18. Hier zijn geen woorden voor
Bella's lichaam, helemaal nat en rood, begon te stuiptrekken en kronkelde zo heftig in Rosalies armen dat het leek alsof ze geëlektrocuteerd werd. Al die tijd bleef haar gezicht uitdrukkingsloos. Ze was buiten bewustzijn: haar lichaam bewoog door het wilde gespartel in haar buik. Terwijl ze bleef schokken klonken er felle kraak- en knapgeluiden, die precies samenvielen met de stuipen.
Rosalie en Edward stonden heel even als aan de grond genageld en kwamen toen weer bij hun positieven. Rosalie zwiepte Bella's lichaam omhoog in haar armen en rende, zo vlug schreeuwend dat het bijna onmogelijk was om de losse woorden te onderscheiden, samen met Edward de trap op naar de eerste verdieping.
Ik stoof achter hen aan.
‘Morfine!’ schreeuwde Edward tegen Rosalie.
‘Alice – bel Carlisle!’ krijste Rosalie.
De kamer waar ze naartoe waren gegaan zag eruit als een eerstehulpafdeling midden in een bibliotheek. De lampen waren fel en wit. Bella lag op de tafel, haar huid lijkbleek in het helle licht. Haar lichaam spartelde als een vis op het droge. Rosalie hield haar vast en scheurde haastig de kleren van haar lijf terwijl Edward een spuit in haar arm duwde.
Hoe vaak had ik me haar naakt voorgesteld? En nu kon ik niet kijken. Ik was bang dat ik die herinneringen niet meer kwijt zou raken.
‘Edward, wat gebéúrt er?’
‘Hij stikt!’
‘Ik denk dat de placenta losgeraakt is!’
Ergens te midden van dit alles kwam Bella bij. Ze reageerde op hun woorden met een gil die bijna mijn trommelvliezen kapotscheurde.
‘Haal hem ERUIT!’ schreeuwde ze. ‘Hij krijgt geen LUCHT! NU!’
Ik zag de rode vlekjes openbarsten toen de bloedvaten in haar ogen knapten.
‘De morfine…’ gromde Edward.
‘NEE! NU!’ Een verse stroom bloed smoorde haar gegil. Edward tilde haar hoofd op en probeerde wanhopig haar mond schoon te maken zodat ze weer kon ademhalen.
Alice schoot de kamer in en maakte een klein blauw oortje vast onder Rosalies haar. Toen trok ze zich met haar grote, gloeiende gouden ogen weer terug terwijl Rosalie als een razende in de telefoon begon te ratelen.
In het felle licht leek Bella's huid eerder paars en zwart dan wit. Donkerrood bloed sijpelde onder haar huid over haar enorme, sidderende buik. Rosalie had een scalpel vast.
‘De morfine moet zich nog verspreiden!’ schreeuwde Edward tegen haar.
‘Er is geen tijd meer,’ riep Rosalie. ‘Hij gaat dood!’
Haar hand kwam neer op Bella's buik en er spoot een felrode fontein omhoog op de plek waar ze de huid doorboorde. Het leek wel alsof er een emmer werd omgekeerd, een kraan werd opengedraaid. Bella schokte, maar schreeuwde niet. Ze kreeg nog steeds geen lucht.
En toen verloor Rosalie haar concentratie. Ik zag de uitdrukking op haar gezicht veranderen, zag hoe ze haar tanden ontblootte en haar zwarte ogen glinsterden van de dorst.
‘Rose, nee!’ brulde Edward, maar hij had zijn handen vol aan Bella, die hij overeind moest houden zodat ze kon ademen.
Ik sprong over de tafel en stortte me op Rosalie zonder de moeite te nemen om van gedaante te veranderen. Toen ik tegen haar stenen lichaam op knalde en haar richting de deur duwde, voelde ik de scalpel diep in mijn linkerarm dringen. Ik sloeg met de palm van mijn rechterhand in haar gezicht om haar kaken op elkaar te houden en haar luchtwegen af te sluiten.
