32. Gezelschap

Er verbleven zo veel gasten in het enorme huis van de Cullens dat niemand het normaal gesproken nog prettig gevonden zou hebben. Het ging alleen goed doordat geen van de bezoekers hoefde te slapen. Maar rond etenstijd werd het wel telkens even spannend. Ons gezelschap deed zijn best om zo goed mogelijk mee te werken. Ze gingen met een grote boog om Forks en La Push heen en joegen alleen buiten de staatsgrenzen. Edward was een hoffelijke gastheer en leende zonder morren zijn auto's uit wanneer dat nodig was. Ik voelde me bijzonder ongemakkelijk bij het compromis, hoewel ik mezelf voorhield dat ze anders ook wel ergens ter wereld aan het jagen zouden zijn geweest.

Jacob had het er zelfs nog moeilijker mee. De weerwolven waren er om ervoor te zorgen dat er geen mensenlevens verspild werden, en nu stond men toe dat er net buiten de grenzen van het roedelgebied lustig op los gemoord werd. Maar onder deze omstandigheden, nu Renesmee in zulk groot gevaar was, hield hij zijn mond en keek boos naar de grond in plaats van naar de vampiers.

Het verbaasde me dat onze logés Jacob zo makkelijk accepteerden: de problemen waar Edward voor gevreesd had werden geen werkelijkheid. Jacob leek min of meer onzichtbaar voor hen; ze zagen hem niet echt als volwaardige gesprekspartner maar ook niet als eten. Ze gingen met hem om op de manier waarop mensen die niet van dieren houden met de huisdieren van hun vrienden omgaan.

Leah, Seth, Quil en Embry hadden de opdracht gekregen om zich voorlopig even bij Sam te voegen. Jacob zou met plezier met hen meegegaan zijn, ware het niet dat hij het niet aankon om bij Renesmee vandaan te zijn, en Renesmee was nu eenmaal druk bezig om Carlisles bonte verzameling vrienden om haar vingertjes te winden.

We hadden de manier waarop we Renesmee aan de Denali's hadden voorgesteld nog zo'n zes keer herhaald. Eerst voor Peter en Charlotte, die door Alice en Jasper zonder enige uitleg onze kant op waren gestuurd, maar die, net als de meeste mensen die Alice kenden, haar instructies ondanks het gebrek aan informatie blindelings hadden opgevolgd. Alice had hun niet verteld waar Jasper en zij naartoe gingen. Ze had niet gezegd of ze elkaar in de toekomst ooit nog terug zouden zien.

Peter en Charlotte hadden allebei nog nooit een onsterfelijk kind gezien. Ze kenden de wet, maar ze hadden niet zo heftig gereageerd als de Denalivampiers in eerste instantie hadden gedaan. Ze waren nieuwsgierig genoeg om Renesmees ‘uitleg’ te ondergaan. Meer was er niet voor nodig. Nu waren ze net zo vastbesloten om te getuigen als de familie van Tanya.

Carlisle had vrienden uit Ierland en Egypte gestuurd.

De Ierse clan was als eerste gearriveerd, en zij waren verrassend makkelijk overtuigd. Siobhan – een vrouw met een indrukwekkend voorkomen en een enorm, prachtig, soepel golvend lichaam waar ik mijn ogen nauwelijks van af kon houden – was hun leider, maar zij en haar partner Liam, een man met een hard gezicht, vertrouwden al sinds lange tijd volledig op het inzicht van hun nieuwste lid. Kleine Maggie was met haar springerige rode krullen fysiek gezien minder imposant dan de andere twee, maar ze had een bijzondere gave waarmee ze kon voelen of er tegen haar gelogen werd, en er werd nooit getwijfeld aan haar oordeel. Maggie had verklaard dat Edward de waarheid sprak, en zodoende geloofden Siobhan en Liam ons al nog voor ze Renesmee hadden aangeraakt.

Amun en de andere Egyptische vampiers waren een heel ander verhaal. Zelfs toen Renesmees uitleg de twee jongere leden van zijn clan, Benjamin en Tia, al overtuigd had, weigerde Amun haar aan te raken en gaf hij zijn groep de opdracht om te vertrekken. Benjamin – een opvallend vrolijke vampier die er heel jong uitzag en ontzettend zelfverzekerd en ontzettend zorgeloos overkwam – haalde Amun over om te blijven door een paar keer subtiel te dreigen dat hij anders uit de groep zou stappen. Amun bleef, maar hij wilde Renesmee nog steeds niet aanraken en zijn partner Kebi mocht dat ook niet van hem. Het was een opmerkelijk gezelschap, hoewel de Egyptenaren met hun ravenzwarte haar en olijfkleurige huid zo op elkaar leken dat ze makkelijk voor een echt gezin hadden kunnen doorgaan. Amun was de oudste en onmiskenbaar de leider. Kebi volgde hem als zijn schaduw en sprak geen woord. Tia, de partner van Benjamin, was ook een stille vrouw, maar wát ze zei was altijd heel serieus en scherpzinnig. Toch leek de hele groep uiteindelijk om Benjamin te draaien, alsof hij over een soort magnetische aantrekkingskracht beschikte die de anderen nodig hadden om in evenwicht te blijven. Ik zag Eleazar met grote ogen naar de jongen staren en vermoedde dat Benjamin een gave had waarmee hij de anderen naar zich toe trok.

