9. Nou, die had ik in elk geval niet zien aankomen

Ik was eigenlijk niet serieus van plan geweest om afscheid te nemen van mijn vader.

Met één telefoontje naar Sam zou het immers alweer gedaan zijn. Ze zouden me afsnijden en terugdringen. Misschien zouden ze me boos proberen te maken, of me zelfs verwonden – om me te dwingen van gedaante te veranderen zodat Sam een nieuw bevel kon uitvaardigen.

Maar Billy verwachtte me en hij wist dat ik overstuur zou zijn. Hij zat in zijn rolstoel in de tuin en had zijn ogen precies op de plek gericht waar ik het bos uit kwam. Hij had meteen in de gaten dat ik rechtstreeks langs het huis naar mijn zelfgebouwde garage wilde lopen.

‘Heb je even, Jake?’

Ik kwam slippend tot stilstand. Ik keek naar hem en vervolgens naar de garage.

‘Toe nou, jongen. Je kunt me toch in elk geval wel even naar binnen duwen?’

Ik knarste met mijn tanden maar besloot toen dat ik beter een paar minuten tegen hem kon liegen, want dan was de kans kleiner dat hij Sam zou bellen.

‘Sinds wanneer heb jij hulp nodig, ouwe?’

Hij lachte zijn bassende lach. ‘Mijn armen zijn moe. Ik heb mezelf helemaal vanaf Sue hierheen geduwd.’

‘Dat is heuvelaf. Je hebt je gewoon laten rollen.’

Ik duwde zijn rolstoel over de plank die ik bij de deur voor hem had neergelegd en reed hem de woonkamer in.

‘Betrapt. Volgens mij ging ik vijftig kilometer per uur. Geweldig.’

‘Je rijdt die rolstoel nog eens in de prak, weet je dat. En dan kun je je met je ellebogen voortslepen.’

‘Ik dacht het niet. Dan mag jij me mooi dragen.’

‘Dan ben ik bang dat je niet veel buiten de deur zult komen.’

Billy legde zijn handen op de wielen en stuurde zichzelf naar de koelkast. ‘Is er nog wat te eten?’

‘Geen flauw idee. Maar Paul heeft hier de hele dag gezeten, dus waarschijnlijk niet.’

Billy zuchtte. ‘Het wordt tijd om de boodschappen te verstoppen als we niet willen verhongeren.’

‘Dan zeg je toch tegen Rachel dat zij bij hém moet gaan logeren.’

Billy klonk opeens veel ernstiger en zijn ogen werden zacht. ‘Ze is pas een paar weken thuis. Voor het eerst in een heel lange tijd. Het valt niet mee – de meisjes waren ouder dan jij toen jullie moeder stierf. Voor hen is het moeilijker om in dit huis te zijn.’

‘Dat weet ik wel.’

Rebecca was niet meer thuis geweest sinds ze was getrouwd, hoewel ze wel een goed excuus had. Vliegtickets vanaf Hawaï waren niet goedkoop. Maar de Washington State University was een stuk dichterbij, dus voor Rachel ging die smoes niet op. Ze volgde de ene zomercursus na de andere en draaide in de vakantie dubbele diensten in een of ander campuscafé. Als Paul er niet was geweest, was het dit keer waarschijnlijk ook bij een bliksembezoek gebleven. Misschien dat Billy hem daarom niet het huis uit wilde schoppen.

‘Nou, ik ga nog even wat doen…’ Ik liep naar de achterdeur.

‘Ho eens, Jake… Krijg ik nog te horen wat er precies is gebeurd? Of moet ik Sam bellen voor het laatste nieuws?’

Ik bleef met mijn rug naar hem toe staan zodat hij mijn gezicht niet kon zien.

‘Er is niets gebeurd. Sam laat ze hun gang gaan. Blijkbaar zijn we opeens dikke maatjes met die bloedzuigers.’

‘Jake…’

‘Ik wil er niet over praten.’

‘Ga je weg, jongen?’

Het was heel lang stil in de kamer terwijl ik probeerde te bedenken hoe ik het zou zeggen.

‘Dan kan Rachel ook weer op haar oude kamer slapen. Ik weet dat ze een hekel heeft aan dat luchtbed.’

‘Ze slaapt liever op de grond dan dat ze jou kwijtraakt. En ik ook.’

Ik snoof.

‘Jacob, toe nou. Als je… Als je er even tussenuit moet, dan moet je dat gewoon doen. Maar blijf alsjeblieft niet weer zo lang weg. Kom terug.’

‘Misschien. Misschien begin ik wel een bruiloftstraditie. Dat ik even opduik op die van Sam, en dan op die van Rachel. Maar die van Jared en Kim komt misschien wel eerst. Ik moet denk ik maar eens een pak gaan kopen of zo.’

‘Jake, kijk me eens aan.’

Ik draaide me langzaam om. ‘Wat is er?’

Hij staarde me heel lang in de ogen. ‘Waar ga je heen?’

‘Ik heb niet echt een bepaalde plek in gedachten.’

