10. Waarom ben ik niet gewoon weggelopen? O ja, dat is waar ook, omdat ik een domme sukkel ben

Ik had het gevoel alsof – alsof ik weet niet wat. Alsof dit niet echt was. Alsof ik in een of andere gothic versie van een slechte comedyserie was beland. In plaats van de computernerd die op het punt stond de aanvoerster van het cheerleaderteam mee naar het eindbal te vragen, was ik de afgewezen weerwolf die op het punt stond aan de vrouw van de vampier te vragen of we eens even lekker zouden rollebollen om ons voort te planten. Fijn.

Nee, ik deed het niet. Het was gestoord en verkeerd. Ik zou vergeten wat hij had gezegd en er niet meer aan denken.

Maar ik zou wel met haar praten. Ik zou mijn best doen om haar te laten luisteren.

Ook al zou ze dat toch niet doen. Zoals gewoonlijk.

Edward gaf geen antwoord of commentaar op mijn gedachten terwijl hij vooropliep naar het huis. Ik vroeg me af waarom hij juist op die ene plek was blijven staan. Konden de anderen zijn gefluister daar niet horen, omdat het te ver bij het huis vandaan was? Was dat de reden?

Zou kunnen. Toen we weer binnenkwamen, hadden de andere Cullens een argwanende en niet-begrijpende blik in hun ogen. Niemand keek walgend of woedend. Dan hadden ze dus niet gehoord om welke twee gunsten Edward me had gevraagd.

Ik bleef aarzelend in de deuropening staan en wist niet goed wat ik nu moest doen. Bij de deur was het beter uit te houden, daar waaide tenminste nog wat frisse lucht naar binnen.

Edward liep met stijve schouders terug naar de anderen. Bella keek hem bezorgd aan en vervolgens schoten haar ogen even naar mij. Daarna keek ze weer naar hem.

Haar gezicht werd bleekgrijs en ik zag wat hij bedoeld had toen hij zei dat ze alleen maar zieker werd als ze zich zorgen maakte.

‘Jacob en Bella moeten even onder vier ogen met elkaar praten,’ zei Edward. Zijn stem was volstrekt toonloos. Robotachtig.

‘Over mijn berg as,’ beet Rosalie hem toe. Ze stond nog steeds bij Bella's hoofd over de bank gebogen, met een van haar koude handen bezitterig op Bella's ingevallen wang.

Edward keurde haar geen blik waardig. ‘Bella,’ zei hij op diezelfde holle toon. ‘Jacob wil met je praten. Durf je alleen te zijn met hem?’

Bella keek me verward aan. Toen keek ze naar Rosalie.

‘Rose, toe maar. Jacob zal ons geen pijn doen. Ga maar met Edward mee.’

‘Misschien is het wel een valstrik,’ waarschuwde het blondje.

‘Ik zou niet weten hoe,’ zei Bella.

‘Carlisle en ik blijven bij jou, Rosalie, dus je kunt ons de hele tijd in de gaten houden,’ zei Edward. Zijn emotieloze stem sloeg over toen zijn boosheid even de overhand kreeg. ‘Wij zijn degenen voor wie ze bang is.’

‘Nee,’ fluisterde Bella. Haar ogen waren vochtig, haar wimpers nat. ‘Nee, Edward. Ik ben niet…’

Hij schudde zijn hoofd en glimlachte flauwtjes. Het deed pijn om te zien. ‘Zo bedoelde ik het niet, Bella. Niets aan de hand. Maak je om mij maar geen zorgen.’

Misselijkmakend. Hij had gelijk – ze gaf zichzelf ervan langs omdat ze bang was dat ze hem had gekwetst. Dat kind was een ware martelares. Ze was gewoon helemaal in de verkeerde eeuw geboren. Ze had in een tijd moeten leven waarin ze zichzelf voor een of ander nobel doel voor een stel leeuwen had kunnen werpen.

‘Vooruit,’ zei Edward terwijl hij stijfjes met zijn hand naar de deur gebaarde. ‘Alsjeblieft.’

De kalme houding die hij voor Bella probeerde te bewaren wankelde. Ik kon zien dat hij op het punt stond weer in de brandende man te veranderen die hij buiten was geweest. De anderen zagen het ook. Zwijgend liepen ze de deur uit terwijl ik een pas opzij deed. Ze waren snel: mijn hart klopte twee keer en toen was iedereen weg, behalve Rosalie, die aarzelend midden in de kamer was blijven staan, en Edward, die nog steeds bij de deur stond te wachten.

‘Rose,’ zei Bella zacht. ‘Ik wil dat je gaat.’

Het blondje keek woedend naar Edward en gaf aan dat hij eerst moest. Hij verdween naar buiten. Ze wierp me een lange, dreigende blik toe en toen ging zij ook.

Zodra we alleen waren liep ik de kamer door en ging naast Bella op de grond zitten. Ik pakte haar koude handen en wreef ze warm tussen de mijne.

‘Dank je wel, Jake. Dat is lekker.’

‘Ik zal niet liegen, Bella. Je ziet er afschuwelijk uit.’

‘Ik weet het,’ zuchtte ze. ‘Ik ben doodeng.’

‘Monster-uit-het-moeras-achtig eng,’ beaamde ik.