Ik maakte gebruik van mijn grip op Rosalies gezicht om haar lichaam opzij te zwaaien zodat ik haar eens goed in haar maag kon trappen – het voelde alsof ik tegen beton schopte. Ze vloog tegen de deurpost aan waardoor een van de zijkanten verboog. Het kleine hoofdtelefoontje in haar oor barstte aan stukken. En toen greep Alice haar plotseling vanuit het niets bij de keel om haar naar de gang te sleuren.
En ik moest het Blondie nageven – ze verzette zich geen moment. Ze wílde dat wij wonnen. Ze liet zich door mij in elkaar beuken om Bella te redden. Nou ja, om dat ding te redden.
Ik rukte de scalpel uit mijn arm.
‘Alice, haal haar hier weg!’ riep Edward. ‘Breng haar naar Jasper en houd haar daar! Jacob, ik heb je nodig!’
Ik bleef niet staan kijken hoe Alice Rosalie de trap af duwde. Ik draaide me vliegensvlug om naar de operatietafel waar Bella met grote, starende ogen blauw aanliep.
‘Kun je reanimeren?’ gromde Edward kort en dwingend.
‘Ja!’
Ik keek even snel naar zijn gezicht, bang dat hij misschien net zo zou reageren als Rosalie, maar ik zag alleen maar felle verbetenheid.
‘Zorg dat ze ademhaalt! Ik moet hem eruit krijgen voor…’
Weer een verwoestend gekraak vanuit haar lijf, het hardste tot nu toe, zo hard dat we allebei verstijfden van schrik, in afwachting van het bijbehorende gegil. Niets. Haar benen, die ze verkrampt van pijn had opgetrokken, werden nu slap en vielen in een onnatuurlijke positie op tafel.
‘Haar ruggengraat!’ stootte hij vol afschuw uit.
‘Haal het erúít!’ grauwde ik terwijl ik hem de scalpel toewierp. ‘Ze voelt nu toch niets meer!’
En toen boog ik me over haar hoofd. Haar mond leek leeg, dus ik duwde mijn lippen op de hare en blies een long vol lucht naar binnen. Ik voelde haar stuiptrekkende lichaam opzwellen, dus haar luchtpijp was niet verstopt.
Haar lippen proefden naar bloed.
Ik hoorde het onregelmatige gebonk van haar hart. Hou het op gang, dacht ik dwingend tegen haar terwijl ik een nieuwe stoot lucht haar lijf in blies. Je hebt het beloofd. Zorg dat je hart blijft kloppen.
Ik hoorde het zachte, soppende geluid van de scalpel die door haar buik sneed. Er druppelde nog meer bloed op de grond.
Toen schrok ik van een ander onverwacht, angstaanjagend geluid. Alsof er metaal kapot werd gescheurd. Het riep herinneringen op aan het gevecht op de open plek, maanden geleden alweer, aan de nieuwelingen die aan stukken werden gereten. Ik keek even op en zag dat Edward zijn gezicht tegen de bult had gedrukt. Vampiertanden – de beste manier om door vampierhuid heen te komen.
Ik huiverde terwijl ik nog meer lucht in Bella's mond blies.
Ze begon te hoesten en knipperde met haar woest rollende ogen.
‘Je blijft bij me hoor, Bella!’ schreeuwde ik tegen haar. ‘Hoor je me? Blijf! Waag het niet me alleen te laten. Laat je hart kloppen!’
Haar ogen schoten opzij, op zoek naar mij, of naar hem, maar ze zagen niets.
Ik staarde er toch in en bleef haar strak aankijken.
En toen lag haar lichaam opeens stil onder mijn handen, hoewel haar ademhaling moeizaam weer op gang kwam en haar hart bleef bonken. Ik besefte dat die rust betekende dat het voorbij was. Het innerlijke pak slaag was achter de rug. Blijkbaar was het eruit.
En dat was het ook.
Edward fluisterde: ‘Renesmee.’
Dus Bella had het mis gehad. Het was niet het jongetje dat ze had gedacht. Niet echt een verrassing. Was er iets waar Bella zich níét in had vergist?
