7. Onverwacht

De zwarte rij kwam door de sluier van mist op me af. Ik zag hun donkerrode ogen, fonkelend van moordlustig verlangen. Ze lieten hun scherpe, natte tanden zien – sommigen door te grauwen, anderen door te glimlachen.

Ik hoorde het kind achter me zachtjes jammeren, maar ik kon me niet naar hem omdraaien. Hoewel ik wanhopig graag wilde kijken of alles goed met hem was, kon ik het me nu niet veroorloven mijn concentratie ook maar een seconde te laten verslappen.

Ze kwamen als spoken dichterbij in hun zwarte, golvende mantels. Ik zag hoe hun handen zich omkrulden tot lijkwitte klauwen. Ze gleden langzaam uit elkaar, bogen af om ons van alle kanten in te sluiten. We waren omsingeld. We gingen dood.

En toen, letterlijk als in een flits, was de situatie opeens helemaal anders. Maar toch bleef alles hetzelfde – de Volturi kwamen nog steeds op ons af, klaar om ons te vermoorden. Het enige wat veranderd was, was hoe ik naar het tafereel keek. Plotseling had ik er zin in. Ik wílde dat ze aanvielen. De paniek veranderde in bloeddorst terwijl ik met een glimlach op mijn gezicht in elkaar dook voor de aanval, en er rolde een woest gegrom langs mijn ontblote tanden.

Ik ging met een ruk rechtop zitten, zo geschrokken dat ik er wakker van was geworden.

De kamer was donker. En bloedheet. Mijn haar kleefde nat van het zweet tegen mijn slapen en er rolden druppels langs mijn hals.

Ik tastte rond naar de warme lakens; het bed was leeg.

‘Edward?’

Net op dat moment voelden mijn vingers een glad, plat, stijf voorwerp. Een dubbelgevouwen vel dik papier. Ik pakte het op en liep op de tast door de kamer naar het lichtknopje.

Op de buitenste flap van het papier stond MEVROUW CULLEN.

Ik hoop niet dat je wakker zult worden en mijn afwezigheid zult opmerken, maar mocht dat wel het geval zijn: ik ben zo terug. Ik ben even naar het vasteland om te jagen. Ga maar weer slapen. Als je straks wakker wordt ben ik er weer. Ik hou van je.

Ik zuchtte. We waren hier nu ongeveer twee weken, dus ik had kunnen verwachten dat hij weg zou moeten, maar ik had helemaal niet op de tijd gelet. Het leek wel alsof we hier buiten de tijd leefden en in een soort volmaakte staat van zijn voortzweefden.

Ik veegde het zweet van mijn voorhoofd. Ik was klaarwakker, ook al was het volgens de klok op het dressoir nog maar net één uur geweest. Het was veel te heet en plakkerig om weer in slaap te kunnen vallen. En bovendien wist ik zeker dat de zwarte figuren opnieuw door mijn hoofd zouden komen spoken als ik het licht uitdeed en mijn ogen sloot.

Ik stond op en liep doelloos door het donkere huis terwijl ik overal lampen aanknipte. Het voelde zo groot en leeg zonder Edward. Anders.

Uiteindelijk belandde ik in de keuken, waar ik besloot dat ik misschien wel wat troosteten kon gebruiken.

Ik rommelde door de koelkast tot ik alle benodigdheden voor gebraden kip had gevonden. Het geknetter en gesis van de kip in de pan klonk gezellig en huiselijk; ik was een stuk minder nerveus nu het geluid de stilte verdrong.

Het rook zo lekker dat ik rechtstreeks uit de pan begon te eten en mijn tong verbrandde. Maar bij de vijfde of zesde hap was de kip genoeg afgekoeld om er iets van te proeven. Ik begon langzamer te kauwen. Zat er nou een raar smaakje aan? Ik controleerde het vlees en dat was helemaal wit, maar ik vroeg me toch af of het wel echt gaar was. Ik nam nog een voorzichtig hapje en kauwde twee keer. Gatver, het was bedorven. Ik sprong overeind en spuugde het uit in de gootsteen. Opeens vond ik de geur van kip en olie weerzinwekkend. Ik pakte het bord, schoof alles in de vuilnisbak en zette de ramen open om de lucht te verdrijven. Buiten was een koel briesje opgestoken, dat lekker aanvoelde op mijn huid.

Ik was meteen doodmoe, maar ik wilde niet meer terug naar de hete slaapkamer. Daarom deed ik in de televisiekamer ook het raam open en ging op de bank eronder liggen. Ik zette dezelfde film op die we laatst ook hadden gekeken en viel al tijdens het luchtige openingslied in slaap.

Toen ik mijn ogen weer opendeed stond de zon al halverwege zijn hoogste punt, maar ik was niet wakker geworden van het licht. Ik voelde twee koele armen om me heen die me tegen een koel lijf aan trokken. Op hetzelfde moment ging er een felle pijnscheut door mijn buik, haast alsof ik een stomp in mijn maag had gekregen.

