37. List en bedrog
Aro ging niet terug naar zijn wacht, die ongerust aan de noordkant van het veld op hem stond te wachten, maar gebaarde dat zij naar voren moesten komen.
Edward deinsde onmiddellijk achteruit en trok mij en Emmett aan onze arm mee. We liepen haastig terug, zonder onze ogen van het naderende gevaar af te wenden. Jacob liep het langzaamst en liet Aro met zijn nekharen rechtovereind zijn scherpe tanden zien. Renesmee greep hem bij zijn staart terwijl we achteruitliepen en hield hem vast alsof ze hem aan de lijn had, zodat hij gedwongen was met ons mee te komen. Op hetzelfde moment dat Aro weer omringd werd door de donkere mantels, waren wij weer terug bij onze familie.
Nu zat er nog maar vijftig meter tussen ons – een afstand die we allemaal in een fractie van een seconde konden overbruggen.
Caius begon onmiddellijk tegen Aro te tieren.
‘Hoe kun je deze schande tolereren? Waarom kijken we lijdzaam toe terwijl we met eigen ogen zien dat er een grove misdaad is gepleegd die met bespottelijke foefjes wordt verdoezeld?’ Hij hield zijn armen star langs zijn zij en zijn handen waren kromme klauwen geworden. Ik vroeg me af waarom hij Aro niet gewoon aanraakte om hem te laten weten hoe hij erover dacht. Ontstond er nu al verdeeldheid binnen hun gelederen? Hadden we echt zo veel geluk?
‘Omdat het allemaal waar is,’ zei Aro kalmpjes tegen hem. ‘Er is geen woord van gelogen. Kijk toch eens hoeveel getuigen er klaar staan om te verklaren dat ze gezien hebben hoe dit wonderbaarlijke kind in de korte tijd dat ze haar nu kennen gegroeid en ouder geworden is. Dat ze het warme bloed gevoeld hebben dat door haar aderen stroomt.’ Met een weids handgebaar duidde Aro de hele rij aan, van Amun aan de ene kant tot Siobhan aan de andere.
Caius reageerde vreemd op Aro's sussende woorden en leek heel even te schrikken van het woord ‘getuigen’. Zijn boosheid ebde weg en maakte plaats voor koele berekening. Toen keek hij bijna nerveus naar de Volturigetuigen.
Ik volgde zijn blik naar de woedende menigte en zag meteen dat die omschrijving niet meer van toepassing was. De roep om wraak was verstomd en er werd driftig gefluisterd door de verwarde vampiers die probeerden te begrijpen wat er aan de hand was.
Caius fronste zijn wenkbrauwen en dacht heel diep na. Zijn mijmerende blik wakkerde mijn nasmeulende woede weer aan, maar baarde me ook zorgen. Stel dat de wacht opnieuw op een of ander onzichtbaar teken in actie zou komen, net als ze bij hun aankomst hadden gedaan? Angstig controleerde ik mijn schild, maar het voelde nog even ondoordringbaar als net. Ik boog het om tot het als een lage, brede koepel over ons gezelschap lag.
Ik voelde de felle lichtjes op de plekken waar mijn familie en vrienden stonden; ze hadden allemaal een eigen karakter waardoor ik hen na wat oefenen volgens mij goed uit elkaar zou kunnen houden. Die van Edward kende ik al: hij was het helderst van iedereen. Ik zat wel een beetje met de ruimte rond de stralende punten, want het schild zelf lag open en bloot op het veld, en als een van de begaafde Volturi eronder zou weten te komen, was ik de enige die nog beschermd zou zijn. Mijn voorhoofd rimpelde terwijl ik de soepele bepantsering voorzichtig naar ons toe trok. Carlisle stond het verst vooraan en ik zoog het schild centimeter voor centimeter naar binnen in een poging het precies op hem aan te laten sluiten.
Mijn schild leek erg meegaand. Het vormde zich naar Carlisles lichaam en toen hij een stap opzij deed richting Tanya rekte het elastiek zich uit, aangetrokken door zijn vonk.
Geïntrigeerd trok ik nog meer draden van de stof naar binnen en omhulde alle glinsterende gestalten van mijn vrienden en bondgenoten. Het schild bleef bereidwillig hangen en bewoog met iedereen mee.
Er was nog geen seconde voorbijgegaan en Caius stond nog steeds te peinzen.
‘De weerwolven,’ mompelde hij uiteindelijk.
Opeens besefte ik in paniek dat de meeste weerwolven onbeschermd waren. Ik stond op het punt ook hen te bedekken toen ik merkte dat ik hun lichtjes vreemd genoeg nog steeds voelde. Nieuwsgierig haalde ik het schild wat verder in tot Amun en Kebi, die aan de rand van onze groep stonden, er ook buiten vielen. Zodra ze eronder vandaan waren, verdwenen hun lichtjes. Mijn nieuwe zintuig voelde hen niet meer. Maar een deel van de wolven vlamde nog steeds fel op. Hmm… Ik liet het schild weer vooruitkruipen en zodra Sam eronder stond, werden alle wolven weer heldere vonken.
Ze waren geestelijk blijkbaar sterker met elkaar verbonden dan ik had gedacht. Als de alfa onder mijn schild stond, waren de anderen net zo veilig als hij.
‘Ach, broer…’ zei Aro met een gekwelde blik bij het horen van Caius’ opmerking.
‘Wil je dat bondgenootschap nu ook al verdedigen, Aro?’ vroeg Caius op hoge toon. ‘De Kinderen van de Maan zijn al sinds mensenheugenis onze grootste vijanden. We hebben net zolang op ze gejaagd tot ze bijna uitgestorven waren in Europa en Azië. En toch doet Carlisle zijn best om een vriendschappelijke band met deze immense plaagdieren te onderhouden – omdat hij van plan is ons van de troon te stoten natuurlijk. Alles om die absurde levensstijl van hem te beschermen.’
Edward schraapte luidruchtig zijn keel en Caius keek hem woest aan. Aro legde een magere, broze hand over zijn eigen gezicht, alsof hij zich schaamde voor de andere oudste.
