9

Maandag 6 januari – woensdag 8 januari

Mikael was tot ver in de kleine uurtjes doorgegaan met lezen en was op Driekoningen laat opgestaan. Een marineblauwe één jaar oude Volvo stond precies voor de ingang van het huis van Henrik Vanger geparkeerd. Op hetzelfde moment dat Mikael zijn hand op de deurkruk legde werd de buitendeur geopend door een man van een jaar of vijftig die op weg was naar buiten. Ze botsten bijna tegen elkaar op. De man leek gejaagd.

‘Ja? Kan ik u helpen?’

‘Ik ben op weg naar Henrik Vanger,’ antwoordde Mikael.

De blik in de ogen van de man klaarde op. Hij glimlachte en stak zijn hand uit.

‘Jij moet Mikael Blomkvist zijn, die Henrik met de familiekroniek gaat helpen.’

Mikael knikte en schudde de man de hand. Henrik Vanger was blijkbaar Mikaels ‘coverstory’ gaan verspreiden, die moest verklaren wat hij in Hedestad kwam doen. De man was gezet, het resultaat van jarenlang vertoeven op kantoren en in vergaderkamers, maar Mikael zag direct dat zijn gelaatstrekken deden denken aan Harriët Vanger.

‘Ik ben Martin Vanger,’ bevestigde hij. ‘Welkom in Hedestad.’

‘Bedankt.’

‘Ik heb je een tijdje geleden op tv gezien.’

‘Ik geloof dat iedereen me op tv heeft gezien.’

‘Wennerström is ... hier in huis niet zo populair.’

‘Henrik noemde dat al. Ik wacht op de rest van het verhaal.’

‘Hij vertelde een paar dagen terug dat hij jou in de arm had genomen.’ Vanger moest plotseling lachen. ‘Hij zei dat je die baan hier in het noorden vermoedelijk hebt aangenomen vanwege Wennerström.’

Mikael aarzelde even voordat hij besloot de waarheid te zeggen.

‘Dat was een belangrijke reden. Maar eerlijk gezegd moest ik weg uit Stockholm, en Hedestad kwam precies op het juiste moment. Denk ik. Maar ik kan niet doen alsof die rechtszaak nooit heeft plaatsgevonden. Ik moet de gevangenis in.’

Martin Vanger knikte, plotseling ernstig.

‘Kun je in beroep gaan?’

‘Dat helpt in dit geval niet.’

Martin Vanger keek op zijn horloge.

‘Ik moet vanavond in Stockholm zijn en moet me haasten. Over een paar dagen ben ik terug. Kom een keertje bij me eten. Ik wil heel graag horen wat er tijdens die rechtszaak eigenlijk is gebeurd.’

Ze schudden elkaar weer de hand voordat Martin Vanger langs hem heen liep en de deur van de Volvo opendeed. Hij keerde zich om en riep naar Mikael.

‘Henrik is boven. Ga maar gewoon naar binnen.’

Henrik Vanger zat in de zithoek van zijn werkkamer, waar Hedestads-Kuriren, Dagens Industri, Svenska Dagbladet en beide avondkranten op tafel lagen.

‘Ik kwam Martin buiten tegen.’

‘Hij is weggerend om het imperium te redden,’ antwoordde Henrik Vanger en hij hield de thermoskan omhoog. ‘Koffie?’

‘Ja, graag,’ zei Mikael. Hij nam plaats en vroeg zich af waarom Henrik Vanger er zo geamuseerd uitzag.

‘Ik zie dat je in de krant staat.’

Henrik Vanger schoof een van de avondkranten naar hem toe, waar de kop kortsluiting media lag opengeslagen. De tekst was geschreven door een columnist in een gestreept colbert, die eerder bij Finansmagasinet Monopol , een financieel tijdschrift, had gewerkt en die bekend was geworden als expert in het op schertsende toon afkraken van iedereen die zich ergens voor had ingezet of die zijn nek had uitgestoken – feministen, antiracisten en milieuactivisten konden altijd rekenen op een veeg uit de pan. De columnist stond er echter niet om bekend dat hij ook maar enige controversiële mening koesterde. Nu was hij blijkbaar overgegaan op mediakritiek; weken na de rechtszaak in de Wennerström-affaire richtte hij zijn energie op Mikael Blomkvist, die – met naam en toenaam – werd beschreven als een complete idioot. Erika Berger werd voorgesteld als een incompetente, mediageile blonde doos:

... Het gerucht gaat dat Millennium bezig is op de klippen te lopen hoewel de hoofdredacteur een feministe in minirok is die haar lippen tuit op tv. Het blad heeft het jarenlang overleefd door het imago dat de redactie aan de man wist te brengen – jonge journalisten die onderzoeksjournalistiek bedrijven en boeven in het bedrijfsleven ontmaskeren. Die reclametruc werkt vast bij jonge anarchisten die juist die boodschap graag willen horen, maar niet bij de rechtbank. Wat Kalle Blomkvist onlangs heeft ervaren.

