26. Schitteren

‘Ik weet niet of we dit wel aan Renée moeten vertellen,’ zei Charlie aarzelend met één voet buiten de deur. Hij rekte zich uit en zijn maag knorde.

Ik knikte. ‘Je hebt gelijk. Ik ben bang dat ik haar de stuipen op het lijf jaag. We kunnen haar beter beschermen. Dit is niet voor de bangeriken onder ons.’

Hij trok een spijtige grimas. ‘Ik zou ook geprobeerd hebben om jou te beschermen, als ik had geweten hoe. Maar jij bent ook nooit een bangerik geweest, hè?’

Ik glimlachte terug en zoog een verschroeiende ademteug naar binnen door mijn tanden.

Charlie klopte afwezig op zijn buik. ‘Ik bedenk wel iets. We hebben nog tijd genoeg om het erover te hebben, toch?’

‘Zeker,’ beloofde ik.

Ergens was het een heel lange dag geweest, en tegelijkertijd was de tijd ontzettend snel gegaan. Charlie was te laat voor het eten – Billy en hij waren bij Sue Clearwater uitgenodigd. Dat zou een behoorlijk ongemakkelijke avond voor hen worden, maar hij kreeg in elk geval wel een fatsoenlijke maaltijd. Ik was blij dat iemand ervoor zorgde dat hij niet verhongerde, want zelf kreeg hij nog steeds niets voor elkaar in de keuken.

Door de spanning waren de minuten voorbijgekropen; Charlie had zijn verkrampte schouders geen moment laten ontspannen. Maar hij had ook geen haast gehad om weg te gaan. Hij had twee hele wedstrijden uitgezeten – godzijdank was hij zo in gedachten verzonken geweest dat hij niets gemerkt had van Emmetts insinuerende opmerkingen die steeds nadrukkelijker werden en steeds minder met football te maken hadden –, toen de nabeschouwingen en toen het journaal, en hij was pas weer in beweging gekomen toen Seth hem op de tijd gewezen had.

‘Je laat mijn moeder en Billy toch niet met het eten zitten hè, Charlie? Kom, tijd om aan tafel te gaan. Vooruit. Bella en Nessie zijn hier morgen ook nog wel.’

Aan Charlies ogen was duidelijk te zien geweest dat hij daar nog niet zo zeker van was, maar hij was toch achter Seth aan naar de deur gelopen. Daar was hij blijven staan en ik kon zien dat hij nog steeds twijfelde. Het weer klaarde op, het regende niet meer. Misschien zou de zon zelfs nog wel even tevoorschijn komen voor hij onderging.

‘Jake zei dat jullie zomaar weg wilden gaan,’ mompelde hij tegen me.

‘Dat zou ik alleen gedaan hebben als het echt niet anders kon. Daarom zijn we er nog.’

‘Hij zei dat jullie nog wel een tijdje konden blijven, maar alleen als ik stalen zenuwen had en mijn mond kon houden.’

‘Dat is ook zo… Maar ik kan niet beloven dat we nooit zullen vertrekken, papa. Het is nogal ingewikkeld…’

‘Alleen wat ik echt moet weten,’ hielp hij me herinneren.

‘Juist.’

‘Maar je komt toch nog wel op bezoek, als jullie weg moeten?’

‘Dat beloof ik, pap. Nu weet je nét genoeg, en volgens mij moet het zo gaan lukken. We kunnen elkaar net zo vaak zien als jij wilt.’

Hij kauwde even op zijn onderlip, boog zich toen langzaam naar me toe en spreidde behoedzaam zijn armen. Ik verschoof Renesmee, die nu lag te slapen, naar mijn linkerarm, beet op mijn kiezen, hield mijn adem in en sloeg mijn rechterarm toen heel lichtjes om zijn warme, zachte middel.

‘Vaak, Bells,’ mompelde hij. ‘Ik wil je niet kwijt.’

‘Ik hou van je, papa,’ fluisterde ik met opeengeklemde kiezen.

Hij huiverde en trok zich los. Ik liet mijn arm zakken.