Ik keek niet weg van haar bloeddoorlopen ogen, maar ik voelde hoe haar handen zwakjes omhooggingen.
‘Ik…’ kraste ze op een schorre fluistertoon. ‘Geef haar aan mij.’
Ik had waarschijnlijk moeten weten dat hij haar altijd haar zin zou geven, hoe achterlijk haar verzoek ook was. Maar het was nooit bij me opgekomen dat hij ook nu naar haar zou luisteren. Dus ik deed ook niets om hem tegen te houden.
Ik voelde iets warms tegen mijn arm. Dat had meteen mijn aandacht moeten trekken. Op mijn huid voelde nooit iets warm.
Maar ik kon mijn ogen niet van Bella's gezicht afhouden. Ze knipperde met haar ogen en keek nog eens goed; ze leek eindelijk weer iets te kunnen zien. Ze stootte een vreemd, zwak, kirrend gekreun uit.
‘Renes… mee. Wat ben je… mooi.’
En toen snakte ze naar adem – van de pijn.
Toen ik eindelijk keek was het al te laat. Edward had het warme, bloederige ding al uit haar verslapte armen getrokken. Mijn ogen schoten over haar huid. Ze zat onder het bloed – het bloed dat uit haar mond was gestroomd, het bloed waar het wezen helemaal mee besmeurd was, en het verse bloed dat opwelde uit een piepkleine beet in de vorm van twee halve maantjes, net boven haar linkerborst.
‘Niet doen, Renesmee,’ mompelde Edward alsof hij het monster een standje gaf.
Ik keek hem en dat ding niet aan. Ik keek alleen maar naar Bella terwijl haar ogen omhoogrolden tot het wit tevoorschijn kwam.
Haar hart haperde met een laatste, doffe ka-boem en werd toen stil.
Ze sloeg misschien een halve slag over voor ik mijn handen op haar borst zette en aan de hartmassage begon. Ik telde in mijn hoofd en probeerde een regelmatig ritme aan te houden. Eén. Twee. Drie. Vier.
Ik hield heel even op om haar longen weer vol te blazen.
Ik zag niets meer. Mijn ogen waren nat en wazig. Maar de geluiden in de kamer hoorde ik juist heel goed. Het tegenstribbelende plof-plof van haar hart onder mijn dwingende handen, het gebonk van mijn eigen hart, en nog iets – een trillend getik, heel snel en licht. Ik kon het niet thuisbrengen.
Ik perste meer lucht in Bella's keel.
‘Waar wacht je nog op?’ stootte ik buiten adem uit terwijl ik haar borstkas weer op en neer begon te pompen. Eén. Twee. Drie. Vier.
‘Pak de baby,’ zei Edward dwingend.
‘Gooi maar uit het raam.’ Eén. Twee. Drie. Vier.
‘Geef haar maar aan mij,’ zong een zachte stem in de deuropening.
Edward en ik begonnen tegelijkertijd te grommen.
Eén. Twee. Drie. Vier.
‘Ik kan het aan,’ beloofde Rosalie. ‘Geef de baby aan mij, Edward. Ik zorg wel voor haar tot Bella…’
Ik haalde opnieuw adem voor Bella terwijl hij het ding aan haar gaf. Het fladderende boenke-boenke-boenke stierf weg in de verte.
‘Haal je handen weg, Jacob.’
Ik keek op van Bella's witte ogen en bleef haar hart op en neer duwen. Edward had een zilverkleurige spuit in zijn hand; hij leek wel van staal.
‘Wat is dat?’
Zijn stenen hand sloeg die van mij weg. Er klonk een zacht gekraak toen zijn klap mijn pink brak. Op hetzelfde moment duwde hij de naald recht in haar hart.
‘Mijn gif,’ antwoordde hij terwijl hij de spuit naar beneden duwde.
Ik hoorde haar hart opspringen, alsof hij haar een elektroshock had toegediend.
