39. En we leefden nog lang en gelukkig

‘Dus eigenlijk was het een combinatie van dingen, maar uiteindelijk kwam het allemaal neer op… Bella,’ legde Edward uit. Onze familie en onze twee laatst overgebleven gasten zaten in de woonkamer van de Cullens terwijl het bos achter de hoge ramen langzaam zwart werd.

Vladimir en Stefan waren al verdwenen voor we uitgejuicht waren. Ze waren vreselijk teleurgesteld dat het met zo'n sisser was afgelopen, maar volgens Edward hadden ze zich zo verkneukeld over de lafheid van de Volturi dat dat hun frustratie weer enigszins compenseerde.

Benjamin en Tia wilden snel naar Amun en Kebi toe om hun te laten weten hoe het was gegaan, maar ik wist zeker dat we hen nog wel eens terug zouden zien – Benjamin en Tia in elk geval. De nomaden bleven geen van allen hangen. Peter en Charlotte hadden een kort gesprek met Jasper en stapten toen eveneens op.

De herenigde Amazones wilden ook graag naar huis – het viel hun zwaar om zo ver bij hun geliefde regenwoud vandaan te zijn –, hoewel zij meer moeite met het afscheid hadden dan sommige anderen.

‘Je móét op bezoek komen met het kind,’ had Zafrina geëist. ‘Belo of het, jonkie.’

Nessie had smekend haar handje tegen mijn nek gelegd.

‘Natuurlijk, Zafrina,’ had ik haar verzekerd.

‘Wij worden heel goede vrienden, lieve Nessie,’ had de woeste vrouw verklaard voor ze met haar zussen vertrok.

De volgenden in de uittocht waren de leden van de Ierse clan.

‘Goed gedaan, Siobhan,’ prees Carlisle bij het afscheid.

‘Ach ja, de kracht van wishful thinking,’ antwoordde ze sarcastisch terwijl ze met haar ogen rolde. En toen werd ze serieus. ‘Dit krijgt natuurlijk nog wel een staartje. De Volturi zullen jullie dit niet snel vergeven.’

Edward gaf antwoord. ‘Ze zijn behoorlijk van slag; hun zelfvertrouwen is finaal de bodem in geslagen. Maar inderdaad, op een dag zullen ze de klap ongetwijfeld weer te boven komen. En dan…’ Hij kneep zijn ogen samen. ‘Ik denk dat ze ons dan een voor een zullen aanvallen.’

‘Alice waarschuwt ons wel als ze iets van plan zijn,’ zei Siobhan zelfverzekerd. ‘En dan komen we weer bij elkaar. Misschien komt er ooit nog wel een moment waarop onze wereld klaar is om zich voor eens en altijd van de Volturi te verlossen.’

‘Misschien wel,’ antwoordde Carlisle. ‘Maar als het zover komt zullen we samen vechten.’

‘Zo is dat, mijn vriend,’ beaamde Siobhan. ‘En hoe zouden we kunnen verliezen als ík wil dat we winnen?’ Ze liet een galmende lach horen.

‘Precies,’ zei Carlisle. Hij omhelsde Siobhan en schudde Liam de hand. ‘Willen jullie Alistair zoeken en hem vertellen wat er is gebeurd? Ik zou het heel erg vinden als hij uit angst de komende tien jaar ergens onder een steen blijft zitten.’

Siobhan lachte weer. Maggie gaf Nessie en mij een knuffel, en toen was de Ierse clan vertrokken.

De Denali's waren de laatsten die gingen, samen met Garrett, die zijn plek volgens mij wel gevonden had. De feestelijke stemming werd Tanya en Kate te veel. Ze hadden tijd nodig om om hun verloren zus te treuren.

Huilen en Nahuel bleven, hoewel ik had verwacht dat zij samen met de Amazones terug zouden gaan. Carlisle ging helemaal op in zijn geanimeerde gesprek met Huilen terwijl Nahuel vlak bij haar zat en luisterde hoe Edward ons een uitgebreid verslag van de confrontatie gaf zoals alleen hij die had meegemaakt.

‘Alice gaf Aro het excuus dat hij nodig had om onder het gevecht uit te komen. Als hij niet zo verschrikkelijk bang voor Bella was geweest, had hij waarschijnlijk hun oorspronkelijke plan doorgezet.’

‘Bang?’ vroeg ik sceptisch. ‘Voor míj?’