Mikael zette zijn mobiele telefoon aan en controleerde of hij door Erika was gebeld. Er waren geen berichten. Henrik Vanger wachtte af zonder wat te zeggen; Mikael zag plotseling in dat de oude man het aan hem overliet om het zwijgen te doorbreken.

‘Hij is een idioot,’ zei Mikael.

Henrik Vanger moest lachen, maar becommentarieerde onsentimenteel: ‘Dat mag dan zo zijn. Maar hij is niet degene die door de rechtbank is veroordeeld.’

‘Dat klopt. En dat zal ook wel nooit gebeuren. Hij zegt zelf nooit iets origineels, maar haakt altijd aan en werpt de laatste steen in zo vernederend mogelijke bewoordingen.’

‘Zulke mensen heb ik in mijn dagen veel gezien. Een goed advies, als je dat van mij wilt aannemen, is om hem te negeren als hij brult, niets te vergeten en hem terug te pakken als je de kans krijgt. Maar niet nu, nu hij de overhand heeft.’

Mikael keek hem vragend aan.

‘Ik heb door de jaren heen veel vijanden gehad. Ik heb één ding geleerd en dat is om niet het gevecht aan te gaan als je zeker weet dat je gaat verliezen. Daarentegen moet je nooit iemand die jou beledigd heeft daarmee laten wegkomen. Wacht je tijd af en sla terug als je zelf een sterke positie hebt – zelfs als je niet meer terug hóéft te slaan.’

‘Bedankt voor dit college filosofie. Nu wil ik graag dat je over je familie vertelt.’ Mikael zette een recorder tussen hen in op tafel en drukte de opnametoets in.

‘Wat wil je weten?’

‘Ik heb de eerste map gelezen; over de verdwijning en het zoeken tijdens de eerste dagen naar Harriët. Maar er komen zo oneindig veel Vangers in de teksten voor dat ik ze niet uit elkaar kan houden.’

Lisbeth Salander stond zeker tien minuten roerloos in het verlaten trappenhuis met haar blik gefixeerd op het messingplaatje met de tekst advocaat n.e. bjurman voordat ze aanbelde. Het deurslot klikte.

Het was dinsdag. Het was de tweede ontmoeting en ze zat vol bange voorgevoelens.

Ze was niet bang voor advocaat Bjurman – Lisbeth Salander was zelden bang voor mensen of dingen. Ze voelde daarentegen een intensief onbehagen tegenover haar nieuwe toezichthouder. Bjurmans voorganger, advocaat Holger Palmgren, was uit heel ander hout gesneden; correct, beleefd en aardig. Die relatie was drie maanden daarvoor beëindigd toen Palmgren een beroerte had gekregen en Nils Erik Bjurman haar had geërfd volgens een voor haar onbekende bureaucratische procedure.

In de ruim twaalf jaar dat Lisbeth Salander het onderwerp was van sociale en psychiatrische zorg, waarvan twee jaar in een kinderkliniek, had ze nooit, geen enkele keer, ook maar antwoord gegeven op de simpele vraag ‘En, hoe voel je je vandaag?’

Toen ze dertien was had de rechtbank volgens de wet op de zorg voor minderjarigen besloten dat Lisbeth Salander opgenomen moest worden in de gesloten inrichting van de kinderpsychiatrische St. Stefans-kliniek in Uppsala. Die beslissing was hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat ze als psychisch gestoord werd beschouwd en zo gewelddadig was dat ze een gevaar vormde voor haar klasgenoten en mogelijk ook voor zichzelf.

Deze veronderstelling was eerder gebaseerd op empirische beoordelingen dan op een zorgvuldig afgewogen analyse. Elke poging van een arts of een overheidsinstantie om een conversatie uit te lokken over haar gevoelens, gemoedsleven of gezondheidstoestand was tot hun grote frustratie gestuit op een volhardend, chagrijnig zwijgen en een intensief gestaar naar de grond, het plafond en de muren. Ze had consequent haar armen kruiselings over haar borst gehouden en geweigerd deel te nemen aan psychologische tests. Haar totale weerstand tegen alle pogingen om haar te meten, te wegen, in kaart te brengen, te analyseren en op te voeden betrof tevens haar schoolwerk – de overheidsinstantie kon haar naar een schoollokaal transporteren en haar vastketenen aan de bank, maar ze konden haar er niet van weerhouden haar oren af te sluiten en te weigeren een pen op te tillen bij een proefwerk. Ze had de basisschool zonder diploma verlaten.