Ze schoot in de lach. ‘Ik ben zo blij dat je er bent. Het is fijn om te lachen. Ik weet niet hoeveel ellende ik nog aankan.’

Ik rolde met mijn ogen.

‘Oké, goed dan,’ zei ze. ‘Ik doe het mezelf aan.’

‘Inderdaad. Wat bezielt je in vredesnaam, Bella? Ongelooflijk!’

‘Heeft hij gevraagd of je tegen me wilde schreeuwen?’

‘Zoiets. Hoewel ik niet begrijp waarom hij denkt dat je naar mij zou luisteren. Dat heb je nog nooit gedaan.’

Ze zuchtte.

‘Zie je nou…’ begon ik.

‘Wist je dat “Zie je nou wel” een broertje heeft, Jacob?’ zei ze dwars door me heen. ‘Hij heet “Hou je klep dicht.”’

‘Goeie.’

Ze grijnsde naar me. Haar huid spande strak over haar botten. ‘Niet zelf bedacht, helaas – ik heb 'm uit een aflevering van The Simpsons.’

‘Niet gezien.’

‘Hij was grappig.’

We zwegen een tijdje. Haar handen werden al iets warmer.

‘Heeft hij echt gevraagd of je met me wilde praten?’

Ik knikte. ‘In de hoop dat ik je misschien wat gezond verstand zou kunnen bijbrengen. Onbegonnen werk, natuurlijk.’

‘Waarom heb je dan toegezegd?’

Ik gaf geen antwoord. Ik wist niet of ik dat zelf wel wist.

Maar dit wist ik wel – elke seconde die ik nu met haar doorbracht zou de pijn die ik later zou moeten lijden alleen maar erger maken. Ik was als een junkie met slechts een beperkte hoeveelheid drugs: het einde naderde met rasse schreden. Hoe meer shots ik nu nam, hoe zwaarder het zou zijn als ik straks door mijn voorraad heen was.

‘Het komt wel goed, weet je dat,’ zei ze na een stilte. ‘Dat geloof ik echt.’

Ik kreeg weer een rood waas voor mijn ogen. ‘Heb je ook nog last van zwakzinnigheid?’ snauwde ik.

Ze lachte, hoewel ik zo boos was dat mijn handen trilden rond de hare.

‘Zou kunnen,’ zei ze. ‘Ik zei niet dat het mákkelijk zou worden, Jake. Maar na alles wat ik heb meegemaakt kan ik toch moeilijk níét in magie geloven?’

‘Magíé?’

‘Vooral voor jou,’ zei ze. Ze glimlachte. Ze trok een van haar handen uit de mijne en legde hem tegen mijn wang. Hij was warmer dan net, maar tegen mijn huid voelde hij koel, zoals de meeste dingen. ‘Er hangt magie in de lucht voor jou waardoor alles goed zal komen, meer dan voor wie dan ook.’

‘Waar heb je het over?’

Nog steeds die glimlach. ‘Edward heeft me ooit verteld hoe het voelde – dat inprentding van jullie. Hij zei dat het net zoiets was als in Een midzomernachtsdroom, een soort magie. Jij vindt degene nog wel naar wie je echt op zoek bent, Jacob, en dan wordt de zin van dit alles misschien wel duidelijk.’

Als ze er niet zo breekbaar uit had gezien had ik geschreeuwd.

Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik wel gromde.

‘Als jij denkt dat je deze waanzin kunt verklaren met inprenten…’ Ik kon nauwelijks uit mijn woorden komen. ‘Denk je echt dat dit opeens oké wordt omdat ik op een dag misschien met een onbekend meisje zal inprenten?’ Ik prikte met een vinger naar haar opgezwollen lichaam. ‘Wat heeft het dan voor zin gehad, Bella? Wat heeft het voor zin gehad dat ik van jou gehouden heb? Wat heeft het voor zin gehad dat jíj van hém gehouden hebt? Hoe kan het ooit oké zijn,’ grauwde ik, ‘als jij doodgaat? Wat heeft deze pijn voor zin? Mijn pijn, jouw pijn, zijn pijn? Je sleurt hem mee de dood in – niet dat dat me iets kan schelen.’ Ze kromp in elkaar, maar ik ging door. ‘Wat heeft jullie verknipte liefdesverhaal dan uiteindelijk voor zin gehad? Leg me alsjeblieft uit welke logica hierachter zit, Bella, want ik snap er geen bal van.’

Ze zuchtte. ‘Ik weet het nog niet, Jake. Ik heb gewoon… het gevoel… dat dit iets goeds zal opleveren, ook al lijkt het daar nu misschien nog niet op. Maar dat geloof ik echt.’

‘Je sterft voor niets, Bella! Voor niets!’

Ze liet haar hand van mijn gezicht zakken en streelde ermee over haar opgeblazen buik. Zonder dat ze het hardop uit hoefde te spreken wist ik wat ze dacht. Ze stierf voor dat díng.

‘Ik ga niet dood,’ zei ze met opeengeklemde kaken, en ik wist dat ze dingen herhaalde die ze al eerder had gezegd. ‘Ik zal er koste wat kost voor zorgen dat mijn hart blijft kloppen. Daar ben ik sterk genoeg voor.’