Hij glimlachte naar me met een blik die ik niet goed kende – liefdevol, maar ook vol ontzag en zelfs een beetje geërgerd. ‘Wanneer leer je nu eens echt goed naar jezelf te kijken?’ zei hij zacht. Toen zei hij op luidere toon, zowel tegen mij als tegen de anderen: ‘De Volturi hebben de afgelopen vijfentwintighonderd jaar nog geen enkele keer eerlijk gevochten. En ze hebben nog nooit gevochten als ze in het nadeel waren. Sinds ze Jane en Alec hebben ingelijfd ondervinden ze al helemaal geen tegenstand meer tijdens hun moordpartijen.

Je had eens moeten zien hoe we op hen overkwamen! Meestal blokkeert Alec alle gevoelens en zintuigen van hun slachtoffers terwijl ze hun nepoverleg houden. Dan kan niemand ervandoor gaan als het vonnis wordt uitgesproken. Maar wij stonden daar te wachten, in de meerderheid, klaar voor de aanval, met krachtige gaven terwijl zijzelf dankzij Bella niets meer tegen ons konden beginnen. Nu wij Zafrina aan onze kant hadden, wist Aro dat zíj dit keer verblind zouden worden als het gevecht zou beginnen. Ik weet zeker dat we behoorlijk zware verliezen geleden zouden hebben, maar zij wisten zeker dat dat bij hen óók het geval zou zijn. Er was zelfs een reële kans dat ze zouden verliezen. Dat was hun nog nooit overkomen, en vandaag is gebleken dat ze er volstrekt niet mee om konden gaan.’

‘Het is ook lastig om zelfverzekerd te blijven als je omringd wordt door wolven zo groot als paarden,’ lachte Emmett terwijl hij Jacob een por tegen zijn arm gaf.

Jacob grijnsde naar hem.

‘Ze werden in eerste instantie ook tot staan gebracht door de wolven,’ zei ik.

‘Zo is dat,’ beaamde Jacob.

‘Zeker weten,’ knikte Edward. ‘Nog zoiets wat ze nog nooit hadden gezien. De echte Kinderen van de Maan vormen bijna nooit roedels en hebben zichzelf ook nauwelijks onder controle. Zestien enorme, strak georganiseerde wolven waren een verrassing waar ze niet op gerekend hadden. Caius is zelfs doodsbang voor weerwolven. Hij heeft een paar duizend jaar geleden een keer bijna een gevecht van een weerwolf verloren en daar is hij nooit overheen gekomen.’

‘Dus er bestaan ook échte weerwolven?’ vroeg ik. ‘Met volle maan en zilveren kogels en dat soort dingen?’

Jacob snoof. ‘Échte weerwolven. Ben ik soms denkbeeldig of zo?’

‘Je snapt heus wel wat ik bedoel.’

‘Volle maan: ja,’ zei Edward. ‘Zilveren kogels: nee. Dat was gewoon weer een van die mythen om mensen het gevoel te geven dat ze nog een schijn van kans hadden. Er zijn er niet veel meer over. Caius heeft ze praktisch uitgeroeid.’

‘En jij hebt dat nooit gezegd omdat…?’

‘Omdat het nooit ter sprake kwam.’

Ik rolde met mijn ogen, en Alice boog zich lachend naar voren – zij zat onder Edwards andere arm – om me een knipoog te geven.

Ik keek haar boos aan.

Tuurlijk, ik hield echt waanzinnig veel van Alice. Maar nu het tot me doorgedrongen was dat ze echt weer thuis was, dat haar afvalligheid alleen maar een list was geweest omdat Edward moest geloven dat ze ons echt in de steek gelaten had, begon ik behoorlijk boos op haar te worden. Alice had heel wat uit te leggen.

Alice zuchtte. ‘Gooi het er maar uit, Bella.’

‘Hoe kon je me dat aandoen, Alice?’

‘Het moest.’

‘Het moest!’ barstte ik uit. ‘Ik was er volkomen van overtuigd dat we allemaal dood zouden gaan! Ik heb wekenlang als een soort zombie rondgelopen.’

‘Het hád zo kunnen aflopen,’ zei ze kalm. ‘En in dat geval moest jij voorbereidingen getroffen hebben om Nessie te redden.’

Instinctief trok ik Nessie, die op mijn schoot lag te slapen, dichter tegen me aan.