En om die reden was het ook zeer lastig geweest haar mentale tekortkomingen te diagnosticeren. Lisbeth Salander was kortom allesbehalve gemakkelijk te hanteren.

Toen ze dertien was werd ook besloten dat er een voogd zou worden aangesteld om haar belangen en financiën te behartigen tot ze de volwassen leeftijd had bereikt. Die voogd werd advocaat Holger Palmgren, die ondanks een tamelijk gecompliceerde start geslaagd was waar psychiaters en professionele artsen hadden gefaald. In de loop der tijd had hij niet alleen een bepaald vertrouwen van het lastige meisje gewonnen maar zelfs een bescheiden mate van warmte.

Toen ze vijftien werd waren de artsen het er min of meer over eens geweest dat ze in elk geval niet zo gewelddadig was dat ze een gevaar vormde voor de openbare veiligheid of een onmiddellijk gevaar was voor zichzelf. Omdat het gezin was gedefinieerd als disfunctioneel en ze geen andere familieleden had die garant konden staan voor haar welzijn, was besloten dat Lisbeth Salander via een pleeggezin uit de kinderpsychiatrische kliniek in Uppsala terug naar de maatschappij zou worden gesluisd.

Dat was geen eenvoudige tocht geweest. Bij het eerste pleeggezin liep ze al na twee weken weg. Pleeggezin twee en drie werden in hetzelfde tempo afgewerkt. Daarna had Palmgren een serieus gesprek met haar gehad waarin hij openlijk had verklaard dat als ze op deze manier door zou gaan ze ongetwijfeld weer zou worden opgenomen in de psychiatrische inrichting. Die bedekte dreiging had tot gevolg dat ze pleeggezin nummer vier, een ouder echtpaar dat in de wijk Midsommarkransen woonde, accepteerde.

Dat betekende niet dat ze zich gedroeg. Als zeventienjarige werd Lisbeth Salander vier keer opgepakt door de politie, twee keer dusdanig ernstig onder invloed van alcohol dat ze naar de eerste hulp moest en één keer duidelijk onder invloed van drugs. Een van deze keren werd ze stomdronken en met haar kleren slordig om haar lijf op de achterbank van een auto gevonden die stond geparkeerd bij Söder Mälarstrand. Ze had zich in gezelschap bevonden van een even beschonken en aanzienlijk oudere man.

De laatste keer dat ze was opgepakt vond plaats drie weken voordat ze achttien werd, toen ze in nuchtere toestand een mannelijke passagier tegen zijn hoofd had geschopt achter de tourniquets van metrostation Gamla Stan. Het incident had ertoe geleid dat ze was gearresteerd wegens mishandeling. Salander had haar gedrag verklaard doordat de man aan haar had gezeten, en aangezien ze er eerder uitzag als twaalf dan achttien meende ze dat de man pedofiele neigingen had. Voor zover ze überhaupt wat gezegd had. Haar uitspraak kreeg echter steun van getuigen, waardoor de officier van justitie de zaak seponeerde.

Toch was haar achtergrond over het geheel genomen dusdanig dat de rechtbank besloot onderzoek te doen naar haar toerekeningsvatbaarheid. Omdat ze uit gewoonte weigerde antwoord te geven op vragen en aan het onderzoek deel te nemen, deden de artsen die door de Nationale Gezondheids- en Welzijnsraad waren geconsulteerd uiteindelijk een uitspraak gebaseerd op ‘observaties van de patiënt’. Wat ze precies konden observeren bij een zwijgende jonge vrouw die met gekruiste armen en een naar voren geschoven onderlip op een stoel zat, was enigszins onduidelijk. Er werd alleen vastgesteld dat ze leed aan een psychische stoornis die dusdanig was dat ze onder toezicht moest worden gesteld. De gerechtelijk-geneeskundige uitspraak pleitte voor opname in een gesloten psychiatrische inrichting, terwijl een plaatsvervangende chef bij de gemeentelijke instelling voor maatschappelijk werk de schriftelijke uitspraak deed dat hij achter de conclusies van de psychiatrische expertise stond.

Onder verwijzing naar haar staat van dienst constateerde hij dat er een groot risico aanwezig was voor misbruik van alcohol of drugs , en dat ze duidelijk geen zelfinzicht had. Haar status was op dat moment gevuld met belastende formuleringen als introvert, sociaal geremd, gebrek aan empathie, op zichzelf gefixeerd, psychopathisch en asociaal gedrag, mist het vermogen tot samenwerken en is niet in staat om leerstof in zich op te nemen . Wie haar status las, zou gemakkelijk de conclusie kunnen trekken dat ze achterlijk was. Het was evenmin in haar voordeel dat ze door straathoekwerk van de sociale dienst meerdere keren was gezien in de omgeving van Mariatorget in gezelschap van verschillende mannen en dat ze eenmaal in Tantolunden gefouilleerd was, weer in gezelschap van een veel oudere man. Men nam aan dat Lisbeth Salander mogelijk enige vorm van prostitutie bedreef of dat ze riskeerde in de prostitutie terecht te komen.