‘Caius, het is klaarlichte dag,’ merkte Edward op. Hij gebaarde naar Jacob. ‘Dit zijn duidelijk geen Kinderen van de Maan. Ze hebben niets gemeen met jullie vijanden aan de andere kant van de wereld.’
‘Jullie fokken mutanten,’ beet Caius hem toe.
Edwards kaak verstrakte even, maar toen antwoordde hij kalm: ‘Het zijn niet eens weerwolven. Aro kan je er alles over vertellen als je me niet gelooft.’
Geen weerwolven? Ik keek Jacob verbaasd aan. Hij trok zijn enorme schouders op en liet ze toen weer zakken om aan te geven dat hij ook niet wist waar Edward het over had.
‘Mijn beste Caius, als je me je gedachten had laten zien, had ik je kunnen waarschuwen dat je dit niet op de spits moest drijven,’ mompelde Aro. ‘Deze wezens beschouwen zichzelf weliswaar als weerwolven, maar ze zijn het niet. “Gedaanteverwisselaars” zou eigenlijk een betere benaming zijn. Het is puur toeval dat er voor een wolvenvorm is gekozen. Het had de allereerste keer ook een beer, een havik of een panter kunnen zijn. Deze wezens hebben werkelijk niets te maken met de Kinderen van de Maan. Hun vaders hebben hun deze eigenschap doorgegeven: het is genetisch, ze houden hun soort niet in stand door anderen te besmetten, zoals echte weerwolven doen.’
Caius keek Aro geïrriteerd aan en leek hem ook stilzwijgend van verraad te beschuldigen, aan de blik in zijn ogen te zien.
‘Ze weten van ons bestaan,’ zei hij vlak.
Edward stond op het punt om antwoord te geven, maar Aro was hem voor. ‘Ze behoren tot onze bovennatuurlijke wereld, broer. Geheimhouding is voor hen misschien nog wel belangrijker dan voor ons, dus ze kunnen ons moeilijk ontmaskeren. Pas op, Caius. Met misleidende aantijgingen komen we nergens.’
Caius haalde diep adem en knikte toen. Ze wisselden een lange, veelbetekende blik.
Ik meende te begrijpen wat Aro met zijn zorgvuldig gekozen woorden probeerde te zeggen. Valse beschuldigingen zouden de getuigen die aan beide kanten toekeken alleen maar achterdochtig maken. Aro liet Caius subtiel weten dat hij op de volgende strategie moest overgaan. Ik vroeg me af of de ogenschijnlijke spanning tussen de twee oudsten – Caius wilde Aro immers niet aanraken om hem zijn gedachten te laten lezen – veroorzaakt werd door het feit dat Caius zich veel minder om de schone schijn bekommerde dan Aro, en de aankomende moordpartij veel belangrijker vond dan een ongeschonden reputatie.
‘Ik wil de tipgeefster spreken,’ kondigde Caius plotseling aan terwijl hij dreigend naar Irina keek.
Irina had niet naar het gesprek tussen Caius en Aro geluisterd en staarde met een van pijn vertrokken gezicht naar haar ten dode opgeschreven zussen. Ze besefte nu maar al te goed dat haar beschuldiging geheel ongegrond was geweest.
‘Irina,’ blafte Caius, geïrriteerd dat hij haar moest roepen.
Ze keek verschrikt op en werd meteen bang.
Caius knipte in zijn vingers.
Aarzelend liep ze vanaf de buitenste rand van de Volturiformatie weer naar Caius toe.
‘Goed, jij hebt dus kennelijk een valse beschuldiging geuit,’ begon Caius.
Tanya en Kate bogen zich gespannen naar voren.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde Irina. ‘Ik had moeten controleren of ik het wel goed gezien had. Maar ik had geen idee dat…’ Ze gebaarde hulpeloos naar onze groep.
‘Mijn beste Caius, we mogen toch niet van haar verwachten dat ze meteen aan zo'n ongewone en onwaarschijnlijke mogelijkheid dacht?’ vroeg Aro. ‘We zouden allemaal dezelfde conclusie getrokken hebben.’
Caius legde hem met een knip van zijn vingers het zwijgen op.
‘We weten allemaal dat je je vergist hebt,’ zei hij bars. ‘Ik wilde het over je beweegredenen hebben.’
Irina wachtte zenuwachtig tot hij verder zou gaan, en herhaalde toen: ‘Mijn beweegredenen?’
‘Ja, om de Cullens überhaupt te bespioneren.’
Irina kromp in elkaar bij het woord ‘bespioneren’.
‘Je was boos op ze, hè?’
Ze richtte haar ongelukkige blik op Carlisles gezicht. ‘Dat klopt,’ bekende ze.
‘Omdat…?’ drong Caius aan.
‘Omdat de weerwolven mijn vriend hadden gedood,’ fluisterde ze. ‘En de Cullens weigerden mee te werken toen ik wraak wilde nemen.’
‘De gedaanteverwisselaars,’ verbeterde Aro zachtjes.
‘Dus de Cullens kozen partij voor de “gedaanteverwisselaars”, tegen onze eigen soort – tegen de vriend van een vriendin, nota bene,’ vatte Caius samen.
Ik hoorde dat Edward heel zacht zijn afschuw liet blijken. Caius werkte gewoon zijn lijstje af, op zoek naar een beschuldiging die stand zou houden.
Irina's schouders verstijfden. ‘Zo zag ik het op dat moment.’
Caius wachtte even en zei toen dringend: ‘Als je een officiële klacht wilt indienen tegen de gedaanteverwisselaars – en tegen de Cullens omdat die hen hebben gesteund – is dit het juiste moment.’ Met een klein, wreed glimlachje wachtte hij tot Irina hem een nieuw excuus zou geven om ons aan te vallen.
Misschien had Caius geen verstand van echte families, en begreep hij niet dat sommige mensen door liefde verbonden worden, en niet alleen door hun liefde voor macht. Misschien overschatte hij de aantrekkingskracht van wraak.