‘Maar jij wist dat er ook nog andere mogelijkheden waren,’ zei ik beschuldigend. ‘Je wist dat er nog hoop was. Is het nooit bij je opgekomen dat je mij alles had kunnen vertellen? Ik weet dat Edward moest denken dat het slecht zou aflopen, vanwege Aro, maar je had het tegen míj toch wel kunnen zeggen.’

Ze keek me even peinzend aan. ‘Ik denk het niet,’ zei ze. ‘Je kunt gewoon niet zo goed toneelspelen.’

‘Dus het ging alleen maar om mijn actéértalent?’

‘Je hoeft niet zo te gillen, Bella. Weet je wel hoe lastig het was om dit allemaal te plannen? Ik wist niet eens zeker of er wel iemand als Nahuel bestond – ik wist alleen dat ik iemand moest zoeken die ik niet kon zien! Moet je je voorstellen hoe dat is, zoeken naar een blinde vlek: ik heb wel eens makkelijker dingen gedaan. Daarnaast moesten we de belangrijkste getuigen naar jullie toe sturen, alsof we nog niet genoeg haast hadden. En dan moest ik ook nog de hele tijd opletten voor het geval jij zou besluiten om me met nog meer instructies te bestoken. Je moet me toch eens vertellen wat er nou precies in Rio te doen is. En daarvóór moest ik proberen om alle trucs te zien waar de Volturi misschien mee aan zouden komen, en jou die paar aanwijzingen geven die ik had, zodat jij op hun tactiek voorbereid zou zijn, en ik had maar een paar uur om alle mogelijke scenario's uit te denken. Bovendien moest ik ervoor zorgen dat jullie allemaal zouden geloven dat ik jullie echt in de steek had gelaten, want Aro moest zeker weten dat jullie geen verrassingen voor hem in petto hadden, anders hadden jullie hem nooit zo in het nauw kunnen drijven. En als jij denkt dat ik me niet vreselijk lullig voelde…’

‘Oké, oké!’ zei ik. ‘Sorry! Ik weet dat het voor jou ook lastig was. Maar… Nou ja, ik heb je gewoon verschrikkelijk gemist, Alice. Dit mag je me nooit meer aandoen.’

Alice’ jubelende lach rinkelde door de kamer, en we glimlachten allemaal toen we die muziek weer hoorden. ‘Ik heb jou ook gemist, Bella. Dus je moet me maar vergeven, en gewoon blij proberen te zijn dat je de superheld van de dag bent.’

Nu schoot iedereen in de lach, en ik verborg mijn gezicht opgelaten in Nessies haar.

Edward ging verder met zijn analyse van elk moment waarop de plannen en de macht op het veld vandaag verschoven waren, en verklaarde dat het mijn schild was waardoor de Volturi uiteindelijk met de staart tussen de benen waren gevlucht. Ik werd verlegen van de manier waarop iedereen, zelfs Edward, naar me keek. Het leek wel alsof ik in de loop van de ochtend dertig meter langer was geworden. Ik probeerde niet op de geïmponeerde blikken te letten en hield mijn ogen vooral op Nessies slapende gezicht en Jacobs onveranderde uitdrukking gericht. Voor hem zou ik altijd gewoon Bella blijven, en dat was een hele opluchting.

De starende blik die ik het moeilijkst te negeren vond, was tegelijkertijd ook de vreemdste.

De anderen hadden een bepaald beeld van mij, maar Nahuel, de jongen die half mens, half vampier was, kende me helemaal niet. Wist hij veel, misschien joeg ik elke dag wel aanvallende vampierlegers op de vlucht en was wat er op het veld was gebeurd voor mij de normaalste zaak van de wereld. Maar de jongen kon zijn ogen niet van me afhouden. Of misschien keek hij wel naar Nessie. Daar werd ik ook zenuwachtig van.

Het kon hem niet ontgaan zijn dat Nessie de enige vrouw in zijn soort was die niet zijn halfzus was.

Ik had niet het idee dat Jacob dat ook al had bedacht, en ik hoopte eigenlijk dat dat ook niet zou gebeuren. Ik had wel weer even genoeg van al dat vechten.

Na een tijdje hadden de anderen geen vragen meer voor Edward en de conversatie viel uiteen in een aantal kleinere gesprekken.