‘Dat is het niet,’ zei Edward tegen me toen we die avond alleen waren. ‘Zijn gave is zo uniek dat Amun als de dood is hem kwijt te raken. Net zoals wij Renesmees bestaan voor Aro verborgen hadden willen houden,’ zuchtte hij, ‘heeft Amun zijn uiterste best gedaan om Aro's aandacht niet op Benjamin te vestigen. Amun heeft Benjamin geschapen in de wetenschap dat hij heel bijzonder zou worden.’

‘Wat kan hij dan?’

‘Iets wat Eleazar nog nooit gezien heeft. Iets waar ik nog nooit van gehoord had. Iets waar zelfs jouw schild niets tegen zou kunnen beginnen.’ Hij grijnsde zijn scheve glimlach naar me. ‘Hij kan de elementen naar zijn hand zetten – aarde, wind, water en vuur. Hij kan ze écht manipuleren, het zijn dus geen geestelijke illusies. Benjamin is er nog mee aan het experimenteren, en Amun probeert hem tot een wapen te kneden. Maar je ziet hoe onafhankelijk Benjamin is. Hij laat zich niet gebruiken.’

‘Jij mag hem wel,’ hoorde ik aan zijn stem.

‘Hij heeft heel duidelijke ideeën over goed en fout. Ik mag vooral zijn instelling wel.’

Dat was een heel andere instelling dan die van Amun, en Kebi en hij bemoeiden zich weinig met de rest, hoewel Benjamin en Tia hard op weg waren om vriendschap te sluiten met de Denali's en de Ierse clan. We hoopten dat met Carlisles terugkomst de spanningen rond Amun wat zouden afnemen.

Emmett en Rose stuurden mensen die niet bij een groep hoorden – alle nomadenvrienden van Carlisle die ze maar konden vinden.

Garrett was de eerste – een lange, pezige vampier met vurige rode ogen en lang rossig haar dat hij met een leren bandje in een paardenstaart had vastgebonden –, en het was meteen duidelijk dat hij een avonturier was. Ik had zo'n vermoeden dat hij elke uitdaging zou hebben aangenomen die we hem zouden hebben voorgelegd, gewoon om zichzelf te testen. Hij kon het al snel goed vinden met de Denalizusjes en vroeg hun het hemd van het lijf over hun ongewone levensstijl. Ik vroeg me af of het vegetarisme ook een uitdaging was die hij ooit nog eens aan zou gaan, gewoon om te kijken of hij het kon.

Mary en Randall, die goed bevriend waren, ook al reisden ze niet samen, kwamen ook. Ze luisterden naar Renesmees verhaal en bleven om net als de anderen te getuigen. En net als de Denali's bespraken ze ook wat ze zouden doen als de Volturi onze uitleg niet zouden afwachten. De nomaden speelden alle drie met het idee om met ons mee te vechten.

Jacob werd natuurlijk steeds kribbiger naarmate er meer gasten kwamen. Hij hield zich zoveel mogelijk afzijdig, en wanneer dat niet mogelijk was mopperde hij tegen Renesmee dat iemand eens een keer een lijst voor hem moest maken als er echt van hem verwacht werd dat hij alle namen van die nieuwe bloedzuigers ging onthouden.*

Een week nadat ze waren vertrokken kwamen Carlisle en Esmé weer terug, en Emmett en Rosalie volgden slechts een paar dagen later. Iedereen voelde zich beter toen ze weer thuis waren. Carlisle had nog een laatste vriend meegebracht, hoewel ‘vriend’ misschien niet helemaal het juiste woord was. Alistair was een mensenhatende Engelse vampier die Carlisle als een zeer goede kennis beschouwde, hoewel hij één bezoek per eeuw al meer dan genoeg vond. Alistair trok het liefst in zijn eentje rond, en Carlisle had een zwaar beroep op hem gedaan om hem hierheen te krijgen. Hij ontweek iedereen en het was duidelijk dat hij geen fans had onder de verzamelde vampierclans.

De duistere, donkerharige vampier geloofde Carlisle op zijn woord wat Renesmee betrof en weigerde net als Amun haar aan te raken. Edward zei tegen Carlisle, Esmé en mij dat Alistair het eng vond om hier te zijn, maar vooral omdat hij niet wist hoe het zou aflopen. Hij stond zeer wantrouwig tegenover alles wat naar autoriteit riekte, en had dus ook geen enkel vertrouwen in de Volturi. De huidige gebeurtenissen leken al zijn angsten te bevestigen.

‘Nu weten ze straks natuurlijk dat ik hier geweest ben,’ hoorden we hem tegen zichzelf mopperen op zolder, de plek waar hij het liefst zat te mokken. ‘Veel te laat om het nog voor Aro verborgen te houden. Dat wordt eeuwen op de vlucht, wat ik je brom. Iedereen met wie Carlisle de afgelopen tien jaar heeft gepraat komt op hun lijst te staan. Niet te geloven dat ik me in deze ellende heb laten meesleuren. Mooie manier om met je vrienden om te gaan.’

Maar als hij gelijk had en straks echt voor de Volturi zou moeten vluchten, stond hij er in elk geval beter voor dan wij. Alistair was een spoorzoeker, hoewel zijn gave lang niet zo nauwkeurig en doeltreffend was als die van Demetri. Alistair voelde alleen aan waar degene die hij zocht zich zo ongeveer bevond. Maar dat was voldoende om te weten welke kant hij op moest vluchten – ver bij Demetri vandaan.

En toen arriveerden er nog twee onverwachte vrienden: onverwacht omdat noch Carlisle, noch Rosalie de Amazonevampiers had weten te bereiken.

