22. Beloofd

Door de gedachte aan Renesmee stond ze opeens weer in het middelpunt van mijn vreemde, nieuwe en ruime maar snel afgeleide geest. Ik had zo veel vragen.

‘Vertel eens over haar,’ droeg ik hem op terwijl hij mijn hand pakte. We werden nauwelijks afgeremd door het feit dat we elkaar vasthielden.

‘Ze is volstrekt uniek,’ zei hij, en opnieuw hoorde ik die bijna religieuze aanbidding in zijn stem.

Heel even werd ik ontzettend jaloers. Hij kende haar wel en ik niet. Het was niet eerlijk.

‘Lijkt ze veel op jou? Of op mij? Op wie ik was, dan.’

‘Volgens mij is het aardig eerlijk verdeeld.’

‘Ze is warmbloedig,’ kon ik me herinneren.

‘Ja. Ze heeft een hartslag, hoewel die iets sneller is dan die van een mens. Ze is ook iets warmer dan gewone mensen. En ze slaapt.’

‘Echt?’

‘Heel goed zelfs, voor een baby. De enige ouders ter wereld die geen slaap nodig hebben, en ons kind slaapt al de hele nacht door.’ Hij grinnikte.

Ik vond het fijn hoe hij ‘ons kind’ zei. Ze werd echter door die woorden.

‘Ze heeft precies dezelfde kleur ogen als jij – dus die is uiteindelijk toch niet verloren gegaan.’ Hij glimlachte naar me. ‘Ze zijn verschrikkelijk mooi.’

‘En haar vampierkenmerken?’ vroeg ik.

‘Haar huid lijkt net zo ondoordringbaar als de onze. Niet dat het bij iemand in zijn hoofd zou opkomen om dat te onderzoeken.’

Ik knipperde met mijn ogen en keek hem een beetje verschrikt aan.

‘Natuurlijk niet,’ zei hij geruststellend. ‘En ze eet… Nou ja, ze drinkt het liefst bloed. Carlisle probeert haar de hele tijd over te halen om ook wat flesvoeding te drinken, maar dat is ze altijd erg snel zat. Ik kan het haar niet kwalijk nemen – het ruikt afschuwelijk, zelfs voor menseneten.’

Ik staarde hem nu met open mond aan. Hij deed het voorkomen alsof ze gesprekken met haar voerden. ‘Hij probeert haar over te halen?’

‘Ze is angstaanjagend intelligent, en ze gaat verschrikkelijk snel vooruit. Ze praat nog niet, maar ze kan zich al heel doeltreffend uitdrukken.’

‘Ze. Praat. Nog. Niet.’

Hij ging wat langzamer lopen zodat ik dit even kon verwerken.

‘Wat bedoel je met “ze kan zich al heel doeltreffend uitdrukken”?’ wilde ik weten.

‘Ik denk dat het makkelijker is als je dat… met eigen ogen ziet. Het is nogal moeilijk te beschrijven.’

Daar dacht ik even over na. Ik wist dat er veel was wat ik met eigen ogen moest zien voor het echt werd. Ik wist niet zeker hoeveel ik op dit moment nog zou kunnen verwerken, dus ik veranderde van onderwerp.

‘Waarom is Jacob er nog?’ vroeg ik. ‘Hoe houdt hij het vol? Dat hoeft toch ook helemaal niet?’ Mijn zangerige stem trilde een beetje. ‘Waarom zou hij nog langer lijden?’

‘Jacob lijdt niet,’ zei hij op een vreemde, andere toon. ‘Hoewel ik het niet erg zou vinden om daar iets aan te doen,’ siste hij erachteraan.

‘Edward!’ stootte ik uit terwijl ik hem met een ruk stil liet staan (en het stiekem best een beetje leuk vond dat ik dat kon). ‘Hoe kun je dat nou zeggen? Jacob heeft álles opgegeven om ons te beschermen! Wat hij niet allemaal voor mij heeft moeten doorstaan…’ Ik kromp ineen bij de vage herinneringen aan schaamte en schuldgevoel. Het voelde nu heel raar dat ik hem toen zo nodig had gehad. Dat lege gevoel dat ik had als hij niet in de buurt was, was verdwenen – het zou wel een menselijke zwakte geweest zijn.

‘Je merkt nog wel hoe ik dat kan zeggen,’ mopperde Edward. ‘Ik heb hem beloofd dat hij het zelf mocht uitleggen, maar ik denk eerlijk gezegd dat je het wel met me eens zult zijn. Maar goed, ik zit er natuurlijk wel vaker naast wat jouw gedachten betreft.’ Hij tuitte zijn lippen en keek me aan.

‘Wat moet hij uitleggen?’

Edward schudde zijn hoofd. ‘Ik heb het beloofd. Hoewel ik niet zeker weet of ik hem nog wel iets verschuldigd ben…’ Hij knarste met zijn tanden.

‘Edward, ik begrijp het niet.’ Mijn hoofd barstte uit elkaar van frustratie en verontwaardiging.

Hij streelde mijn wang en glimlachte liefdevol toen de rimpels uit mijn gezicht verdwenen doordat mijn begeerte het even overnam van mijn irritatie. ‘Ik weet dat het moeilijker is dan jij het doet voorkomen. Ik kan het me nog heel goed herinneren.’

‘Ik vind het niet prettig om in de war te zijn.’

‘Dat weet ik. En daarom gaan we nu gauw naar huis, zodat je alles met eigen ogen kunt zien.’ Zijn ogen gleden over de resten van mijn jurk toen hij het over thuis had, en hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hmm.’ Hij dacht een halve seconde na, knoopte toen zijn witte overhemd los en hield het voor me open zodat ik mijn armen erdoor kon steken.

‘Is het zo erg?’

Hij grijnsde.

Ik liet mijn armen door de mouwen glijden en knoopte het hemd snel dicht over het haveloze lijfje van de jurk. Maar dat betekende natuurlijk wel dat hij nu géén overhemd meer aanhad, en het was ondoenlijk om me daar niet door te laten afleiden.

