op zekere hoogte.’
Mijn mond viel open. ‘Meen je dat?’
‘Ja. Hij lijkt nu enigszins te beseffen wat haar pijn doet. Dat probeert hij zoveel mogelijk te voorkomen. Hij… hóúdt van haar. Nu al.’
Ik staarde Edward aan met het gevoel dat mijn ogen uit hun kassen zouden rollen. En onder dat ongeloof begreep ik meteen dat dit de doorslaggevende factor was geweest. Dít had Edward veranderd – het feit dat het monster hem overtuigd had van zijn liefde. Hij kon het niet haten, omdat het van Bella hield. Daarom kon hij mij waarschijnlijk ook niet haten. Maar er was wel één groot verschil. Ik maakte haar niet langzaam kapot.
Edward deed net alsof hij dat allemaal niet gehoord had en vervolgde zijn verhaal. ‘Ik ben ervan overtuigd dat hij al veel verder ontwikkeld is dan wij dachten. Als Carlisle terugkomt…’
‘Zijn ze nog niet terug?’ vroeg ik scherp. Ik dacht aan Sam en Jared die de weg in de gaten hielden. Zouden ze zich afvragen wat er allemaal aan de hand was?
‘Alice en Jasper wel. Carlisle heeft al het bloed waar hij de hand op heeft weten te leggen naar huis gestuurd, maar het was niet zoveel als hij had gehoopt – Bella is hier zo doorheen met haar toegenomen eetlust. Carlisle probeert nu ergens anders nog meer bloed te krijgen. Ik denk niet dat het nog nodig is, maar hij wil voor de zekerheid een reservevoorraad aanleggen.’
‘Waarom is het niet nodig? Je zegt toch zelf dat ze hier zo doorheen is?’
Ik merkte dat hij heel zorgvuldig naar mijn reactie keek en luisterde terwijl hij het uitlegde. ‘Ik probeer Carlisle over te halen om zodra hij weer terug is de baby ter wereld te brengen.’
‘Wát?’
‘Het kind lijkt zijn best te doen om niet te wild te bewegen, maar dat valt niet mee. Hij is te groot geworden. Het is gekkenwerk om nog te wachten terwijl hij al zoveel verder ontwikkeld is dan Carlisle vermoedde. Bella is te kwetsbaar om het nog langer uit te stellen.’
Mijn hele wereld kwam vandaag op losse schroeven te staan. Eerst was ik er helemaal van uitgegaan dat Edward het ding zou blijven haten. En nu besefte ik dat ik die vier dagen als een vast gegeven had beschouwd. Ik had erop gerekend.
Ik zag de eindeloze oceaan van verdriet die zich voor me uitstrekte en deed mijn best om te blijven ademen.
Edward wachtte. Ik staarde naar zijn gezicht terwijl ik tot rust probeerde te komen, en toen merkte ik opeens nog een andere verandering op.
‘Je denkt dat ze het gaat halen,’ fluisterde ik.
‘Ja. Daar wilde ik het ook nog even met je over hebben.’
Ik kon niets zeggen. Na een tijdje praatte hij verder.
‘Ja,’ herhaalde hij. ‘Het was belachelijk gevaarlijk om te blijven wachten tot het kind er klaar voor was, zoals wij tot nu toe hebben gedaan. Het had elk moment afgelopen kunnen zijn. Maar als we zelf het initiatief nemen en snel handelen zie ik niet in waarom het niet goed zou gaan. Het helpt ontzettend dat ik kan horen wat het kind denkt. Gelukkig zijn Bella en Rose het met me eens. Ze weten nu dat het niet schadelijk is voor het kind als we in actie komen, en volgens mij moet het lukken.’
‘Wanneer komt Carlisle terug?’ vroeg ik fluisterend. Ik kreeg nog steeds geen lucht.
‘Rond twaalf uur morgenmiddag.’
Mijn knieën begaven het. Ik moest de auto vastgrijpen om mezelf overeind te houden. Edward stak zijn armen naar me uit alsof hij me wilde ondersteunen, maar bedacht zich toen en liet zijn handen zakken.
‘Het spijt me,’ fluisterde hij. ‘Het spijt me echt dat we je zo veel verdriet bezorgen, Jacob. Jij haat mij, maar ik moet eerlijk zeggen dat dat niet wederzijds is. Ik beschouw jou op een bepaalde manier als… als mijn broer. Als mijn wapenbroeder, in elk geval. Ik betreur jouw leed meer dan jij beseft. Maar Bella zál het overleven,’ en zijn stem werd fel, agressief zelfs, ‘en ik weet dat dat voor jou het allerbelangrijkste is.’
Hij zou wel gelijk hebben. Het was moeilijk te zeggen. Mijn hoofd tolde.
‘Ik vind het dan ook heel vervelend om dit nu te doen, terwijl je al zoveel aan je hoofd hebt, maar het mag duidelijk zijn dat we nog maar weinig tijd hebben. Ik moet je iets vragen – ik zal je erom smeken, als het nodig is.’