Irina's kin ging de lucht in en ze rechtte haar schouders.
‘Nee, ik wil geen klacht indienen tegen de wolven en ook niet tegen de Cullens. Jullie zijn hierheen gekomen om een onsterfelijk kind te doden, maar er blijkt geen onsterfelijk kind te zijn. Dit is mijn fout, en ik neem alle verantwoordelijkheid op me. Maar de Cullens zijn onschuldig, en jullie hebben geen reden om hier nog langer te blijven. Het spijt me echt heel erg,’ zei ze tegen ons, en toen wendde ze zich tot de Volturigetuigen. ‘Er is geen misdaad gepleegd. Jullie kunnen weer gaan.’
Terwijl ze dat zei hief Caius zijn hand, met daarin een vreemd, metalen, sierlijk gegraveerd voorwerp.
Het was een teken. Er werd zo snel op gereageerd dat we allemaal verdwaasd en ongelovig toekeken. Voor we tijd hadden om in actie te komen was het alweer voorbij.
Er sprongen drie Volturisoldaten naar voren en Irina werd aan het oog onttrokken door hun grijze mantels. Op hetzelfde moment klonk er een afschuwelijk, snerpend geknars over de open plek. Caius gleed naar het midden van het grijze strijdgewoel en het weerzinwekkende, gierende geluid explodeerde in een onverwachte fontein van vonken en vlammen. De soldaten sprongen bij het plotseling oplaaiende vuur vandaan en namen onmiddellijk hun posities in de kaarsrechte rij van de wacht weer in.
Caius stond in zijn eentje naast Irina's brandende overblijfselen terwijl het metalen voorwerp in zijn hand nog steeds een felle steekvlam richting de brandstapel wierp.
Er klonk een korte klik en het vuur dat uit Caius' hand schoot hield op. De groep getuigen achter de Volturi hapte verschrikt naar adem.
Wij waren te ontzet om geluid te kunnen maken. We hadden geweten dat de onvermijdelijke dood in razende vaart op ons af kwam, maar het was heel iets anders om te moeten toezien hoe het gebeurde.
Caius glimlachte kil. ‘Nu heeft ze écht de verantwoordelijkheid voor haar daden op zich genomen.’
Zijn ogen flitsten naar onze voorste rij en gleden kort over de aan de grond genagelde gestalten van Tanya en Kate.
Op dat moment begreep ik dat Caius de banden van een echte familie helemaal niet onderschat had. Dít was zijn list. Het was nooit de bedoeling geweest dat Irina een klacht zou indienen, hij wilde juist dat ze zich tegen hem verzette. Daardoor had hij een excuus gehad om haar te vermoorden, om het geweld te gebruiken dat nu als een dichte, ontvlambare mist in de lucht hing. Hij had de boel tot ontploffing gebracht.
Het geforceerd vreedzame karakter van deze bijeenkomst wankelde toch al gevaarlijker dan een koorddansende olifant. Als het gevecht eenmaal losbarstte, zou er geen houden meer aan zijn. Het zou alleen maar erger worden, tot een van beide kanten met de grond gelijk gemaakt was. Onze kant. Caius wist dat.
En Edward ook.
‘Hou ze tegen!’ schreeuwde Edward, en hij sprong naar voren om Tanya bij de arm te grijpen toen ze zich met een woeste kreet van pure woede op de glimlachende Caius wilde storten. Voor ze Edward van zich af kon schudden had Carlisle zijn armen al strak om haar middel geslagen.
‘Je kunt niets meer voor haar doen,’ zei hij overredend toen ze zich bleef verzetten. ‘Zo geef je hem zijn zin!’
Kate was moeilijker in bedwang te houden. Krijsend begon ze aan de aanval die zou eindigen met ons aller dood. Rosalie stond het dichtst bij haar, maar voor Rose haar in de houdgreep kon nemen gaf Kate haar zo'n hevige schok dat Rose in elkaar zakte. Emmett kreeg Kates arm te pakken en gooide haar op de grond, maar wankelde achteruit toen zijn knieën het begaven. Kate rolde overeind en het leek erop dat niemand haar zou kunnen tegenhouden.
Garrett stortte zich op haar en wierp haar weer tegen de grond. Hij sloeg zijn armen om haar heen en pakte zijn eigen polsen vast. Ik zag zijn lichaam stuiptrekken toen ze hem een stroomstoot gaf. Zijn ogen rolden omhoog in hun kassen, maar hij liet niet los.
‘Zafrina!’ schreeuwde Edward.
Kates ogen werden wazig en haar geschreeuw ging over in gekreun. Tanya hield op met spartelen.
‘Geef me mijn zicht terug!’ siste Tanya.
Ten einde raad, maar zo voorzichtig als ik maar kon, trok ik mijn schild nog dichter tegen mijn lichtgevende vrienden aan. Ik haalde het behoedzaam van Kate af maar probeerde het wel om Garrett heen te houden, zodat het als een dun laagje tussen hen in hing.
En toen had Garrett de controle over zijn lichaam weer terug en kon hij Kate zonder moeite tegen de sneeuw drukken.
‘Als ik je loslaat, geef je me dan weer een schok, Katie?’ fluisterde hij.
Ze gromde en bleef nietsziend in het rond kronkelen.
‘Tanya, Kate, luister nou,’ zei Carlisle op een zachte maar dringende fluistertoon. ‘Wraak lost niets op. Irina zou niet willen dat jullie je leven op deze manier vergooien. Denk na. Als jullie hen aanvallen, gaan we allemaal dood.’
Tanya boog verdrietig haar schouders en zocht steun bij Carlisle. Kate bleef eindelijk liggen. Carlisle en Garrett bleven de vrouwen sussend toespreken, maar hun woorden klonken te gespannen om echt troost te bieden.
Ik concentreerde me weer op de priemende blikken waarmee ons kortstondige moment van chaos gespannen werd gadegeslagen. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat ook Edward en alle anderen weer op hun hoede waren, op Carlisle en Garrett na.