‘Zullen we een wedstrijdje doen?’ vroeg ik, en toen voegde ik er waarschuwend aan toe: ‘En niet expres verliezen dit keer!’

Hij liet mijn hand los en grijnsde. ‘Op uw plaatsen…’

Het leek wel alsof ik gewoon door mijn oude straat liep, zo makkelijk was het om de weg naar mijn nieuwe huis te vinden. Onze geur had een duidelijk en goed te volgen spoor achtergelaten, zelfs als ik op topsnelheid rende.

Edward bleef me voor tot we bij de rivier kwamen. Ik besloot een risico te nemen en sprong vroeg, met een extra harde afzet, in de hoop hem op die manier te verslaan.

‘Ha!’ juichte ik toen ik mijn voeten als eerste het gras hoorde raken.

Terwijl ik mijn oren spitste en wachtte tot hij neer zou komen, hoorde ik iets wat ik niet had verwacht. Hard en veel te dichtbij. Een bonzend hart.

Edward stond al naast me en klemde mijn schouders vast.

‘Niet ademhalen,’ waarschuwde hij dringend.

Ik probeerde niet in paniek te raken terwijl ik midden in een ademhaling verstijfde. Het enige wat bewoog waren mijn ogen, die instinctief naar de bron van het geluid zochten.

Jacob stond op de grens van het bos en het gazon van de Cullens, met op elkaar geklemde kaken en zijn armen over elkaar geslagen. Nu hoorde ik ook nog twee grotere harten, onzichtbaar in het bos achter hem, en het zachte geritsel van varens onder grote, heen en weer lopende poten.

‘Voorzichtig, Jacob,’ zei Edward. De grom die uit het bos kwam klonk net zo ongerust als hij. ‘Misschien is dit niet de beste manier…’

‘Denk je dat het veiliger is om haar meteen bij de baby in de buurt te laten?’ onderbrak Jacob hem. ‘We kunnen beter eerst kijken hoe Bella zich bij mij gedraagt. Ik genees snel.’

Dus dit was een test? Om te kijken of het me zou lukken om Jacob niet te vermoorden voor ik ging proberen om Renesmee niet te vermoorden? Ik werd op een vreemde manier misselijk – het had niets te maken met mijn buik, alleen met mijn hoofd. Was dit Edwards idee?

Angstig keek ik naar zijn gezicht. Edward leek even na te denken, en toen veranderde zijn bezorgde uitdrukking. Hij haalde zijn schouders op en zijn stem had een vijandige ondertoon toen hij zei: ‘Tja, het is jouw leven.’

Weer gegrom uit het bos, woedend dit keer; ik wist zeker dat het Leah was.

Wat was er met Edward aan de hand? Kon hij mijn beste vriend na alles wat we hadden meegemaakt nou echt niet iets vriendelijker behandelen? Ik had gedacht – naïef, misschien – dat Edward inmiddels óók een soort vriend van Jacob was geworden. Blijkbaar had ik hen verkeerd ingeschat.

Maar waar was Jacob mee bezig? Waarom zou hij zichzelf als proefkonijn aanbieden om Renesmee te beschermen?

Ik begreep er niets van. Zélfs als onze vriendschap het overleefd had…

En toen ik Jacob in de ogen keek, dacht ik dat dat misschien wel het geval was. Hij zag er nog steeds uit als mijn beste vriend. Maar híj was niet degene die veranderd was. Hoe zag ík er voor hem uit?

Toen glimlachte hij zijn vertrouwde glimlach, de glimlach van een geestverwant, en op dat moment wist ik zeker dat onze vriendschap niet verloren was gegaan. Het was net als eerst, toen we samen rondhingen in zijn zelfgebouwde garage, gewoon twee vrienden die een beetje zaten te niksen. Ongedwongen, heel normáál. Weer viel het me op dat dat vreemde, smachtende gevoel van voor de verandering helemaal verdwenen was. Hij was gewoon mijn vriend, zoals het hoorde.

Maar ik snapte nog steeds niet wat hij aan het doen was. Was hij echt zo onbaatzuchtig dat hij bereid was zijn eigen leven op het spel te zetten om te voorkomen dat ik in een onbeheerste fractie van een seconde iets zou doen waar ik zo veel spijt van zou krijgen dat ik mezelf er eeuwig mee zou kwellen? Dat ging veel verder dan simpelweg accepteren dat ik een vampier was geworden, of er op wonderbaarlijke wijze in proberen te slagen mijn vriend te blijven. Jacob was geweldig, maar dit leek te veel om van iemand te kunnen aannemen.

Zijn grijns werd breder en hij huiverde lichtjes. ‘Ik moet het toch even kwijt, Bells. Je kunt zo in een freakshow.’

Ik grijnsde terug en schakelde moeiteloos over op onze vertrouwde manier van doen. Zo kende ik hem weer.

Edward gromde. ‘Denk eraan, hond.’

Ik had de wind in de rug en ik zoog gauw mijn longen vol veilige lucht zodat ik iets kon zeggen. ‘Nee, hij heeft gelijk. Vooral die ogen zijn heftig, hè?’

‘Doodeng. Maar niet zo erg als ik had gedacht.’

‘Wauw, dat is nog eens een mooi compliment!’

Hij rolde met zijn ogen. ‘Je begrijpt best wat ik bedoel. Je lijkt nog steeds op jou, op een bepaalde manier dan. Misschien gaat het niet zozeer om het uiterlijk, maar meer om het feit dat je Bella bént. Ik had niet gedacht dat je nog zo jezelf zou zijn.’ Hij glimlachte weer, zonder een spoor van verbittering of wrok op zijn gezicht. Toen grinnikte hij en zei: ‘Maar goed, aan die ogen ben ik vast ook heel gauw gewend.’