‘Het spijt me,’ prevelde Edward terwijl hij met een koude hand mijn klamme voorhoofd afveegde. ‘En ik vond mezelf nog wel zo grondig. Ik had er niet aan gedacht dat je het zonder mij snikheet zou krijgen. Als ik nog een keer wegga laat ik eerst een airconditioning installeren.’

Ik kon me niet concentreren op wat hij zei. ‘Pardon!’ hijgde ik terwijl ik me los probeerde te worstelen uit zijn greep.

Hij liet zijn armen automatisch zakken. ‘Bella?’

Ik rende met mijn hand voor mijn mond naar de badkamer. Ik voelde me zo afschuwelijk dat het me – in eerste instantie – niet eens kon schelen dat hij bij me zat terwijl ik me op mijn hurken over de wc-pot boog en hevig overgaf.

‘Bella? Wat is er?’

Ik kon nog geen antwoord geven. Hij pakte me bezorgd vast, hield het haar uit mijn gezicht en wachtte tot ik weer kon ademen.

‘Die gore kip ook,’ kreunde ik.

‘Gaat het wel?’ Zijn stem klonk gespannen.

‘Niks aan de hand,’ hijgde ik. ‘Gewoon voedselvergiftiging. Je hoeft hier niet naar te kijken. Ga weg.’

‘Ik dacht het niet, Bella.’

‘Ga weg,’ kreunde ik nog een keer, en ik probeerde me overeind te worstelen zodat ik mijn mond kon spoelen. Hij hielp me liefdevol en negeerde mijn zwakke pogingen om hem weg te duwen.

Toen mijn mond weer schoon was droeg hij me naar het bed en zette me voorzichtig neer, maar hij bleef me ondersteunen met zijn armen.

‘Voedselvergiftiging?’

‘Ja,’ zei ik schor. ‘Ik had kip klaargemaakt vannacht. Het smaakte vies, dus ik heb alles weggegooid. Maar toen had ik al een paar happen gegeten.’

Hij legde een koude hand op mijn voorhoofd. Het voelde fijn. ‘Hoe voel je je nu?’

Daar dacht ik even over na. De misselijkheid was net zo snel verdwenen als hij was opgekomen, en ik voelde me precies zoals elke ochtend. ‘Best oké. Ik heb eigenlijk wel trek.’

Ik moest van hem eerst een uur wachten en een glas water binnenhouden voor hij een stel eieren voor me bakte. Ik voelde me prima, alleen een beetje moe omdat ik de halve nacht wakker was geweest. Hij zette CNN aan – we waren zo afgesloten van de buitenwereld dat de derde wereldoorlog wel had kunnen uitbreken zonder dat wij het wisten – en ik lag soezerig over zijn schoot.

Het nieuws verveelde me en ik draaide me om om hem een zoen te geven. Net als die ochtend voelde ik een scherpe pijn in mijn buik toen ik me bewoog. Ik wendde me met een ruk van hem af en sloeg mijn hand voor mijn mond. Ik wist dat ik de badkamer nooit zou halen, dus dit keer rende ik naar de gootsteen in de keuken.

Hij hield mijn haar weer vast.

‘Misschien moeten we terug naar Rio, naar een arts,’ stelde hij bezorgd voor toen ik na afloop mijn mond weer stond te spoelen.

Ik schudde mijn hoofd en schuifelde naar de gang. Artsen hadden naalden. ‘Niets aan de hand, ik moet alleen even mijn tanden poetsen.’

Toen de vieze smaak uit mijn mond was, zocht ik in mijn koffer naar de kleine EHBO-doos die Alice voor me had ingepakt, vol menselijke dingen als pleisters, pijnstillers en de maagtabletten die ik nu wilde. Als mijn buik zou kalmeren werd Edward misschien ook weer wat rustiger.

Maar voor ik de maagtabletten vond, kwam ik iets anders tegen wat Alice voor me had ingepakt. Ik pakte het kleine blauwe doosje op en staarde er heel lang naar terwijl ik alles om me heen vergat.

Vervolgens begon ik in mijn hoofd te tellen. Eén keer. Twee keer. Nog een keer.

Ik schrok toen er op de deur werd geklopt en het doosje viel terug in de koffer.

‘Gaat het?’ vroeg Edward aan de andere kant van de deur. ‘Ben je weer misselijk?’

‘Ja en nee,’ zei ik, maar mijn stem klonk gesmoord.

‘Bella? Mag ik alsjeblieft binnenkomen?’ Hij was ongerust.

‘O… ké?’

Hij kwam binnen en keek onderzoekend naar de manier waarop ik met een wezenloze, starende blik in kleermakerszit naast mijn koffer op de grond zat. Hij ging naast me zitten en legde zijn hand meteen weer op mijn voorhoofd.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Hoeveel dagen geleden was de bruiloft?’ fluisterde ik.

‘Zeventien,’ antwoordde hij onmiddellijk. ‘Bella, wat is er?’

Ik was weer aan het tellen. Ik stak een waarschuwende vinger omhoog om aan te geven dat hij even moest wachten en zei de getallen geluidloos voor mezelf op. Ik had me in de dagen vergist. We waren hier al langer dan ik dacht. Ik begon opnieuw.