Hij hield zijn hoofd schuin en kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Niet?’

We keken elkaar strak aan. De seconden verstreken.

‘Jacob,’ zei hij. Zijn stem klonk gesmoord. ‘Jacob, doe het niet. Het is het niet waard.’

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

‘Laat Bella en de Cullens met rust. Sam heeft gelijk.’

Ik dacht even na en liep toen met twee lange passen naar de andere kant van de kamer. Ik pakte de telefoon en trok de kabel uit het toestel en uit de muur. Ik rolde het grijze snoer op in mijn hand.

‘Dag, pap.’

‘Jake, wacht…’ riep hij me na, maar ik was de deur al uit.

De motor ging langzamer dan mijn benen, maar hij viel wel minder op. Ik vroeg me af hoe lang Billy erover zou doen om naar de winkel te rijden en iemand aan de telefoon te krijgen die een boodschap aan Sam kon overbrengen. Ik durfde te wedden dat Sam nog steeds in zijn wolvengedaante was. Het werd alleen lastig als Paul weer snel naar mijn huis zou komen. Hij zou nog geen seconde nodig hebben om van gedaante te veranderen en Sam te laten weten wat ik van plan was…

Ik ging me er niet druk om maken. Ik zou zo snel rijden als ik kon, en als ze me te pakken kregen zag ik op dat moment wel hoe ik het zou oplossen.

Ik trapte de motor aan en scheurde over het modderige pad. Ik keek niet om toen ik langs het huis reed.

Het was druk op de snelweg door al het toeristenverkeer en ik zigzagde langs de auto's, wat me een hoop getoeter en een paar middelvingers opleverde. Ik nam de afslag naar de IOI met honderdtien kilometer per uur zonder zelfs maar te kijken, en ik moest even op de streep rijden om niet geplet te worden door een minibusje. Niet dat ik dood zou gaan, maar het zou me wel erg afremmen. Het duurde dágen voor gebroken botten – de grote in elk geval – weer helemaal genezen waren, daar wist ik alles van.

Het werd iets rustiger op de weg en ik gaf gas tot de motor bijna honderddertig reed. Ik remde pas af toen ik vlak bij het smalle bospad was, want ik ging ervan uit dat ik daar veilig zou zijn. Sam zou niet helemaal hierheen komen om me tegen te houden. Hij was al te laat.

Pas op dat moment – toen ik zeker wist dat ik het gehaald had – begon ik na te denken over wat ik nu eigenlijk precies ging doen. Ik minderde vaart tot ik nog maar dertig kilometer per uur reed en nam de bochten tussen de bomen voorzichtiger dan nodig was.

Ik wist dat ze me aan zouden horen komen, met of zonder motor, dus een verrassingsaanval was uitgesloten. Mijn bedoelingen kon ik ook niet verhullen, want zodra ik in de buurt van het huis kwam zou Edward horen wat ik van plan was. Misschien hoorde hij me nu al. Toch dacht ik dat het zou kunnen lukken, dankzij die trots van hem. Ik wist zeker dat hij het dolgraag in zijn eentje tegen me wilde opnemen.

Ik zou dus maar gewoon naar binnen lopen om het bewijs waar Sam zo over zat te zeiken met eigen ogen te aanschouwen, en daarna zou ik Edward uitdagen voor een tweegevecht.

Ik snoof. Die parasiet zou al dat theatrale gedoe vast geweldig vinden.

Als ik klaar met hem was, zou ik proberen om zoveel mogelijk van de andere Cullens uit te schakelen voordat ze mij te pakken kregen. Hmm – ik vroeg me af of Sam mijn dood als een ‘uitdaging’ zou beschouwen. Hij zou waarschijnlijk zeggen dat ik mijn verdiende loon had gekregen. Stel je voor dat hij zijn bloedzuigervriendjes zou beledigen.

Het bospad kwam uit op het gazon, en de geur sloeg me als een rotte tomaat in mijn gezicht. Gatverdamme. Meurende vampiers. Ik werd nu al misselijk. De stank zou moeilijk te verdragen zijn op deze manier – de vorige keer dat ik hier was werd hij nog verzacht door de geur van mensen –, maar het was minder erg dan wanneer ik hem met mijn wolvenneus zou ruiken.

Ik wist niet goed wat ik moest verwachten, maar ik zag geen enkel teken van leven rond de grote witte graftombe. Ze wisten natuurlijk al dat ik er was.

Ik zette de motor af en luisterde naar de stilte. Nu hoorde ik boos, gespannen gemompel aan de andere kant van de brede dubbele deuren. Er was iemand thuis. Ik hoorde mijn naam vallen en glimlachte, blij dat ik hun in elk geval wat stress bezorgde.

Ik zoog mijn longen vol lucht – binnen zou het nog erger zijn – en sprong met één grote stap de verandatrap op.

De deur ging al open voor mijn vuist ertegenaan kon bonken en daar stond de dokter, met een sombere blik in zijn ogen.