‘Is dat zo?’ vroeg ik verbluft. Het was heel fijn dat we nog vrienden waren, maar zoveel zouden we elkaar nou ook weer niet kunnen zien.

Er kwam een raadselachtige uitdrukking op zijn gezicht die de glimlach wegvaagde. Het leek wel alsof hij zich… schuldig voelde? Toen richtte hij zijn ogen op Edward.

‘Bedankt,’ zei hij. ‘Ik wist niet of het je zou lukken om niets tegen haar te zeggen, ook al had je het beloofd. Meestal geef je haar alles wat ze wil.’

‘Misschien hoop ik wel dat ze zo pissig wordt dat ze je hoofd eraf rukt,’ opperde Edward.

Jacob snoof.

‘Wat is er aan de hand? Waarom doen jullie zo geheimzinnig?’ vroeg ik verbaasd.

‘Ik leg het later wel uit,’ zei Jacob ongemakkelijk, alsof hij dat eigenlijk niet van plan was. Toen begon hij over iets anders. ‘Laten we nu eerst maar eens beginnen.’ Zijn grijns werd uitdagend terwijl hij langzaam naar voren liep.

Er klonk een protesterend gejank achter hem en Leahs grijze lijf glipte tussen de bomen vandaan. De langere, zandkleurige Seth volgde haar op de voet.

‘Kappen, jongens,’ zei Jacob. ‘Bemoei je er niet mee.’

Ik was blij dat ze niet naar hem luisterden en alleen iets langzamer achter hem aan liepen.

De wind was gaan liggen, dus zijn geur werd niet meer bij mij vandaan geblazen.

Hij was nu zo dichtbij dat ik de hitte van zijn lijf tussen ons in voelde hangen. Mijn keel begon te branden.

‘Vooruit, Bells. Kom maar op.’

Leah siste.

Ik wilde niet ademhalen. Ik mocht Jacob niet op zo'n gevaarlijke manier gebruiken, zelfs niet als hij het zelf aanbood. Maar ik kon niet onder zijn logica uit. Hoe kon ik anders zeker weten dat ik Renesmee niets aan zou doen?

‘Ik sta hier oud te worden, Bella,’ hoonde Jacob. ‘Nou ja, technisch gezien niet inderdaad, maar het gaat om het idee. Hup, snuiven maar.’

‘Hou me vast,’ zei ik tegen Edward terwijl ik mijn rug tegen zijn borst aan drukte.

Zijn handen klemden om mijn armen.

Ik spande al mijn spieren aan in de hoop dat ik stokstijf kon blijven staan. Ik nam me voor om het minstens zo goed te doen als tijdens de jacht. In het ergste geval zou ik mijn adem inhouden en wegrennen. Zenuwachtig snoof ik door mijn neus een heel klein beetje lucht op en zette me schrap.

Het deed wel wat pijn, maar ik had toch al een dof brandend gevoel in mijn keel. Jacob rook eigenlijk niet veel menselijker dan die poema. Er zat een dierlijk aroma in zijn bloed waar ik meteen van walgde. Het harde, vochtige geluid van zijn hart klonk wel erg appetijtelijk, maar door de geur die erbij hoorde trok ik automatisch mijn neus op. Die geur maakte het zelfs mákkelijker om niet op het geluid en de hitte van Jacobs stromende bloed te reageren.

Ik haalde nog een keer adem en ontspande me. ‘Nou. Ik begrijp nu waar iedereen het de hele tijd over had. Je stinkt, Jacob.’

Edward barstte in lachen uit; zijn handen gleden van mijn schouders en sloten zich om mijn middel. Seth liet ook een zacht, grinnikend geblaf horen en kwam iets dichterbij terwijl Leah juist een paar stappen achteruit deed. En toen merkte ik dat we nog meer publiek hadden, want opeens hoorde ik Emmetts diepe, kenmerkende gebulder, enigszins gedempt door de glazen wand tussen ons in.

‘Hoor wie het zegt,’ zei Jacob terwijl hij met een overdreven gebaar zijn neus dichtkneep. Zijn gezicht betrok geen moment toen Edward me omhelsde, zelfs niet toen Edward weer een beetje tot bedaren kwam en ‘ik hou van je’ in mijn oor fluisterde. Jacob bleef gewoon grijnzen. Misschien zou het nu dan echt weer goed komen tussen ons, zoals het al zo lang niet geweest was. Ik hoopte dat ik eindelijk een echte vriendin voor hem zou kunnen zijn, nu hij fysiek gezien zo van me walgde dat hij niet meer verliefd op me kon zijn. Misschien was er echt niet meer voor nodig.

‘Goed, volgens mij ben ik geslaagd, toch?’ zei ik. ‘Gaan jullie me nu dan vertellen wat jullie grote geheim is?’

Jacob kreeg een zenuwachtige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Het is niet iets waar je je op dit moment druk om hoeft te maken…’

Ik hoorde Emmett weer grinniken, alsof hij zich alvast over iets stond te verkneukelen.

Normaal gesproken zou ik doorgedramd hebben, maar toen ik naar Emmett luisterde hoorde ik ook andere geluiden. Mensen die ademhaalden. Twee longen die sneller gingen dan de andere. En maar één hart, licht en snel, fladderend als vogelvleugeltjes.

Ik werd helemaal afgeleid. Mijn dochter bevond zich aan de andere kant van die dunne glazen muur. Ik kon haar niet zien, want de ramen weerkaatsten het licht als een spiegel. Ik zag alleen mezelf, en ik zag er heel vreemd uit, heel wit en stil vergeleken met Jacob. Of precies goed, vergeleken met Edward.

‘Renesmee,’ fluisterde ik. Ik was opeens zo gespannen dat ik weer in een standbeeld veranderde. Renesmee zou niet naar een dier ruiken. Zou ik haar in gevaar brengen?

‘Kom maar mee,’ fluisterde Edward. ‘Ik weet zeker dat je het aankunt.’