‘Dat is echt gelul, Bella. Je hebt te veel bovennatuurlijke wezens om je heen. Geen enkel normaal mens kan dat. Je bent níét sterk genoeg.’ Ik legde mijn hand om haar gezicht. Ik hoefde mezelf er niet aan te helpen herinneren dat ik voorzichtig moest zijn. Alles aan haar schreeuwde ‘breekbaar!’.

‘Ik kan het wel. Ik kan het wel,’ mompelde ze – ze klonk net als dat kinderboek over de kleine locomotief die dacht dat hij het kon.

‘Daar lijkt het anders niet op. Maar goed, wat is het plan? Ik hoop tenminste dat je een plan hebt.’

Ze knikte en ontweek mijn blik. ‘Wist je dat Esmé van een klif gesprongen is? Toen ze nog mens was, bedoel ik.’

‘En dus?’

‘Dus was ze er zo slecht aan toe dat ze niet eens de moeite hebben genomen om haar naar de eerste hulp te brengen – ze hebben haar rechtstreeks naar het mortuarium gebracht. Maar haar hart klopte nog toen Carlisle haar vond…’

Dus dat bedoelde ze toen ze zei dat ze ervoor zou zorgen dat haar hart zou blijven kloppen.

‘Je bent niet van plan om dit als mens te overleven,’ constateerde ik toonloos.

‘Nee. Ik ben niet achterlijk.’ Eindelijk keek ze me aan. ‘Hoewel jij daar misschien wel anders over denkt.’

‘Noodvampirisatie,’ mompelde ik.

‘Bij Esmé heeft het ook gewerkt. En bij Emmett, bij Rosalie, zelfs bij Edward. Ze waren er allemaal niet best aan toe. Carlisle heeft hen alleen veranderd omdat ze anders zouden sterven. Hij doodt geen mensen, hij redt ze.’

Plotseling laaiden mijn schuldgevoelens over de goede vampierdokter weer op. Ik duwde de gedachte weg en ging op de smeektoer over.

‘Luister nou, Bells. Doe het alsjeblieft niet op die manier.’ En net als toen Charlie had gebeld besefte ik weer hoe belangrijk het voor me was dat ze bleef leven, hoe dan ook. In welke vorm dan ook. Ik haalde diep adem. ‘Wacht nou niet tot het te laat is, Bella. Niet op die manier. Blijf leven. Goed? Blijf gewoon leven. Doe me dit niet aan. Doe hem dit niet aan.’ Mijn stem werd ruwer, harder. ‘Je weet wat hij zal doen als jij doodgaat. Je hebt het al een keer meegemaakt. Wil je dat hij teruggaat naar die Italiaanse moordenaars?’ Ze kromp in elkaar op de bank.

Dat hij dit keer niet naar Italië zou hoeven zei ik er maar niet bij.

Ik deed mijn best om mijn stem weer zachter te laten klinken en vroeg: ‘Weet je nog, toen ik zo toegetakeld was door die nieuwelingen? Wat je toen tegen me hebt gezegd?’

Ik wachtte, maar ze wilde geen antwoord geven. Ze kneep haar lippen stijf op elkaar.

‘Je zei dat ik braaf moest zijn en moest doen wat Carlisle zei,’ hielp ik haar herinneren. ‘En wat deed ik? Ik heb gedaan wat de vampier zei. Voor jou.’

‘Je hebt gedaan wat hij zei omdat dat het beste was.’

‘Het gaat erom dat ik het gedaan heb.’

Ze haalde diep adem. ‘Maar nu is het niet goed om naar Carlisle te luisteren.’ Haar blik gleed naar haar dikke ronde buik en ze fluisterde binnensmonds: ‘Ik ga hem niet vermoorden.’

Mijn handen begonnen weer te trillen. ‘O, ik had het grote nieuws nog niet gehoord. Dus het wordt een blakend jongetje? Had ik nou maar een stel blauwe ballonnen meegenomen.’

Haar gezicht werd roze. Het was zo'n mooie kleur – hij stak als een mes in mijn buik. Als een gekarteld, roestig, puntig mes.

Ik zou deze strijd verliezen. Alweer.

‘Ik weet niet of het een jongetje is,’ gaf ze een beetje schaapachtig toe. ‘De echo deed het niet. Het vlies om de baby is te hard – net als hun huid. Het blijft dus nog even spannend. Maar in gedachten zie ik altijd een jongetje voor me.’

‘Je hebt niet een of ander schattig baby'tje in je buik, Bella.’

‘Dat zullen we nog wel eens zien,’ zei ze bijna zelfvoldaan.

‘Jíj niet,’ snauwde ik.

‘Doe toch niet zo pessimistisch, Jacob. Er is wel degelijk een kans dat ik dit overleef.’

Ik kon geen antwoord geven. Ik sloeg mijn ogen neer en haalde diep en langzaam adem om mijn woede onder controle te krijgen.

‘Jake,’ zei ze, en ze aaide over mijn haar, streelde mijn wang. ‘Alles komt goed. Stil maar. Het komt goed.’

Ik keek niet op. ‘Niet waar. Het komt niet goed.’

Ze veegde iets nats van mijn wang. ‘Stil maar.’