‘Ik ook van jou, meisje. Wat er ook allemaal veranderd is, dát niet.’ Hij streek met één vinger over Renesmees roze wangetje. ‘Ze lijkt echt heel erg op jou.’

Ik probeerde achteloos te blijven kijken, ook al voelde ik me helemaal niet zo. ‘Meer op Edward, vind ik.’ Ik aarzelde even en zei toen: ‘Ze heeft jouw krullen.’

Charlie schrok even en snoof toen. ‘Hmm. Geloof het ook. Hmm. Opa.’ Hij schudde bedenkelijk zijn hoofd. ‘En wanneer mag ik haar nou eens vasthouden?’

Ik knipperde geschokt met mijn ogen en riep mezelf vlug tot de orde. Ik dacht er een halve seconde over na, keek nog eens goed naar Renesmee, die echt als een roosje leek te slapen, en besloot mijn geluk toen maar tot het uiterste op de proef te stellen, aangezien het toch al de hele dag zo goed ging…

‘Hier,’ zei ik terwijl ik haar naar hem uitstak. Hij vormde automatisch een onhandig wiegje met zijn armen en ik legde Renesmee erin. Zijn huid was niet zo heet als de hare, maar mijn keel begon te kriebelen toen ik de warmte voelde die onder het dunne vel door stroomde. Op de plek waar mijn witte huid de zijne raakte kreeg hij kippenvel. Ik wist niet zeker of dat een reactie was op mijn nieuwe lichaamstemperatuur of dat het alleen maar tussen zijn oren zat.

Charlie bromde zacht toen hij voelde hoe zwaar ze was. ‘Stevige meid, hoor.’

Ik fronste mijn wenkbrauwen. Ik vond haar altijd zo licht als een veertje. Misschien kon ik het niet goed beoordelen.

‘Stevig is goed,’ zei Charlie toen hij mijn blik zag. Toen mompelde hij binnensmonds: ‘Ze kan maar beter sterk zijn, met al die gekte om haar heen.’ Hij liet haar een beetje veren en wiegde haar heen en weer. ‘Mooiste baby die ik ooit heb gezien. Ze is zelfs nog mooier dan jij was, meisje. Het spijt me, maar zo is het wel.’

‘Dat weet ik.’

‘Mooi baby'tje,’ zei hij opnieuw, maar het klonk bijna kirrend dit keer.

Ik zag aan zijn gezicht hoe hij voor de bijl ging. Charlie stond net zo machteloos tegenover haar toverkunsten als wij allemaal. Ze lag twee seconden in zijn armen en ze had hem nu al volledig in haar macht.

‘Mag ik morgen terugkomen?’

‘Tuurlijk, pap. Uiteraard. We zijn gewoon thuis.’

‘Dat is je geraden ook,’ zei hij streng, maar zijn ogen, die nog steeds naar Renesmee staarden, waren mild. ‘Tot morgen, Nessie.’

‘Niet jij ook al!’

‘Hè?’

‘Ze heet Renesmee. Renée en Esmé, en dan samen. Geen afkortingen.’ Ik deed mijn best om dit keer te kalmeren zonder diep adem te halen. ‘Wil je weten wat haar tweede naam is?’

‘Nou?’

‘Carlie. Met een c. Carlisle en Charlie, en dan samen.’

Ik was verrast toen Charlies gezicht oplichtte door een grijns die zijn ogen deed rimpelen. ‘Dank je wel, Bells.’

‘Jíj bedankt, pap. Er is zoveel veranderd in zo'n korte tijd. Het duizelt me nog steeds. Als ik jou niet zou hebben, zou ik niet weten hoe ik mijn greep op… op de werkelijkheid zou moeten behouden.’ Ik had bijna ‘mijn greep op wie ik was’ gezegd. Dat was waarschijnlijk iets te veel van het goede geweest.

Charlies maag knorde weer.

‘Ga maar eten, papa. We blijven echt.’ Ik wist nog hoe dat was, die eerste ongemakkelijke keer dat je opeens in een sprookjeswereld beland bleek te zijn, en je het gevoel had dat alles in het licht van de opkomende zon zou verdwijnen.