‘Ik ben helemaal leeg,’ stootte ik uit.
Zijn hand ging weer omhoog, alsof hij hem op mijn schouder wilde leggen, maar hij liet hem opnieuw zakken en slaakte een zucht.
‘Ik weet hoeveel je al gegeven hebt,’ zei hij zacht. ‘Maar dit is iets wat alleen jij kunt doen. Ik vraag dit aan de ware alfa, Jacob. Ik vraag dit aan de erfgenaam van Ephraim.’
Ik was allang niet meer in staat om te reageren.
‘Ik wil dat je ons toestemming geeft om af te wijken van wat we in het verdrag met Ephraim hebben afgesproken. Ik wil dat je voor ons een uitzondering maakt. Ik vraag je toestemming om haar leven te redden. Je weet dat het hoe dan ook zal gebeuren, maar ik wil mijn uiterste best doen om me aan mijn woord houden. Het is nooit onze bedoeling geweest om onze belofte terug te nemen, en we doen dit nu niet zomaar. Ik vraag om je begrip, Jacob, want jij weet precies waarom we dit doen. Ik wil dat het bondgenootschap tussen onze families blijft bestaan als dit achter de rug is.’
Ik probeerde te slikken. Sam, dacht ik. Je moet Sam hebben.
‘Nee. Sam heeft niet het echte gezag. Dat heb jij. Jij zult zijn plek nooit voor jezelf opeisen, maar jij bent de enige die mijn verzoek officieel kan inwilligen.’
Het is niet aan mij om die beslissing te nemen.
‘Jawel, Jacob, en dat weet jij ook. Jouw antwoord zal ons veroordelen of vrijspreken. Jij bent de enige die me dit kan geven.’
Ik kan niet nadenken. Ik weet het niet.
‘We hebben niet veel tijd.’ Hij keek over zijn schouder, naar het huis.
Nee, er was geen tijd. Mijn paar dagen waren een paar uur geworden.
Ik weet het niet. Ik moet er even over nadenken, goed?
‘Natuurlijk.’
Ik ging op weg naar het huis en hij kwam achter me aan. Vreemd hoe weinig moeite het kostte om naast een vampier door het donker te lopen. Het voelde niet onveilig, zelfs niet ongemakkelijk eigenlijk. Het voelde alsof ik naast iedere willekeurige ander liep. Nou ja, iedere willekeurige stinkerd dan.
Er bewoog iets in het struikgewas aan de rand van het grote gazon en er klonk een zacht gejank. Seth worstelde zich door de varens en kwam met grote sprongen op ons af.
‘Hé, jochie,’ prevelde ik.
Hij boog zijn kop en ik gaf hem een schouderklopje.
‘Niks aan de hand,’ loog ik. ‘Ik leg het je later nog wel uit. Sorry dat ik er zo plotseling vandoor ging.’
Hij grijnsde naar me.
‘Hé, zeg maar tegen je zus dat ze een beetje rustig aan moet doen, goed? Het is mooi geweest.’
Seth knikte kort.
Ik gaf hem een duwtje tegen zijn flank. ‘Hup, aan het werk. Ik kom je zo aflossen.’
Seth leunde tegen me aan, duwde even terug en rende toen weer naar de bomen.
‘Hij heeft een van de puurste, oprechtste, áárdigste zielen die ik ooit gehoord heb,’ mompelde Edward toen hij uit het zicht was. ‘Je mag jezelf gelukkig prijzen dat je zijn gedachten mag delen.’
‘Dat weet ik,’ gromde ik.
We liepen verder naar het huis, en keken allebei met een ruk op toen we iemand door een rietje hoorden zuigen. Edward kreeg opeens haast. Hij snelde de verandatrap op en was verdwenen.
‘Bella, liefste, ik dacht dat je lag te slapen,’ hoorde ik hem zeggen. ‘Het spijt me, anders was ik nooit weggegaan.’
‘Het is niet erg. Ik had gewoon zo'n dorst dat ik er wakker van werd. Het is maar goed dat Carlisle nog meer is gaan halen. Dat kind zal het nodig hebben als hij mijn buik uit is.’
‘Dat is waar. Goed punt.’
‘Ik vraag me af of hij ook iets anders zal willen,’ peinsde ze.
‘Daar komen we vanzelf wel achter, denk ik.’
Ik liep naar binnen.
Alice zei: ‘Eindelijk’, en Bella's ogen schoten mijn kant op. Heel even liet ze die gekmakende, onweerstaanbare glimlach zien. Toen verflauwde hij en haar gezicht betrok. Haar mondhoeken zakten naar beneden, alsof ze haar best moest doen om niet te gaan huilen.
Ik had zin om Leah recht in haar gezicht te stompen.
‘Hé, Bells,’ zei ik vlug. ‘Hoe gaat-ie?’
‘Prima,’ zei ze.
‘Grote dag vandaag, hè? Al die nieuwe dingen.’