‘Hoe zit het nou, Bella?’ Ik staarde naar het witte tapijt. Mijn blote voeten waren vies en hadden er vlekken op gemaakt. Mooi zo. ‘Ik dacht dat het hele idee was dat je die vampier van jou liever wilde dan wat ook ter wereld. En nu geef je hem zomaar op? Ik snap er niets van. Sinds wanneer is het jouw grootste wens om moeder te worden? Als je dat zo graag wilde, waarom ben je dan met een vampier getrouwd?’

Ik was nu gevaarlijk dicht bij het aanbod dat hij me wilde laten doen. Ik zag dat de woorden me die kant op stuurden, maar ik kon hun richting niet meer veranderen.

Ze zuchtte. ‘Zo is het niet gegaan. Ik was helemaal niet bezig met kinderen krijgen. Ik dacht er niet eens over na. Maar ik krijg niet zomaar een kind. Ik krijg… Nou ja… Ik krijg dít kind.’

‘Het is een moordenaar, Bella. Moet je jezelf nou eens zien.’

‘Niet waar. Het komt door mij. Ik ben maar een zwak mens. Maar ik sla me er wel doorheen, Jake, ik weet dat ik het kan…’

‘O, alsjeblíéft! Hou je mond, Bella. Misschien kun je je bloedzuiger dit soort onzin wijsmaken, maar mij hou je niet voor de gek. Je weet dat je het niet zult redden.’

Ze keek me boos aan. ‘Ik weet helemaal niets. Maar ik maak me er wel zorgen over, dat is waar.’

‘Je maakt je er zórgen over,’ herhaalde ik tandenknarsend.

Ze snakte naar adem en greep naar haar buik. Mijn woede was op slag verdwenen, alsof iemand plotseling het licht had uitgedaan.

‘Niets aan de hand,’ hijgde ze. ‘Het stelt niets voor.’

Maar ik hoorde haar niet: haar handen hadden haar sweater opzijgetrokken en ik staarde vol afschuw naar de blote huid eronder. Haar buik zag eruit alsof er allemaal grote, paarszwarte inktvlekken op zaten.

Ze zag me kijken en trok gauw de stof weer naar beneden.

‘Hij is gewoon sterk,’ zei ze verdedigend.

De inktvlekken waren blauwe plekken.

Ik moest bijna kokhalzen, en ik begreep wat Edward had gezegd over dat hij moest toekijken hoe het haar pijn deed. Plotseling had ik het gevoel dat ik zelf ook een beetje krankzinnig werd.

‘Bella,’ zei ik.

Ze hoorde de verandering in mijn stem. Nog nahijgend keek ze met een vragende blik naar me op.

‘Bella, doe dit nou niet.’

‘Jake…’

‘Luister. Niet meteen je stekels opzetten, goed? Gewoon even luisteren. Stel nou dat…’

‘Stel dat wat?’

‘Stel dat dit niet je enige kans was? Stel dat het niet alles of niets was? Stel dat je gewoon als een braaf meisje zou doen wat Carlisle zei, zodat je zou blijven leven?’

‘Ik zal nooit…’

‘Ik ben nog niet uitgepraat. Je blijft dus leven. Dan kun je opnieuw beginnen. Dit is niet gelukt. Probeer het gewoon nog een keer.’

Ze fronste. Ze tilde haar hand op en raakte de plek aan waar mijn wenkbrauwen zich tegen elkaar persten. Haar vingers streken mijn voorhoofd glad terwijl ze nadacht over wat ik had gezegd.

‘Ik snap het niet… Hoe bedoel je, probeer het gewoon nog een keer? Je denkt toch niet dat Edward dat zou laten gebeuren? En het zou toch ook niets uitmaken? Ik weet zeker dat elk kind…’

‘Ja,’ snauwde ik. ‘Elk kind van hém zou hetzelfde zijn.’

Haar vermoeide gezicht was een en al verwarring. ‘Hè?’

Maar ik kon niet verder praten. Het had geen zin. Ik zou haar nooit tegen haarzelf kunnen beschermen. Dat was me nog nooit gelukt.

Toen knipperde ze met haar ogen, en ik zag dat het kwartje was gevallen.

‘O. Bah. Jacob, alsjeblieft zeg. Vind je echt dat ik mijn baby moet vermoorden om er vervolgens zomaar even iets anders voor in de plaats te zetten? Kunstmatige inseminatie?’ Ze was nu echt boos. ‘Waarom zou ik een kind van een of andere onbekende willen? Dat maakt zeker niets uit? Elk kind is goed?’

‘Zo bedoelde ik het niet,’ mompelde ik. ‘Niet van een onbekende.’

Ze boog zich voorover. ‘Wat bedoel je dan wel?’

‘Niets. Ik heb niets gezegd. Niks aan de hand.’

‘Waar slaat dat nou weer op?’

‘Laat maar, Bella.’

Er kwam een achterdochtige rimpel in haar voorhoofd. ‘Heeft híj soms gezegd dat je dat moest zeggen?’

Ik aarzelde, verbaasd dat ze de link zo snel gelegd had. ‘Nee.’

‘Wel waar, hè?’

‘Nee, echt niet. Hij heeft niets gezegd over kunstmatige dinges.’