‘Carlisle,’ riep de langste van de twee lange, woest uitziende vrouwen toen ze aankwamen. Het leek wel of iemand hen had uitgerekt: ze hadden lange armen en benen, lange vingers, lange zwarte vlechten en lange gezichten met lange neuzen. Ze droegen kleren van dierenhuiden, een gilet en een strakke broek die aan de zijkanten met een leren koord was dichtgeregen. Het was niet alleen hun opvallende kleding waardoor ze zo primitief overkwamen maar hun hele uitstraling, van hun heen en weer flitsende, felrode ogen tot hun plotselinge, snelle bewegingen. Ik had nog nooit zulke ‘onbeschaafde’ vampiers gezien.

Maar ze waren gestuurd door Alice, en dat was op z'n zachtst gezegd interessant nieuws. Wat deed Alice in Zuid-Amerika? Was ze daar alleen omdat ze had gezien dat niemand anders de Amazonevampiers zou kunnen bereiken?

‘Zafrina en Senna! Maar waar is Kachiri?’ vroeg Carlisle. ‘Ik heb jullie drieën nog nooit zonder elkaar gezien.’

‘Alice zei dat we ons moesten opsplitsen,’ zei Zafrina met een ruwe, lage stem die goed bij haar wilde uiterlijk paste. ‘Het is niet prettig om uit elkaar te zijn, maar Alice wist ons ervan te overtuigen dat jullie ons hier nodig hadden, terwijl zij Kachiri heel dringend ergens anders nodig had. Meer wilde ze er niet over zeggen, behalve dat er heel veel haast bij was?’ Zafrina's zin eindigde in een vraagteken en ik droeg Renesmee zenuwachtig naar hen toe, want het bleef spannend, ook al hadden we dit nu al een paar keer gedaan.

Ondanks hun ruige voorkomen luisterden ze heel rustig naar ons verhaal en stonden toe dat Renesmee het bevestigde. Ze werden net zo dol op Renesmee als de andere vampiers, maar ik maakte me onwillekeurig toch een beetje zorgen als ik hun korte, felle bewegingen zag zo dicht bij haar in de buurt. Senna bleef altijd vlak bij Zafrina en zei nooit iets, maar hun verhouding was anders dan die van Amun en Kebi. Kebi gedroeg zich onderdanig, terwijl Senna en Zafrina meer twee ledematen van hetzelfde organisme leken, waarbij Zafrina toevallig de mond was.

Het nieuws over Alice was opvallend geruststellend. Het was duidelijk dat ze zelf ook op een of andere geheimzinnige missie was terwijl ze het lot dat Aro voor haar in petto had probeerde te vermijden.

Edward was heel blij dat de Amazones waren gekomen, want Zafrina bleek enorm getalenteerd: haar gave zou heel goed van pas kunnen komen bij een eventuele aanval. Niet dat Edward vroeg of Zafrina onze kant wilde kiezen tijdens het gevecht, maar als de Volturi niet zouden stoppen voor onze getuigen, zouden ze misschien wel blijven staan als ze opeens een heel ander tafereel voor zich zagen.

‘Het is eigenlijk een ontzettend simpele illusie,’ legde Edward uit toen bleek dat ik zoals gewoonlijk weer eens niets kon zien. Zafrina vond mijn immuniteit wel grappig en erg fascinerend – zoiets had ze nog nooit meegemaakt – en ze bleef rusteloos om ons heen hangen terwijl Edward beschreef wat ik miste. Zijn ogen werden een beetje wazig toen hij verderging. ‘Ze kan de meeste mensen laten zien wat zij wil – alleen dat, en verder niets. Op dit moment lijk ik bijvoorbeeld helemaal alleen in een regenwoud te staan. Het is dat ik jou nog steeds in mijn armen voel, anders zou ik het bijna geloven, zo echt is het.’

Zafrina's lippen vormden een barse glimlach. Even later werden Edwards ogen weer helder en hij grijnsde naar haar.

‘Indrukwekkend,’ zei hij.

Renesmee had het gesprek met interesse gevolgd en stak onbevreesd haar handje naar Zafrina uit.

‘Mag ik het ook zien?’ vroeg ze.

‘Wat zou je willen zien?’ vroeg Zafrina.

‘Wat je papa liet zien.’

Zafrina knikte en ik keek angstig toe hoe Renesmees ogen wezenloos in de verte staarden. Even later lichtte haar gezichtje op door haar oogverblindende glimlach.

‘Meer,’ beval ze.

Daarna was Renesmee haast niet meer weg te slaan van Zafrina en haar ‘mooie plaatjes’. Ik maakte me een beetje zorgen omdat ik zeker wist dat Zafrina ook een stuk minder fraaie beelden kon oproepen. Maar via Renesmees gedachten kreeg ik Zafrina's visioenen zelf ook te zien – ze waren net zo duidelijk als Renesmees eigen herinneringen, alsof ze echt waren – en zo kon ik zelf bepalen of ik ze geschikt vond of niet.

Het was niet gemakkelijk om haar aan iemand anders toe te vertrouwen, maar ik moest toegeven dat het wel handig was dat Zafrina Renesmee bezighield. Ik had mijn handen nodig. Ik moest nog verschrikkelijk veel leren, zowel lichamelijk als geestelijk, en we hadden nog maar heel weinig tijd.

Mijn eerste poging om te leren vechten verliep niet zo goed.

Edward had me binnen twee seconden al tegen de grond gedrukt. Maar in plaats van dat hij bleef zitten zodat ik me los kon worstelen (wat me zeker weten gelukt zou zijn), liet hij me los en sprong achteruit. Ik wist meteen dat er iets mis was; hij stond zo stil als een standbeeld en staarde over het weiland waar we in oefenden.