‘Je helpt me toch wel?’ fluisterde ik met onbeweeglijke lippen.

‘Natuurlijk.’

‘En Emmett en Jasper zijn er ook, hè? Voor het geval dat?’

‘We zullen goed op je letten, Bella. Maak je maar geen zorgen, wij zijn er klaar voor. Niemand van ons wil Renesmee in gevaar brengen. Het zal je verbazen hoezeer ze ons allemaal al om haar kleine vingertjes gewonden heeft. Er zal haar niets overkomen, wat er ook gebeurt.’

Ik verlangde er zo naar om haar te zien, om de eerbied in zijn stem te begrijpen, dat ik weer kon bewegen. Ik deed een stap naar voren.

En toen stond Jacob opeens voor me met een doodongeruste uitdrukking op zijn gezicht.

‘Weet je het zéker, bloedzuiger?’ vroeg hij bijna smekend aan Edward. Ik had hem nog nooit zo tegen Edward horen praten. ‘Ik vind het maar niks. Misschien moet ze wachten tot…’

‘Je hebt je test gedaan, Jacob.’

Was het Jacobs test?

‘Maar…’ begon Jacob.

‘Geen gemaar,’ zei Edward plotseling geërgerd. ‘Bella wil ónze dochter zien. Aan de kant, jij.’

Jacob wierp me een vreemde, verwilderde blik toe, draaide zich om en liep toen bijna rennend voor ons uit door de achterdeur het huis in.

Edward gromde.

Ik begreep niets van hun geruzie, en ik kon me er ook niet op concentreren. Ik kon alleen maar aan het wazige kind uit mijn herinnering denken en deed mijn uiterste best om door de mist te turen en haar gezicht weer precies voor me te zien.

‘Zullen we?’ vroeg Edward, en zijn stem klonk weer liefdevol.

Ik knikte zenuwachtig.

Hij pakte mijn hand stevig vast en trok me mee naar het huis.

Ze stonden op me te wachten in een glimlachende rij die me welkom heette en me tegelijkertijd de weg versperde. Rosalie stond een paar meter achter de anderen, vlak bij de voordeur. Ze stond daar in haar eentje, tot Jacob erbij kwam en voor haar ging staan, dichter bij haar dan anders. Ze voelden zich er duidelijk niet prettig bij en leken allebei een beetje terug te deinzen voor de ander.

Rosalie had een heel klein meisje in haar armen dat zich naar voren boog en om Jacob heen gluurde. Ze had onmiddellijk mijn onverdeelde aandacht, beheerste al mijn gedachten, zoals niets ze tot nu toe beheerst had sinds ik mijn ogen open had gedaan.

‘Ben ik maar twee dagen buiten bewustzijn geweest?’ zei ik ongelovig naar adem happend.

Het onbekende kind in Rosalies armen moest minstens weken, zo niet maanden oud zijn. Ze was twee keer zo groot als de baby in mijn vage herinnering, en ze leek haar eigen lijfje al te ondersteunen terwijl ze zich naar me uitstrekte. Haar glanzende, bronskleurige haar viel in lange krullen over haar schouders. Haar chocoladebruine ogen bekeken me op een geïnteresseerde manier die helemaal niet bij een kind paste: oplettend en intelligent, als een volwassene. Ze tilde een hand op, stak hem even naar me uit en boog zich toen weer achterover om Rosalies keel aan te raken.

Als haar gezicht niet zo verbijsterend mooi en volmaakt was geweest, had ik niet geloofd dat het hetzelfde kind was. Mijn kind.

Maar haar gelaatstrekken leken inderdaad op die van Edward, en van mij had ze de kleur van haar ogen en wangen. Zelfs Charlie was vertegenwoordigd in haar dikke krullen, hoewel die de kleur van Edwards haar hadden. Ze moest wel van ons zijn. Onvoorstelbaar, maar waar.

Maar nu ik dit meisje zag, dat zo anders was dan ik me had voorgesteld, werd ze er niet echter op. Integendeel, ze leek alleen maar onwerkelijker.

Rosalie klopte op het handje in haar hals en mompelde: ‘Ja, dat is ze.’

Renesmee bleef me strak aankijken. En toen glimlachte ze naar me, net zoals ze een paar seconden na haar heftige geboorte al had gedaan, met een schitterende rij piepkleine, stralend witte tandjes.

Helemaal duizelig deed ik een aarzelende stap in haar richting.

Iedereen kwam onmiddellijk in actie.

Emmett en Jasper stonden schouder aan schouder voor me, met hun handen klaar om me op te vangen. Edward greep me van achteren beet en klauwde zijn vingers weer om mijn schouders. Zelfs Carlisle en Esmé gingen naast Emmett en Jasper staan terwijl Rosalie haar armen stevig om Renesmee sloeg en achteruitliep naar de deur. Jacob bewoog in zijn verdedigende houding met hen mee.

Alice was de enige die bleef staan.

‘O, kom op zeg,’ zei ze bestraffend. ‘Ze was helemaal niets van plan. Jullie zouden haar ook van dichtbij willen bekijken.’

Alice had gelijk. Ik had mezelf onder controle. Ik was op alles voorbereid geweest, op een lucht die net zo verschrikkelijk doordringend was als de mensengeur in het bos. Maar dit was lang niet zo verleidelijk. Renesmees geur was volmaakt in evenwicht, een perfecte balans tussen het heerlijkste parfum en het allerlekkerste eten. De zoete vampiergeur was sterk genoeg om het menselijke deel niet te laten overheersen.

Ik kon het aan. Ik wist het zeker.

‘Het gaat goed,’ beloofde ik terwijl ik Edwards hand een klopje gaf. Aarzelend zei ik erachteraan: ‘Als je maar wel in de buurt blijft, voor het geval dat.’