‘Bella!’ fluisterde hij dringend. ‘Ik word helemaal gek hier.’

Ik probeerde te slikken. Dat hielp niet, dus rommelde ik door de koffer tot ik het blauwe doosje tampons weer had gevonden. Ik hield ze zwijgend omhoog.

Hij staarde me verward aan. ‘Wat? Je wou toch niet beweren dat je zo misselijk bent omdat je ongesteld moet worden?’

‘Nee,’ wist ik uit te brengen. ‘Nee, Edward. Ik probeer te zeggen dat ik vijf dagen over tijd ben.’

Zijn uitdrukking veranderde niet. Het leek wel alsof ik niets had gezegd.

‘Volgens mij is dit geen voedselvergiftiging,’ voegde ik er nog aan toe.

Hij gaf geen antwoord. Hij was in een standbeeld veranderd.

‘Die dromen,’ mompelde ik op vlakke toon tegen mezelf. ‘De hele tijd slapen. Dat gehuil. Al dat eten. O. O. Ó.’

Edward staarde met een glazige blik voor zich uit, alsof hij me niet meer zag.

In een reflex, bijna onwillekeurig, greep mijn hand naar mijn buik.

‘O!’ piepte ik nog een keer.

Ik sprong overeind en wrong me uit Edwards onbeweeglijke handen. Ik had nog steeds het korte zijden broekje en hemdje aan waarin ik had geslapen, dus ik trok de blauwe stof opzij en staarde naar mijn buik.

‘Dat kan niet,’ fluisterde ik.

Ik had absoluut geen ervaring met zwangerschappen en baby's en al dat soort dingen, maar ik was niet dom. Ik had genoeg films en tv-programma's gezien om te weten dat het zo niet werkte. Ik was pas vijf dagen over tijd. Zelfs áls ik inderdaad zwanger was geworden, dan zou mijn lijf zich daar nog niet eens bewust van zijn. Ik zou nog geen last hebben van zwangerschapsmisselijkheid. Mijn eet- en slaapgewoonten zouden nog niet veranderd zijn.

En er zou al helemaal geen kleine maar overduidelijke bolling te zien zijn tussen mijn heupbeenderen.

Ik draaide mijn bovenlichaam van achteren naar voren en bekeek het van alle kanten, alsof de bult in het juiste licht gewoon zou verdwijnen. Ik liet mijn vingers eroverheen glijden en was verbaasd toen ik merkte hoe hard hij aanvoelde onder mijn huid.

‘Dat kan niet,’ zei ik nog een keer, want bobbel of geen bobbel, ongesteld of niet ongesteld (en ik was zeker weten níét ongesteld, hoewel ik in mijn hele leven nog nooit een dag over tijd geweest was), ik kon gewoon onmogelijk zwanger zijn. De enige jongen met wie ik ooit seks had gehad was nota bene een vampier, verdorie.

Een vampier die nog steeds roerloos op de grond zat en eruitzag alsof hij nooit meer in beweging zou komen.

Er moest dus een andere verklaring voor zijn. Er was iets mis met me. Ik had een of andere zeldzame Zuid-Amerikaanse ziekte waardoor ik alle tekenen van een zwangerschap vertoonde, maar dan versneld…

En toen moest ik opeens ergens aan denken – aan een internetsessie op een ochtend in wat nu wel een vorig leven leek. Ik zat achter het oude bureautje in mijn kamer in Charlies huis terwijl het grijze licht door het raam viel, en was helemaal verdiept in de website Vampier A-Z. Nog geen vierentwintig uur daarvoor had Jacob Black, in een poging me te vermaken met de Quileutelegendes waar hij zelf nog niet in geloofde, me verteld dat Edward een vampier was. De eerste stukken van de site, die volledig gewijd was aan vampiermythen uit de hele wereld, had ik aandachtig bestudeerd. De Filippijnse Danag, de Hebreeuwse Estrie, de Roemeense Varacolaci, de Italiaanse Stregoni benefici (een legende die trouwens gebaseerd was op de tijd die mijn kersverse schoonvader lang geleden bij de Volturi had doorgebracht, maar daar had ik op dat moment natuurlijk nog geen enkele weet van gehad)… De verhalen waren steeds onwaarschijnlijker geworden en ik had ze steeds vluchtiger doorgelezen. Ik kon me van de latere hoofdstukken alleen nog maar wat vage dingen herinneren. Het leken voornamelijk verzinsels om dingen als kindersterfte en ontrouw mee te verklaren. ‘Nee schat, ik ga helemaal niet vreemd! Die sexy vrouw die je net het huis uit zag sluipen was een kwaadaardige succubus! Ik heb mazzel dat ik nog leef!’ (Nu ik de verhalen over Tanya en haar zussen had gehoord, vermoedde ik overigens dat zulke smoesjes soms wel degelijk waar waren.) Er was er ook een voor de dames geweest: ‘Hoe durf je te beweren dat ik een ander heb, alleen omdat jij net twee jaar op zee bent geweest en ik bij jouw thuiskomst zwanger blijk te zijn? Het was de incubus. Hij heeft me gehypnotiseerd met zijn mystieke vampierkrachten…’

Dat stond namelijk in de beschrijving van de incubus – hij kon kinderen verwekken bij zijn slachtoffers.