‘Doe nou maar niet, Jacob.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei ik terwijl ik op de armleuning naast haar hoofd op de bank ging zitten. Edward had de grond daar al in beslag genomen.
Ze keek me verwijtend aan. ‘Het sp…’ begon ze.
Ik klemde haar lippen tussen mijn duim en wijsvinger.
‘Jake,’ mompelde ze terwijl ze mijn hand weg probeerde te trekken. Het was zo'n zwakke poging dat ik bijna niet kon geloven dat ze echt haar best deed.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Je mag weer praten als je niet zulke stomme dingen zegt.’
‘Best, dan zeg ik het niet,’ leek ze te mompelen.
Ik trok mijn hand weg.
‘Spijt me zo!’ maakte ze snel haar zin af, en toen grijnsde ze.
Ik rolde met mijn ogen en glimlachte terug.
Toen ik in haar ogen keek, zag ik alles waar ik in het park naar had gezocht.
Morgen zou ze iemand anders zijn. Maar ze zou hopelijk nog wel leven, en daar ging het om, nietwaar? Ze zou me met ongeveer dezelfde ogen aankijken. Glimlachen met bijna dezelfde lippen. Ze zou me nog steeds beter kennen dan iedereen die niet recht mijn hoofd in kon kijken.
Leah zou vast interessant gezelschap zijn, misschien zelfs een echte vriendin – iemand die het voor me op zou nemen. Maar ze was niet mijn beste vriend zoals Bella dat was. Naast de onmogelijke liefde die ik voor Bella voelde, hadden we ook nog die andere band, en die ging tot op het bot.
Morgen zou ze mijn vijand worden. Of mijn bondgenoot. En blijkbaar was het aan mij om die beslissing te nemen.
Ik zuchtte.
Best! dacht ik, en ik gaf het allerlaatste wat ik nog te geven had. Ik kreeg er een heel hol gevoel van. Toe maar. Red haar maar. Als erfgenaam van Ephraim Black hebben jullie mijn toestemming, mijn woord, dat dit het verdrag niet zal schenden. De anderen moeten mij de schuld maar geven. Je had gelijk – ze kunnen niet ontkennen dat het mijn recht is om dit toe te staan.
‘Dank je wel.’ Edwards fluistertoon was zo zacht dat Bella het niet hoorde. Maar de woorden klonken zo hartstochtelijk dat ik vanuit mijn ooghoek zag hoe de andere vampiers zich verbaasd omdraaiden.
‘En,’ vroeg Bella in een poging tot een terloops gesprek. ‘Hoe was jouw dag?’
‘Geweldig. Stukje gereden. Beetje in het park gehangen.’
‘Klinkt leuk.’
‘Tuurlijk, tuurlijk.’
Plotseling trok ze een grimas. ‘Rose?’ vroeg ze.
Ik hoorde Blondie grinniken. ‘Alweer?’
‘Ik heb het afgelopen uur zevenenhalve liter gedronken,’ legde Bella uit.
Edward en ik gingen allebei opzij toen Rosalie naar de bank kwam om Bella op te tillen en naar de wc te dragen.
‘Mag ik lopen?’ vroeg Bella. ‘Mijn benen zijn zo stijf.’
‘Weet je het zeker?’ vroeg Edward.
‘Rose vangt me wel op als ik struikel. Wat me trouwens niets zou verbazen, want ik zie mijn voeten niet meer.’
Rosalie zette Bella voorzichtig overeind en legde haar handen op Bella's schouders. Bella strekte haar armen voor zich uit en kromp even in elkaar.
‘Dat voelt goed,’ zuchtte ze. ‘Bah, ik ben echt enorm.’
En dat was ook zo. Haar buik was een werelddeel op zich.
‘Nog één dag,’ zei ze en ze gaf een klopje op haar buik.
Ik kon de felle, plotselinge pijnscheut die door mijn lijf trok niet tegenhouden, maar ik probeerde het niet te laten merken. Ik kon nog wel één dagje doen alsof, toch?
‘Daar gaan we dan. Oeps – o nee!’
De beker die Bella op de bank had laten staan viel om en het donkerrode bloed stroomde over de lichte stof.
Automatisch, hoewel drie paar handen haar voor waren, boog Bella zich naar voren om hem op te vangen.
Er klonk angstaanjagend, gedempt scheurend geluid vanuit het midden van haar lijf.
‘O!’ hijgde ze.
En toen werd ze helemaal slap en zakte in elkaar. Rosalie ving haar meteen op, voor ze kon vallen. Edward stond er ook al, met uitgestoken handen – de vieze bank was vergeten.
‘Bella?’ vroeg hij, en toen werden zijn ogen glazig en vertrok zijn gezicht van paniek.
Een halve seconde later begon Bella te schreeuwen.
Het was niet zomaar een schreeuw, het was een ijzingwekkende gil van pijn. Het afschuwelijke gekrijs eindigde in een gorgelend geluid en haar ogen rolden terug in hun kassen. Haar lichaam begon te schokken en kromde zich in Rosalies armen. En toen braakte Bella een fontein van bloed uit.