Ik was opvallend moe. Niet slaperig natuurlijk, maar gewoon alsof het wel mooi geweest was voor vandaag. Ik wilde rust, een normale omgeving. Ik wilde dat Nessie in haar eigen bedje zou slapen, ik wilde de muren van mijn eigen kleine huisje om me heen.

Ik keek naar Edward en had heel even het gevoel dat ik in zíjn hoofd kon kijken. Ik zag gewoon dat hij precies hetzelfde dacht. Klaar voor wat rust.

‘Zullen we Nessie…’

‘Dat lijkt me een goed idee,’ beaamde hij vlug. ‘Ik weet zeker dat ze vannacht niet goed geslapen heeft, met al dat gesnurk de hele tijd.’

Hij grijnsde naar Jacob.

Jacob rolde met zijn ogen en gaapte. ‘Het is alweer een tijdje geleden dat ik in een echt bed heb geslapen. Ik durf te wedden dat mijn pa het geweldig vindt als ik hem weer eens met een bezoekje kom vereren.’

Ik raakte even zijn wang aan. ‘Dank je wel, Jacob.’

‘Graag gedaan, Bella. Maar dat wist je al.’

Hij stond op, rekte zich uit, gaf Nessie een kus op haar kruin en mij toen ook. Ten slotte gaf hij Edward een mep tegen zijn schouder. ‘Tot morgen allemaal. Het zal vanaf nu wel een saaie boel worden, hè?’

‘Ik hoop het van harte,’ zei Edward.

Toen hij weg was stonden we op; ik verplaatste mijn gewicht voorzichtig zodat Nessie niet door elkaar werd geschud. Ik vond het heel fijn om te zien dat ze zo diep lag te slapen. Er had zo'n grote last op haar kleine schoudertjes gelegen. Het werd tijd dat ze weer kind kon zijn, veilig en beschermd. Ze had nog een paar jeugdjaren voor de boeg.

Door dat idee van rust en veiligheid moest ik opeens denken aan iemand die zich niet altijd zo voelde.

‘O, Jasper?’ vroeg ik voor we naar de deur liepen.

Jasper zat ingeklemd tussen Alice en Esmé op de bank; op de een of andere manier leek hij meer betrokken bij het familieplaatje dan anders. ‘Ja, Bella?’

‘Ik vroeg me af waarom J. Jenks zich alleen bij het horen van je naam al wezenloos schrikt.’

Jasper grinnikte. ‘Ik heb gewoon geleerd dat bij bepaalde zakenrelaties angst motiverender werkt dan geldelijk gewin.’

Ik fronste en nam mezelf voor dat ik die zakenrelatie van nu af aan op me zou nemen, zodat ik J. kon redden van de hartaanval die er ongetwijfeld voor hem in het verschiet lag.

We werden gekust en geknuffeld en wensten onze familie welterusten. Alleen Nahuel gedroeg zich weer zo vreemd en keek ons indringend na, alsof hij het liefst met ons mee zou komen.

Zodra we aan de overkant van de rivier waren liepen we nauwelijks sneller dan op een normaal mensentempo, zonder haast, hand in hand. Ik was het zat om constant een tijdsdruk te voelen en wilde gewoon rustig aan doen. Edward dacht er blijkbaar hetzelfde over.

‘Ik moet zeggen dat ik diep onder de indruk ben van Jacob,’ zei Edward.

‘De wolven waren een hele verrassing, hè?’

‘Dat bedoel ik niet. Hij heeft er vandaag geen moment aan gedacht dat Nessie volgens Nahuel over zesenhalf jaar al volledig volgroeid zal zijn.’

Daar dacht ik even over na. ‘Zo kijkt hij helemaal niet naar haar. Van hem hoeft ze helemaal niet heel snel volwassen te worden. Hij wil gewoon dat ze gelukkig is.’

‘Ik weet het. Erg indrukwekkend, zoals ik al zei. Ik krijg het bijna niet over mijn lippen, maar ze had het slechter kunnen treffen.’

Ik fronste mijn wenkbrauwen. ‘Daar ga ik de komende zesenhalf jaar niet meer over nadenken.’

Edward lachte en zuchtte toen. ‘Al zal hij tegen die tijd natuurlijk wel wat concurrentie hebben om zich zorgen over te maken.’