‘Het spijt me, Bella,’ zei hij.

‘Niks aan de hand,’ zei ik. ‘Kom op, nog een keer.’

‘Ik kan het niet.’

‘Hoe bedoel je? We zijn nog maar net begonnen.’

Hij gaf geen antwoord.

‘Hoor eens, ik weet dat ik er nog niets van bak, maar ik word niet beter als jij me niet helpt.’

Hij zei niets en ik sprong voor de grap op hem af. Hij deed geen enkele poging zich te verdedigen en we vielen samen op de grond. Hij bleef roerloos liggen terwijl ik mijn lippen tegen zijn hals drukte.

‘Gewonnen,’ verklaarde ik.

Zijn ogen werden spleetjes, maar hij zei niets.

‘Edward? Wat is er nou? Waarom wil je het me niet leren?’

Er ging een volle minuut voorbij voor hij zijn mond opendeed.

‘Ik… Ik kan het gewoon niet. Emmett en Rosalie weten net zoveel als ik. Tanya en Eleazar weten waarschijnlijk nog meer. Vraag het maar aan iemand anders.’

‘Dat is niet eerlijk! Jij bent hier heel goed in! Je hebt Jasper ook geholpen – met hem heb je wel gevochten, en met alle anderen ook. Waarom wil je niet met mij vechten? Wat doe ik verkeerd?’

Hij zuchtte vermoeid. Zijn ogen waren donker, met nauwelijks een sprankje goud om het zwart te verlichten.

‘Ik kan je niet op die manier bekijken en je als een potentieel slachtoffer analyseren. Ik wil niet zien op welke manieren ik je allemaal kan vermoorden…’ Hij kromp in elkaar. ‘Het komt veel te dichtbij. We hebben zo weinig tijd dat het eigenlijk niet uitmaakt wie je trainer is. Iedereen kan je de basisprincipes leren.’

Ik keek hem chagrijnig aan.

Hij raakte mijn pruilende onderlip aan en glimlachte. ‘Bovendien is het helemaal niet nodig. De Volturi zullen tot staan worden gebracht. Ze zullen gedwongen worden om het te begrijpen.’

‘Maar stel nou dat ze het niet begrijpen! Ik móét dit leren.’

‘Zoek maar een andere leraar.’

Dat was niet de laatste keer dat we het erover hadden, maar wat ik ook zei, hij hield voet bij stuk.

Emmett wilde maar al te graag helpen, hoewel ik wel een beetje het gevoel kreeg dat zijn lessen meer een soort wraakoefening waren voor alle verloren armdrukpartijtjes. Als ik nog bloeduitstortingen had kunnen krijgen, was ik nu van top tot teen bont en blauw geweest. Rose, Tanya en Eleazar waren allemaal geduldig en behulpzaam. Hun lessen deden me denken aan de vechttraining die Jasper afgelopen juni aan de anderen had gegeven, hoewel die herinneringen vaag en onduidelijk waren. Sommige gasten vonden het erg amusant om toe te kijken hoe ik werd onderricht, en een paar boden zelfs hun hulp aan. Garrett de nomade gaf ook een paar lessen en bleek een verrassend goede docent. Hij ging sowieso zo makkelijk met iedereen om dat ik me afvroeg waarom hij zich nooit bij een groep had aangesloten. Ik vocht zelfs een keer met Zafrina terwijl Renesmee in Jacobs armen toekeek. Ze leerde me een aantal goede technieken, maar toch vroeg ik haar daarna niet meer om hulp. Hoewel ik Zafrina heel erg aardig vond en ik wist dat ze me nooit pijn zou doen, was ik diep in mijn hart doodsbang voor de woeste vrouw.

Ik leerde heel veel van mijn docenten, maar ik bleef het gevoel houden dat ik alleen nog maar de allersimpelste basiskennis had. Ik had geen idee hoeveel seconden ik het tegen Alec of Jane zou uithouden. Ik kon alleen maar bidden dat het lang genoeg zou zijn om een verschil te kunnen maken.

Elke minuut waarin ik niet bij Renesmee was of leerde vechten bracht ik met Kate in de achtertuin door, waar ze me probeerde te leren hoe ik mijn innerlijke schild naar buiten moest duwen om iemand anders te beschermen. Edward moedigde deze trainingen erg aan. Ik wist dat hij hoopte dat ik een manier zou vinden om een voor mij bevredigende bijdrage aan de strijd te kunnen leveren die me tegelijkertijd uit de vuurlinie zou houden.

Het was gewoon zo ontzettend moeilijk. Ik kon me nergens aan vastklampen, had niets om me aan op te trekken. Ik had alleen mijn allesoverheersende verlangen om iets te kunnen doen, om Edward, Renesmee en zoveel mogelijk andere familieleden veilig bij me te houden. Telkens weer probeerde ik het ongrijpbare schild uit mezelf te duwen, wat slechts heel af en toe een klein beetje lukte. Het voelde alsof ik mijn uiterste best deed om een onzichtbaar elastiek uit te rekken – een elastiek dat het ene moment nog echt en tastbaar leek en vervolgens zomaar in ijle rook opging.

Edward was de enige die bereid was om als proefkonijn te fungeren en hij kreeg de ene schok na de andere van Kate te verduren terwijl ik stuntelig met mijn hersenen worstelde. We gingen uren achter elkaar door en ik had het gevoel dat ik in het zweet zou moeten baden van de inspanning, maar mijn perfecte lichaam liet natuurlijk niets merken. Mijn uitputting zat alleen in mijn hoofd.