Toen de rechtbank – het instituut dat over haar toekomst zou beslissen – bijeenkwam om een beslissing te nemen in deze zaak leek de uitkomst al op voorhand vast te staan. Ze was duidelijk een probleemkind en het was onwaarschijnlijk dat de rechtbank een andere beslissing zou nemen dan de aanbevelingen die in het gerechtelijk-geneeskundige en het sociale onderzoek stonden.

Op de ochtend van de dag dat de rechtbankzitting zou plaatsvinden, werd Lisbeth Salander opgehaald van de kinderpsychiatrische kliniek waar ze sinds het incident in Gamla Stan zat opge-

sloten. Ze voelde zich net een gevangene in een concentratiekamp en had weinig hoop de dag te overleven. De eerste die ze in de rechtszaal zag was Holger Palmgren en het duurde even voor ze inzag dat hij daar niet was als voogd, maar dat hij optrad als haar advocaat en juridische vertegenwoordiger. Ze kreeg een heel nieuwe kant van hem te zien.

Tot haar verbazing had Palmgren zich op duidelijke wijze binnen haar hoek van de boksring bevonden en had hij een krachtig pleidooi gehouden tegen het voorstel om haar te laten opnemen. Ze had alleen met een opgetrokken wenkbrauw aangegeven dat ze verbaasd was, maar ze luisterde intensief naar elk woord dat er werd gezegd. Palmgren was briljant geweest in de twee uur dat hij de arts, ene dokter Jesper H. Löderman, die de aanbeveling had ondertekend dat Salander opgesloten moest worden in een inrichting, het vuur aan de schenen legde. Elk detail in Lödermans uitspraak werd tegen het licht gehouden en de arts werd gevraagd om van elke bewering de wetenschappelijke grond te geven. Het werd al spoedig duidelijk dat, omdat de patiënte geweigerd had ook maar één test te doen, de conclusies van de arts feitelijk waren gebaseerd op gissingen en niet op enige vorm van wetenschap.

Aan het eind van de zitting had Palmgren aangegeven dat dwangverpleging niet alleen met grote waarschijnlijkheid in strijd was met het besluit van het Zweedse parlement in dergelijke gevallen, maar dat het in dit geval zelfs een zaak kon worden voor represailles van politiek en media. Het was zodoende in het algemeen belang dat er een alternatieve, passende oplossing zou worden gevonden. Een dusdanig taalgebruik was ongewoon bij onderhandelingen over dergelijke zaken en de leden van de rechtbank hadden zich steeds ongemakkelijker gevoeld.

De oplossing was dan ook een compromis geworden. De rechtbank stelde vast dat Lisbeth Salander psychisch gestoord was, maar dat haar gekte niet noodzakelijkerwijs opname vereiste. Daarentegen nam men de aanbeveling van het hoofd van de sociale dienst over met betrekking tot een curator. Waarop de voorzitter van de rechtbank zich met een giftige glimlach tot Holger Palmgren wendde, die tot nu toe haar voogd was geweest, met de vraag of hij bereid was deze taak op zich te nemen. Het was duidelijk dat de voorzitter had gemeend dat Holger Palmgren zich zou terugtrekken en zou proberen de verantwoordelijkheid op iemand anders af te schuiven, maar Palmgren had goedmoedig verklaard dat hij met genoegen de opdracht zou aanvaarden om op te treden als juffrouw Salanders curator – op één voorwaarde.

‘Dat vereist natuurlijk wel dat juffrouw Salander vertrouwen in mij heeft en mij goedkeurt als haar curator.’

Hij had zich rechtstreeks tot haar gewend. Lisbeth Salander was enigszins in verwarring gebracht door de woordenwisseling die er die dag over haar hoofd heen had plaatsgevonden. Tot dan toe had niemand naar haar mening gevraagd. Ze had Holger Palmgren langdurig aangekeken en daarna eenmaal geknikt.

Palmgren was een opmerkelijke combinatie van jurist en maatschappelijk werker van de oude stempel. Hij was ooit begonnen als politiek vertegenwoordiger van de gemeentelijke instelling voor maatschappelijk werk en had vervolgens bijna zijn hele leven gewijd aan het in het gareel houden van lastige kinderen. Er was een onwillig respect, haast op de grens van vriendschap, ontstaan tussen de advocaat en zijn ongetwijfeld lastigste beschermelinge.