‘Blijf bewegen,’ beval hij. Zijn stem was ijskoud, doods. Fel en emotieloos. Als een robot.
Ik negeerde de pijn van mijn genezende vinger en begon weer te pompen. Het werd zwaarder, alsof haar bloed stolde en dikker, langzamer werd. Terwijl ik het stroperig geworden bloed door haar aderen duwde, keek ik wat hij aan het doen was.
Het leek wel alsof hij haar kuste, zoals hij met zijn lippen over haar hals, haar polsen, haar elleboog streek. Maar ik hoorde haar huid scheuren waar zijn tanden erdoorheen beten, telkens weer, om het gif op zoveel mogelijk verschillende punten in haar systeem te krijgen. Ik zag zijn bleke tong over de bloedende wonden glijden, maar voor ik daar misselijk of boos van kon worden, besefte ik wat hij deed. Hij verspreidde het gif over de beten om de huid af te sluiten, zodat het gif en het bloed in haar lichaam bleven.
Ik blies nog meer lucht in haar mond, maar er gebeurde niets meer. Alleen haar borst ging levenloos omhoog. Ik bleef op haar hart duwen en tellen terwijl hij als een bezetene over haar lijf ging in een poging het weer te herstellen. Met man en macht…
Maar we waren maar met z'n tweeën, alleen hij en ik.
Bezig met een lijk.
Want dat was het enige wat er nog over was van het meisje van wie we allebei hielden. Dit gebroken, leeggebloede, verminkte lijk. We konden Bella niet meer tot leven wekken.
Ik wist dat het te laat was. Ik wist dat ze dood was. Ik wist het zeker, want de aantrekkingskracht was weg. Ik had voor mijn gevoel geen enkele reden om nog langer bij haar te blijven. Zíj was weg, en dit lichaam deed me niets meer. Het idiote verlangen om bij haar in de buurt te zijn was verdwenen.
Of misschien was ‘verplaatst’ een beter woord. Het leek wel alsof de aantrekkingskracht nu uit de tegenovergestelde richting kwam, om me de trap af en de deur uit te lokken. Ik wilde hier weg en nooit, maar dan ook nooit meer terugkomen.
‘Ga dan,’ snauwde hij en hij sloeg mijn handen weer weg om mijn plek in te nemen. Drie vingers gebroken, zo te voelen.
Ik strekte ze verdoofd, zonder op de kloppende pijn te letten.
Hij duwde haar dode hart sneller op en neer dan ik had gedaan.
‘Ze is niet dood,’ gromde hij. ‘Het komt allemaal goed.’
Ik wist niet zeker of hij nog tegen mij praatte.
Ik draaide me om, liet hem alleen met zijn dode en liep langzaam naar de deur. Heel langzaam. Ik kreeg mijn voeten niet sneller vooruit.
Daar was hij dan. De zee van verdriet. De overkant van het kolkende water was zo ver weg dat ik me er niets bij voor kon stellen, laat staan dat ik hem kon zien.
Ik voelde me weer helemaal leeg nu ik geen doel meer had. Ik had zo lang gevochten om Bella te redden. En Bella wilde niet gered worden. Ze had zichzelf vrijwillig opgeofferd en zich laten verscheuren door het jong van dat monster, en nu had ik de strijd verloren. Alles was voorbij.
Ik huiverde om van het geluid dat ik achter me hoorde terwijl ik de trap af sjokte – het geluid van een dood hart dat gedwongen wordt te blijven kloppen.
Ik zou willen dat ik bleekmiddel in mijn hoofd kon gieten om mijn hersenen te verschroeien. Om de beelden van Bella's laatste minuten weg te branden. Ik zou de hersenbeschadiging voor lief nemen als ik de herinneringen daarmee kwijt kon raken – het gegil, het bloed, het ondraaglijke kraken en knappen op het moment dat het babymonster zich vanuit haar buik een weg naar buiten scheurde…
Ik wilde wegrennen, met tien treden tegelijk de trap af denderen en de deur uit stormen, maar mijn voeten leken wel van lood en mijn lichaam was uitgeputter dan ooit tevoren. Als een kreupele oude man schuifelde ik naar beneden.