Caius staarde vol razende verbijstering naar Kate en Garrett in de sneeuw. Ook Aro keek naar de twee vampiers, en hij leek vooral ongeloof te voelen. Hij wist hoe sterk Kate was, hij had haar kracht gezien in Edwards herinneringen.
Begreep hij wat er gebeurde, zag hij in dat mijn schild veel sterker en verfijnder was geworden dan Edward wist? Of dacht hij dat het Garrett op de een of andere manier gelukt was om zelf onkwetsbaar te worden?
De Volturisoldaten stonden niet meer stram in het gelid maar waren door hun knieën gezakt, klaar om onmiddellijk terug te slaan als wij zouden aanvallen.
Achter hen keken drieënveertig getuigen toe met heel andere uitdrukkingen op hun gezicht dan toen ze het veld op waren gekomen. Verwarring was omgeslagen in achterdocht. Ze waren allemaal geschrokken van de bliksemsnelle executie van Irina. Wat had ze misdaan?
Nu Caius’ overhaaste daad niet zoals gehoopt tot een tegenaanval had geleid, vroegen de Volturigetuigen zich af wat hier eigenlijk aan de hand was. Ik zag Aro een snelle blik over zijn schouder werpen en hij verried zichzelf toen zijn gezicht heel even vertrok van ergernis. Zijn plan om een publiek mee te nemen had zich opeens tegen hem gekeerd.
Ik hoorde Stefan en Vladimir opgetogen met elkaar fluisteren bij het zien van Aro's onbehagen.
Aro was er duidelijk op gebrand zijn witte hoed op te houden, om met de woorden van de Roemenen te spreken. Maar ik dacht niet dat de Volturi ons zomaar met rust zouden laten om hun reputatie te redden. Als ze met ons hadden afgerekend zouden ze daarna ook gewoon hun getuigen afslachten. Ik kreeg opeens een vreemd soort medelijden met de grote groep onbekenden die de Volturi hadden meegenomen om ons te zien sterven. Demetri zou hen net zolang opjagen tot ook zij allemaal waren uitgeroeid.
Demetri moest sterven, voor Jacob en Renesmee, voor Alice en Jasper, voor Alistair, en voor deze onbekenden die geen enkel vermoeden hadden gehad van de prijs die ze voor vandaag zouden moeten betalen.
Aro raakte Caius’ schouder even aan. ‘Irina is gestraft omdat ze een valse getuigenis heeft afgelegd over het kind.’ Dus dat was hun excuus. Hij ging verder. ‘Misschien moeten we ons weer even met de hoofdzaak bezighouden.’
Caius ging met een harde, ondoorgrondelijke blik rechtop staan en staarde voor zich uit in de verte. Zijn gezicht deed me gek genoeg denken aan iemand die net te horen heeft gekregen dat hij gedegradeerd is.
Aro schreed naar voren en Renata, Felix en Demetri liepen automatisch met hem mee.
‘Ik wil graag het zekere voor het onzekere nemen,’ zei hij, ‘en een paar van jullie getuigen spreken. Gewoon voor de vorm, hoor.’ Hij maakte een luchthartig handgebaar.
Er gebeurden twee dingen tegelijkertijd. Caius’ ogen richtten zich op Aro en zijn kleine wrede glimlachje kwam weer terug. En Edward siste en balde zijn handen tot zulke strakke vuisten dat het leek alsof de botten van zijn knokkels door zijn staalharde huid zouden scheuren.
Ik wilde ontzettend graag weten wat er aan de hand was, maar Aro stond zo dichtbij dat hij zelfs de zachtste ademtocht kon horen. Ik zag Carlisle bezorgd naar Edwards gezicht kijken en toen verstrakten zijn eigen gelaatstrekken ook.
Terwijl Caius de ene flater na de andere had geslagen met vruchteloze beschuldigingen en ondoordachte pogingen om een gevecht uit te lokken, had Aro blijkbaar een doeltreffender strategie uitgedacht.
Aro schuifelde door de sneeuw naar het westelijke uiteinde van onze rij en bleef op zo'n tien meter van Amun en Kebi staan. De wolven in de buurt zetten dreigend hun nekharen overeind maar bleven op hun plek.
‘Ach, Amun, mijn buurman uit het zuiden!’ zei Aro warm. ‘Je bent al zo lang niet meer op bezoek geweest.’
Amun bleef roerloos van angst staan, met Kebi als een standbeeld naast hem. ‘De tijd is niet belangrijk – ik heb nooit in de gaten dat hij verstrijkt,’ zei Amun zonder zijn lippen te bewegen.
‘Helemaal waar,’ beaamde Aro. ‘Maar misschien had je wel een andere reden om weg te blijven?’
Amun zei niets.
‘Het kan soms zo ontzettend veel tijd kosten als je nieuwkomers in een groep moet inwerken. Dat weet ik maar al te goed! Ik ben blij dat ik anderen heb om dat soort vervelende klusjes voor me op te knappen. En het doet me goed dat jouw nieuwe aanwinsten zich zo uitstekend hebben aangepast. Jammer dat je ze nog nooit aan me hebt voorgesteld. Maar ik weet zeker dat je van plan was me snel op te komen zoeken.’
‘Uiteraard,’ zei Amun, op zo'n vlakke toon dat ik niet kon horen of hij bang was of het misschien sarcastisch bedoelde.
‘Ach, wat doet het er ook toe, we zijn nu allemaal bij elkaar! Is dat niet geweldig?’
Amun knikte wezenloos.
‘Maar de reden voor je aanwezigheid is helaas minder plezierig. Heeft Carlisle je gevraagd te getuigen?’
‘Ja.’
‘En waar ben je getuige van geweest?’
Amun gaf nog steeds volkomen emotieloos antwoord. ‘Ik heb het kind in kwestie bestudeerd. Het was haast meteen duidelijk dat het geen onsterfelijk kind was…’
‘Misschien moeten we, nu het ernaar uitziet dat er nieuwe categorieën zijn ontstaan,’ onderbrak Aro hem, ‘even duidelijk stellen waar we het over hebben. Met een onsterfelijk kind bedoel je natuurlijk een mensenkind dat gebeten is door een vampier en er daardoor zelf een geworden is.’