Ik schudde verdwaasd mijn hoofd. Maar…

Ik dacht aan Esmé en vooral ook aan Rosalie. Vampiers konden geen kinderen krijgen. Anders had Rosalie ondertussen allang uitgevonden hoe. De incubusmythe was gewoon een fabeltje.

Maar… er was natuurlijk wel een verschil tussen Rosalie en mij. Het was logisch dat Rosalie niet zwanger kon raken, want ze was voor altijd bevroren in de staat waarin ze onsterfelijk was geworden. Onveranderlijk. En om een baby te baren móést het lichaam van een vrouw wel veranderen. In eerste instantie was er de constante verandering van de maandelijkse cyclus, en daarna de ingrijpender veranderingen die nodig waren om ruimte aan een steeds groter wordend baby'tje te bieden. Rosalies lichaam kon niet veranderen.

Maar dat van mij wel. En dat deed het ook. Ik voelde aan de bult op mijn buik die er gisteren nog niet had gezeten.

En mensenmannen – tja, die bleven van hun puberteit tot hun dood eigenlijk wel zo'n beetje hetzelfde. Ik moest opeens denken aan een totaal nutteloos feit dat ik blijkbaar ooit een keer ergens had opgepikt: Charlie Chaplin was zeventig toen hij zijn laatste kind verwekte. Mannen hadden geen vruchtbaarheidscycli en menopauzes.

En hoe zou iemand moeten weten of vampiermannen kinderen konden verwekken als hun partners onvruchtbaar waren? Welke vampier zou in hemelsnaam genoeg zelfbeheersing hebben om die theorie op een mensenvrouw te testen? Welke vampier zou daar überhaupt behoefte aan hebben?

Ik kon er maar één bedenken.

Een deel van mijn hoofd probeerde feiten, herinneringen en vermoedens te ordenen, terwijl de andere helft – het deel dat ervoor zorgde dat ik zelfs mijn kleinste spieren kon bewegen – zo verlamd was dat normale handelingen onmogelijk waren geworden. Ik kon mijn lippen niet van elkaar krijgen om iets te zeggen, hoewel ik maar al te graag aan Edward wilde vragen of hij alsjeblíéft even wilde uitleggen wat er aan de hand was. Ik wilde naar hem toe lopen, hem aanraken, maar mijn lichaam deed niet wat ik wilde. Ik kon alleen maar in de spiegel naar mijn geschokte ogen staren, met mijn vingers behoedzaam tegen mijn opbollende onderlijf gedrukt.

En toen, net als in de levensechte nachtmerrie van die nacht, veranderde de situatie op slag. Opeens zag ik alles in de spiegel in een heel ander licht, ook al was het in werkelijkheid precies hetzelfde gebleven.

En de reden voor die verandering was dat ik een zacht schopje tegen mijn hand voelde – vanuit mijn eigen lichaam.

Op hetzelfde moment ging Edwards telefoon, schel en dwingend. We bewogen geen van beiden. Hij bleef maar gaan. Ik probeerde het geluid te negeren terwijl ik mijn vingers afwachtend tegen mijn buik duwde. Mijn uitdrukking in de spiegel was niet langer verbijsterd: ik keek nu verwonderd. Ik had nauwelijks in de gaten dat er vreemde, geruisloze tranen over mijn wangen begonnen te stromen.

De telefoon ging nog steeds. Ik wou dat Edward hem opnam – dit was een heel belangrijk moment voor mij. Misschien wel het belangrijkste moment van mijn leven.

Tring! Tring! Tring!

Uiteindelijk kreeg de irritatie de bovenhand. Ik ging op mijn knieën naast Edward zitten – ik merkte dat ik veel voorzichtiger bewoog en me oneindig veel bewuster was van al mijn handelingen – en klopte op zijn zakken tot ik zijn telefoon gevonden had. Ik verwachtte min of meer dat hij zou ontspannen en zelf zou opnemen, maar hij bleef roerloos zitten.

Ik herkende het nummer, en ik kon wel raden waarom ze belde.

‘Hoi, Alice,’ zei ik. Mijn stem klonk nog niet veel beter. Ik schraapte mijn keel.

‘Bella? Bella, is alles goed met je?’

‘Ja. Ehm, is Carlisle er ook?’

‘Ja. Hoezo?’

‘Ik weet het niet… honderd procent… zeker…’

‘Is alles goed met Edward?’ vroeg ze argwanend. Ik hoorde haar Carlisles naam roepen en toen vroeg ze weer aan mij: ‘Waarom neemt hij zelf niet op?’ voor ik haar eerste vraag kon beantwoorden.

‘Dat weet ik ook niet precies.’

‘Bella, wat gebeurt daar allemaal? Ik heb net gezien dat…’

‘Wat heb je gezien?’