Ik bleef even uitrusten bij de onderste tree om mijn laatste krachten bijeen te schrapen, zodat ik naar buiten kon lopen.
Rosalie zat op de schone helft van de witte bank, met haar rug naar me toe, en kirde en murmelde tegen het in een deken gewikkelde ding in haar armen. Ze moest gehoord hebben dat ik was blijven staan, maar ze negeerde me, helemaal in beslag genomen door haar gestolen moederschap. Misschien zou ze nu eindelijk gelukkig zijn. Rosalie had haar zin gekregen, en Bella zou nooit meer terugkomen om haar het wezen af te pakken. Ik vroeg me af of die blonde slang daar al die tijd eigenlijk stiekem op gehoopt had.
Ze had iets donkers vast, en er kwam een gulzig zuiggeluid uit de piepkleine moordenaar in haar armen.
Er hing een geur van bloed in de lucht. Mensenbloed. Rosalie gaf het te drinken. Natuurlijk wilde het bloed. Wat moest je een monster dat meedogenloos zijn tanden in zijn moeder zette anders geven? Het had net zo goed Bella's bloed kunnen drinken. Misschien deed het dat ook wel.
Mijn kracht keerde terug terwijl ik luisterde hoe die kleine beul gevoed werd.
Kracht en haat en hitte – gloeiende hitte die mijn hoofd overspoelde en in lichterlaaie zette, maar niets uitwiste. De beelden in mijn hoofd waren brandstof die de vlammenzee aanwakkerden maar niet verteerd konden worden. Ik voelde de trillingen van top tot teen door mijn lijf rollen, en ik deed niets om ze te laten ophouden.
Rosalie ging helemaal op in het wezen en besteedde geen enkele aandacht aan me. Ze zou me nooit snel genoeg kunnen tegenhouden nu ze zo afgeleid werd.
Sam had gelijk gehad. Dit was verkeerd – het druiste tegen de natuur in. Dat ding was een zwarte, zielloze duivel. Het had geen bestaansrecht.
Het moest vernietigd worden.
Kennelijk was de aantrekkingskracht toch niet bij de deur vandaan gekomen. Ik voelde hem sterker nu, hij moedigde me aan, trok me naar voren. Hij dwong me om hier voor eens en altijd een einde aan te maken, om de wereld te verlossen van dit gedrocht.
Rosalie zou proberen me te vermoorden als het wezen eenmaal dood was, en ik zou terugvechten. Ik wist niet zeker of ik genoeg tijd zou hebben om haar te doden voor de anderen haar te hulp zouden schieten. Misschien wel, misschien ook niet. Het kon me eerlijk gezegd weinig schelen.
Het kon me ook niet schelen of de wolven, van welke roedel dan ook, me zouden wreken of dat ze zouden vinden dat de Cullens in hun recht hadden gestaan. Het deed er allemaal niet toe. Het ging mij alleen maar om mijn eigen recht. Om míjn wraak. Het ding dat Bella had vermoord zou geen minuut langer meer leven.
Als Bella het overleefd had, zou ze me hierom gehaat hebben. Ze zou me eigenhandig de nek om hebben willen draaien.
Maar dat interesseerde me niet. Het interesseerde haar ook niet wat ze zichzelf had aangedaan – dat ze zichzelf als een beest had laten afslachten. Waarom zou ik dan rekening houden met haar gevoelens?
En dan hadden we Edward nog. Hij was waarschijnlijk te druk – te ver doorgeschoten in zijn krankzinnige ontkenning en nog steeds bezig een lijk te reanimeren – om naar mijn plannen te luisteren.
Dan zou ik dus niet de kans krijgen om mijn belofte aan hem na te komen, tenzij – en daar durfde ik persoonlijk mijn geld niet op in te zetten – ik erin zou slagen om het gevecht tegen Rosalie, Jasper én Alice te winnen, drie tegen één. Maar zelfs áls me dat zou lukken, dacht ik niet dat ik Edward zou kunnen vermoorden.