Hun relatie had in totaal elf jaar geduurd, van haar dertiende tot vorig jaar, toen ze een paar weken voor kerst naar Palmgrens huis was gegaan nadat hij was weggebleven van een van hun geplande maandelijkse ontmoetingen. Toen hij niet opendeed hoewel ze geluiden hoorde vanuit de flat, had ze zich toegang verschaft door langs de regenpijp omhoog te klimmen naar het balkon op de derde verdieping. Ze had hem op de grond in de hal gevonden, bij kennis, maar niet in staat om te praten en zich te bewegen na een plotselinge attaque. Hij was pas vierenzestig jaar oud. Ze had een ambulance gebeld en was meegegaan naar het ziekenhuis met een groeiend gevoel van paniek in haar maagstreek. Drie dagen en nachten had ze de gang voor de intensive care bijna niet verlaten. Als een trouwe waakhond had ze elke stap gevolgd die de artsen en verpleegsters naar binnen of naar buiten zetten. Ze had als een verdoemde geest door de gang heen en weer gelopen en iedere arts die bij haar in de buurt kwam intensief aangekeken. Ten slotte had een arts, wiens naam ze nooit te weten was gekomen, haar meegenomen naar een kamertje en haar de ernst van de situatie uitgelegd. Holger Palmgrens toestand was na een zware hersenbloeding kritiek. Men verwachtte niet dat hij nog bij bewustzijn zou komen. Ze had niet gehuild en had geen spier vertrokken. Ze was opgestaan, had het ziekenhuis verlaten en was niet meer teruggekeerd.

Vijf weken later had de Raad van Toezicht inzake Voogdijschap Lisbeth Salander opgeroepen voor een eerste ontmoeting met haar nieuwe curator. Haar eerste impuls was geweest de oproep te negeren, maar Holger Palmgren had haar uitvoerig ingeprent dat elke handeling consequenties heeft. Ze had inmiddels geleerd de consequenties te analyseren voordat ze actie ondernam en bij nader inzien was ze tot de conclusie gekomen dat de eenvoudigste uitweg uit het dilemma was de Raad tevreden te stellen door te doen alsof ze zich iets aantrok van wat ze zeiden.

Om die reden had ze in december – een korte pauze in het onderzoek naar Mikael Blomkvist – gehoorzaam acte de présence gegeven op Bjurmans kantoor aan St. Eriksplan, waar een oudere vrouw de Raad had vertegenwoordigd en Salanders omvangrijke map aan advocaat Bjurman had overhandigd. De vrouw had haar vriendelijk gevraagd hoe het met haar was en leek tevreden met het antwoord: een groot stilzwijgen. Na een halfuur had ze Salander onder de hoede van advocaat Bjurman achtergelaten.

Lisbeth Salander had advocaat Bjurman al binnen vijf seconden nadat ze elkaar de hand hadden geschud niet gemogen.

Ze had naar hem zitten gluren terwijl hij haar rapport doorlas. Leeftijd vijftig plus. Goed getraind lichaam; tennis op dinsdag en vrijdag. Blond. Dunharig. Kuiltje in zijn wang. Luchtje van Boss. Blauw kostuum. Rode stropdas met een goudkleurige dasspeld en opzichtige manchetknopen met de letters neb . Een bril met een stalen montuur. Grijze ogen. Te oordelen naar de tijdschriften op een bijzettafel was hij geïnteresseerd in jagen en schieten.

In het decennium dat ze bij Palmgren was geweest, had ze altijd koffie gekregen en had hij met haar zitten keuvelen. Zelfs als ze wegliep bij pleeggezinnen en ze systematisch spijbelde van school had hem niet van zijn stuk gebracht. De enige keer dat Palmgren echt verontwaardigd was geweest, was toen ze was opgepakt wegens mishandeling van die slijmbal die haar had betast in Gamla Stan. Begrijp je wat je hebt gedaan? Je hebt een ander mens pijn gedaan, Lisbeth. Hij had geklonken als een oude leraar en ze had geduldig elk woord van de scheldkanonnade over zich heen laten komen.

Bjurman had niet veel op met keuvelen. Hij had onmiddellijk geconstateerd dat er een discrepantie bestond tussen Holger Palmgrens verplichtingen volgens de voogdijwetgeving en het feit dat hij Lisbeth Salander blijkbaar haar eigen huishouding en haar eigen financiën had laten bestieren. Hij had een soort verhoor gehouden. Hoeveel verdien je? Ik wil een kopie hebben van je afschriften. Met wie ga je om? Betaal je je huur op tijd? Gebruik je alcohol? Heeft Palmgren toestemming gegeven voor die ringen die je in je gezicht hebt? Kun je voor jezelf zorgen?

Fuck you.