Charlie knikte en gaf Renesmee toen met tegenzin aan me terug. Hij staarde over mijn schouder het huis in en keek met een enigszins verwilderde blik nog even de grote, helder verlichte kamer rond. Iedereen was er nog, behalve Jacob, die ik in de keuken de koelkast hoorde plunderen. Alice zat ontspannen op de onderste tree van de trap met Jaspers hoofd op haar schoot, Carlisle had zich over een dik boek gebogen, Esmé neuriede in zichzelf en maakte schetsen op een tekenblok, Rosalie en Emmett hadden onder de trap de funderingen voor een monumentaal kaartenhuis gelegd en Edward had zich teruggetrokken bij de piano en speelde zachtjes wat voor zich uit. Niets wees erop dat de dag ten einde liep, dat het tijd was om te gaan eten of iets anders te gaan doen ter voorbereiding op de avond. Er was iets ongrijpbaars veranderd in de sfeer die er in huis hing. De Cullens deden niet zo hun best als anders – er waren minuscule barstjes in de menselijke façade gekomen, net genoeg om Charlie het verschil te laten voelen.

Hij huiverde, schudde zijn hoofd en slaakte een zucht. ‘Tot morgen, Bella.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en zei toen: ‘Je ziet… Je ziet er goed uit, hoor. Ik wen er wel aan.’

‘Bedankt, pap.’

Charlie knikte en liep peinzend naar zijn auto. Ik keek hem na toen hij wegreed, en pas toen ik zijn banden de snelweg op hoorde draaien besefte ik dat het me gelukt was. Ik was de hele dag doorgekomen zonder Charlie iets aan te doen. Helemaal in mijn eentje. Dat móést wel een gave zijn!

Het leek te mooi om waar te zijn. Zou ik echt bij mijn nieuwe familie kunnen zijn en ook nog een deel van mijn oude leven kunnen behouden? En ik had gisteren al zo'n volmaakte dag gevonden.

‘Wauw,’ fluisterde ik. Ik knipperde met mijn ogen en voelde het derde paar lenzen uiteenvallen.

Het pianospel hield op. Edward sloeg zijn armen om mijn middel en legde zijn kin op mijn schouders.

‘Je haalt me het woord uit de mond.’

‘Edward, het is me gelukt!’

‘Inderdaad. Je was ongelooflijk. Al die zorgen over de nieuwelingenfase, en dan sla je hem gewoon over.’ Hij lachte zachtjes.

‘Ik weet niet eens zeker of ze wel een vampier is, laat staan een nieuweling,’ riep Emmett vanonder de trap. ‘Ze is zo tám.’

Opeens hoorde ik alle gênante opmerkingen weer die hij had gemaakt, waar mijn vader bij was geweest nota bene, en het was waarschijnlijk maar goed dat ik Renesmee vasthield. Ik kon mijn reactie echter niet helemaal onderdrukken en gromde zachtjes.

‘Oeoeoe, eng hoor,’ lachte Emmett.

Ik siste en Renesmee bewoog in mijn armen. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en keek toen verbaasd om zich heen. Ze snuffelde en bracht haar handje naar mijn gezicht.

‘Charlie is er morgen weer,’ stelde ik haar gerust.

‘Te gek,’ zei Emmett. Dit keer lachte Rosalie met hem mee.

‘Niet zo slim, Emmett,’ zei Edward smalend terwijl hij zijn handen uitstak om Renesmee van me over te nemen. Toen ik aarzelde gaf hij me een knipoog, dus ik gaf haar een beetje verward aan.

‘Hoe bedoel je?’ wilde Emmett weten.

‘Vind je het zelf ook niet een beetje dom om de sterkste vampier van het huis tegen je in het harnas te jagen?’

Emmett gooide zijn hoofd in zijn nek en snoof. ‘Alsjeblieft, zeg!’