Haar gezicht werd zachter en ze zakte met een uitgeputte blik terug in de kussens. Ze staarde opzij toen ze verder praatte, ze had het helemaal niet meer tegen mij. ‘Hij zou alles voor me doen. En ik doe hem zo veel pijn… Maar wat denkt hij wel niet? Dat ik dit,’ haar hand gleed over haar buik, ‘voor een of andere vreemde…’ Ze mompelde het laatste stuk en toen werd ze stil. Haar ogen waren vochtig.

‘Je hoeft hem geen pijn te doen,’ fluisterde ik. Het brandde als gif in mijn mond om voor hem te moeten smeken, maar ik wist dat ik met deze invalshoek waarschijnlijk de meeste kans maakte om haar in leven te houden. Nog altijd een kans van één op duizend. ‘Je kunt hem weer gelukkig maken, Bella. En volgens mij begint hij door te draaien. Dat denk ik echt.’

Ze leek niet te luisteren; haar hand maakte kleine rondjes over haar mishandelde buik en ze kauwde op haar lip. Het was heel lang stil. Ik vroeg me af waar de Cullens eigenlijk waren. Stonden ze te luisteren naar mijn treurige pogingen om haar op andere gedachten te brengen?

‘Geen onbekende?’ prevelde ze tegen zichzelf. Ik kromp in elkaar. ‘Wat heeft Edward precies tegen je gezegd?’ vroeg ze zacht.

‘Niets. Hij dacht gewoon dat je naar mij misschien wel zou luisteren.’

‘Dat bedoel ik niet. Over dat opnieuw proberen.’

Haar ogen haakten zich in de mijne en ik zag dat ik al te veel had verraden.

‘Niets.’

Haar mond viel een beetje open. ‘Wow.’

Het was een paar seconden stil. Ik kon haar niet meer aankijken en staarde naar mijn voeten.

‘Hij is echt tot álles bereid, hè?’ fluisterde ze.

‘Ik zei toch dat hij gek aan het worden is. Letterlijk, Bells.’

‘Het verbaast me dat je het niet meteen tegen me gezegd hebt. Zodat ik boos op hem zou worden.’

Toen ik opkeek lag ze te grijnzen.

‘Heb ik wel aan gedacht.’ Ik probeerde terug te lachen, maar ik voelde hoe de grijns op mijn gezicht in een grimas veranderde.

Ze wist wat ik haar aanbood, en ze peinsde er niet over. Dat had ik van tevoren al geweten. Maar toch deed het zeer.

‘Jíj bent voor mij ook tot bijna alles bereid, hè?’ fluisterde ze. ‘Ik begrijp echt niet waarom je al die moeite voor me doet. Ik verdien jullie geen van beiden.’

‘Maar het verandert verder niets, hè?’

‘Dit keer niet.’ Ze zuchtte. ‘Ik wou dat ik het goed kon uitleggen, zodat je het zou begrijpen. Ik kan hem,’ ze wees naar haar buik, ‘geen pijn doen. Het is net zoiets als wanneer je me zou vragen om jou neer te schieten. Het gaat gewoon niet. Ik hou van hem.’

‘Waarom moet je toch altijd van de verkeerde dingen houden, Bella?’

‘Volgens mij doe ik dat niet.’

Ik slikte het brok in mijn keel weg omdat ik mijn stem onbewogen wilde laten klinken. ‘Geloof mij maar.’

Ik stond op.

‘Waar ga je heen?’

‘Ik maak het er allemaal alleen maar erger op.’

Smekend stak ze haar magere hand naar me uit. ‘Niet weggaan.’

Ik voelde hoe mijn verslaving me terugzoog, me bij haar in de buurt probeerde te houden.

‘Ik hoor hier niet. Ik moet terug.’

‘Waarom ben je gekomen?’ vroeg ze terwijl ze slapjes haar arm naar me bleef uitsteken.

‘Gewoon om te kijken of je echt nog leefde. Ik geloofde niet dat je ziek was, zoals Charlie zei.’

Ik kon niet aan haar gezicht zien of ze me geloofde of niet.

‘Kom je nog terug? Voordat…’

‘Ik ga hier niet een beetje rondhangen om te kijken hoe je doodgaat, Bella.’ Ze kromp in elkaar. ‘Je hebt gelijk. Je hebt gelijk. Het is beter als je gaat.’

Ik liep naar de deur.

‘Dag,’ fluisterde ze achter me. ‘Ik hou van je, Jake.’

Ik ging bijna terug. Ik draaide me bijna om om op mijn knieën te vallen en verder te smeken. Maar ik wist dat ik van Bella moest afkicken, in één keer, cold turkey, voor ze me kapotmaakte zoals ze hem kapot zou maken.

‘Tuurlijk, tuurlijk,’ mompelde ik terwijl ik naar buiten liep.

De vampiers waren nergens te bekennen. Ik liet mijn motor eenzaam midden op het gazon staan. Die was nu niet snel genoeg voor me. Mijn vader was vast helemaal over de zeik – en Sam ook. Hoe zou de roedel gereageerd hebben op het feit dat ze me niet hadden horen veranderen? Zouden ze denken dat de Cullens me al te pakken hadden gekregen voor ik iets had kunnen doen? Ik kleedde me zonder me om eventuele toeschouwers te bekommeren uit en begon te rennen. Halverwege een sprong vervaagde ik in een wolf.