‘Hallo, Jacob,’ zei hij, rustiger dan ik had verwacht. ‘Hoe gaat het met je?’

Ik haalde diep adem door mijn mond. De stank die door de deuropening golfde was overweldigend.

Ik was teleurgesteld dat Carlisle de deur opendeed. Ik had veel liever gehad dat Edward met ontblote hoektanden naar buiten was gestormd. Carlisle was gewoon zo… zo ménselijk of zo. Misschien kwam het door de huisbezoeken die hij dit voorjaar aan ons had afgelegd toen ik in het gevecht tot moes was geslagen. Het was hoe dan ook niet prettig om hem aan te kijken terwijl ik wist dat ik van plan was hem te vermoorden als ik de kans zou krijgen.

‘Ik hoorde dat Bella heelhuids is teruggekomen,’ zei ik.

‘Eh, Jacob, je komt echt een beetje ongelegen.’ De dokter leek zich ook niet op zijn gemak te voelen, maar op een andere manier dan ik had verwacht. ‘Kan dit misschien ook een andere keer?’

Ik staarde hem met open mond aan. Stelde hij nou voor om de oorlog te verzetten naar een moment waarop het hem beter uitkwam?

En toen hoorde ik Bella's schorre, rauwe stem en kon ik nergens anders meer aan denken.

‘Waarom niet?’ vroeg ze aan iemand. ‘Jacob mag het toch wel weten? Het heeft geen zin om het voor hem geheim te houden.’

Haar stem klonk heel anders dan ik me had voorgesteld. Ik probeerde me de stemmen van de jonge vampiers te herinneren met wie we in het voorjaar hadden gevochten, maar toen had ik eigenlijk alleen maar gegrauw gehoord. Misschien hadden die nieuwelingen ook nog niet die doordringende, schelle klank van hun oudere soortgenoten gehad. Misschien klonken alle nieuwe vampiers hees.

‘Kom maar binnen, Jacob,’ kraste Bella harder.

Carlisle kneep zijn ogen tot spleetjes.

Ik vroeg me af of Bella dorst had. Mijn ogen vernauwden zich ook.

‘Pardon,’ zei ik tegen de dokter terwijl ik hem voorbijliep. Dat viel niet mee – al mijn instincten verzetten zich tegen het feit dat ik hem dan mijn rug moest toekeren. Maar het was niet onmogelijk. Als er al zoiets bestond als een betrouwbare vampier, dan was het wel hun opvallend zachtaardige leider.

Ik zou uit de buurt van Carlisle blijven als het gevecht begon. Er zouden nog genoeg anderen over zijn om te vermoorden.

Ik liep zijwaarts het huis in, met mijn rug naar de muur. Mijn ogen gleden door de kamer, die me totaal niet bekend voorkwam. De vorige keer was hij helemaal versierd geweest voor een feest. Nu was alles heel bleek en licht. Ook de zes vampiers die rond de witte bank stonden.

Ze waren er allemaal, allemaal bij elkaar, maar dat was niet waarom ik als aan de grond genageld bleef staan en mijn mond openviel van verbazing.

Dat kwam door Edward. Door de uitdrukking op zijn gezicht.

Ik had hem boos zien kijken, ik had hem arrogant zien kijken, en één keer had ik hem pijn zien lijden. Maar dit – dit was erger dan doodsangst. Zijn ogen stonden bijna manisch. Hij keek niet met een woedende blik naar me op. Hij staarde naar de bank onder hem met een gezicht alsof iemand hem in brand had gestoken. Zijn handen hingen als verstarde klauwen langs zijn lijf.

Ik kon niet eens genieten van zijn lijden. Ik kon maar één ding bedenken waardoor hij zo zou kijken, en mijn ogen volgden de zijne.

Ik zag haar op hetzelfde moment dat ik haar rook.

Haar warme, pure, menselijke geur.

Bella lag half verborgen achter de armleuning van de bank, op haar zij, met haar armen om haar opgetrokken knieën geslagen. Een lang ogenblik zag ik alleen maar dat ze nog steeds de Bella was van wie ik hield, dat haar zachte huid nog steeds perzikroze was, dat haar ogen nog even chocoladebruin waren. Mijn hart bonkte in een vreemd, hortend ritme en ik vroeg me af of dit misschien gewoon een leugenachtige droom was waaruit ik elk moment wakker kon worden.

En toen zag ik haar écht.

Ze had diepe lijnen onder haar ogen, donkerblauwe kringen die extra opvielen doordat haar gezicht er zo afgetobd uitzag. Was ze afgevallen? Haar huid leek zo strakgespannen – alsof haar jukbeenderen hem elk moment kapot konden scheuren. Haar donkere haar werd grotendeels uit haar gezicht gehouden door een slordig knotje, maar een paar losse pieken plakten slierterig aan het glanzende zweet op haar voorhoofd en nek. Haar vingers en polsen zagen er op de een of andere manier eng breekbaar uit.

Ze was écht ziek. Heel erg ziek.