Ik vond het verschrikkelijk dat Edward moest lijden en telkens in elkaar kromp onder Kates ‘lage’ stand terwijl ik er met mijn armen om hem heen nutteloos bij stond. Ik probeerde uit alle macht mijn schild om ons allebei heen te duwen. Heel af en toe lukte het en dan ontglipte het me weer.

Ik had een hekel aan deze training en ik zou veel liever willen dat Zafrina ons hielp in plaats van Kate. Dan hoefde Edward alleen maar naar Zafrina's illusies te kijken tot het mij zou lukken om de beelden te blokkeren. Maar Kate was van mening dat ik beter gemotiveerd zou worden als ik zag hoe Edward pijn leed, omdat ik dat zo afschuwelijk vond. Ik begon zo langzamerhand te twijfelen aan haar geruststellende opmerking die ze had gemaakt toen we elkaar ontmoet hadden – dat ze haar gave nooit sadistisch gebruikte. Ze leek het net iets te leuk te vinden.

‘Hé,’ zei Edward opgewekt, en hij probeerde geen enkel teken van pijn te laten doorklinken in zijn stem, bang dat ik er anders mee zou stoppen. ‘Die voelde ik nauwelijks. Goed zo, Bella.’

Ik haalde diep adem en probeerde te analyseren wat ik goed had gedaan. Ik trok even aan het elastiek en deed mijn uiterste best om het zijn tastbare vorm te laten behouden terwijl ik het langzaam uitrekte.

‘Nog een keer, Kate,’ gromde ik tussen mijn op elkaar geklemde kiezen door.

Kate legde haar hand op Edwards schouders.

Hij zuchtte opgelucht. ‘Niets.’

Ze trok een wenkbrauw op. ‘En ik had 'm vol aangezet.’

‘Mooi,’ hijgde ik.

‘Klaar?’ vroeg ze aan mij terwijl ze haar hand weer naar Edward uitstak.

Dit keer ging er een siddering door hem heen en er ontsnapte een zacht gesis uit zijn mond.

‘Sorry! Sorry! Sorry!’ riep ik en ik beet op mijn lip. Waarom lukte het nou niet?

‘Je doet het geweldig, Bella,’ zei Edward terwijl hij me tegen zich aan trok. ‘Je bent hier pas een paar dagen mee bezig en je kunt je schild nu al af en toe projecteren. Kate, zeg eens hoe goed ze het doet.’

Kate tuitte haar lippen. ‘Ik weet het niet. Ze heeft duidelijk een enorm talent, en we hebben er nog maar heel weinig mee geoefend. Maar ik weet zeker dat ze beter kan. Ze heeft gewoon meer stimulans nodig.’

Ik staarde haar ongelovig aan en liet instinctief mijn tanden zien. Hoe durfde ze te beweren dat ik niet genoeg motivatie had terwijl zij Edward recht voor mijn neus onder stroom zette?

Ik hoorde gemompel uit het publiek dat tijdens mijn training gestaag gegroeid was – eerst hadden alleen Eleazar, Carmen en Tanya gekeken, maar toen was Garrett aan komen slenteren, vervolgens Benjamin en Tia, Siobhan en Maggie, en nu gluurde zelfs Alistair vanuit een raam op de tweede verdieping naar beneden. De toeschouwers waren het met Edward eens; ze vonden dat ik het al heel goed deed.

‘Kate…’ zei Edward waarschuwend toen ze een nieuwe inval kreeg, maar ze was al weg. Ze vloog langs de bocht in de rivier naar de plek waar Zafrina, Senna en Renesmee rustig aan het wandelen waren. Renesmee en Zafrina hielden elkaars hand vast en lieten elkaar om de beurt beelden zien. Jacob liep vlak achter hen aan.

‘Nessie,’ zei Kate (de nieuwkomers hadden haar vreselijke bijnaam binnen de kortste keren overgenomen), ‘zou je het leuk vinden om je moeder te komen helpen?’

‘Nee,’ zei ik half grommend.

Edward sloeg in een geruststellend gebaar zijn armen om me heen. Ik schudde hem van me af terwijl Renesmee door de tuin op me af rende, op de voet gevolgd door Kate, Zafrina en Senna.

‘Geen sprake van, Kate,’ siste ik.

Renesmee stak haar armen naar me uit en ik spreidde automatisch de mijne. Ze kroop tegen me aan en drukte haar hoofd tegen het kuiltje onder mijn hals.

‘Maar ik wíl helpen, mama,’ zei ze vastberaden. Ze legde haar hand tegen mijn nek en onderstreepte haar wens met beelden van ons samen, als een team.

‘Nee,’ zei ik terwijl ik vlug achteruitdeinsde. Kate had heel bewust een stap naar me toe gedaan en stak haar hand uit.

‘Blijf staan, Kate,’ waarschuwde ik.

‘Nee.’ Ze kwam steeds dichterbij en glimlachte als een jager die zijn prooi in de hoek drijft.

Ik verschoof Renesmee tot ze op mijn rug zat en bleef achteruitlopen, net zo snel als Kate naar voren kwam. Nu had ik mijn handen vrij, en als Kate wilde dat háár handen aan haar polsen bleven zitten kon ze maar beter uit mijn buurt blijven.

Kate begreep het waarschijnlijk niet goed omdat ze zelf nooit de liefde van een moeder voor haar kind had ervaren. Ze besefte niet dat ze nu al veel verder dan te ver was gegaan. Ik was zo boos dat alles een vreemde rode tint kreeg, en mijn tong smaakte naar gloeiend metaal. De kracht die ik normaal gesproken altijd probeerde te onderdrukken stroomde door mijn spieren en ik wist dat ik in staat was haar tot keihard puin te vermorzelen als ze zo doorging.