Ze wachtten op me. Natuurlijk.

Jacob, Jake, zeiden acht opgeluchte stemmen in koor.

Kom naar huis, nu meteen, beval de alfastem. Sam was woest.

Ik hoorde Paul wegvallen, en ik wist dat Billy en Rachel gespannen zaten te wachten tot iemand kon zeggen wat er met me was gebeurd. Paul wilde hun zo graag het goede nieuws meedelen dat ik geen vampiervoer was geworden, dat hij niet eerst het hele verhaal afwachtte.

Ik hoefde de roedel niet te vertellen dat ik er aankwam – ze zagen in mijn gedachten het bos langsflitsen terwijl ik naar huis sprintte. Ik hoefde hun ook niet te vertellen dat ik flink over de rooie was. De walging in mijn hoofd was overduidelijk.

Ze zagen allemaal de afschuwelijke beelden en hoorden de stemmen in mijn hoofd – Bella's gevlekte buik, haar schorre gefluister: ‘Hij is gewoon sterk’, de brandende man in Edwards gezicht: ‘Terwijl ik zie hoe ze aftakelt en wegkwijnt… Hoe het haar pijn doet’, Rosalie die beschermend over Bella's lichaam heen gebogen stond: ‘Bella's leven interesseert haar niets’ – en voor deze ene keer wist niemand iets te zeggen.

Hun ontzetting galmde als een geluidloze schreeuw door mijn hoofd. Woordeloos.

!!!!

Pas toen ik halverwege was, kwamen ze weer een beetje bij en renden ze me allemaal tegemoet.

Het was bijna donker, de zonsondergang ging volledig schuil achter de wolken. Ik besloot een risico te nemen door de snelweg over te steken en bereikte ongezien de overkant.

Zo'n vijftien kilometer buiten La Push kwamen we bij elkaar, op een afgelegen open plek waar houthakkers aan het werk waren geweest, ingeklemd tussen twee uitlopers van de berg, waar niemand ons zou zien. Paul kwam op hetzelfde moment aan als ik, dus de roedel was weer compleet.

Het was één grote chaos in mijn hoofd door al het geratel. Iedereen schreeuwde door elkaar.

Sams nekharen stonden recht overeind en hij gromde aan één stuk door terwijl hij langs de bovenrand van de cirkel heen en weer beende. Paul en Jared volgden hem op de voet met hun oren plat langs hun kop. De hele groep stond opgewonden in een kring en grauwde met korte uithalen.

In eerste instantie hoorde ik alleen hoe boos ze waren, en ik verwachtte dat ik er flink van langs zou krijgen. Ze konden alles met me doen nu ik Sams bevelen had omzeild, maar ik was te opgefokt om ermee te zitten.

En toen concentreerde de warrige brij van gedachten zich langzaam op één punt.

Hoe kan dit? Wat heeft dit voor gevolgen? Wat voor wezen gaat het worden?

Niet te vertrouwen. Verkeerd. Gevaarlijk.

Onnatuurlijk. Monsterlijk. Walgelijk.

We mogen dit niet toestaan.

De roedel liep nu als één wolf heen en weer, dacht als één wolf – iedereen behalve ik en nog iemand anders. Ik ging blindelings naast hem zitten, te verbouwereerd om met mijn ogen of gedachten te kijken wie mijn buurman was, terwijl de roedel om ons heen cirkelde.

Hier zegt het verdrag niets over.

Dit brengt iedereen in gevaar.

Ik probeerde de rondwervelende stemmen te begrijpen, probeerde het kronkelige pad dat de gedachten vormden te volgen om te zien waar ze heen gingen, maar ik begreep er niets van. De beelden waar hun gedachten omheen draaiden waren míjn beelden – de allerergste. Bella's blauwe plekken, Edwards brandende blik.

Zij zijn er ook bang voor.

Maar ze doen er niets aan.

Ze beschermen Bella Swan.

We mogen ons daar niet door laten beïnvloeden.

De veiligheid van onze gezinnen, van iedereen hier, is belangrijker dan één enkel mens.

Als zij het niet vermoorden moeten wij dat doen.

We moeten de stam beschermen.

Onze gezinnen.

We moeten het vermoorden voor het te laat is.

Nog een van mijn herinneringen, Edwards woorden dit keer: het ding groeit. Snel.

Ik probeerde me te concentreren om de afzonderlijke stemmen te kunnen onderscheiden.

Geen tijd te verliezen, dacht Jared.

Dat wordt vechten, waarschuwde Embry. En niet zo'n beetje ook.

We zijn er klaar voor, zei Paul dringend.

We moeten ze zien te verrassen, dacht Sam.

Als we ze uit elkaar kunnen drijven, kunnen we ze een voor een pakken. Dan hebben we een grotere kans om te winnen, dacht Jared, die al met de strategie bezig was.

Ik schudde mijn kop en kwam langzaam overeind. Ik voelde me wankel, alsof de cirkelende wolven me duizelig maakten. De wolf naast me stond ook op. Zijn schoft duwde tegen de mijne en hield me overeind.

Wacht, dacht ik.