‘Ja, dat bedoelde ik.’
‘Wat is je nog meer opgevallen aan het kind?’
‘Dezelfde dingen die je ongetwijfeld ook al in Edwards gedachten hebt gezien. Dat hij de biologische vader van het kind is. Dat ze groeit. Dat ze leert.’
‘Ja ja,’ zei Aro met iets van ongeduld in zijn verder zo vriendelijke toon. ‘Maar in de paar weken dat je hier bent geweest, wat is je toen vooral opgevallen?’
Amun fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat ze… heel snel groeit.’
Aro glimlachte. ‘En vind jij dat ze mag blijven leven?’
Ik begon te sissen, en ik was niet de enige. De helft van de vampiers in onze groep protesteerde ook, en het geluid bleef als een woedend geknetter in de lucht hangen. Aan de andere kant van het veld reageerden een paar Volturigetuigen op dezelfde manier. Edward deed een stap naar achteren en pakte mijn pols vast om me in bedwang te houden.
Aro draaide zich niet om, maar Amun keek bezorgd om zich heen.
‘Ik ben hier niet om een oordeel te vellen,’ zei hij ontwijkend.
Aro lachte luchtig. ‘Ik vraag alleen om je mening.’
Amun stak zijn kin omhoog. ‘Ik zie geen gevaar in het kind. Ze leert nog sneller dan ze groeit.’
Aro knikte peinzend. Na een tijdje maakte hij aanstalten om weg te lopen.
‘Aro?’ riep Amun.
Aro draaide zich vliegensvlug om. ‘Ja, vriend?’
‘Ik heb mijn getuigenis afgelegd. Ik heb hier niets meer te zoeken. Mijn vrouw en ik willen nu graag gaan.’
Aro glimlachte beminnelijk. ‘Maar natuurlijk. Ik ben zo blij dat we even hebben kunnen bijkletsen. En ik weet zeker dat we elkaar snel weer zullen zien.’
Amuns lippen vormden een dunne streep en hij boog zijn hoofd kort om te laten zien dat hij de nauwelijks verholen dreiging had begrepen. Hij pakte Kebi's arm en samen renden ze haastig naar de zuidelijke rand van het veld, waar ze tussen de bomen verdwenen. Ik wist zeker dat ze nog heel lang zouden blijven rennen.
Aro schreed terug naar de oostkant van onze formatie, met zijn bewakers gespannen in zijn kielzog. Bij Siobhans omvangrijke gestalte bleef hij staan.
‘Hallo, mijn beste Siobhan. Je bent nog even mooi als altijd.’
Siobhan gaf hem een knikje en wachtte af.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Zou jij dezelfde antwoorden op mijn vragen geven als Amun?’
‘Jazeker,’ zei Siobhan. ‘Maar ik zou er nog iets aan toe willen voegen. Renesmee is zich bewust van de regels. Ze vormt geen gevaar voor mensen – ze valt minder op dan wij. We hoeven niet te vrezen voor ontdekking.’
‘Echt niet?’ vroeg Aro rustig.
Edward liet een laag, rommelend gegrom horen.
Caius’ troebele rode ogen klaarden op.
Renata stak beschermend haar hand uit naar haar meester.
En Garrett liet Kate los zodat hij zelf een stap naar voren kon doen, zonder aandacht te schenken aan Kate, die dit keer hém probeerde tegen te houden.
Siobhan gaf langzaam antwoord. ‘Ik begrijp niet helemaal wat je bedoelt.’
Aro liep achteloos een stukje naar achteren, richting de rest van zijn wacht. Renata, Felix en Demetri volgden hem als zijn schaduw.
‘De wet is niet geschonden,’ zei Aro sussend, maar iedereen hoorde dat er een ‘maar’ aankwam. Ik deed mijn best om de woede te onderdrukken die zich een weg door mijn keel probeerde te klauwen en grauwend mijn verzet wilde laten horen. Ik gooide mijn razernij in mijn schild, maakte het dikker, zodat ik zeker wist dat iedereen beschermd was.
‘De wet is niet geschonden,’ herhaalde Aro. ‘Maar betekent dat dan ook dat er geen gevaar dreigt? Nee.’ Kalm schudde hij zijn hoofd. ‘Dat is een heel andere kwestie.’
We reageerden alleen door onze toch al strak staande spieren nog verder aan te spannen, en aan de rand van onze groep vechters schudde Maggie langzaam haar hoofd van boosheid.
Aro liep bedachtzaam op en neer; het leek wel of hij zweefde en zijn voeten de grond helemaal niet raakten. Ik zag dat elke pas hem dichter naar zijn beschermende wacht bracht.
‘Ze is uniek… Volstrekt en onvoorstelbaar uniek. Het zou vreselijk zonde zijn om zoiets moois te vernietigen. Vooral omdat we zoveel van haar zouden kunnen leren…’ Hij zuchtte, alsof het hem moeite kostte om verder te gaan. ‘Maar ze vormt wél een gevaar, een gevaar dat niet zomaar terzijde geschoven kan worden.’
Niemand zei iets. Het was doodstil terwijl hij verderging met een monoloog die klonk alsof hij hem alleen tegen zichzelf hield.
‘Wat is het toch ironisch dat terwijl de mensen zich steeds verder ontwikkelen, en hun geloof in de wetenschap groeit en hun wereld beheerst, wij steeds minder bang hoeven te zijn om ontdekt te worden. Maar, hoewel we ons steeds vrijer kunnen bewegen doordat zij niet meer in het bovennatuurlijke geloven, zijn ze technologisch gezien zo sterk geworden dat ze, als ze zouden willen, een reële bedreiging voor ons zouden kunnen vormen, en sommigen van ons zelfs zouden kunnen doden.