Door de woede werd ik me veel bewuster van mezelf. Zelfs de elasticiteit van mijn schild werd duidelijker – ik voelde nu dat het niet echt een band was maar meer een laagje, een dun vlies dat me van top tot teen bedekte. Door de razernij die door mijn lijf golfde begreep ik het beter en had ik er meer grip op. Ik rekte het uit, trok het uit mezelf en sloeg het helemaal om Renesmee heen voor het geval Kate toch door mijn verdediging heen zou weten te breken.

Kate deed nog een doelbewuste stap naar voren en er kwam een woeste grom uit mijn keel die tussen mijn op elkaar geklemde kiezen door rolde.

‘Kijk uit, Kate,’ waarschuwde Edward.

Kate kwam nog dichterbij en maakte toen een fout die zelfs een beginneling als ik herkende. Ze keek weg terwijl ze vlak voor me stond en verplaatste haar aandacht van mij naar Edward.

Renesmee zat veilig op mijn rug en ik zakte door mijn knieën voor de aanval.

‘Kun je Nessie nog horen?’ vroeg Kate op een rustige, ontspannen toon aan Edward.

Edward ging vliegensvlug tussen mij en Kate in staan en versperde me de weg.

‘Nee, ze is helemaal verdwenen,’ antwoordde hij. ‘En nu moet je Bella even de ruimte geven om te kalmeren, Kate. Je moet haar niet zo ophitsen. Ik weet dat ze ouder overkomt dan ze is, maar ze is nog maar een paar maanden oud.’

‘We hebben geen tijd om dit voorzichtig aan te pakken, Edward. We moeten haar dwingen. We hebben nog maar een paar weken, en zij kan in principe…’

‘Achteruit, Kate.’

Kate fronste maar nam Edwards waarschuwing serieuzer dan de mijne.

Renesmees hand lag op mijn nek, ze dacht aan Kates aanval en liet me zien dat het niet kwaad bedoeld was, dat papa erbij was…

Het bracht me niet tot bedaren. Er leek nog steeds een rode waas te liggen over alle kleuren die ik zag. Maar ik had mezelf wel beter in de hand, en ik zag in dat Kate gelijk had. De woede hielp. Ik zou sneller leren onder druk.

Maar dat betekende nog niet dat ik het leuk vond.

‘Kate,’ gromde ik. Ik legde mijn hand op de onderkant van Edwards rug. Ik voelde mijn schild nog steeds als een sterk, buigzaam vlies om mij en Renesmee heen liggen. Ik probeerde het nog verder weg te duwen, helemaal om Edward heen. De rekbare stof vertoonde geen zwakke plekken, geen gaten of scheuren. Ik was buiten adem van inspanning en ik klonk eerder hijgerig dan boos. ‘Nog een keer,’ zei ik tegen Kate. ‘Alleen Edward.’

Ze rolde met haar ogen maar kwam meteen naar voren en drukte haar handpalm tegen Edwards schouder.

‘Niets,’ zei Edward. Ik hoorde de glimlach in zijn stem.

‘En nu?’ vroeg Kate.

‘Nog steeds niets.’

‘En nu?’ Haar stem kreeg een gespannen ondertoon.

‘Helemaal niets.’

Kate gromde en deed een stap naar achteren.

‘Zie je dit?’ vroeg Zafrina met haar lage, ruwe stem terwijl ze ons doordringend aankeek. Ze sprak met een vreemd accent dat haar woorden op onverwachte plaatsen omhoogtrok.

‘Ik zie niets wat ik niet zou moeten zien,’ zei Edward.

‘En jij, Renesmee?’ vroeg Zafrina.

Renesmee glimlachte naar Zafrina en schudde haar hoofd.

Mijn woede was nu bijna helemaal weggeëbd en ik beet nog harder op mijn kiezen terwijl ik hijgend het elastische schild naar buiten bleef duwen. Ik had het gevoel dat het steeds zwaarder werd naarmate ik het langer vast probeerde te houden. Het trok zich terug, kroop weer naar binnen.

‘Geen paniek,’ zei Zafrina waarschuwend tegen het kleine groepje dat naar me stond te kijken. ‘Ik wil kijken tot hoever ze kan komen.’

Iedereen – Eleazar, Carmen, Tanya, Garrett, Benjamin, Tia, Siobhan en Maggie – hapte geschokt naar adem, behalve Senna, die voorbereid leek op wat Zafrina dan ook aan het doen was. De rest staarde met wezenloze ogen en een ongeruste uitdrukking voor zich uit.

‘Als je weer gewoon kunt zien steek je je hand op,’ beval Zafrina. ‘Goed, Bella. Kijk eens hoeveel mensen je kunt afschermen.’

Ik ademde puffend uit. Kate stond na Edward en Renesmee het dichtstbij, maar dat was alsnog drie meter verderop. Ik klemde mijn kaken op elkaar en begon te duwen, probeerde de onwillige, terugspringende beschermingslaag verder bij mezelf vandaan te tillen. Centimeter voor centimeter dwong ik hem richting Kate terwijl ik me uit alle macht verzette tegen de weerstand die het schild bood. Ik keek alleen naar Kates angstige gezicht terwijl ik verder zwoegde, en ik kreunde zachtjes van opluchting toen ze met haar ogen knipperde en haar blik weer helder werd. Ze stak haar hand omhoog.