Palmgren was haar voogd geworden nadat Al Het Slechte gebeurd was. Hij had erop gestaan haar minstens eenmaal per maand te zien op vooraf afgesproken tijden, soms vaker. En sinds ze weer was verhuisd naar de Lundagatan waren ze bovendien bijna buren geweest; hij woonde op de Hornsgatan, slechts een paar blokken verderop en ze waren elkaar regelmatig tegengekomen en hadden samen koffiegedronken bij Giffy of bij een andere gelegenheid in de buurt. Palmgren had zich nooit opgedrongen, maar hij had haar op haar verjaardag een keer opgezocht met een klein cadeautje. Ze mocht altijd bij hem langskomen, een privilege dat ze zelden had benut, maar sinds ze naar Södermalm was verhuisd was ze bij hem kerstavond gaan vieren nadat ze bij haar moeder was geweest. Ze hadden kerstham gegeten en een partij schaak gespeeld. Ze was volkomen ongeïnteresseerd in het spel, maar nadat ze de regels had geleerd, had ze nooit meer een partij verloren. Hij was weduwnaar en Lisbeth Salander had het als haar plicht gezien om zich tijdens deze eenzame feestdagen over hem te ontfermen.

Ze vond dat ze hem dat schuldig was en ze betaalde haar schulden altijd af.

Palmgren had het appartement van haar moeder aan de Lundagatan onderverhuurd totdat Lisbeth een eigen woning nodig had. Het appartement van 49 vierkante meter groot was niet gerenoveerd en shabby, maar ze had in elk geval een dak boven haar hoofd.

Nu was Palmgren er niet meer voor haar en was er weer een band met de gevestigde orde verbroken. Nils Bjurman was een heel ander soort mens. Ze was niet van plan de kerst met hem door te brengen. Zijn allereerste maatregel was geweest om nieuwe regels in te voeren voor wat betreft de handhaving van haar salarisrekening bij de Handelsbank. Palmgren had de voogdijwetgeving onbekommerd aan zijn laars gelapt en haar zelf haar geldzaken laten regelen. Ze betaalde haar rekeningen en kon naar eigen believen over haar spaargeld beschikken.

Ze had zich voorbereid op de ontmoeting met Bjurman de week voor kerst, en eenmaal daar had ze geprobeerd uit te leggen dat zijn voorganger haar vertrouwd had en geen reden had gehad om dat niet te doen. Dat Palmgren haar haar eigen boontjes had laten doppen zonder zich met haar privéleven te bemoeien.

‘Dat is een van de problemen,’ had Bjurman geantwoord en hij had op haar rapport getikt. Hij had een lang verhaal afgestoken over de regels en landelijke verordeningen die van kracht waren bij voogdijschap en daarna aangekondigd dat er het een en ander moest veranderen.

‘Hij heeft je de vrije hand gegeven, nietwaar? Ik vraag me af hoe hij daarmee is weggekomen.’

Omdat hij een gekke sociaal-democraat was die zich bijna veertig jaar voor probleemkinderen heeft ingezet.

‘Ik ben geen kind meer,’ had Lisbeth Salander gezegd, alsof dat een afdoende verklaring was.

‘Nee, je bent geen kind. Maar ik ben aangewezen als je curator en zolang ik dat ben, ben ik juridisch en financieel verantwoordelijk voor je.’

De eerste maatregel die hij had genomen, was het openen van een nieuwe rekening op haar naam, die ze aan de salarisadministratie van Milton moest doorgeven en die ze in de toekomst diende te gebruiken. Salander zag in dat de dagen van weleer voorbij waren; in het vervolg zou advocaat Bjurman haar rekeningen betalen en zou ze elke maand een bepaald bedrag aan zakgeld krijgen. Hij verwachtte dat ze hem bonnetjes van haar uitgaven zou laten zien. Hij had bepaald dat ze 1.400 kronen per week zou krijgen – ‘voor eten, kleding, de bioscoop en dergelijke‘.

Afhankelijk van hoeveel ze wilde werken, verdiende Lisbeth Salander zo’n 160.000 kronen per jaar. Ze had dat bedrag gemakkelijk kunnen verdubbelen door fulltime te gaan werken en alle opdrachten aan te nemen die Dragan Armanskij haar bood. Maar ze had weinig uitgaven en maakte niet veel op. De kosten voor het appartement bedroegen ruim 2.000 kronen per maand en ondanks haar bescheiden inkomsten had ze 90.000 kronen op haar spaarrekening. Waar ze dus nu niet meer bij kon.

‘Het gaat erom dat ik verantwoordelijk ben voor je geld,’ had hij gezegd. ‘Je moet geld apart zetten voor de toekomst. Maar maak je geen zorgen; dat zal ik allemaal regelen.’

Ik zorg al sinds mijn tiende voor mezelf, klootzak!