Het was even stil. ‘Hier komt Carlisle,’ zei ze uiteindelijk.

Ik had het gevoel dat er ijswater in mijn aderen was gespoten. Als Alice een visioen had gehad van mij met een baby met groene ogen en een engelengezichtje in mijn armen, dan zou ze dat toch wel gezegd hebben?

In de fractie van een seconde die het duurde voor Carlisle iets zei, danste het visioen dat ik voor Alice had bedacht achter mijn oogleden. Een piepklein, beeldschoon baby'tje, nog mooier dan het jongetje uit mijn droom – ik hield een mini-Edward vast. Er schoot een warme gloed door mijn bloed die het ijs verdreef.

‘Bella, met Carlisle. Wat is er aan de hand?’

‘Ik…’ Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Zou hij me uitlachen als hij hoorde wat ik had bedacht, zeggen dat ik gek geworden was? Had ik gewoon weer een van mijn levensechte dromen? ‘Ik maak me een beetje zorgen om Edward… Kunnen vampiers in shock raken?’

‘Is hij gewond?’ Carlisles stem klonk plotseling dringend.

‘Nee, nee,’ stelde ik hem gerust. ‘Alleen… heel erg verrast.’

‘Ik begrijp het niet, Bella.’

‘Ik denk… Nou ja, ik denk dat ik… dat ik… dat ik misschien…’ Ik haalde diep adem. ‘Zwanger ben.’

Opnieuw voelde ik een klein schopje in mijn onderlijf, alsof mijn verklaring bevestigd werd. Mijn hand vloog naar mijn buik.

Na een heel lange stilte nam Carlisles doktersinstinct het over.

‘Wanneer was de eerste dag van je laatste ongesteldheid?’

‘Zestien dagen voor de bruiloft.’ Ik had het net in mijn hoofd al zo grondig berekend dat ik nu met zekerheid kon antwoorden.

‘Hoe voel je je?’

‘Raar,’ zei ik en mijn stem sloeg over. Er druppelde een vers stroompje tranen over mijn wangen. ‘Dit klinkt vast heel gek – ik weet heus wel dat het hier allemaal nog veel te vroeg voor is. Misschien bén ik ook wel gek. Maar ik heb heel rare dromen en ik moet de hele tijd eten en huilen en overgeven en… en… ik zweer dat ik net iets voelde bewegen in mijn buik.’

Edward keek met een ruk op.

Ik slaakte een zucht van verlichting.

Edward stak met een wit en hard gezicht zijn hand uit naar de telefoon.

‘Eh, ik geloof dat Edward je even wil spreken.’

‘Geef hem maar,’ zei Carlisle op gespannen toon.

Ik wist niet zeker of Edward wel zou kúnnen praten, maar ik legde de telefoon toch in zijn uitgestoken hand.

Hij duwde hem tegen zijn oor. ‘Zou het kunnen?’ fluisterde hij.

Hij luisterde heel lang terwijl hij nietsziend voor zich uit staarde.

‘En Bella?’ vroeg hij. Hij sloeg zijn arm om me heen en trok me dicht tegen zich aan.

Hij luisterde weer een hele tijd en zei toen: ‘Ja. Ja, dat zal ik doen.’

Hij haalde de telefoon van zijn oor, zette hem uit en toetste meteen daarna een ander nummer in.

‘Wat zei Carlisle?’ vroeg ik ongeduldig.

Edward gaf op levenloze toon antwoord. ‘Hij denkt dat je zwanger bent.’

Zijn woorden lieten een warme rilling over mijn rug lopen. De kleine schopper in mijn buik bewoog.

‘Wie bel je nu?’ vroeg ik toen hij de telefoon weer tegen zijn oor drukte.

‘Het vliegveld. We gaan naar huis.’

Edward was meer dan een uur onafgebroken aan het bellen. Ik nam aan dat hij onze vlucht naar huis aan het regelen was, maar omdat hij in een vreemde taal praatte wist ik dat niet zeker. Het klonk alsof hij ruziemaakte; hij siste veel tussen zijn tanden door.

Tijdens het ruziemaken pakte hij ondertussen ook onze spullen in. Hij raasde als een boze wervelwind door de kamer en liet een spoor van netheid in plaats van vernieling achter zich. Zonder te kijken gooide hij een stel kleren van mij op bed, wat kennelijk betekende dat ik me aan moest kleden. Terwijl ik de kleren aantrok discussieerde hij met woeste, geagiteerde gebaren verder.

Toen ik de boze energie die hij uitstraalde niet langer aankon liep ik zachtjes de kamer uit. Ik werd niet goed van zijn manische concentratie – niet dat ik weer over hoefde te geven, maar ik voelde me gewoon niet lekker meer. Ik wachtte wel ergens anders tot zijn bui was overgewaaid. Met deze ijzige, verbeten Edward, voor wie ik eerlijk gezegd een beetje bang was, kon ik niet praten.