‘Fascinerend!’ mompelde Edward binnensmonds. ‘Het is net een doorkijkspiegel. Ik hoor alles wat ze denken, maar zij kunnen mij niets doen als ik eronder sta. En ik hoor Renesmee, terwijl ik haar niet hoorde toen ik nog aan de andere kant stond. Ik durf te wedden dat Kate me nu een schok kan geven, omdat zij ook onder het schild staat. Maar ik kan jou nog steeds niet horen… Hmm. Hoe werkt dat dan? Ik vraag me af of…’

Hij bleef in zichzelf mompelen, maar ik hoorde niet wat hij zei. Ik knarste met mijn tanden en deed mijn uiterste best om het schild naar Garrett te duwen, die het dichtst bij Kate stond. Zijn hand ging omhoog.

‘Heel goed,’ prees Zafrina. ‘En nu…’

Maar ze had te vroeg gejuicht, want ik hapte naar adem en voelde hoe mijn schild terugsprong als een elastiekje dat losschoot en zijn oorspronkelijke vorm weer aannam. Renesmee, die nu ook de blindheid ervoer die Zafrina voor de anderen had opgeroepen, trilde tegen mijn rug. Ik verzette me vermoeid tegen de trekkracht en legde het schild weer over haar heen.

‘Mag ik heel even bijkomen?’ hijgde ik. Dit was de eerste keer sinds ik vampier was geworden dat ik behoefte had aan rust. Het was heel onwerkelijk om je zo uitgeput en tegelijkertijd zo sterk te voelen.

‘Natuurlijk,’ zei Zafrina, en de toeschouwers ontspanden zich toen ze hun hun zicht weer teruggaf.

‘Kate,’ riep Garrett terwijl de anderen mompelend achteruit schuifelden, van hun stuk gebracht door de tijdelijke blindheid. Vampiers waren het niet gewend zich kwetsbaar te voelen. De lange, rossige vampier was de enige onsterfelijke zonder gave die mijn trainingssessies interessant leek te vinden. Ik vroeg me af wat de avonturier er zo leuk aan vond.

‘Dat zou ik niet doen, Garrett,’ riep Edward.

Ondanks zijn waarschuwing bleef Garrett op Kate af lopen en hij tuitte peinzend zijn lippen. ‘Ze zeggen dat jij een vampier zo op zijn rug kunt leggen.’

‘Dat klopt,’ beaamde ze. Toen kreeg ze een sluwe glimlach op haar gezicht en wiebelde schalks met haar vingers naar hem. ‘Nieuwsgierig?’

Garrett haalde zijn schouders op. ‘Dat heb ik echt nog nooit meegemaakt. Klinkt me eerlijk gezegd een tikje overdreven in de oren…’

‘Zou kunnen,’ zei Kate, en haar gezicht stond plotseling weer ernstig. ‘Misschien werkt het alleen bij zwakke of jonge vampiers. Ik weet het niet precies. Maar jij lijkt me wel een stevige kerel. Misschien ben jij wel sterk genoeg voor mijn gave.’ Ze stak haar hand naar hem uit, met de handpalm omhoog – een uitnodiging, dat was duidelijk. Haar mondhoeken trilden, en ik wist vrij zeker dat ze hem met haar serieuze blik om de tuin probeerde te leiden.

Garrett nam de uitdaging grijnzend aan. Zelfverzekerd raakte hij met zijn wijsvinger haar handpalm aan.

Toen hapte hij naar adem, zakte door zijn knieën en viel steil achterover. Zijn hoofd kwam met een hard gekraak op een granieten rotsblok terecht. Het was een schokkend gezicht. Ik deinsde instinctief terug bij het zien van een onsterfelijke die zo hulpeloos op de grond lag, zo fout voelde het.

‘Zie je wel,’ mompelde Edward.

Garretts oogleden trilden even en toen sperde hij zijn ogen wijd open. Hij staarde omhoog naar de zelfgenoegzaam grijnzende Kate en kreeg een bewonderende glimlach op zijn gezicht.

‘Wauw,’ zei hij.

‘Vond je dat leuk?’ vroeg ze sceptisch.

‘Ik ben niet gek,’ lachte hij hoofdschuddend terwijl hij langzaam overeind kwam, ‘maar dat was behoorlijk indrukwekkend!’

‘Dat hoor ik wel vaker.’

Edward rolde met zijn ogen.

En toen klonk er een zacht rumoer vanuit de voortuin. Ik hoorde Carlisle boven een aantal verbaasde stemmen uit praten.

‘Heeft Alice jullie gestuurd?’ vroeg hij aan iemand, en zijn stem klonk onzeker en enigszins ongerust.

Nog een onverwachte gast?

Edward rende het huis in en de meeste anderen volgden zijn voorbeeld. Ik kwam langzaam achter hem aan, met Renesmee nog steeds op mijn rug. Ik wilde Carlisle even de tijd geven om de nieuwe gast in de juiste stemming te brengen en hem, haar of hen voor te bereiden op wat er komen ging.

Ik trok Renesmee in mijn armen terwijl ik onopvallend om het huis heen liep, door de keukendeur naar binnen ging en ondertussen luisterde naar wat ik niet kon zien.

‘Wij zijn door niemand gestuurd,’ antwoordde een zachte, rasperige stem op Carlisles vraag. Ik moest onmiddellijk denken aan de oude stemmen van Aro en Caius en bleef stokstijf staan op de drempel van de keuken.

Ik wist dat de woonkamer bomvol zat – bijna iedereen was naar binnen gegaan om te kijken wie onze nieuwste gasten waren – maar ik hoorde alleen een paar mensen heel zacht ademhalen. Verder was het doodstil.