Jaspers ogen waren ingespannen spleetjes. Ik wist dat hij mijn emoties aftastte en ik deed mijn best om heel rustig te blijven. Ik voelde dat Edward mijn armen losliet toen hij hoorde wat Jasper ervan vond. Maar Jasper zelf leek minder overtuigd, terwijl hij toch zelf merkte hoe kalm ik was.

Toen het veel te opmerkzame kind mijn stem hoorde, begon ze te spartelen in Rosalies armen en stak ze haar handjes naar me uit. Op de een of andere manier wist haar gezichtje ongeduld uit te drukken.

‘Jazz, Em, laat ons erlangs. Bella heeft het onder controle.’

‘Edward, het risico…’ zei Jasper.

‘Is nihil. Moet je horen, Jasper – tijdens het jagen ving ze de lucht op van een stel wandelaars die op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren…’

Ik hoorde hoe Carlisle geschrokken zijn adem inhield. Esmés gezicht stond plotseling vol bezorgdheid, vermengd met mededogen. Jaspers ogen werden groot, maar hij gaf een heel klein knikje, alsof Edward antwoord had gegeven op een of andere vraag in zijn hoofd. Jacobs mond vertrok tot een walgende grimas. Emmett haalde zijn schouders op. Rosalie leek er nog minder mee te zitten dan Emmett en deed haar best het worstelende kind vast te houden.

Aan Alice’ uitdrukking kon ik zien dat zij zich niet voor de gek liet houden. Haar samengeknepen ogen richtten zich met een gloeiende, intense blik op mijn geleende overhemd en leken zich vooral druk te maken over wat ik met mijn jurk had gedaan.

‘Edward!’ zei Carlisle berispend. ‘Hoe kón je zo onverantwoordelijk zijn?’

‘Ik weet het, Carlisle, ik weet het. Het was gewoon oerstom. Ik had de tijd moeten nemen om de omgeving te controleren voor ik haar liet gaan.’

‘Edward,’ mompelde ik, want ik geneerde me dood door de manier waarop ze me aan stonden te staren. Alsof ze allemaal hun best deden om een feller rood in mijn ogen te ontdekken.

‘Hij heeft groot gelijk dat hij me op de vingers tikt, Bella,’ zei Edward grijnzend. ‘Ik heb een grote fout gemaakt. Het feit dat jij sterker bent dan iedereen die ik ooit heb gekend doet daar niets aan af.’

Alice rolde met haar ogen. ‘Erg smaakvolle grap, Edward.’

‘Het was geen grap. Ik probeerde aan Jasper uit te leggen hoe ik weet dat Bella dit aankan. Ik kan er ook niets aan doen dat iedereen meteen overhaaste conclusies trekt.’

‘Wacht eens even,’ stootte Jasper uit. ‘Is ze niet achter die mensen aan gegaan dan?’

‘In eerste instantie wel,’ zei Edward, duidelijk geamuseerd. Ik knarste met mijn tanden. ‘Al haar aandacht was op de jacht gericht.’

‘Wat is er gebeurd?’ kwam Carlisle tussenbeide. Zijn ogen begonnen plotseling te schitteren en er kwam een verbaasde glimlach om zijn lippen. Het deed me denken aan het moment waarop hij tot in de details met me had willen bespreken hoe ik mijn transformatie had ervaren. Vol opwinding door alle nieuwe informatie.

Edward boog zich geanimeerd naar hem toe. ‘Ze hoorde mij achter zich aan komen en draaide zich om om zich te verdedigen. Zodra mijn achtervolging haar concentratie verstoorde, kwam ze weer bij zinnen. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Ze besefte onmiddellijk wat er aan de hand was, en toen… toen hield ze haar adem in en rende weg.’

‘Wauw,’ mompelde Emmett. ‘Echt?’

‘Hij vertelt het helemaal niet goed,’ mompelde ik ontzettend opgelaten. ‘Hij heeft niet gezegd dat ik tegen hem heb gegromd.’

‘Heb je hem een paar flinke meppen verkocht?’ vroeg Emmett gretig.

‘Nee, natuurlijk niet!’

‘Echt niet? Heb je hem niet aangevallen?’

‘Emmett!’ protesteerde ik.

‘Ah, wat zonde,’ kreunde Emmett. ‘En jij bent nou net de enige die hem aan zou kunnen, want bij jou kan hij niet vals spelen door in je hoofd te kijken. En dan had je ook nog eens het perfecte excuus.’ Hij zuchtte. ‘Ik ben zó benieuwd hoe hij het doet als hij zonder trucjes moet vechten.’

Ik keek hem ijskoud aan. ‘Ik zou hem nooit aanvallen.’

Mijn blik viel op Jaspers frons: hij keek nog ongeruster dan eerst.

Edward deed net of hij Jasper een stomp wilde geven en sloeg toen zachtjes met zijn vuist tegen zijn schouder. ‘Zie je nou wat ik bedoel?’

‘Het is onnatuurlijk,’ mompelde Jasper.

‘Ze had je wel aan kunnen vallen – ze is nog maar een paar uur oud!’ zei Esmé vermanend met haar hand op haar hart. ‘O, we hadden met je mee moeten gaan.’

Ik lette niet meer zo goed op nu Edward klaar was met zijn grap. Ik staarde naar het beeldschone kind bij de deur, dat ook nog steeds naar mij staarde. Ze stak haar kleine mollige handjes naar me uit alsof ze precies wist wie ik was. Mijn eigen handen deden automatisch hetzelfde.

‘Edward,’ zei ik terwijl ik me om Jasper heen boog om haar beter te kunnen zien. ‘Mag het?’

Jasper klemde zijn kiezen op elkaar en bleef staan waar hij stond.

‘Jazz, dit is anders dan anders,’ zei Alice zacht. ‘Geloof me nou maar.’

Ze keken elkaar heel even aan en toen knikte Jasper. Hij ging opzij, maar legde een hand op mijn schouder en kwam met me mee terwijl ik langzaam naar voren liep.