Het was geen leugen. Het verhaal dat Charlie aan Billy had verteld was niet zomaar een verhaal. Terwijl ik haar met uitpuilende ogen aanstaarde werd haar huid lichtgroen.

De blonde bloedzuigster – die overdreven troela, Rosalie – boog zich op een vreemde, beschermende manier over haar heen en onttrok haar aan mijn zicht.

Er klopte iets niet. Ik wist bijna altijd hoe Bella over dingen dacht – haar gedachten waren zo overduidelijk dat ze soms wel op haar voorhoofd leken te staan. Ik hoefde dus nooit elk minuscuul detail te horen om haar te begrijpen. Ik wist dat Bella Rosalie niet aardig vond. Ik had het gezien aan de stand van haar mond als ze over haar praatte. En ze vond haar niet zomaar onaardig. Ze was báng voor Rosalie. Vroeger wel, in elk geval.

Maar nu zag ik geen angst toen Bella naar haar opkeek. Haar uitdrukking was… verontschuldigend of zo. Toen griste Rosalie een bak van de vloer en hield die nog net op tijd onder Bella's kin, waarna Bella er luidruchtig in overgaf.

Edward viel met die enorm gekwelde blik van hem naast Bella op zijn knieën en Rosalie stak waarschuwend haar hand op, ten teken dat hij niet dichterbij moest komen.

Ik snapte er helemaal niets van.

Toen ze klaar was keek Bella op en schonk me een flauwe, wat opgelaten glimlach. ‘Sorry, hoor,’ fluisterde ze tegen me.

Edward kreunde heel zachtjes en zijn hoofd zakte tegen Bella's knieën. Ze legde een hand tegen zijn wang, alsof zij hém troostte.

Ik had pas door dat mijn benen naar voren waren gelopen toen Rosalie tegen me siste en plotseling tussen mij en de bank in stond. Ze was net iemand op een televisiescherm. Het kon me niets schelen dat ze er was. Ze leek niet echt.

‘Rose, niet doen,’ fluisterde Bella. ‘Het is goed.’

Rosalie deed een stap opzij, hoewel ik kon zien dat ze dat vreselijk vond. Ze keek me woedend aan en ging ineengedoken bij Bella's hoofd zitten, klaar voor de aanval. Ik had nooit gedacht dat het zo makkelijk zou zijn om haar te negeren.

‘Bella, wat is er aan de hand?’ fluisterde ik. Zonder erbij na te denken merkte ik dat ik opeens ook op mijn knieën zat en over de rugleuning van de bank leunde, tegenover haar… echtgenoot. Ik nam haar vrije hand in de mijne. Haar huid was ijskoud. ‘Gaat het wel goed met je?’

Domme vraag. Ze gaf geen antwoord.

‘Ik ben blij dat je me vandaag bent komen opzoeken, Jacob,’ zei ze.

Hoewel ik wist dat Edward haar gedachten niet kon lezen, leek hij daar iets in te horen wat mij ontging. Hij kreunde opnieuw, in de deken die over haar heen lag, en ze streelde zijn wang.

‘Wat heb je, Bella?’ drong ik aan, terwijl ik mijn handen nog steviger om haar koude, breekbare vingers sloeg.

In plaats van antwoord te geven keek ze de kamer rond alsof ze iets zocht, met een blik die tegelijkertijd een smeekbede en een waarschuwing bevatte. Zes paar bezorgde, goudgele ogen keken terug. Uiteindelijk wendde ze zich tot Rosalie.

‘Wil je me even overeind helpen, Rose?’ vroeg ze.

Rosalie ontblootte haar tanden en keek me aan alsof ze mijn keel wilde doorscheuren, wat ongetwijfeld ook inderdaad het geval was.

‘Rose, alsjeblieft?’

Het blondje trok een grimas, maar boog zich wel weer over haar heen, vlak naast Edward, die geen vin verroerde. Voorzichtig legde ze haar arm om Bella's schouders.

‘Nee,’ fluisterde ik. ‘Niet opstaan…’ Ze leek zo broos.

‘Ik geef antwoord op je vraag,’ snauwde ze, en dat klonk al iets meer als de manier waarop ze normaal gesproken tegen me praatte.

Rosalie trok Bella van de bank. Edward bleef zitten waar hij zat en zakte slap naar voren tot zijn gezicht in de kussens verdween. De deken viel aan Bella's voeten op de grond.

Bella's lijf was opgezwollen, haar buik puilde uit, op een vreemde, lugubere manier. De vale grijze sweater die veel te groot was voor haar schouders en armen spande strak om haar middel. De rest van haar lichaam leek dunner, alsof de bult haar had leeggezogen om te kunnen groeien. Het duurde even voor ik doorhad waarom ze zo misvormd was – ik begreep het pas toen ze haar handen teder om haar dikke buik vouwde, een erop en een eronder. Alsof ze hem wiegde.

Toen zag ik het, maar ik kon het nog steeds niet geloven. Ik had haar een maand geleden nog gezien. Ze kon onmogelijk zwanger zijn. Niet zó zwanger.