Carlisles stem klonk behoedzaam. ‘Waar hebben we jullie bezoek dan aan te danken?’

‘Er deden geruchten de ronde,’ antwoordde een andere stem, net zo ijl als de vorige. ‘We hoorden berichten dat de Volturi naar jullie toe zouden komen. Er werd gefluisterd dat jullie niet alleen zouden staan. En de geruchten blijken waar. Dit is een imponerend gezelschap.’

‘We willen de Volturi niet uitdagen,’ antwoordde Carlisle op gespannen toon. ‘Het berust allemaal op een misverstand, dat is alles. Een heel belangrijk misverstand, dat zeker, maar we hopen het gauw te kunnen ophelderen. De mensen die jullie hier zien zijn getuigen. De Volturi hoeven alleen maar te luisteren. We wilden niet…’

‘Het kan ons niet schelen wat jullie volgens hen op je kerfstok hebben,’ onderbrak de eerste stem hem. ‘En het kan ons ook niet schelen of jullie een misdaad hebben gepleegd.’

‘Hoe zwaar dan ook,’ voegde de tweede stem daaraan toe.

‘We zitten al anderhalf millennium te wachten tot iemand het eens tegen dat Italiaanse tuig opneemt,’ zei de eerste. ‘Als er ook maar de minste of geringste kans bestaat dat ze verslagen worden, zijn wij erbij om het mee te maken.’

‘Of misschien zelfs wel om te helpen vechten,’ vulde de tweede aan. Ze maakten elkaars zinnen soepel af, en hun stemmen leken zo op elkaar dat minder goede oren ervan uit zouden gaan dat het één spreker was. ‘Als we denken dat jullie enige kans van slagen hebben.’

‘Bella?’ riep Edward kortaf. ‘Wil je Renesmee even hiernaartoe brengen? We zullen eens zien of onze Roemeense gasten dan nog zo vastbesloten zijn.’

Gelukkig wist ik dat minstens de helft van de aanwezige vampiers Renesmee te hulp zou schieten als die Roemenen van haar zouden schrikken. De klank van hun stemmen en hun duistere, dreigende woorden bevielen me niet. Toen ik de kamer in liep, zag ik dat ik niet de enige was die daar zo over dacht. De meeste vampiers stonden hen met vijandige ogen roerloos aan te staren, en Carmen, Tanya, Zafrina en Senna gingen onopvallend beschermend tussen Renesmee en de nieuwkomers in staan.

De twee vampiers bij de deur waren allebei klein en tenger, de een donkerharig en de ander met zulk asblond haar dat het bijna bleekgrijs was. Hun huid zag er net zo poederig uit als die van de Volturi, hoewel ik het idee had dat het bij deze mannen minder opviel. Ik wist het niet zeker, want ik had de Volturi alleen nog maar door mensenogen gezien, dus ik kon hen niet echt goed vergelijken. Hun priemende, smalle ogen waren bordeauxrood, zonder een melkachtige waas eroverheen. Ze droegen eenvoudige zwarte kleren die voor modern door zouden kunnen gaan maar toch deden denken aan vroeger tijden.

De donkere grijnsde toen ik in beeld kwam. ‘Zo zo, Carlisle. Dus je bent écht stout geweest.’

‘Ze is niet wat je denkt, Stefan.’

‘En het kan ons hoe dan ook niet schelen,’ antwoordde de blonde. ‘Zoals we net al zeiden.’

‘Dan mogen jullie gerust blijven kijken, Vladimir, maar we zijn geenszins van plan om tegen de Volturi te vechten, zoals wíj net al zeiden.’

‘Dan moeten we maar duimen,’ begon Stefan.

‘En hopen dat we geluk hebben,’ besloot Vladimir.

Uiteindelijk hadden we zeventien getuigen bij elkaar weten te krijgen – de Ieren Siobhan, Liam en Maggie, de Egyptenaren Amun, Kebi, Benjamin en Tia, de Amazones Zafrina en Senna, de Roemenen Vladimir en Stefan, en de nomaden Charlotte en Peter, Garrett, Alistair, Mary en Randall – die ons elven zouden bijstaan. Tanya, Kate, Eleazar en Carmen stonden erop om tot onze familie gerekend te worden.

Op de Volturi na was het waarschijnlijk de grootste vriendschappelijke bijeenkomst van volwassen vampiers in de geschiedenis der onsterfelijken.

We begonnen allemaal een sprankje hoop te krijgen. Zelfs ik kon het niet tegenhouden bij mezelf. Renesmee had in zo'n korte tijd al zo veel mensen voor zich gewonnen. De Volturi hoefden maar heel even naar ons te luisteren…

De laatste twee nog levende Roemenen – die volledig in beslag genomen werden door hun bittere wrok jegens degenen die hun rijk vijftienhonderd jaar geleden ten val hadden gebracht – namen overal een kijkje. Ze wilden Renesmee niet aanraken, maar behandelden haar ook niet vijandig. Ze waren om onduidelijke redenen zeer verrukt over ons verbond met de weerwolven. Ze keken hoe ik met Zafrina en Kate met mijn schild oefende, keken hoe Edward onuitgesproken vragen beantwoordde, keken hoe Benjamin met zijn geest geisers van water uit de rivier liet opstijgen en vanuit het niets een felle wind liet opsteken, en in hun ogen gloeide de vurige hoop dat de Volturi eindelijk een stel waardige tegenstanders hadden getroffen.

We hoopten niet allemaal hetzelfde, maar we hoopten allemaal.

________________________________

* Zie blz. 601