Duizenden jaren lang hebben we ons bestaan vooral geheimgehouden omdat dat makkelijker, praktischer was, en niet zozeer om onze veiligheid te garanderen. Maar de afgelopen wrede, boze eeuw heeft zulke krachtige wapens voortgebracht dat ze zelfs voor ons onsterfelijken een gevaar vormen. Nu beschermt het idee dat wij slechts een mythe zijn ons pas écht tegen die zwakke wezens waarop we jagen.
Dit wonderbaarlijke kind…’ Hij tilde zijn hand op, met de handpalm naar beneden alsof hij hem op Renesmee wilde leggen, hoewel hij veertig meter bij haar vandaan was en ondertussen weer bijna tussen de Volturigelederen stond. ‘Wisten we maar hoe ze zich zal ontwikkelen – wisten we maar hónderd procent zeker dat haar bestaan onze geheime wereld nooit zal verraden. Maar we hebben geen idee wat er van haar zal worden! Zelfs haar eigen ouders zijn doodsbang voor wat de toekomst zal brengen. We kúnnen niet weten hoe ze zal opgroeien.’ Hij zweeg even, keek eerst naar onze getuigen en toen, met een veelbetekenende blik, naar de zijne. Hij was er heel aardig in geslaagd om net te klinken alsof hij zelf echt door zijn woorden werd verscheurd.
Met zijn ogen nog steeds op zijn eigen getuigen gericht ging hij verder. ‘Alleen het bekende is veilig. Alleen het bekende is toelaatbaar. Het onbekende is… een zwakke plek.’
Caius’ boosaardige grijns werd breder.
‘Je zoekt spijkers op laag water, Aro,’ zei Carlisle kil.
‘Rustig, mijn vriend.’ Aro glimlachte; zijn gezicht was nog net zo aardig en zijn stem nog net zo vriendelijk als net. ‘We moeten dit niet overhaasten. We moeten dit van alle kanten bekijken.’
‘Zou ik dan misschien ook mijn kant van het verhaal mogen vertellen?’ vroeg Garrett op neutrale toon terwijl hij nog een stap naar voren deed.
‘Nomade,’ zei Aro en hij gaf een toestemmend knikje.
Garrett rechtte zijn rug. Hij richtte zijn blik op de menigte aan de rand van het veld en sprak rechtstreeks tegen de Volturigetuigen.
‘Ik ben hier net als de anderen op Carlisles verzoek naartoe gekomen om te getuigen,’ zei hij. ‘Dat is nu in elk geval niet meer nodig, wat het kind betreft. We hebben allemaal gezien wat ze is.
Ik ben gebleven om een andere getuigenis af te leggen. Aan jullie.’ Hij wees met een priemende vinger naar de argwanende vampiers. ‘Twee van jullie ken ik – Makenna, Charles – en ik kan zien dat er nog veel meer zwervers onder jullie zijn, die net als ik rondtrekken en aan niemand verantwoording hoeven af te leggen. Denk goed na over wat ik jullie ga vertellen.
Deze oudsten zijn hier níét gekomen om het recht te laten zegevieren, zoals ze jullie hebben wijsgemaakt. Wij hadden al zo'n vermoeden, en nu is het bewezen. Ze hadden een geldige reden voor hun komst, maar die bleek op een misverstand te berusten. Zie hoe ze nu met slechte uitvluchten komen om hun ware missie te kunnen voortzetten. Zie hoe ze zich in allerlei bochten wringen om te rechtvaardigen wat ze hier eigenlijk komen doen: deze familie vernietigen.’ Hij gebaarde naar Carlisle en Tanya.
‘De Volturi zijn hierheen gekomen om deze clan, die zij als hun tegenstanders beschouwen, te doden. Misschien kijken jullie wel net als ik vol verbazing naar hun gouden ogen. Ze zijn anders dan wij, dat is waar. Maar de oudsten kijken ook en zien nog iets anders dan hun opvallende levensstijl. Zij zien mácht.
Ik heb de onderlinge verbanden binnen deze familie gezien – en neem maar van mij aan dat dit een echte familie is. Deze vreemde mensen met hun gouden ogen verzetten zich tegen hun eigen natuur. Maar het lijkt erop dat ze in ruil daarvoor iets gevonden hebben wat misschien nog wel meer waard is dan slechts het bevredigen van een behoefte. Ik heb ze in de tijd dat ik hier was vrij goed geobserveerd, en ik heb het idee dat deze bijzonder sterke familiebanden voortkomen uit en zelfs alleen mogelijk zijn door het vredige karakter van dit leven vol onthouding. Er is hier geen agressie zoals we die allemaal bij de zuidelijke clans hebben gezien, die steeds groter werden en razendsnel ten onder gingen aan hun verwoestende vetes. Hier hunkert niemand naar macht. En Aro weet dat beter dan ik.’
Ik keek naar Aro terwijl Garrett zijn beschuldigende woorden uitsprak en wachtte gespannen af hoe hij zou reageren. Maar Aro had slechts een beleefde en licht geamuseerde uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij naar een kind met een driftbui keek en wachtte tot het door zou krijgen dat er niemand op zijn aanstellerij lette.
‘Toen Carlisle vertelde wat ons te wachten stond, heeft hij ons op het hart gedrukt dat hij ons niet had laten komen om te vechten.’ Garrett wees naar Siobhan en Liam. ‘Deze getuigen beloofden een verklaring af te leggen, om de Volturi met hun aanwezigheid een halt toe te roepen zodat Carlisle de kans zou krijgen om zijn verhaal te doen.
Maar sommigen van ons,’ en zijn ogen schoten even naar Eleazar, ‘vroegen zich af of het feit dat Carlisle de waarheid aan zijn kant had wel afdoende zou zijn om deze zogenaamde gerechtigheid tegen te houden. Zijn de Volturi hier om ervoor te zorgen dat ons bestaan geheim blijft, of om ervoor te zorgen dat ze hun macht behouden? Zijn ze gekomen om een verboden wezen te vernietigen, of een manier van leven? Zouden ze er genoegen mee nemen als bleek dat het zogenaamde gevaar slechts op een misverstand berustte? Of zouden ze hun zin ook zonder legitieme reden proberen door te drukken?