‘Je doet het sociaal gezien zo goed dat je niet opgenomen hoeft te worden, maar de samenleving heeft een bepaalde verantwoordelijkheid voor je.’

Hij had haar uitvoerig ondervraagd over haar taken bij Milton Security. Instinctief had ze gelogen over haar bezigheden. Het antwoord dat ze gegeven had, was een beschrijving van haar allereerste weken bij Milton. Advocaat Bjurman kreeg daardoor de indruk dat ze koffiezette en post sorteerde – een passende bezigheid voor iemand die wat achterliep. Hij leek tevreden met het antwoord.

Ze wist niet waarom ze gelogen had, maar ze was ervan overtuigd dat dat een verstandige beslissing was. Als advocaat Bjurman op een lijst had gestaan van met uitsterven bedreigde insectensoorten zou ze hem zonder aarzelen met haar hak hebben vermorzeld.

Mikael Blomkvist had vijf uur in gezelschap van Henrik Vanger doorgebracht en besteedde een groot deel van de nacht en de hele dinsdag aan het uittypen van zijn aantekeningen en het uitwerken van de Vangerse genealogie tot een begrijpelijk overzicht. De familiegeschiedenis die zich in de gesprekken met Henrik Vanger vormde, was een drastisch andere versie dan de lezing die in het officiële beeld van de familie werd geschetst. Mikael was zich ervan bewust dat alle families een lijk in de kast hadden. Maar de familie Vanger had een heel kerkhof.

Mikael moest zichzelf er tegen die tijd aan herinneren dat zijn eigenlijke opdracht niet het schrijven van een biografie over de familie Vanger was, maar het uitzoeken van wat er met Harriët Vanger was gebeurd. Hij had de baan geaccepteerd in de vaste overtuiging dat hij in de praktijk een jaar lang op zijn achterste zijn tijd zou zitten te verdoen, en dat al het werk dat hij voor Henrik Vanger zou uitvoeren eigenlijk een spel voor de galerij zou zijn. Na een jaar zou hij zijn absurde salaris krijgen – het contract dat Dirch Frode had geformuleerd, was ondertekend. Het eigenlijke loon was, hopelijk, de informatie over Hans-Erik Wennerström die Henrik Vanger beweerde te bezitten.

Na naar Henrik Vanger te hebben geluisterd begon hij in te zien dat het jaar niet noodzakelijkerwijs verspild hoefde te zijn. Een boek over de familie Vanger had op zich een bepaalde waarde, dat was gewoon een goede story.

Dat hij de moordenaar van Harriët Vanger zou vinden, was geen seconde bij hem opgekomen – als ze al was vermoord en niet was omgekomen bij een of ander bizar ongeluk of op andere wijze verdwenen was. Mikael was het met Henrik eens dat het onwaarschijnlijk was dat een zestienjarig meisje vrijwillig was verdwenen en zich al zesendertig jaar buiten alle bureaucratische bewakingssystemen had weten te houden. Daarentegen wilde Mikael niet uitsluiten dat Harriët Vanger was weggelopen, misschien naar Stockholm was vertrokken, en dat haar onderweg iets was overkomen – drugs, prostitutie, een overval of dat ze gewoon een ongeluk had gekregen.

Henrik Vanger was er aan de andere kant van overtuigd dat Harriët Vanger was vermoord en dat een familielid daarvoor verantwoordelijk was – eventueel in samenwerking met iemand anders. De kracht van zijn redenering lag in het feit dat Harriët Vanger was verdwenen tijdens de dramatische uren dat het eiland van de buitenwereld was afgesloten en dat ieders ogen gericht waren op het ongeval.

Erika had gelijk gehad dat zijn opdracht het gezonde verstand te boven ging als het de bedoeling was om een moordraadsel op te lossen. Wel begon Mikael Blomkvist in te zien dat het lot van Harriët Vanger een centrale rol had gespeeld in de familie en dan in het bijzonder voor Henrik Vanger. Of hij nu gelijk had of niet, Henrik Vangers aanklacht tegen zijn familieleden was van groot belang voor de familiegeschiedenis. Hij had zijn aanklacht al meer dan dertig jaar openlijk verkondigd, en dat had de familiebijeenkomsten gekenmerkt en geïnfecteerde tegenstellingen gecreëerd, die ertoe hadden bijgedragen dat het hele concern gedestabiliseerd was. Een studie naar Harriëts verdwijning zou om die reden een functie vervullen als hoofdstuk op zich, en zou zelfs een rode draad in de familiegeschiedenis zijn; bronnenmateriaal was er in overvloed. Een redelijk uitgangspunt, of Harriët Vanger nu zijn primaire opdracht was of als hij genoegen nam met het schrijven van een familiekroniek, was het in kaart brengen van alle personages. Daarover was zijn gesprek met Henrik Vanger die dag gegaan.