Maar ze was het wel.

Ik wilde het niet zien, wilde er niet over nadenken. Ik wilde me hem niet in haar voorstellen. Ik wilde niet dat iets wat ik zo hartgrondig haatte zich in het lichaam had genesteld waar ik zo van hield. Mijn maag draaide zich om en ik moest mijn braaksel wegslikken.

Maar het was nog erger, nog veel en veel erger. Haar mismaakte lichaam, de botten die tegen de huid van haar gezicht prikten. Ik wist bijna zeker dat ze er zo uitzag – zo zwanger en zo ziek – doordat het ding dat in haar zat, wat het ook was, zich voedde met haar leven…

Omdat het een monster was. Net als zijn vader.

Ik had altijd geweten dat hij haar zou vermoorden.

Hij keek met een ruk op toen hij mijn gedachten hoorde. Heel even zaten we allebei op onze knieën, en toen stond hij plotseling overeind zodat hij boven me uittorende. Zijn ogen waren inktzwart, de kringen eronder dieppaars.

‘Naar buiten, Jacob,’ gromde hij.

Ik kwam ook overeind. En keek op hém neer. Hiervoor was ik gekomen.

‘Daar gaan we dan,’ zei ik instemmend.

Die grote, Emmett, drong zich aan de andere kant van Edward naar voren met die gast met die hongerige blik, Jasper, achter hem aan. Het kon me echt niets schelen. Misschien zou mijn roedel de restjes komen opruimen als ze mij hadden afgemaakt. Misschien ook niet. Het deed er niet toe.

Eén heel kort ogenblik gleden mijn ogen naar de twee achterin. Esmé. Alice. Klein en heel erg vrouwelijk. Nou ja, ik wist zeker dat de anderen korte metten met me zouden maken voor ik het tegen hen zou moeten opnemen. Ik wilde geen meisjes vermoorden… zelfs geen vampiermeisjes.

Hoewel ik voor dat blondje misschien wel een uitzondering zou maken.

‘Nee,’ zei Bella hijgend, en ze struikelde wankelend naar voren om Edwards arm vast te pakken. Rosalie liep met haar mee, alsof ze met een ketting aan elkaar vastzaten.

‘Ik wil alleen maar even met hem praten, Bella,’ zei Edward heel zacht en alleen tegen haar. Hij stak zijn hand uit en raakte haar gezicht aan, streelde het. Ik kreeg een rood waas voor mijn ogen, de hele kamer stond opeens in vuur en vlam, omdat hij haar, na alles wat hij haar had aangedaan, nog steeds op die manier mocht aanraken. ‘Je moet je niet inspannen,’ ging hij smekend verder. ‘Blijf alsjeblieft rustig liggen. We zijn allebei over een paar minuten terug.’

Ze keek onderzoekend naar zijn gezicht. Toen knikte ze en liet zich weer op de bank zakken. Rosalie hielp haar om weer te gaan liggen. Bella staarde me aan en probeerde mijn blik vast te houden.

‘Gedraag je,’ zei ze dwingend. ‘En kom terug.’

Ik gaf geen antwoord. Vandaag deed ik geen beloften. Ik sloeg mijn ogen neer en liep toen achter Edward aan, de voordeur uit.

Even schoot het onwillekeurig door mijn hoofd dat het wel erg makkelijk was om hem bij zijn familie weg te lokken.

Hij liep gewoon door en keek geen enkele keer achterom om te zien of ik niet op het punt stond om hem in zijn onbeschermde rug aan te vallen. Hij hoefde het natuurlijk niet te controleren: zodra ik besloot om toe te slaan zou hij het weten. En dat betekende dat ik die beslissing heel snel zou moeten nemen.

‘Ik ben er nog niet aan toe om me door jou te laten doden, Jacob Black,’ fluisterde hij terwijl hij snel bij het huis vandaan beende. ‘Je zult een beetje geduld moeten hebben.’

Alsof zijn planning mij ook maar iets kon schelen. Ik gromde binnensmonds. ‘Geduld is niet mijn sterkste punt.’

Hij bleef maar lopen, een paar honderd meter over de oprijlaan, met mij op zijn hielen. Ik was witheet, klaar voor de strijd. Mijn vingers trilden.

Toen stond hij zomaar ineens stil en draaide zich naar me om. Opnieuw verstijfde ik toen ik zijn blik zag.

Heel even voelde ik me een heel klein jochie – een jochie dat al zijn hele leven in hetzelfde kleine stadje woonde. Een kind. Want ik wist dat ik nog veel meer zou moeten leven, veel meer zou moeten lijden, om ooit de verschroeiende pijn in Edwards ogen te kunnen begrijpen.

Hij hief zijn hand alsof hij zweet van zijn voorhoofd wilde vegen, maar zijn vingers schraapten over zijn gezicht alsof ze zijn granieten huid eraf zouden scheuren. Zijn zwarte ogen gloeiden wezenloos in hun kassen, of misschien zagen ze dingen die er niet waren. Zijn mond ging open alsof hij wilde schreeuwen, maar er kwam niets uit.