We weten wat het antwoord is op al deze vragen. We hebben het gehoord in Aro's leugenachtige woorden – een van ons heeft een gave waardoor we zeker weten dat hij loog – en we zien het nu in Caius’ begerige glimlach. Hun wacht is slechts een hersenloos wapen, een middel dat hun meesters gebruiken in hun zoektocht naar macht.
Dit roept andere vragen op, vragen waar júllie antwoord op moeten geven. Wie is jullie baas, nomaden? Doen jullie wat anderen willen, of alleen wat jullie zélf willen? Zijn jullie vrij om je eigen pad te kiezen, of bepalen de Volturi hoe jullie levens eruitzien?
Ik ben gekomen om te getuigen. Ik blijf om te vechten. De dood van het kind interesseert de Volturi niets. Het gaat hun alleen om de dood van onze vrije wil.’
Hij liet zijn blik nog een laatste keer over de Volturigetuigen gaan en keek hen stuk voor stuk indringend aan. Aan hun gezichten was duidelijk te zien dat zijn woorden indruk hadden gemaakt. ‘Misschien willen jullie je wel bij ons aansluiten. Als jullie denken dat de Volturi jullie zullen laten leven om dít na te vertellen, dan heb je het mis. Misschien gaan we allemaal dood,’ hij haalde zijn schouders op, ‘maar misschien ook wel niet. Misschien staan we wel op gelijkere voet dan zij denken. Misschien hebben de Volturi eindelijk een waardige tegenstander getroffen. Maar ik kan jullie één ding beloven: als wij gaan, dan gaan jullie ook.’
Hij sloot zijn verhitte betoog af door weer naast Kate te gaan staan, en nam toen een vechthouding aan.
Aro glimlachte. ‘Een erg mooie toespraak, mijn revolutionaire vriend.’
Garrett was nog steeds klaar voor de aanval. ‘Revolutionair?’ gromde hij. ‘En tegen wie kom ik dan in opstand, als ik vragen mag? Ben jij mijn koning? Moet ik jou ook “meester” noemen, net als die vleierige soldaten van je?’
‘Rustig, Garrett,’ zei Aro inschikkelijk. ‘Ik refereerde slechts aan de tijd waarin je geboren bent. Nog steeds een echte patriot, merk ik.’
Garrett keek hem woedend aan.
‘We zullen het eens aan onze getuigen vragen,’ stelde Aro voor. ‘Ik wil horen hoe zij erover denken voor we ons besluit nemen.’ Hij keerde ons nonchalant de rug toe en liep nog een paar meter verder naar de groep zenuwachtige toeschouwers die zich nu nog dichter tegen de bosrand aan drukten. ‘Vertel eens, vrienden. Wat vinden jullie er nu van? Ik kan jullie verzekeren dat het kind niet is wat we hadden gevreesd. Nemen we het risico en laten we het kind in leven? Laten we deze familie ongemoeid, en zetten we daarmee onze eigen wereld op het spel? Of heeft onze vurige Garrett gelijk? Willen jullie het samen met hem tegen ons opnemen nu wij opeens naar de wereldheerschappij schijnen te streven?’
De getuigen staarden hem behoedzaam aan. Een kleine, zwartharige vrouw keek even opzij naar de donkerblonde man die naast haar stond.
‘Zijn dat onze enige opties?’ vroeg ze plotseling en haar ogen schoten weer terug naar Aro. ‘We scharen ons achter jullie of we vechten tegen jullie?’
‘Maar natuurlijk niet, mijn allerliefste Makenna,’ zei Aro, en hij deed net alsof hij het verschrikkelijk vond dat iemand tot die conclusie zou kunnen komen. ‘Jullie zijn uiteraard net als Amun vrij om te gaan, zelfs als jullie het niet eens zijn met het besluit van de raad.’
Makenna keek nog een keer naar haar partner, en hij gaf een haast onzichtbaar knikje.
‘We zijn hier niet naartoe gekomen om te vechten.’ Ze zweeg even, ademde uit en zei toen: ‘We zijn hiernaartoe gekomen om te getuigen. En wij willen hierbij verklaren dat deze veroordeelde familie onschuldig is. Garrett heeft volkomen gelijk.’
‘Ach,’ zei Aro verdrietig. ‘Wat jammer dat je zo over ons denkt. Maar onze taak roept bij sommigen nu eenmaal weerstand op.’
‘Ik denk het niet, ik voel het,’ zei Makenna's partner met het strogele haar op een hoge, zenuwachtige toon. Hij keek even naar Garrett. ‘Garrett zei dat zij weten wanneer iemand liegt. Ook ik weet wanneer ik de waarheid hoor en wanneer niet.’ Met angstige ogen schuifelde hij in afwachting van Aro's reactie dichter naar zijn vrouw toe.
‘Charles, mijn vriend, je hoeft niet bang voor ons te zijn. De patriot is ongetwijfeld oprecht overtuigd van wat hij zegt.’ Aro grinnikte zachtjes en Charles kneep zijn ogen samen.
‘Dat was onze getuigenverklaring,’ zei Makenna. ‘We gaan nu weg.’
Charles en zij liepen langzaam achteruit en draaiden zich pas om toen ze door de bomen aan het zicht werden onttrokken. Een andere onbekende trok zich op dezelfde manier terug, waarna er nog drie getuigen achter hem aan renden.
Ik bestudeerde de zevenendertig overgebleven vampiers. Een aantal leek zo in de war dat ze gewoon niet in staat waren om een besluit te nemen. Maar de meerderheid was zich volgens mij maar al te bewust van de kant die de confrontatie op ging. Ik vermoedde dat ze liever wilden weten wie er precies achter hen aan zouden komen dan dat ze nu vast een voorsprong namen.
Ik wist zeker dat Aro hetzelfde zag als ik. Hij draaide zich om en liep rustig terug naar zijn wacht. Hij ging voor hen staan en sprak hen met heldere stem toe.
‘We zijn in de minderheid, mijn lievelingen,’ zei hij. ‘We kunnen geen hulp van anderen verwachten. Moeten we deze kwestie laten voor wat hij is om onszelf te redden?’