En zo kwam ik opnieuw in de keuken terecht. In een van de kastjes lag een zak zoutjes waar ik afwezig op begon te knabbelen terwijl ik uit het raam naar het zand, de rotsen, de bomen en de zee staarde. Alles lag te glinsteren in de zon.

Iemand schopte me.

‘Ik weet het,’ zei ik. ‘Ik wil hier ook niet weg.’

Ik staarde nog een tijdje uit het raam, maar mijn schoppertje reageerde niet.

‘Ik snap het niet,’ fluisterde ik. ‘Waarom is het zo érg?’

Verbazingwekkend, dat zeker. Verbijsterend zelfs. Maar érg?

Nee.

Waarom was Edward dan buiten zinnen van woede? Hij had nota bene hardop gezegd dat hij het liefst gewild zou hebben dat onze bruiloft een moetje was geweest.

Ik probeerde het rustig te beredeneren.

Misschien was het niet zo raar dat Edward wilde dat we meteen naar huis gingen. Hij wilde natuurlijk dat Carlisle me zou onderzoeken, om zeker te weten dat ik gelijk had – hoewel ik daar zelf absoluut niet aan twijfelde. Ze wilden waarschijnlijk uitzoeken waarom ik nu al zo érg zwanger was, met die bult en dat geschop en zo. Dat was niet normaal.

Zodra ik dat bedacht had, wist ik zeker dat dat erachter zat. Hij maakte zich vast heel veel zorgen om de baby. Ik was zelf nog niet eens aan flippen toegekomen. Mijn hersenen werkten langzamer dan de zijne en waren nog steeds het plaatje aan het bewonderen dat ze eerder tevoorschijn hadden getoverd: het kleine baby'tje met Edwards ogen – groen, net als die van hem toen hij nog mens was – dat zo lieflijk en mooi in mijn armen lag. Ik hoopte dat zijn gezichtje precies op dat van Edward zou lijken en niet door het mijne bezoedeld zou worden.

Het was grappig hoe volstrekt onontbeerlijk dit visioen zo plotseling was geworden. Toen ik dat eerste schopje voelde was mijn hele wereld veranderd. Daarvóór was er maar één persoon geweest zonder wie ik niet verder kon leven, nu waren dat er twee. Er was geen splitsing – ik hoefde mijn liefde niet opeens te verdelen, zo werkte het niet. Het voelde meer alsof mijn hart was uitgedijd en in dat ene ogenblik twee keer zo groot was geworden. En al die extra ruimte was nu al gevuld. Ik werd er bijna duizelig van.

Ik had Rosalies pijn en rancune nooit echt goed begrepen. Ik had mezelf nooit als moeder gezien, dat was nooit een droom geweest. Toen Edward had gevraagd of ik het niet erg vond dat ik met hem nooit kinderen zou kunnen krijgen, had ik daar zonder aarzelen ‘nee’ op geantwoord, want ik vónd het ook echt niet erg. Ik had kinderen in het algemeen ook nooit echt leuk gevonden. In mijn ogen waren het maar luidruchtige wezens waar meestal iets kwijlerigs vanaf droop. Ik had ook nooit zoveel met kinderen te maken gehad. Als ik fantaseerde over een eventuele broer had ik altijd een óúdere broer in gedachten. Iemand die voor mij kon zorgen in plaats van andersom.

Maar dit kind, Edwards kind, was een heel ander verhaal.

Ik wilde hem zoals ik zuurstof wilde om te kunnen ademen. Het was geen keuze – het was een noodzaak.

Misschien had ik gewoon een heel slecht voorstellingsvermogen. Misschien kon ik me daarom pas voorstellen dat ik het léúk zou vinden om te trouwen toen het al gebeurd was, en besefte ik ook pas dat ik een kind wilde toen er daadwerkelijk een aan zat te komen…

Toen ik mijn hand op mijn buik legde en op het volgende schopje wachtte, stroomden de tranen weer over mijn wangen.

‘Bella?’

Ik draaide me om, op mijn hoede door de manier waarop hij mijn naam uitsprak. Hij klonk te koud, te voorzichtig. Zijn gezicht paste bij zijn stem, uitdrukkingsloos en hard.

En toen zag hij dat ik huilde.

‘Bella?’ Hij stond onmiddellijk naast me en legde zijn handen om mijn gezicht. ‘Heb je pijn?’

‘Nee, nee…’

Hij trok me tegen zijn borst. ‘Wees maar niet bang. Over zestien uur zijn we thuis. Het komt allemaal goed. Carlisle staat klaar als we aankomen. We regelen dit wel even, en dan komt alles goed. Alles komt goed met je.’

‘We regelen dit wel even? Hoe bedoel je?’

Hij boog zich naar achteren en keek me aan. ‘We gaan dat ding weghalen voor het je pijn kan doen. Wees maar niet bang. Ik zorg ervoor dat het je geen pijn kan doen.’

‘Dat díng?’ zei ik happend naar adem.

Hij keek met een ruk opzij naar de voordeur.

‘Verdomme! Ik was vergeten dat Gustavo vandaag zou komen. Ik moet hem even wegsturen, ik ben zo terug.’ Hij vloog de kamer uit.