De kring stond heel even stil en kwam toen weer in beweging.

We hebben niet veel tijd, zei Sam.

Maar… wat bezielt jullie? Vanmiddag dachten we dat ze het verdrag hadden geschonden en toen wilden jullie ze niet aanvallen. En nu bereiden jullie al een hinderlaag voor, terwijl het verdrag nog intact is?

Hier heeft het verdrag nooit rekening mee gehouden, zei Sam. Dit brengt alle mensen in de buurt in gevaar. We weten niet wat voor wezen de Cullens hebben geschapen, maar we weten wel dat het sterk is en snel groeit. En het zal te jong zijn om zich aan welk verdrag dan ook te houden. Je weet toch nog wel hoe die nieuwelingen waren met wie we gevochten hebben? Wild, gewelddadig, losgeslagen en met geen mogelijkheid in de hand te houden. Moet je je voorstellen: zo'n soort wezen, maar dan beschermd door de Cullens.

We weten niet of… probeerde ik hem te onderbreken.

Dat weten we inderdaad niet, beaamde hij. En met het onbekende kunnen we in dit geval geen enkel risico nemen. De Cullens mogen alleen blijven bestaan als we er blind op kunnen vertrouwen dat ze niemand kwaad zullen doen. Dit… ding is niet te vertrouwen.

Zij zijn er anders ook helemaal niet blij mee.

Sam viste de beelden van Rosalies gezicht en haar beschermende houding uit mijn hoofd en liet ze aan iedereen zien.

Sommigen zullen er hoe dan ook voor vechten, wat het ook is.

Het is maar een báby, verdomme.

Niet lang meer, fluisterde Leah.

Jake, jongen, dit is echt een groot probleem, zei Quil. Dit kunnen we niet zomaar negeren.

Jullie maken het veel groter dan het is, wierp ik tegen. Bella is de enige die in gevaar is.

En daar heeft ze opnieuw zelf voor gekozen, zei Sam. Maar dit keer heeft haar keuze gevolgen voor ons allemaal.

Volgens mij niet.

We kunnen het risico niet nemen. We zullen niet toestaan dat er een bloeddrinker op onze grond jaagt.

Zeg dan dat ze weg moeten gaan, zei de wolf die me nog steeds ondersteunde. Het was Seth. Natuurlijk.

Zodat we het gevaar op anderen afschuiven? Als er bloeddrinkers op ons land komen dan doden we ze, waar ze ook willen gaan jagen. Wij beschermen iedereen.

Dit slaat nergens op, zei ik. Vanmiddag was je n og bang om de roedel in gevaar te brengen.

Vanmiddag wist ik nog niet dat onze gezinnen gevaar liepen.

Dit is toch niet te geloven! Hoe wou je dat ding doden zonder Bella ook te vermoorden?

Hij zweeg, maar zijn stilte zei genoeg.

Ik jankte. Zij is óók een mens! Is onze bescherming soms niet op haar van toepassing?

Ze gaat toch dood, dacht Leah. We zetten er alleen een beetje vaart achter.

Dat was de druppel. Ik sprong met ontblote tanden weg van Seth, op zijn zus af. Ik had bijna haar linkerachterpoot te pakken toen ik Sams tanden in mijn flank voelde en hij me achteruit trok.

Ik huilde van pijn en woede en wilde me op hem storten.

Ophouden! beval hij met het dubbele timbre van de alfa.

Mijn poten leken het onder me te begeven. Ik kwam met een schok tot stilstand en wist alleen door pure wilskracht overeind te blijven.

Hij wendde zijn blik van me af. Je doet niet meer zo wreed tegen hem, Leah, droeg hij haar op. Met het verlies van Bella betalen we een hoge prijs en dat zullen we allemaal erkennen. Het druist tegen al onze principes in om een mens te doden. Het is vreselijk dat we nu een uitzondering op deze regel moeten maken. We zullen állemaal rouwen om wat we vannacht gaan doen.

Vannacht? herhaalde Seth geschokt. Sam – ik vind dat we dit nog iets uitgebreider moeten bespreken. Of in elk geval met de oudsten moeten overleggen. Je wilt toch niet serieus dat we…

We kunnen ons jouw verdraagzaamheid jegens de Cullens nu niet permitteren. Er is geen tijd voor discussie. Je doet wat je gezegd wordt, Seth.

Seth zakte door zijn voorpoten en zijn kop klapte naar voren door het gewicht van het alfabevel.

Sam beende in een kleine kring om ons tweeën heen.

We hebben hier de hele roedel voor nodig. Jacob, jij bent onze beste vechter, en je vecht hoe dan ook met ons mee vannacht. Ik begrijp dat het moeilijk voor je is, dus ik wil dat jij je op hun vechters concentreert, op Emmett en Jasper Cullen. Je hoeft niet mee te doen aan het… andere. Quil en Embry vechten met je mee.

Mijn knieën knikten; ik deed mijn uiterste best om te blijven staan terwijl de stem van de alfa striemend op mijn wilskracht neerkwam.

