Proloog
De nachtmerrie werd werkelijkheid toen de zwarte rij op ons afkwam door de ijzige mist die rond hun voeten kolkte.
We gaan dood, dacht ik in paniek. Ik wilde koste wat kost mijn lieveling beschermen, maar ik mocht er niet aan denken, mocht mijn aandacht niet laten verslappen.
Ze schreden dichterbij in hun golvende zwarte mantels. Ik zag hoe hun handen zich tot lijkbleke klauwen kromden. Ze gleden uit elkaar, sloten ons in om ons van alle kanten te kunnen aanvallen. We waren in de minderheid. Het was voorbij.
En toen, als in een flits, veranderde de hele situatie. En tegelijkertijd was alles nog hetzelfde – de Volturi slopen nog steeds naderbij, klaar om ons te doden. Het enige wat veranderd was, was hoe ik ernaar keek. Plotseling verlangde ik ernaar. Ik wílde dat ze aanvielen. De paniek veranderde in bloeddorst terwijl ik glimlachend in elkaar dook, en er rolde een grom door mijn ontblote tanden.