Zo zou iemand kijken als hij op de brandstapel verbrand werd.

Heel even was ik met stomheid geslagen. Het was te echt, dit gezicht – ik had een schim ervan gezien in het huis, in haar ogen en in de zijne, maar deze blik maakte het definitief. Haar lot was bezegeld.

‘Het vermoordt haar, hè? Ze gaat dood.’ En ik wist toen ik het zei dat mijn gezicht een afgezwakte versie van het zijne was. Minder heftig, anders, omdat ik nog in shock was. Ik kon het nog niet goed bevatten – het ging allemaal te snel. Hij had tijd gehad om dit punt te bereiken. En het was anders omdat ik haar in mijn hoofd al zo vaak, op zo veel verschillende manieren was kwijtgeraakt. En omdat ze nooit echt van mij was geweest.

En omdat dit mijn schuld niet was.

‘Mijn schuld,’ fluisterde Edward, en zijn knieën begaven het. Hij stortte voor mijn ogen in elkaar, kwetsbaar, het makkelijkste slachtoffer dat je je maar kon wensen.

Maar ik was ijskoud vanbinnen – er zat geen vuur in me.

‘Ja,’ kreunde hij in de aarde, alsof hij iets opbiechtte aan de grond. ‘Ja, het vermoordt haar.’

Zijn geknakte hulpeloosheid irriteerde me. Ik wilde een gevecht, geen executie. Waar was zijn zelfgenoegzame superioriteit gebleven?

‘En waarom heeft Carlisle dan nog niets gedaan?’ gromde ik. ‘Hij is toch arts? Laat hem het er dan uit halen.’

Hij keek eindelijk op en gaf op een vermoeide toon antwoord. Alsof hij dit voor de tiende keer aan een kleuter uitlegde. ‘Dat mag niet van haar.’

Het duurde even voordat dat tot me doordrong. Jezus, het zou ook eens niet. Bella moest natuurlijk weer zonodig sterven voor het monstergebroed. Echt iets voor haar.

‘Wat ken je haar toch goed,’ fluisterde hij. ‘Je hebt het meteen door… Ik had het niet door. Niet snel genoeg. Ze wilde niet met me praten op de terugreis, niet echt. Ik dacht dat ze bang was – dat leek me logisch. Ik dacht dat ze boos op me was omdat ik haar dit aandeed, haar leven in gevaar bracht. Alweer. Het kwam geen moment bij me op wat ze echt dacht, welke plannen ze aan het maken was. Totdat mijn familie ons opwachtte op het vliegveld en ze zich regelrecht in de armen van Rosalie stortte. Rosalie! En toen hoorde ik wat Rosalie dacht. Ik begreep het pas toen ik haar gedachten hoorde. En jij begrijpt het al na één seconde…’ Hij slaakte een soort kreunende zucht.

‘Wacht eens even. “Dat mag niet van haar.”’ Het sarcasme proefde zuur op mijn tong. ‘Is het je ooit opgevallen dat ze net zo sterk is als elk ander meisje van nog geen vijftig kilo? Zijn jullie vampiers nou echt zo dom? Hou haar vast en spuit haar plat.’

‘Dat wilde ik wel,’ fluisterde hij. ‘Carlisle zou het…’

Wat, waren ze soms te nobel?

‘Nee. Niet nobel. Haar bodyguard maakt het allemaal wat lastiger.’

O. Ik had het eerst maar een vaag verhaal gevonden, maar nu viel alles op zijn plek. Dus daarom was Blondie de hele tijd in de buurt. Maar wat had zij eraan?

Wilde de schoonheidskoningin Bella echt zó graag dood hebben?

‘Zou kunnen,’ zei Edward. ‘Maar Rosalie ziet het heel anders.’

‘Dan schakel je dus eerst die blonde uit. Je kunt jullie soort toch weer in elkaar zetten? Je legt het blondje even in een stel losse puzzelstukken apart en daarna houd je je met Bella bezig.’

‘Emmett en Esmé staan aan haar kant. Emmett zou het nooit toestaan… En Carlisle wil me niet helpen als Esmé het er niet mee eens is…’ Zijn stem stierf weg en hij viel stil.

‘Je had Bella naar mij toe moeten brengen.’

‘Ja.’

Maar daar was het nu wel een beetje laat voor. Hij had hier beter over na kunnen denken vóór hij haar met dat dodelijke monsterjong schopte.

Hij keek naar me op vanuit de hel waarin hij gevangenzat en ik zag dat hij het met me eens was.

‘We hadden geen idee,’ prevelde hij. ‘Het is geen moment bij me opgekomen. Bella en ik zijn een volstrekt uniek stel. Hoe moesten wij weten dat een vampier een kind zou kunnen verwekken bij een mens…’

‘Aangezien mensen normaal gesproken tijdens de daad aan stukken gescheurd worden?’