‘Nee, meester,’ fluisterden ze in koor.
‘En zijn we wellicht bereid om een aantal mensen te verliezen om onze wereld te beschermen?’
‘Ja,’ fluisterden ze. ‘We zijn niet bang.’
Aro glimlachte en wendde zich tot zijn in het zwart geklede partners.
‘Broeders,’ zei hij ernstig. ‘We hebben veel te bespreken.’
‘Tijd voor overleg,’ zei Caius geestdriftig.
‘Tijd voor overleg,’ herhaalde Marcus ongeïnteresseerd.
Aro keerde ons weer de rug toe en ging tegenover de andere oudsten staan. Ze gaven elkaar de hand en vormden een driehoek van zwarte mantels.
Zodra Aro zijn aandacht bij het zwijgende overleg had, glipten er nog twee getuigen stilletjes het bos in. Ik hoopte voor hen dat ze hard konden rennen.
Dit was het dan. Voorzichtig haakte ik Renesmees armen los, die ze nog steeds om mijn nek geslagen had.
‘Weet je nog wat ik tegen je gezegd heb?’
Er kwamen tranen in haar ogen, maar ze knikte. ‘Ik hou van jou,’ fluisterde ze.
Edward stond ons met grote gouden ogen aan te kijken. Jacob gluurde naar ons vanuit een grote donkere ooghoek.
‘Ik hou ook van jou,’ zei ik en toen raakte ik haar medaillon even aan. ‘Meer dan van mijn eigen leven.’ Ik gaf haar een kus op haar voorhoofd.
Jacob jankte ongerust.
Ik ging op mijn tenen staan en fluisterde in zijn oor: ‘Wacht tot ze echt helemaal afgeleid zijn en ga er dan met haar vandoor. Vlucht zo ver mogelijk hier vandaan. Als je te voet niet meer verder kunt, heeft zij alles bij zich wat jullie nodig hebben voor het vliegtuig.’
Edward en Jacob hadden bijna precies dezelfde ontzette blik op hun gezicht, ondanks het feit dat een van hen een dier was.
Renesmee stak haar handjes uit naar Edward en hij tilde haar op. Ze hielden elkaar heel stevig vast.
‘Is dit wat je voor me verborgen hebt gehouden?’ fluisterde hij over haar hoofd heen.
‘Voor Aro,’ zei ik bijna geluidloos.
‘Alice?’
Ik knikte.
Zijn gezicht vertrok van verdriet nu hij het begreep. Had ik ook zo gekeken toen ik eindelijk doorkreeg wat Alice’ aanwijzingen betekenden?
Jacob gromde zacht, een diep, schor geluid, zo gelijkmatig en ononderbroken dat hij bijna leek te spinnen. Zijn nekharen stonden rechtovereind en hij liet zijn tanden zien.
Edward kuste Renesmee op haar voorhoofd en beide wangen en zette haar toen op Jacobs schouders. Ze klauterde soepel op zijn rug en trok zich op aan zijn vacht tot ze stevig in de kuil tussen zijn enorme schouderbladen zat.
Jacob draaide zijn kop naar me toe. Zijn ogen stonden intens verdrietig en het rommelende gebrom schuurde nog steeds door zijn borstkas.
‘Jij bent de enige aan wie we haar ooit zouden kunnen toevertrouwen,’ prevelde ik tegen hem. ‘Als jij niet zoveel van haar zou houden, zou ik dit nooit over mijn hart kunnen verkrijgen. Ik weet dat jij haar kunt beschermen, Jacob.’
Hij jankte weer en boog zijn kop om me een duwtje tegen mijn schouder te geven.
‘Ik weet het,’ fluisterde ik. ‘Ik hou ook van jou, Jake. Je zult altijd mijn beste vriend blijven.’
Er rolde een traan zo groot als een honkbal in de roodbruine vacht onder zijn oog.
Edward legde zijn hoofd tegen de schouder waar hij ook Renesmee op had gezet. ‘Vaarwel, Jacob, mijn broer… mijn zoon.’
Ons afscheid ontging de anderen niet. Ze bleven strak naar de zwijgende zwarte driehoek kijken, maar ik wist dat ze meeluisterden.
‘Is er dan helemaal geen hoop meer?’ fluisterde Carlisle. Hij klonk niet bang, maar vastberaden en berustend.
‘Er is zeker nog hoop,’ mompelde ik terug. Het zou kunnen, zei ik tegen mezelf. ‘Ik ken alleen mijn eigen lot.’
Edward pakte mijn hand. Hij wist dat hij daar ook bij hoorde: het sprak voor zich dat ik met ‘mijn lot’ ons tweeën bedoelde. We vormden allebei de helft van het geheel.
Ik hoorde Esmés gejaagde ademhaling achter me. Ze liep ons voorbij terwijl ze onze gezichten even aanraakte, ging naast Carlisle staan en pakte zijn hand.
Plotseling werden we omringd door gemompelde afscheidswoorden en liefdesbetuigingen.
‘Als we dit overleven,’ fluisterde Garrett tegen Kate, ‘dan ga ik overal met je mee naartoe.’
‘Daar komt-ie nu mee,’ mopperde ze.
Rosalie en Emmett gaven elkaar een korte maar gepassioneerde kus.
Tia streelde Benjamins gezicht. Hij glimlachte opgewekt terug, pakte haar hand en drukte hem tegen zijn wang.
Daarna zag ik niet meer hoe iedereen zijn liefde en verdriet uitte, want ik werd plotseling afgeleid door een onverwachte, trillende druk tegen de rand van mijn schild. Ik kon niet goed zien waar hij vandaan kwam, maar het voelde alsof hij op de randen van onze groep gericht was, en dan met name op Siobhan en Liam. De druk richtte geen schade aan en verdween weer.
De zwijgende gestalten van de beraadslagende oudsten hadden zich niet verroerd. Maar misschien hadden we een of ander teken gemist.
‘Ga klaarstaan,’ fluisterde ik tegen de anderen. ‘Het gaat beginnen.’