Daar had ik niet genoeg mededogen voor. Waarom zou ik hem ongestraft laten wegkomen met alles wat hij had gedaan? Zou het niet veel eerlijker – en veel bevredigender – zijn om hem met niets verder te laten leven, met helemaal niets?
Ik moest bijna glimlachen toen ik eraan dacht, ondanks alle haat die ik voelde. Geen Bella. Geen moordenaarsgebroed. En als het aan mij lag ook een stuk minder gezinsleden, al naar gelang mijn succes in de strijd. Die zou hij trouwens wel weer in elkaar kunnen zetten waarschijnlijk, aangezien ik ze niet zou kunnen verbranden. Dit in tegenstelling tot Bella, die nooit meer heel zou worden.
Ik vroeg me af of het wezen ook weer in elkaar gezet zou kunnen worden. Ik betwijfelde het. Het was voor de helft Bella, dus het had vast wel iets van haar kwetsbaarheid geërfd. Ik hoorde het aan het zachte, gonzende getik van het hart.
Het hart van dat ding klopte. Dat van Bella niet.
Er was slechts een seconde verstreken terwijl ik deze eenvoudige beslissingen nam.
Ik begon steeds heviger en sneller te beven. Ik dook in elkaar, klaar om de blonde vampier aan te vallen en dat moordzuchtige ding met mijn tanden uit haar armen te rukken.
Rosalie koerde weer naar het wezen, zette het lege, ijzeren flesding opzij en hield het monster omhoog om haar gezicht tegen zijn wang te wrijven.
Perfect. Deze nieuwe houding was ideaal voor mijn aanval. Ik boog me naar voren en voelde hoe de hitte me begon te veranderen terwijl de aantrekkingskracht van het monster steeds sterker werd – het was sterker dan alles wat ik ooit had gevoeld, zo sterk dat het me deed denken aan een alfabevel, alsof het me zou vermorzelen als ik niet gehoorzaamde.
Maar dit keer wílde ik gehoorzamen.
De moordenaar staarde me over Rosalies schouder aan, en haar blik was scherper dan de blik van een pasgeboren wezen hoorde te zijn.
Warme bruine ogen, de kleur van melkchocolade – precies dezelfde kleur als Bella's ogen hadden gehad.
Ik hield abrupt op met trillen. Er ging een warme golf door me heen, heviger dan hiervoor, maar het was een nieuw soort warmte – geen brandende hitte.
Ik gloeide.
Mijn hele wezen viel uit elkaar toen ik in het piepkleine, porseleinen gezichtje keek van de baby die half vampier, half mens was. Alle banden waarmee ik aan mijn leven vastzat werden met een snelle beweging doorgeknipt, als de touwtjes van een tros ballonnen. Alles wat mij maakte tot wie ik was – de liefde voor het dode meisje boven me, de liefde voor mijn vader, mijn trouw aan mijn nieuwe roedel, de liefde voor mijn andere broeders, de haat jegens mijn vijanden, mijn thuis, mijn naam, mijn ík –, werd in die ene seconde van me losgesneden – knip, knip, knip – en zweefde de lucht in.
Maar ik dreef niet doelloos weg. Een nieuw touwtje hield me op mijn plek.
Niet één touwtje, maar een miljoen. Geen touwtjes, maar staalkabels. Een miljoen staalkabels die me allemaal met dat ene ding verbonden – met het middelpunt van het heelal.
Want dat begreep ik nu – dat het heelal om dit ene punt draaide. Nooit eerder had ik de symmetrie van het universum gezien, maar nu was hij overduidelijk.
Het was niet langer de zwaartekracht van de aarde die me aan de grond hield.
Vanaf nu werd mijn plek bepaald door het babymeisje in de armen van de blonde vampier.
Renesmee.
Van boven klonk een nieuw geluid. Het enige geluid dat tot me doordrong in dit eindeloze ogenblik.
Een verwoed gebons, een jagend geklop…
Een veranderend hart.