‘Bella,’ mompelde Edward terwijl Emmett zijn oren spitste, ‘weet je nog dat ik een paar maanden geleden vroeg of je me een lol wilde doen als je eenmaal onsterfelijk was geworden?’

Dat deed ergens vaag een belletje rinkelen. In gedachten doorzocht ik mijn wazige menselijke herinneringen. Na een tijdje wist ik het weer en ik riep: ‘O!’

Alice liet een lange, jubelende lach horen. Jacob stak met een mond vol eten zijn hoofd om de hoek.

‘Wat dan?’ gromde Emmett.

‘Echt?’ vroeg ik aan Edward.

‘Echt,’ antwoordde hij.

Ik haalde diep adem. ‘Emmett, heb je zin in een weddenschapje?’

Hij stond meteen overeind. ‘Altijd. Kom maar op.’

Ik beet even op mijn lip. Hij was zo gróót.

‘Of durf je soms niet?’ opperde Emmett.

Ik rechtte mijn schouders. ‘Jij en ik. Armdrukken. Eettafel. Nu.’

Emmetts grijns werd breder.

‘Eh, Bella,’ zei Alice vlug. ‘Ik geloof dat Esmé erg op die tafel gesteld is. Hij is antiek.’

‘Bedankt,’ mimede Esmé tegen haar.

‘Geen probleem,’ zei Emmett met een stralende glimlach. ‘Deze kant op, Bella.’

Ik liep met hem mee door de achterdeur, richting de garage, en ik hoorde de anderen achter ons aankomen. Vlak bij de rivier lag een groot granieten rotsblok, omringd door een berg kleinere keien, en daar was Emmett duidelijk naar op weg. Het grote blok liep enigszins rond en was niet helemaal gelijkmatig, maar het was goed genoeg.

Emmett zette zijn elleboog op de rots en wenkte me naar voren.

Ik werd meteen weer zenuwachtig toen ik de dikke spieren in Emmetts arm zag opbollen, maar ik liet niets merken. Edward had beloofd dat ik een tijdlang sterker zou zijn dan wie dan ook. Daar leek hij absoluut van overtuigd, en ik vóélde me ook sterk. Zó sterk? vroeg ik me af terwijl ik naar Emmetts biceps keek. Maar ik was nog geen twee dagen oud, en dat moest toch ook wat waard zijn. Tenzij bij mij niets normaal ging. Misschien was ik wel niet zo sterk als een gewone nieuweling. Misschien kon ik mezelf daarom zo goed beheersen.

Ik probeerde een heel onbekommerd gezicht te trekken terwijl ik mijn elleboog op de steen zette.

‘Goed, Emmett. Als ik win, mag je nooit meer een woord over mijn seksleven zeggen, zelfs niet tegen Rose. Geen toespelingen, geen insinuerende opmerkingen – niets.’

Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Deal. Als ik win, wordt het nog veel en veel erger.’

Hij hoorde dat ik mijn adem inhield en grijnsde kwaadaardig. Er was geen spoortje bluf te zien in zijn ogen.

‘Je krabbelt toch niet terug, zusje van me?’ vroeg Emmett pesterig. ‘Jij bent niet zo'n wilde, hè? Ik durf te wedden dat er nog geen krasje te zien is in dat huisje van jullie.’ Hij lachte. ‘Heeft Edward al verteld hoeveel huizen Rose en ik hebben afgebroken?’

Ik klemde mijn kiezen op elkaar en greep zijn grote hand vast. ‘Eén, twee…’

‘Drie,’ gromde hij, en hij begon tegen mijn hand te duwen.

Er gebeurde niets.

O, ik voelde heus wel dat hij kracht zette. Mijn nieuwe hersenen leken erg goed in het maken van allerlei berekeningen, en daarom wist ik zeker dat als zijn hand geen weerstand zou ondervinden, hij zonder moeite recht door de rots zou gaan. De druk nam toe, en ik vroeg me onwillekeurig af of een vrachtwagen vol beton die met vijfenzestig kilometer per uur een steile helling af reed net zo veel impact zou hebben. Tachtig kilometer per uur? Vijfennegentig? Meer nog, waarschijnlijk.