Ik dacht na over elke stap die ik zette en onderzocht hoe ik me voelde, hoe mijn keel brandde, hoe de anderen om me heen stonden. Hoe sterk was ik en hoe goed zouden zij me in bedwang kunnen houden? We kwamen maar langzaam vooruit.

En toen begon het kind in Rosalies armen, dat de hele tijd bleef worstelen en haar armpjes uitstak terwijl haar uitdrukking steeds geïrriteerder werd, hoog en doordringend te huilen. Iedereen reageerde alsof ze – net als ik – nog nooit haar stem gehoord hadden.

Binnen een mum van tijd stonden ze allemaal om haar heen en lieten mij in mijn eentje verstijfd staan. Het geluid van Renesmees gehuil doorboorde me, nagelde me aan de grond. Mijn ogen begonnen heel raar te prikken, alsof ze wilden tranen.

Het leek wel alsof iedereen haar aanraakte en geruststellende klopjes gaf. Iedereen behalve ik.

‘Wat is er? Is ze gewond? Is er iets gebeurd?’

Jacobs stem was het hardst en klonk ongerust boven de anderen uit. Ik keek geschokt toe hoe hij zijn armen naar Renesmee uitstak en zag toen vol afgrijzen hoe Rosalie haar zonder tegenstribbelen aan hem gaf.

‘Nee, niets aan de hand,’ stelde Rosalie hem gerust.

Rosalie die Jacob geruststelde?

Renesmee liet zich gewillig door Jacob beetpakken, duwde haar kleine handje tegen zijn wang en draaide zich toen kronkelend om om haar armpjes weer naar mij uit te kunnen steken.

‘Zie je wel?’ zei Rosalie tegen hem. ‘Ze wil gewoon naar Bella toe.’

‘Wil ze naar mij toe?’ fluisterde ik.

Renesmees ogen – mijn ogen – keken me ongeduldig aan.

Edward kwam vlug weer naast me staan. Hij legde zijn handen lichtjes op mijn armen en duwde me naar voren.

‘Ze wacht al bijna drie dagen op je,’ zei hij tegen me.

We waren nu nog maar een meter bij haar vandaan. Haar lijfje leek korte, trillende hittegolven naar me uit te zenden.

Of misschien was het Jacob die stond te trillen. Ik zag zijn handen beven toen ik dichterbij kwam. Maar ondanks zijn overduidelijke ongerustheid stond zijn gezicht vrediger dan ik in tijden had gezien.

‘Jake – het gaat prima,’ zei ik tegen hem. Ik werd een beetje paniekerig bij de aanblik van Renesmee in zijn sidderende handen, maar ik deed mijn best om mijn zelfbeheersing te bewaren.

Hij keek me met samengeknepen ogen fronsend aan, alsof hij het net zo'n verontrustende gedachte vond dat ik Renesmee in míjn armen zou houden.

Renesmee jammerde gretig en strekte zich naar me uit terwijl ze haar kleine handjes telkens tot vuistjes kneep.

En op dat moment viel er iets in mijn binnenste op zijn plek. Het geluid van haar kreetjes, haar vertrouwde ogen, het feit dat zij nog meer dan ik naar onze hereniging leek te verlangen – al die dingen kwamen als vanzelfsprekend samen terwijl zij naar de lucht tussen ons in greep. Plotseling was ze maar al te echt, en natúúrlijk kende ik haar. Het was de normaalste zaak van de wereld dat ik die laatste stap zette, mijn armen naar haar uitstak en mijn handen precies daar plaatste waar ze het best pasten terwijl ik haar voorzichtig naar me toe trok.

Jacob stak zijn lange armen uit zodat ik haar tegen mijn borst kon drukken, maar hij liet haar niet los. Hij huiverde even toen ik hem aanraakte. Zijn huid, die toch altijd al zo warm had aangevoeld, leek nu wel een brandende vlam. Renesmees lijfje was bijna net zo heet, misschien een paar graden koeler.

Renesmee leek zich niets aan te trekken van mijn koude huid; ze was er kennelijk al aan gewend.

Ze keek naar me op en glimlachte weer zodat ik haar vierkante tandjes en de kuiltjes in haar wangen zag. Toen legde ze heel doelbewust haar handje op mijn gezicht.

Alle handen die me vasthielden verkrampten in afwachting van mijn reactie. Ik had het nauwelijks in de gaten.

Ik hapte naar adem, verbijsterd en bang door het vreemde, verontrustende beeld dat opeens op mijn netvlies stond. Het voelde als een heel levendige herinnering – ik zag het in mijn hoofd, en tegelijkertijd kon ik ook nog steeds om me heen kijken naar wat er in de kamer gebeurde –, maar het was volslagen nieuw voor me. Door het plaatje heen zag ik Renesmee verwachtingsvol naar me opkijken, en ik deed mijn uiterste best om kalm te blijven terwijl ik probeerde te bevatten wat er aan de hand was.

Ik schrok niet alleen van het onbekende beeld, er leek ook iets mis mee te zijn. Ik herkende er bijna mijn eigen gezicht in, mijn oude gezicht, maar het klopte niet, het was verkeerd om. Al snel had ik door dat ik naar mijn gezicht keek zoals anderen het zagen, in plaats van in spiegelbeeld.

In deze herinnering was mijn gezicht verwrongen, kapot, bedekt met zweet en bloed. Maar desondanks kreeg ik in het visioen een liefdevolle glimlach om mijn lippen; mijn bruine ogen straalden boven de blauwe kringen. Het beeld werd groter, mijn gezicht kwam dichter bij de onzichtbare kijker, en was toen plotseling verdwenen.

Renesmees hand was van mijn wang gezakt. Ze glimlachte breed en liet haar kuiltjes weer zien.

Het was doodstil in de kamer, op de hartslagen na. Alleen Jacob en Renesmee haalden nog adem. De stilte duurde voort, en ik kreeg het idee dat ze stonden te wachten tot ik iets zou zeggen.