Mijn frons werd dieper. ‘Dat viel mij ook op, ja. Ik ben Nahuel heel erg dankbaar voor zijn komst, maar al dat gestaar was wel een beetje raar. Het kan me niets schelen dat zij de enige halfvampier is die geen familie van hem is.’

‘O, maar hij staarde niet naar haar – hij staarde naar jou.’

Dat vermoedde ik al… maar dat sloeg nergens op. ‘Waarom zou hij dat doen?’

‘Omdat je leeft,’ zei hij zacht.

‘Pardon?’

‘Zijn hele leven…’ legde hij uit, ‘…en hij is vijftig jaar ouder dan ik…’

‘Stokoud,’ zei ik.

Dat negeerde hij. ‘Hij heeft zichzelf altijd als een slecht wezen beschouwd, als een geboren moordenaar. Zijn zussen hebben hun moeders ook allemaal gedood, maar die hebben daar nooit mee gezeten. Joham voedt hen op met het idee dat mensen beesten zijn, en zijzelf goden. Maar Nahuel is opgevoed door Huilen, en Huilen hield meer van haar zus dan van wie dan ook. Dat heeft zijn hele wereldbeeld bepaald. En ergens haatte hij zichzelf echt.’

‘Wat zielig,’ mompelde ik.

‘Maar toen hij ons drieën zag, besefte hij voor het eerst dat het feit dat hij halfvampier is niet automatisch betekent dat hij slecht is. Als hij naar mij kijkt ziet hij… hoe zijn vader had moeten zijn.’

‘Jij bént natuurlijk ook op alle fronten perfect,’ beaamde ik.

Hij snoof en werd toen weer serieus. ‘Als hij naar jou kijkt ziet hij het leven dat zijn moeder had moeten leiden.’

‘Arme Nahuel,’ mompelde ik, en toen zuchtte ik omdat ik wist dat ik nu nooit meer boos op hem zou kunnen worden, hoe lastig ik zijn starende blik ook vond.

‘Je hoeft je niet schuldig te voelen. Hij is gelukkig. Vandaag heeft hij eindelijk de eerste stap gezet om zichzelf te vergeven.’

Ik glimlachte om Nahuels geluk en bedacht toen dat deze hele dag in het teken van geluk stond. Hoewel Irina's offer voor een duistere schaduw zorgde waardoor het moment nooit volmaakt zou worden, kon ik niet ontkennen hoe blij ik was. Het leven waarvoor ik gevochten had was veiliggesteld. Mijn familie was herenigd. Mijn dochter had een eindeloze, prachtige toekomst voor zich liggen. Morgen zou ik mijn vader opzoeken en dan zou hij zien dat de angst in mijn ogen plaatsgemaakt had voor vreugde, en dan zou hij ook gelukkig zijn. Plotseling wist ik zeker dat ik hem niet alleen zou aantreffen. Ik was de afgelopen weken niet zo opmerkzaam geweest als anders, maar nu had ik het gevoel dat ik het al die tijd al geweten had. Sue zou bij Charlie zijn – de moeder van de weerwolf met de vader van de vampier – en hij zou niet meer alleen zijn. Dat besef zorgde voor een brede glimlach op mijn gezicht.

Maar het allerbelangrijkst in deze enorme golf van geluk was het feit waar ik nooit aan zou hoeven twijfelen: ik was bij Edward. Voor altijd.

Niet dat ik de afgelopen weken graag nog een keer over zou willen doen, maar ik moest toegeven dat ik door alle gebeurtenissen alleen nog maar dankbaarder was voor alles wat ik had.

Het huisje lag stil en vredig in de zilverblauwe nacht. We droegen Nessie naar bed en stopten haar voorzichtig in. Ze glimlachte in haar slaap.

Ik deed Aro's cadeau af en gooide het luchtig in een hoek van haar kamer. Ze mocht ermee spelen als ze wilde; ze was dol op glinsterende dingen.

Edward en ik liepen langzaam naar onze kamer en lieten onze ineengestrengelde handen tussen ons in op en neer zwaaien.

‘Een nacht om feest te vieren,’ mompelde hij, en hij legde zijn hand onder mijn kin om mijn lippen naar de zijne te brengen.

‘Wacht,’ zei ik aarzelend terwijl ik me lostrok.

Hij keek me verward aan. Ik trok me bijna nooit los. Of nou ja, eigenlijk trok ik me nooit los. Dit was de eerste keer.