Het was niet genoeg om mij in beweging te krijgen. Zijn hand duwde met een verpletterende kracht tegen de mijne, maar het voelde niet vervelend. Het voelde op een rare manier eigenlijk best goed. Ik was zo voorzichtig geweest sinds ik voor het laatst wakker was geworden, had zo mijn best gedaan om niets kapot te maken, dat het een vreemde opluchting was om eindelijk mijn spieren te kunnen gebruiken. Om de kracht te laten stromen in plaats van mijn uiterste best te moeten doen om hem in te dammen.

Emmett kreunde, er kwamen rimpels in zijn voorhoofd en zijn hele lijf spande zich in één stijve rechte lijn aan in de richting van mijn onbeweeglijke hand. Ik liet hem een tijdje zweten – bij wijze van spreken dan – terwijl ik genoot van het gevoel van de ongelooflijke kracht die door mijn arm liep.

Maar na een paar seconden begon ik me te vervelen. Ik spande mijn spieren aan en Emmetts hand verschoof twee centimeter.

Ik lachte. Emmett gromde hard door zijn tanden.

‘En nou wil ik er niks meer over horen,’ zei ik tegen hem, en toen duwde ik zijn hand hard tegen het rotsblok. Een oorverdovend gekraak weerkaatste tussen de bomen. De rots trilde en er brak een groot stuk af langs een onzichtbare breuklijn, ongeveer een achtste van het geheel. Het stuk kwam op Emmetts voet terecht en ik gniffelde. Ik hoorde Jacob en Edward gesmoord lachen.

Emmett schopte het rotsblok de rivier over. Het hakte een jonge esdoorn doormidden en kwam vervolgens met een dreun neer aan de voet van een grote spar, die even wiebelde en toen tegen een andere boom aan viel.

‘Revanche. Morgen.’

‘Zo snel gaat het niet over, hoor,’ zei ik tegen hem. ‘Misschien kun je beter nog even een maandje wachten.’

Emmett gromde en liet zijn tanden zien. ‘Morgen.’

‘Joh, als jij daar gelukkig van wordt, grote broer van me.’

Emmett draaide zich om en wilde boos weglopen, maar gaf eerst nog een harde dreun op het graniet zodat er een regen van rotssplinters en gruis naar beneden viel. Misschien een beetje kinderachtig, maar ik vond het stiekem best leuk dat hij zo op mijn overwinning reageerde.

Gefascineerd door het onomstotelijke bewijs dat ik sterker was dan de sterkste vampier die ik ooit had gekend, legde ik mijn hand met gespreide vingers op de rots. Toen duwde ik mijn vingers langzaam naar beneden, zonder veel druk te zetten: ik verbrijzelde de steen gewoon. De textuur deed me een beetje denken aan harde kaas. Even later had ik een handvol puin vast.

‘Vet,’ mompelde ik.

Met een brede grijns op mijn gezicht draaide ik snel om mijn as en deelde met de zijkant van mijn hand een soort karatemep uit aan de steen. De steen knarste en kraakte en brak in een grote stofwolk doormidden.

Ik begon te giechelen.

Ik lette nauwelijks op het gegrinnik achter me terwijl ik de rest van het blok aan stukken stompte en schopte. Ik vond het veel te leuk en kon niet ophouden met gniffelen. Pas toen ik een ander soort gegiechel hoorde, als hoge, tinkelende belletjes, hield ik op met mijn flauwe spelletje.

‘Lachte ze nou net?’

Iedereen stond naar Renesmee te staren met dezelfde stomverbaasde blik die ik ongetwijfeld ook op mijn gezicht had.

‘Ja,’ zei Edward.

‘Het was ook wel tamelijk lachwekkend,’ mompelde Jake terwijl hij met zijn ogen rolde.

‘Jij hebt je vast ook wel even laten gaan toen je voor het eerst door het bos rende, hond,’ zei Edward plagerig, maar zonder een spoor van vijandigheid in zijn stem.