‘Ja,’ beaamde hij op een gespannen fluistertoon. ‘Ze zijn er wel, de sadistische vampiers, de incubus, de succubus. Ze bestaan. Maar het verleiden is puur het voorspel voor het feestmaal. Niemand overlééft het.’ Hij schudde zijn hoofd alsof hij het een walgelijk idee vond. Alsof hij zo anders was.

‘Nooit geweten dat ze een speciale naam hebben voor types zoals jij,’ beet ik hem toe.

Hij keek naar me op met een gezicht dat duizenden jaren oud leek.

‘Zelfs jij, Jacob Black, kunt mij niet zo diep haten als ik mijzelf haat.’

Mis, dacht ik, te boos om te kunnen praten.

‘Je redt haar niet door mij nu te vermoorden,’ zei hij zacht.

‘Hoe dan wél?’

‘Jacob, je moet iets voor me doen.’

‘Ik moet helemaal niets, vuile parasiet!’

Hij bleef me aankijken met die half vermoeide, half waanzinnige blik. ‘Voor haar?’

Ik klemde mijn kaken op elkaar. ‘Ik heb alles gedaan wat in mijn macht lag om haar bij jou vandaan te houden. Álles. Het is te laat.’

‘Jij kent haar, Jacob. Jullie hebben zo'n sterke band dat jij haar op sommige punten beter begrijpt dan ik. Jij bent een deel van haar, en zij is een deel van jou. Naar mij wil ze niet luisteren, omdat ze denkt dat ik haar onderschat. Ze denkt dat ze hier sterk genoeg voor is…’ Zijn stem stokte en hij slikte. ‘Misschien luistert ze wel naar jou.’

‘Waarom zou ze?’

Hij sprong overeind en zijn ogen werden nog feller, nog wilder. Ik vroeg me af of hij echt zijn verstand aan het verliezen was. Konden vampiers gek worden?

‘Misschien,’ zei hij in antwoord op mijn gedachte. ‘Ik weet het niet. Het voelt wel zo.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik probeer er tegenover haar niets van te laten merken, want als ze zich zorgen maakt wordt ze nog zieker. Ze houdt nu al niets binnen. Ik moet kalm blijven, anders maak ik het nog moeilijker dan het al is. Maar dat doet er nu niet toe. Ze móét naar jou luisteren!’

‘Ik kan alleen maar herhalen wat jij al hebt gezegd. Wat wil je dat ik doe? Moet ik zeggen dat ze stom bezig is? Dat weet ze waarschijnlijk al. Dat ze doodgaat? Dat weet ze vast ook al.’

‘Jij kunt haar geven wat ze wil.’

Hij raaskalde maar wat. Hoorde dit bij het gek worden?

‘Het enige wat ik wil is dat ze blijft leven, de rest interesseert me niet,’ zei hij plotseling veel helderder. ‘Als ze een kind wil, dan kan ze dat krijgen. Al wil ze er vijf. Ze kan ze krijgen. Wat ze maar wil.’ Hij zweeg even. ‘Ze mag zelfs jonge hondjes, als het moet.’

Zijn ogen keken heel kort in de mijne, met een radeloze blik onder de beheerste oppervlakte. Mijn boze blik verschrompelde toen zijn woorden tot me doordrongen, en ik voelde hoe mijn mond openviel van verbijstering.

‘Maar niet zo!’ siste hij voordat ik weer bij kon komen. ‘Niet met dat díng dat haar leven uit haar lijf zuigt terwijl ik machteloos moet toekijken! Terwijl ik zie hoe ze aftakelt en wegkwijnt. Hoe het haar píjn doet.’ Hij ademde scherp in, alsof iemand hem in zijn maag had gestompt. ‘Je móét haar overtuigen, Jacob. Naar mij luistert ze niet meer. Rosalie is de hele tijd bij haar en maakt haar gekte alleen maar erger, ze moedigt haar aan. Beschermt haar. Nee, ze beschermt hét. Bella's leven interesseert haar niets.’

Er kwam een geluid uit mijn keel dat klonk alsof ik stikte.

Wat bedoelde hij? Wát moest Bella doen? Een baby krijgen? Met míj? Hè? Hoe? Liet hij haar gaan? Of dacht hij dat ze het niet erg zou vinden om gedeeld te worden?

‘Het kan me niet schelen. Als ze maar blijft leven.’

‘Dat is het geschiftste wat ik je ooit heb horen zeggen,’ mompelde ik.

‘Ze houdt van je.’

‘Niet genoeg.’

‘Ze is bereid om te sterven voor een kind. Misschien gaat ze ook akkoord met een iets minder drastische oplossing.’

‘Ken je haar dan echt zo slecht?’

‘Ik weet het, ik weet het. Er zal heel wat voor nodig zijn om haar te overtuigen. Daarom heb ik jou nodig. Jij weet hoe ze denkt. Jij kunt haar tot rede brengen.’