Paul, Jared en ik zullen ons met Edward en Rosalie bezighouden. Afgaande op de informatie die Jacob ons heeft verschaft, ga ik ervan uit dat zij Bella zullen beschermen. Carlisle en Alice zullen eveneens in de buurt zijn, en Esmé misschien ook. Brady, Collin, Seth en Leah zullen zich op hen richten. Zodra iemand van ons een opening ziet naar – we hoorden hem allemaal in gedachten hakkelen bij Bella's naam –, naar het wezen, dan moet hij die onmiddellijk benutten. Het wezen moet dood, dat is het allerbelangrijkste.

De roedel liet een nerveus, instemmend gegrom horen. Door de spanning stonden bij iedereen de nekharen overeind. De wolven liepen nog sneller heen en weer en het geluid van de poten op de brakke grond klonk scherper, de nagels klauwden in de aarde.

Alleen Seth en ik bewogen niet, als het oog in een orkaan van ontblote tanden en platte oren. Seths neus lag bijna op de grond, neergedrukt door Sams bevelen. Ik voelde hoeveel pijn de naderende ontrouw hem deed. In zijn ogen pleegde hij verraad – Seth was die dag dat we een verbond hadden gesloten en hij zij aan zij met Edward Cullen had gevochten, oprecht bevriend geraakt met de vampier.

Maar hij verzette zich niet. Hij zou gehoorzamen, hoe erg hij er ook onder zou lijden. Hij had geen andere keus.

En wat had ik voor keus? De alfa had gesproken en de roedel moest doen wat hij zei.

Sam had zijn gezag nog nooit zo zwaar laten gelden en ik wist dat hij het verschrikkelijk vond om te zien hoe Seth voor hem knielde als een slaaf aan de voeten van zijn meester. Hij zou dit niet zo doordrijven als hij niet van mening was dat hij geen andere optie had. Hij kon niet tegen ons liegen nu onze gedachten zo met elkaar verbonden waren. Hij geloofde echt dat het onze taak was om Bella en het monster in haar buik te doden, dat we geen tijd te verliezen hadden. Hij geloofde het zo stellig dat hij bereid was ervoor te sterven.

Ik zag dat hij het persoonlijk tegen Edward zou opnemen. In Sams ogen vormde Edward door het feit dat hij onze gedachten kon lezen de grootste dreiging, en hij weigerde iemand anders zo veel gevaar te laten lopen.

Hij zag Jasper als onze op een na grootste tegenstander, en daarom had hij hem aan mij gegeven. Hij wist dat ik van alle wolven in de roedel de meeste kans maakte om van hem te winnen. De minder moeilijke partijen had hij bewaard voor de jongere wolven en Leah. Kleine Alice vormde geen gevaar aangezien ze bij ons niet op haar vooruitziende blik kon vertrouwen, en uit de tijd van het bondgenootschap wisten we dat Esmé geen vechter was. Carlisle vormde een grotere uitdaging, maar zijn afkeer van geweld zou hem parten spelen.

Ik voelde me nog afschuwelijker dan Seth terwijl ik toekeek hoe Sam een plan uitstippelde en alle problemen probeerde te voorzien om de leden van de roedel een zo groot mogelijke overlevingskans te bieden.

Alles stond op zijn kop. Vanmiddag had ik nog staan popelen om hen aan te vallen. Maar Seth had gelijk – ik was nog niet klaar geweest voor dat gevecht. Ik had mezelf verblind door de haat. Ik had expres niet goed naar de situatie gekeken, want ergens had ik blijkbaar geweten wat ik dan zou zien.

Carlisle Cullen. Als ik naar hem keek zonder de haat mijn blik te laten vertroebelen, kon ik niet ontkennen dat we een moord zouden plegen door hem te doden. Hij was goed. Net zo goed als de mensen die we beschermden. Misschien nog wel beter. Dat gold waarschijnlijk ook voor de anderen, maar bij hen had ik dat gevoel niet zo sterk. Ik kende hen ook minder goed. Carlisle zou het verschrikkelijk vinden om terug te moeten vechten, zelfs als hij daarmee zijn eigen leven kon redden. En daarom zouden we hem kunnen doden – omdat hij niet wilde dat wíj, zijn vijanden, zouden sterven.

Dit was fout.

En niet alleen omdat het voelde alsof ik zelf zou sterven als we Bella zouden doden, alsof ik zelfmoord pleegde.

Verman je, Jacob, beval Sam. De stam komt op de eerste plaats.

Ik had het vanmiddag bij het verkeerde eind, Sam.

Je had de verkeerde argumenten. Maar nu hebben we een taak te vervullen.

Ik zette me schrap. Nee.

Sam grauwde en bleef met een ruk recht voor mijn neus staan. Hij staarde in mijn ogen en er kwam een diep gegrom uit zijn bek.

Jawel, verordonneerde de alfa, en zijn dubbele stem knetterde van zijn verschroeiende autoriteit. Vannacht kom je er niet onderuit. Jacob, jij gaat met ons tegen de Cullens vechten. Jij, Quil en Embry nemen samen Jasper en Emmett voor je rekening. Je bent verplicht om de stam te beschermen. Daarom leef je. Je móét je plicht vervullen.

Ik zakte in elkaar toen zijn bevel me verpletterde. Mijn poten begaven het en ik viel op mijn buik aan zijn voeten.

Geen enkel lid van de roedel kon zich tegen de alfa verzetten.