‘Wat… Wat wás dat?’ wist ik uit te brengen.

‘Wat heb je gezien?’ vroeg Rosalie nieuwsgierig terwijl ze zich om Jacob heen boog, die momenteel vooral heel erg in de weg stond en hier helemaal niet thuis leek te horen. ‘Wat heeft ze je laten zien?’

‘Liet zíj me dat zien?’ fluisterde ik.

‘Ik zei toch dat het moeilijk uit te leggen viel,’ prevelde Edward in mijn oor. ‘Maar een doeltreffender communicatiemiddel bestaat bijna niet.’

‘Wat zag je?’ vroeg Jacob.

Ik knipperde een paar keer snel met mijn ogen. ‘Eh. Mij. Geloof ik. Maar ik zag er niet uit.’

‘Het is de enige herinnering die ze aan je heeft,’ legde Edward uit. Het was duidelijk dat hij had kunnen zien welke gedachte ze me net getoond had. Hij stond nog steeds een beetje in elkaar gekrompen en zijn stem klonk schor door de herinnering die hij net weer had beleefd. ‘Ze wil je laten weten dat ze het verband heeft gelegd, dat ze weet wie je bent.’

‘Maar hoe doet ze dat?’

Renesmee leek zich niet druk te maken over mijn uitpuilende ogen. Ze glimlachte een beetje en trok aan een pluk van mijn haar.

‘Hoe kan ik gedachten lezen? Hoe kan Alice in de toekomst kijken?’ vroeg Edward retorisch, en toen haalde hij zijn schouders op. ‘Het is een gave.’

‘Het is een interessante omkering,’ zei Carlisle tegen Edward. ‘Alsof ze precies het tegenovergestelde doet van wat jij doet.’

‘Heel interessant,’ beaamde Edward. ‘Ik vraag me af of…’

Ik wist dat ze nu een eind in de rondte gingen speculeren, maar het kon me niet schelen. Ik keek naar het mooiste gezicht ter wereld. Ze voelde heet aan in mijn armen, en het deed me denken aan het moment waarop de duisternis het bijna van me gewonnen had, toen ik niets meer had om me aan vast te klampen en er niets sterk genoeg meer was om me uit het verpletterende zwarte gat te trekken. Het moment waarop ik aan Renesmee had gedacht en iets vond wat ik nooit meer los zou laten.

‘Ik kan me jou ook nog herinneren,’ zei ik zachtjes tegen haar.

Het voelde heel natuurlijk om mijn hoofd naar haar toe te buigen en mijn lippen tegen haar voorhoofd te drukken. Ze rook heerlijk. De geur van haar huid zette mijn keel weer in vuur en vlam, maar het was makkelijk om daar niet aan te denken. Het verpestte het moment niet. Renesmee was echt en ik kende haar. Ze was nog steeds hetzelfde kind voor wie ik van begin af aan had gevochten. Mijn kleine schopper, die vanuit mijn buik ook al van mij had gehouden. Voor de helft Edward, volmaakt en beeldschoon. En voor de helft mij, wat haar opvallend genoeg eerder mooier dan lelijker maakte.

Ik had al die tijd gelijk gehad. Ze was het waard geweest om voor te vechten.

‘Ze doet het prima,’ mompelde Alice, waarschijnlijk tegen Jasper. Ik voelde hoe ze gespannen om me heen bleven hangen omdat ze me nog steeds niet vertrouwden.

‘Nu hebben we toch wel weer genoeg experimenten uitgevoerd voor vandaag?’ zei Jacob en zijn stem schoot een beetje omhoog van de stress. ‘Bella doet het hartstikke goed hoor, maar we hoeven het niet te overdrijven.’

Ik keek hem boos en oprecht geïrriteerd aan. Ik voelde Jasper naast me ongemakkelijk een stap opzij doen. We stonden allemaal zo dicht op elkaar dat de minste of geringste beweging meteen heel groot werd.

‘Wat héb je toch, Jacob?’ vroeg ik verontwaardigd. Ik probeerde Renesmee zachtjes los te trekken uit zijn armen, maar hij deed alleen maar een stap dichter naar me toe. Hij stond nu vlak voor me, onze borstkassen raakten Renesmee.

Edward siste naar hem. ‘Dat ik het begrijp wil nog niet zeggen dat ik je niet de deur uit zal schoppen, Jacob. Bella doet het meer dan goed. Verpest het nou niet voor haar.’

‘Ik help hem graag, hond,’ beloofde Rosalie ziedend van woede. ‘Je hebt nog een flinke trap van me tegoed.’ De band tussen die twee was in elk geval nog precies hetzelfde, tenzij hij verslechterd was.

Ik keek naar Jacobs bange, bozige uitdrukking. Zijn ogen waren strak op Renesmees gezicht gericht. Nu iedereen om ons heen dromde, stond hij momenteel waarschijnlijk tegen minstens zes verschillende vampiers aan, en hij leek er niet eens mee te zitten.

Zou hij zichzelf dit echt allemaal alleen aandoen om mij tegen mezelf te beschermen? Wat kon er gebeurd zijn tijdens mijn transformatie – waarbij ik veranderde in iets wat hij haatte – dat hij er opeens zoveel positiever tegenover stond?

Ik bleef erover peinzen terwijl ik keek hoe hij naar mijn dochter staarde. Hij staarde naar haar als… als een blinde die voor het eerst de zon zag.

‘Nee!’ stootte ik happend naar adem uit.

Jaspers tanden klapten op elkaar en Edwards armen klemden zich als twee wurgslangen om mijn borst. Op hetzelfde ogenblik trok Jacob Renesmee uit mijn armen en ik liet haar meteen los. Want ik voelde het moment aankomen waar iedereen op had gewacht: het moment waarop ik door het lint zou gaan.

‘Rose,’ zei ik met opeengeklemde kiezen, heel langzaam en duidelijk. ‘Pak Renesmee.’