‘Ik wil iets proberen,’ zei ik tegen hem en ik moest een beetje lachen om zijn verbijsterde blik.

Ik legde mijn handen om zijn gezicht en deed mijn ogen dicht om me te kunnen concentreren.

Ik was hier niet zo goed in geweest toen Zafrina het me geprobeerd had te leren, maar ik kende mijn schild nu beter. Ik begreep het deel dat zich verzette, het onbewuste instinct dat zelfbehoud boven alles stelde en me niet los wilde laten.

Het was nog steeds lang niet zo makkelijk als het afschermen van mensen met mij erbij. Ik voelde hoe het elastiek weer terugsprong terwijl mijn schild zijn uiterste best deed om me te blijven beschermen. Ik moest me heel erg inspannen om het helemaal van me af te duwen, al mijn aandacht was erop gericht.

‘Bella!’ fluisterde Edward geschokt.

Toen wist ik dat het werkte, dus ik concentreerde me nog harder en haalde de herinneringen op die ik speciaal voor dit moment had bewaard, ik liet ze mijn gedachten overnemen, en die van hem hopelijk ook.

Sommige herinneringen waren niet zo duidelijk – wazige mensenherinneringen, gezien met zwakke ogen en gehoord met slechte oren: de eerste keer dat ik zijn gezicht had gezien… Hoe het voelde toen hij me in het weiland had vastgehouden… Het geluid van zijn stem in de duisternis van mijn haperende bewustzijn toen hij me uit de handen van James had gered… Zijn gezicht toen hij onder een bloemenboog op me stond te wachten om met me te trouwen… Alle dierbare momenten van het eiland… Zijn koude handen die door mijn huid onze baby aanraakten…

En de scherpe herinneringen, die ik me nog perfect voor de geest kon halen: zijn gezicht toen ik mijn ogen opendeed in mijn nieuwe leven, in het eindeloze morgenrood van de onsterfelijkheid… Die eerste kus… Die eerste nacht…

Ik werd uit mijn concentratie gebracht door zijn lippen, die plotseling vol passie op de mijne drukten.

Ik hapte naar adem en verloor mijn greep op het tegenstribbelende gewicht dat ik weg probeerde te duwen. Het knalde terug als een uitgerekt elastiekje en mijn gedachten werden weer afgeschermd.

‘O, nou ben ik het kwijt!’ zuchtte ik.

‘Ik hóórde je,’ hijgde hij. ‘Hoe kan dat? Hoe deed je dat?’

‘Het was Zafrina's idee. We hebben het een paar keer geoefend.’

Hij was helemaal verbouwereerd. Hij knipperde twee keer met zijn ogen en schudde zijn hoofd.

‘Nu weet je het,’ zei ik luchtig terwijl ik mijn schouders ophaalde. ‘Niemand heeft ooit zoveel van iemand gehouden als ik van jou.’

‘Je hebt bijna gelijk.’ Hij glimlachte, en zijn ogen waren nog steeds iets groter dan normaal. ‘Ik ken één uitzondering.’

‘Leugenaar.’

Hij begon me weer te zoenen, maar hield toen plotseling op.

‘Denk je dat je het nog een keer kunt?’ vroeg hij zich af.

Ik trok een grimas. ‘Het is heel moeilijk.’

Hij wachtte met een verlangende blik af.

‘Als ik ook maar een heel klein beetje word afgeleid houd ik het niet vol,’ waarschuwde ik.

‘Ik zal heel braaf zijn,’ beloofde hij.

Ik tuitte mijn lippen en kneep mijn ogen samen. Toen glimlachte ik.

Ik legde mijn handen weer om zijn gezicht, trok het schild in één keer van mijn gedachten en ging verder waar ik was gebleven: bij de glasheldere herinnering aan de eerste nacht van mijn nieuwe leven… en ik besteedde extra veel aandacht aan de details.

Ik lachte ademloos toen zijn dwingende kus me weer onderbrak.

‘Verdorie,’ gromde hij terwijl hij zijn mond hongerig langs de rand van mijn kaak liet gaan.

‘We hebben nog tijd genoeg om eraan te werken,’ hielp ik hem herinneren.

‘Voor altijd en eeuwig,’ mompelde hij.

‘Dat klinkt precies goed.’

En toen gingen we volmaakt gelukkig verder met dit kleine maar perfecte stukje van onze eeuwigheid.