Ik greep het aanrecht vast om niet te vallen. Mijn knieën knikten.

Edward had mijn kleine schopper zojuist een díng genoemd. Hij zei dat Carlisle het wel weg zou halen.

‘Nee,’ fluisterde ik.

Ik had het helemaal verkeerd begrepen. Hij gaf geen zier om de baby. Hij wilde hem píjn doen. Het prachtige plaatje in mijn hoofd veranderde abrupt in iets verschrikkelijks. Mijn mooie baby'tje huilde en mijn zwakke armen konden hem niet beschermen…

Wat kon ik doen? Zou ik hem kunnen ompraten? Stel dat dat niet lukte? Was dit de verklaring voor Alice’ vreemde stilte aan de telefoon? Had ze dit gezien? Had ze gezien hoe Edward en Carlisle dat bleke, volmaakte kindje doodden voor hij kon leven?

‘Nee,’ fluisterde ik opnieuw, en mijn stem klonk krachtiger. Dat mocht niet. Ik zou het niet toestaan.

Ik hoorde Edward weer Portugees praten. Hij voerde weer een discussie. Zijn stem kwam dichterbij en ik hoorde hem grommen van ergernis. Toen hoorde ik een andere stem, zacht en bedeesd. Een vrouwenstem.

Hij liep voor haar uit de keuken in en kwam meteen naar me toe. Hij veegde de tranen van mijn wangen en prevelde door de dunne, harde streep van zijn lippen in mijn oor.

‘Ze wil ons per se het eten geven dat ze heeft meegenomen – ze heeft voor ons gekookt.’ Als hij niet zo gespannen en zo woedend was geweest, had hij ongetwijfeld met zijn ogen gerold. ‘Het is een smoesje – ze wil met eigen ogen zien dat ik je nog niet vermoord heb.’ Zijn stem werd ijskoud bij die laatste woorden.

Kaure kwam zenuwachtig de hoek om met een afgedekte schaal in haar handen. Ik wou dat ik Portugees sprak, of meer dan een paar woorden Spaans, zodat ik een poging kon doen om deze vrouw te bedanken die zich de woede van een vampier op de hals durfde te halen om te kijken of alles goed met me was.

Haar ogen schoten van Edward naar mij en weer terug. Ik zag dat ze de kleur op mijn wangen opnam, de nattigheid in mijn ogen. Ze mompelde iets wat ik niet verstond en zette de schotel op het aanrecht.

Edward snauwde haar iets toe; zo onbeleefd had ik hem nog nooit meegemaakt. Ze draaide zich om om weg te gaan, maar door de zwierende beweging van haar lange rok zweefde de geur van het eten mijn neusgaten in. Het rook heel sterk, naar uien en vis. Ik kokhalsde en draaide me vliegensvlug om naar de gootsteen. Ik voelde Edwards handen op mijn voorhoofd en hoorde hem sussende woordjes fluisteren terwijl het bloed door mijn oren raasde. Hij trok zijn handen heel even weg en ik hoorde hoe de koelkast werd dichtgeslagen. Daarna was de geur gelukkig verdwenen en lagen Edwards koele handen weer op mijn klamme gezicht. Het was snel voorbij.

Ik spoelde mijn mond onder de kraan terwijl hij over mijn wangen aaide.

Ik voelde een voorzichtig schopje in mijn baarmoeder.

Rustig maar. Alles komt goed met ons, dacht ik tegen de bult.

Edward draaide me om en trok me in zijn armen. Ik legde mijn hoofd op zijn schouder. Mijn handen vouwden zich instinctief over mijn buik.

Ik hoorde iemand zachtjes naar adem snakken en ik keek op.

De vrouw was er nog en stond aarzelend in de deuropening, met half uitgestrekte armen alsof ze me op de een of andere manier had willen helpen. Haar ogen staarden wijd opengesperd van schrik naar mijn handen. Haar mond hing open.

Toen hapte Edward ook naar adem en hij draaide zich plotseling om naar de vrouw, waarbij hij mij enigszins achter zich duwde. Hij sloeg zijn arm om mijn bovenlijf, alsof hij me tegenhield.

Plotseling begon Kaure hard en woedend tegen hem te schreeuwen; haar onverstaanbare woorden vlogen als messen door de keuken. Ze hief haar kleine vuistje en schudde ermee naar Edward terwijl ze twee stappen naar voren deed. Ondanks haar felheid was de angst in haar ogen duidelijk te zien.

Edward deed ook een stap naar voren en ik greep zijn arm vast, bang dat hij de vrouw iets zou aandoen. Maar de stem waarmee hij haar tirade onderbrak verbaasde me, al helemaal als je bedacht hoe bot hij haar behandeld had toen ze níét tegen hem aan het krijsen was. Nu klonk hij zacht en smekend. Het leek ook een heel ander geluid, met meer keelklanken en een vreemde intonatie. Volgens mij was dit geen Portugees meer.