‘Dat was anders,’ zei Jacob, en ik keek verbluft toe hoe hij Edward een goedmoedige klap tegen zijn schouder gaf. ‘Bella is zogenaamd volwassen. Een getrouwde moeder en zo. Dat vraagt toch om wat meer waardigheid, of niet soms?’

Renesmee fronste haar voorhoofd en raakte Edwards gezicht aan.

‘Wat wil ze?’ vroeg ik.

‘Minder waardigheid,’ zei Edward grijnzend. ‘Ze vond het haast net zo leuk als ik om te zien hoeveel lol je had.’

‘Ben ik grappig?’ vroeg ik aan Renesmee, terwijl ik naar haar toe rende en we tegelijkertijd onze armen naar elkaar uitstaken. Ik nam haar over van Edward en gaf haar de rotssplinter die ik in mijn hand had.

Ze glimlachte haar betoverende glimlach en pakte de steen met beide handen vast. Ze kneep, en er kwam een klein deukje tussen haar wenkbrauwen van concentratie.

Er klonk een heel zacht schurend geluidje en er viel een piepklein beetje gruis naar beneden. Ze fronste en gaf de splinter terug aan mij.

‘Ik snap het al,’ zei ik terwijl ik de steen tot zand verpulverde.

Ze klapte lachend in haar handjes, en dat klonk zo verrukkelijk dat we allemaal meededen.

Plotseling brak de zon door de wolken en wierp lange, gouden en robijnrode stralen over ons groepje van tien. Ik was meteen helemaal van mijn stuk gebracht toen ik zag hoe mooi mijn huid was in het licht van de ondergaande zon.

Renesmee aaide over de gladde, diamanten facetten en legde haar arm toen naast de mijne. Haar huid had slechts een lichte glans, heel subtiel en geheimzinnig. Niet iets waardoor ze op een zonnige dag binnen zou moeten blijven, zoals ik met mijn glinsterende gefonkel. Ze raakte mijn gezicht aan en dacht een beetje misnoegd aan het verschil.

‘Jij bent de allermooiste,’ stelde ik haar gerust.

‘Ik weet niet zeker of ik het daar wel mee eens ben,’ zei Edward, maar toen ik me naar hem omdraaide om antwoord te geven, kon ik door het zonlicht op zijn gezicht geen woord meer uitbrengen.

Jacob hield zijn hand voor zijn gezicht en deed alsof hij zijn ogen beschermde tegen het felle licht. ‘Freaky Bella,’ zei hij.

‘Ze is werkelijk wonderbaarlijk,’ mompelde Edward bijna instemmend, alsof Jacobs opmerking als compliment bedoeld was. Hij was tegelijkertijd verblindend en verblind.

Het voelde vreemd – en dat was waarschijnlijk ook wel logisch, aangezien alles momenteel vreemd voelde – om ergens zo goed in te zijn. Als mens was ik nooit ergens de beste in geweest. Ik had heel aardig voor Renée gezorgd, maar een heleboel mensen hadden het vast stukken beter gedaan; Phil leek het ook prima aan te kunnen. Ik was een goede leerling, maar nooit de beste van de klas. Over alles wat met sport te maken had hoefden we het natuurlijk niet eens te hebben. Ik was niet kunstzinnig of muzikaal, had geen bijzondere talenten om over op te scheppen. Er werden nooit prijzen uitgereikt voor boeken lezen. Na achttien jaar middelmatigheid was ik er eigenlijk wel aan gewend dat ik maar heel gewoontjes was. Nu besefte ik dat ik al lang geleden alle ambitie om ergens in uit te blinken had opgegeven. Ik maakte er gewoon het beste van en bleef altijd een beetje een buitenbeentje.

Dit was wel even wat anders. Opeens liet ik iedereen – mezelf én anderen – versteld staan. Ik was een geboren vampier. Daar moest ik bijna om lachen, maar ik ging er ook bijna van zingen. Ik had mijn ware plek in de wereld gevonden, de plek waar ik thuishoorde, waar ik schitterde.