Rosalie stak haar armen uit, en Jacob gaf haar onmiddellijk mijn dochter aan. Ze deinsden allebei achteruit, weg van mij.

‘Edward, ik wil je geen pijn doen, dus laat me alsjeblieft los.’

Hij aarzelde.

‘Ga maar voor Renesmee staan,’ stelde ik voor.

Hij dacht even na en liet me toen los.

Ik nam een aanvalshouding aan en deed twee langzame stappen naar Jacob toe.

‘Het is niet waar,’ grauwde ik naar hem.

Hij liep met opgeheven handen achteruit en probeerde zich te verdedigen. ‘Je weet dat we er geen controle over hebben.’

‘Stomme hond! Hoe dúrf je? Met míjn baby!’

Hij liep nu achterwaarts de voordeur uit en struikelde bijna rennend de verandatrap af terwijl ik achter hem aankwam. ‘Ik heb het niet verzonnen, Bella!’

‘Ik heb haar nog maar één keer vastgehouden, en jij denkt dat je nu al een of andere debiele wolvenaanspraak op haar kunt maken? Ze is van míj.’

‘We kunnen haar toch delen?’ zei hij smekend terwijl hij rugwaarts het gazon over liep.

‘Betalen maar,’ hoorde ik Emmett achter me zeggen. Een klein deel van mijn hersenen vroeg zich af wie erop had gewed dat het níét zo zou aflopen, maar ik verspilde er niet al te veel aandacht aan. Ik was te woedend.

‘Hoe durf je met mijn baby in te prenten? Ben je gek geworden?’

‘Het was niet expres!’ hield hij vol terwijl hij zich terugtrok tussen de bomen.

Toen was hij niet alleen meer. De twee enorme wolven kwamen weer tevoorschijn en gingen links en rechts van hem staan. Leah hapte naar me.

Als antwoord liet ik een angstaanjagend gegrom horen. Ik schrok er een beetje van, maar niet genoeg om te blijven staan.

‘Bella, wil je alsjeblieft heel even naar me proberen te luisteren? Alsjeblieft?’ smeekte Jacob. ‘Leah, kappen,’ zei hij erachteraan.

Leah trok haar bovenlip naar me op en bleef staan waar ze stond.

‘Waarom zou ik naar jou luisteren?’ siste ik. Mijn hoofd zat vol woede. Er was geen plek meer voor iets anders.

‘Omdat jij degene bent die dit tegen me heeft gezegd. Weet je nog? Jij zei dat we in elkaars leven hoorden, toch? Dat we familie waren. Jij zei dat het voorbestemd was. En nu… nu zijn we dus familie. Je wilde het zelf.’

Ik keek hem woest aan. Ik kon me inderdaad vaag herinneren dat ik zoiets had gezegd. Maar mijn nieuwe, snelle hersenen waren al twee stappen verder dan zijn gebazel.

‘Jij denkt dat je als mijn schóónzoon bij mijn familie zult horen!’ krijste ik. Mijn melodieuze stem schoot twee octaven omhoog en klonk toch nog als muziek.

Emmett lachte.

‘Hou haar tegen, Edward,’ mompelde Esmé. ‘Ze krijgt er spijt van als ze hem iets aandoet.’

Maar ik hoorde niemand achter me aankomen.

‘Nee!’ zei Jacob ondertussen fel. ‘Zo moet je het helemaal niet bekijken! Ze is nog maar een baby, verdorie!’

‘Dat bedoel ik!’ gilde ik.

‘Je weet best dat ik niet op die manier aan haar denk! Dacht je dat Edward me had laten leven als ik dat soort gedachten had gehad? Ik wil alleen maar dat ze veilig en gelukkig is – is dat zo erg? Dat wil jij toch ook?’ Hij schreeuwde nu ook.

Ik had geen woorden meer en stootte een schel gegrom uit.

‘Goed is ze, hè?’ hoorde ik Edward mompelen.

‘Ze heeft hem nog niet een keer aangevallen,’ beaamde Carlisle, en hij klonk stomverbaasd.

‘Best, deze keer win jij,’ zei Emmett mokkend.

‘Je blijft bij haar uit de buurt,’ siste ik tegen Jacob.

‘Dat kan ik niet!’

Knarsetandend: ‘Je doet je best maar! De tijd gaat nú in.’

‘Het is onmogelijk. Weet je nog hoe graag je me drie dagen geleden nog in de buurt wilde hebben? Hoe moeilijk het voor ons allebei was om niet bij elkaar te zijn? Jij hebt dat gevoel nu niet meer, hè?’

Ik keek hem kwaad aan en begreep niet goed wat hij daarmee wilde zeggen.

‘Het kwam door haar,’ zei hij tegen me. ‘Vanaf het eerste moment. We móésten samen zijn, toen al.’

Ik wist het nog en nu begreep ik het ook, en ergens was ik opgelucht dat dat mysterieuze gevoel verklaard was. Maar de opluchting maakte me om de een of andere reden alleen maar bozer. Verwachtte hij soms dat dat genoeg zou zijn? Dat ik het door één korte uitleg opeens allemaal prima zou vinden?

‘Ik zou maar gauw wegrennen als ik jou was – nu kan het nog,’ zei ik dreigend.

‘Toe nou, Bells! Nessie vindt mij ook aardig,’ hield hij vol.

Ik verstarde. Mijn ademhaling stopte. Achter me hoorde ik de doodse stilte van hun angstige reactie.

‘Hóé… noemde je haar?’

Jacob deed nog een stap achteruit en kreeg het voor elkaar om er heel schaapachtig uit te zien. ‘Nou ja,’ mompelde hij, ‘die naam die jij verzonnen hebt is wel een beetje lang, en…’

‘Heb je mijn dochter de bijnaam gegeven van het monster van Loch Ness?’ krijste ik.

En toen sprong ik op hem af.