De vrouw staarde hem heel even stomverbaasd aan, en toen kneep ze haar ogen tot spleetjes terwijl ze hem in diezelfde, onbekende taal een lange vraag toeblafte.

Ik zag hoe zijn gezicht verdrietig en ernstig werd, en hij knikte kort. Ze deed een snelle stap achteruit en sloeg een kruis.

Hij stak zijn arm naar haar uit, gebaarde naar mij en legde toen zijn hand tegen mijn wang. Ze gaf opnieuw op boze toon antwoord, wapperde verwijtend met haar handen en gebaarde naar hem. Toen ze uitgesproken was, zei hij weer iets met diezelfde smekende, zachte, dringende stem.

Haar uitdrukking veranderde. Ze staarde hem vol twijfel aan en haar ogen schoten een paar keer naar mijn verwarde gezicht. Edward zweeg en ze leek een afweging te maken. Ze keek ons om beurten aan en deed toen schijnbaar onwillekeurig een stap naar voren.

Ze beeldde iets uit met haar handen, alsof haar buik als een ballon opbolde. Ik schrok – kwam dat óók voor in haar legendes over de vrouwenverslindende bloeddrinker? Had zij mogelijk een idee over wat er momenteel in mij groeide?

Ze deed nog een paar stappen naar voren, heel bewust dit keer, en stelde een paar korte vragen, die hij gespannen beantwoordde. Vervolgens vroeg hij zelf ook iets, in een paar woorden maar. Ze aarzelde en schudde toen langzaam haar hoofd. Toen hij verder vroeg klonk zijn stem zo gekweld dat ik geschrokken naar hem opkeek. Zijn gezicht was vertrokken van pijn.

In plaats van antwoord te geven liep ze langzaam naar ons toe tot ze zo dichtbij was dat ze haar smalle hand over de mijne op mijn buik kon leggen. Ze zei één woord in het Portugees.

‘Morte,’ zuchtte ze zacht. Toen draaide ze zich met gebogen schouders om, alsof het gesprek haar jaren ouder had gemaakt, en liep de kamer uit.

Ik had lang genoeg Spaans gehad op school om te weten wat dat betekende.

Edward staarde haar verstijfd na, nog steeds met die gemartelde uitdrukking op zijn gezicht. Even later hoorde ik de pruttelende motor van een boot aanslaan, waarna het geluid wegstierf in de verte.

Edward verroerde zich niet, tot ik naar de badkamer wilde lopen. Toen legde hij opeens zijn hand op mijn schouder.

‘Wat ga je doen?’ Zijn stem was schor van de pijn.

‘Mijn tanden nog een keer poetsen.’

‘Maak je maar geen zorgen over wat ze zei. Het zijn gewoon legendes, oeroude leugens om het volk mee te vermaken.’

‘Ik begreep er niets van,’ zei ik tegen hem, hoewel dat niet helemaal waar was. Alsof ik ook nog maar iets als onzin zou kunnen afdoen omdat het ‘gewoon’ een legende was. Ik werd in mijn leven van alle kanten omringd door legendes. En die waren allemaal waar.

‘Ik heb je tandenborstel al ingepakt. Ik zal hem even halen.’

Hij liep voor me uit naar de slaapkamer.

‘Wanneer gaan we weg?’ riep ik hem na.

‘Hierna.’

Hij wachtte tot hij mijn tandenborstel weer in de koffer kon doen en ijsbeerde zwijgend door de slaapkamer. Ik gaf hem terug zodra ik klaar was.

‘Ik ga de koffers in de boot zetten.’

‘Edward…’

Hij draaide zich weer om. ‘Ja?’

Ik aarzelde en probeerde een manier te verzinnen om een paar seconden alleen te kunnen zijn. ‘Zou je misschien… ook wat te eten willen inpakken? Voor het geval ik weer honger krijg, zeg maar.’

‘Natuurlijk,’ zei hij, en zijn ogen werden plotseling zacht. ‘Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Over een paar uur zijn we bij Carlisle, echt. Straks is dit allemaal voorbij.’

Ik knikte, bang dat mijn stem me zou verraden als ik iets zou zeggen.

Hij draaide zich om en liep met in elke hand een grote koffer de kamer uit.

Vliegensvlug griste ik zijn telefoon van het dressoir. Het was niets voor hem om dingen te vergeten – om te vergeten dat Gustavo zou komen, om zijn telefoon daar te laten liggen. Hij was zo gespannen dat hij nauwelijks zichzelf was.

Ik klapte hem open en keek in het telefoonboek. Ik was blij dat hij het geluid van de toetsen had uitgeschakeld, bang dat hij me anders zou betrappen. Zou hij nu bij de boot zijn? Of was hij alweer terug? Zou hij me vanuit de keuken kunnen horen als ik fluisterde?

Ik vond het nummer dat ik zocht, een nummer dat ik in mijn hele leven nog nooit had gebeld. Ik drukte op de groene knop en deed een schietgebedje.

‘Hallo?’ zei een stem als gouden windklokjes.

‘Rosalie?’ fluisterde ik. ‘Met Bella. Je moet me helpen. Alsjeblieft.’