Ik kon niet eens over zijn voorstel nadenken. Het was te veel. Onmogelijk. Verkeerd. Ziek. Moest ik Bella in het weekend even lenen en haar dan op maandag weer terugbrengen, alsof ik een dvd'tje huurde? Wat ontzettend fout.

Wat ontzettend verleidelijk.

Ik wilde het niet overwegen, wilde het me niet voorstellen, maar de beelden kwamen toch. Ik had te vaak op die manier over Bella gefantaseerd, toen er nog een kans was op ‘zij en ik’, en ook toen het allang duidelijk was dat die fantasieën alleen maar etterende zweren zouden achterlaten omdat die kans er helemaal niet was. Ik had ze toen niet tegen kunnen houden, en dat kon ik nu weer niet. Bella in míjn armen, Bella die míjn naam zuchtte…

En erger nog, dit nieuwe beeld dat ik me nooit eerder had voorgesteld, dat ik eigenlijk nooit gezien zou moeten hebben. Niet met Bella erin. Een beeld waar ik nu jaren onder zou moeten lijden omdat hij het nou eenmaal in mijn hoofd had geduwd. Maar het wilde niet meer weg en zette zich als woekerend onkruid giftig en onuitroeibaar vast in mijn hersenen. Bella, gezond en stralend, heel anders dan nu, maar één ding was hetzelfde gebleven: haar lichaam, alleen was het niet mismaakt, maar op een veel natuurlijker manier gegroeid. Met míjn kind in haar bolle buik.

Ik probeerde de giftige ranken in mijn hoofd te ontwijken. ‘Ik moet Bélla tot rede brengen? In welk universum leef jij?’

‘Probeer het in elk geval.’

Ik schudde verwoed mijn hoofd. Hij wachtte af en negeerde mijn weigering omdat hij de tweestrijd hoorde die in mijn hoofd werd uitgevochten.

‘Hoe kom je bij al die gestoorde onzin? Verzin je dit nu ter plekke?’

‘Al vanaf het moment dat ik besefte wat ze van plan was, en dat ze bereid was daarvoor te sterven, heb ik me alleen nog maar beziggehouden met de vraag hoe ik haar zou kunnen redden. Maar ik wist niet hoe ik jou kon bereiken. Ik wist dat je niet zou luisteren als ik belde. Ik zou binnenkort naar jou toe gekomen zijn als jij vandaag niet hierheen was gekomen. Maar het is zo moeilijk om haar alleen te laten, al is het maar voor een paar minuten. Haar toestand… verandert telkens. Het ding… groeit. Snel. Ik moet bij haar blijven.’

‘Wat ís het eigenlijk?’

‘We hebben allemaal geen flauw idee. Maar het is sterker dan zij. Nu al.’

Plotseling zag ik het voor me – in gedachten zag ik hoe het monster opzwol en haar van binnenuit openscheurde.

‘Help me om het tegen te houden,’ fluisterde hij. ‘Help me om dit niet te laten gebeuren.’

‘Maar hoe dan? Door me als dékhengst aan te bieden?’ Hij vertrok geen spier toen ik het zei, maar ik wel. ‘Je bent gestoord. Ze zal er niets van willen weten.’

‘Probeer het. We hebben niets meer te verliezen. Wat kan het voor kwaad?’

Het zou míj kwaad doen. Was ik nog niet vaak genoeg afgewezen door Bella zonder dit alles?

‘Een beetje pijn om haar te redden? Is dat echt te veel gevraagd?’

‘Maar ze zal er nooit mee instemmen.’

‘Misschien niet. Maar misschien raakt ze er wel van in de war. Misschien brengt het haar vastberadenheid aan het wankelen. Ze hoeft maar heel even te twijfelen, meer heb ik niet nodig.’

‘En vervolgens trek je het aanbod gauw weer in? “Grapje, Bella”?’

‘Als ze een kind wil, dan krijgt ze een kind. Ik blijf bij wat ik heb gezegd.’

Ik kon niet geloven dat ik hier überhaupt over nadacht. Bella zou me een mep verkopen – niet dat ik dat erg vond, maar dan zou ze vast haar hand weer breken. Ik moest eigenlijk niet met hem in discussie gaan, dan kon hij me ook niet beïnvloeden. Ik kon hem beter gewoon nu meteen vermoorden.

‘Niet nu,’ fluisterde hij. ‘Nog niet. Misschien heb je wel gelijk, maar zij zou er kapot aan gaan, dat weet jij ook. Die haast is nergens voor nodig. Als ze niet naar je luistert krijg je alsnog je kans. Zodra Bella's hart ophoudt met kloppen zal ik je smeken om me te vermoorden.’

‘Ik zal je smeekbedes onmiddellijk verhoren.’

Er speelde een zweem van een afgetobde glimlach om zijn mondhoek. ‘Daar reken ik ten zeerste op.’

‘Dan hebben we een deal.’

Hij knikte en stak zijn koude granieten hand uit.

Ik slikte mijn afkeer weg en pakte hem vast. Mijn vingers sloten zich om de steen en ik schudde hem kort.

‘We hebben een deal,’ beaamde hij.