De familie Vanger bestond uit zo’n honderd personen, als je alle achterneven en –nichten en dergelijke aan alle kanten meetelde. Het geslacht was zo omvangrijk dat Mikael een database in zijn iBook moest aanleggen. Hij maakte gebruik van het programma NotePad, zo’n fantastisch product dat twee jongens van de technische hogeschool in Stockholm hadden ontwikkeld en als shareware voor een habbekrats op internet distribueerden. Mikael was van mening dat er maar weinig programma’s waren die zo onmisbaar waren voor een onderzoekende journalist. Ieder familielid kreeg een eigen document in de database.

De stamboom kon met zekerheid tot de vroege 16e eeuw worden gevolgd, toen de familienaam Vangeersad was. Volgens Henrik Vanger was het mogelijk dat de naam afstamde van het Nederlandse Van Geerstat; en als dat het geval was, kon het geslacht zelfs tot in de 12e eeuw worden gevolgd.

In de modernere tijd was de familie afkomstig uit Noord-Frankrijk en was deze begin 19e eeuw met Jean Baptiste Bernadotte, de grondlegger van het huidige Zweedse koningshuis, naar Zweden gekomen. Alexandre Vangeersad was militair geweest en was op zich geen persoonlijke kennis van de koning, maar had zich onderscheiden als bekwaam garnizoenscommandant en kreeg in 1818 Hedeby gård als dank voor lange en trouwe dienst. Alexandre Vangeersad had ook eigen geld en had dit gebruikt om aanzienlijke stukken bos in Norrland te kopen. Zijn zoon Adrian was geboren in Frankrijk maar verhuisde op aansporing van zijn vader naar de Norrlandse uithoek Hedeby, ver weg van de Parijse salons, om het beheer van het landgoed op zich te nemen. Hij bedreef land- en bosbouw met nieuwe methodes die vanaf het Europese continent werden geïmporteerd en legde de pulpfabriek aan waaromheen Hedestad ontstaan was.

Alexandres kleinzoon heette Henrik en had zijn achternaam verkort tot Vanger. Hij besloot handel te gaan drijven met Rusland en zette een kleine handelsvloot op met schoeners die medio 19e eeuw op de Baltische Staten, Duitsland en Engeland, het land van de staalindustrie, voeren. Henrik Vanger sr. diversifieerde het familiebedrijf en begon op bescheiden schaal met mijnbouw en zette een van de eerste metaalindustrieën van Norrland op. Hij liet twee zonen na, Birger en Gottfried, en dat waren degenen die de basis legden voor het financiële geslacht Vanger.

‘Weet je iets van het vroegere erfrecht?’ had Henrik Vanger gevraagd.

‘Dat is niet iets waarin ik me gespecialiseerd heb.’

‘Dat begrijp ik. Het heeft mij ook verbaasd. Birger en Gottfried waren volgens de familietraditie water en vuur, legendarische concurrenten om de macht bij en de invloed over het familiebedrijf. Die machtsstrijd werd in meerdere opzichten een belasting die een bedreiging vormde voor het overleven van het bedrijf. Om die reden besloot hun vader, vlak voordat hij stierf, een systeem te ontwikkelen waarbij alle leden van de familie een erfdeel, een aandeel, in het bedrijf kregen. Dat was op zich wel een goede gedachte, maar het leidde ertoe dat we in plaats van het kunnen binnenhalen van competente mensen en eventuele partners van buiten, een raad van commissarissen kregen die bestond uit familieleden met één of een paar procent stemrecht.’

‘Die regel is nog steeds van kracht?’

‘Precies. Als een familielid zijn aandeel wil verkopen, moet dat binnen de familie gebeuren. Op de jaarlijkse vergadering van aandeelhouders komen momenteel zo’n vijftig familieleden. Martin heeft ruim tien procent van de aandelen; ik heb vijf procent omdat ik een deel van de mijne verkocht heb, onder anderen aan Martin. Mijn broer Harald bezit zeven procent, maar de meesten die naar de vergadering komen hebben maar één of een half procent.’

‘Daar had ik geen flauw idee van. Het komt wat middeleeuws over.’

‘Het is volkomen krankzinnig. Dat betekent dus dat als Martin vandaag een beleidslijn wil uitzetten, hij eerst uitvoerig moet lobbyen om zich te verzekeren van de steun van ten minste twintig tot vijfentwintig procent van de aandeelhouders. Het is een lappendeken van allianties, fracties en intriges.’

Henrik Vanger vervolgde:

‘Gottfried Vanger is in 1901 kinderloos gestorven. Of, nou ja, hij was vader van vier dochters, maar in die tijd telden de vrouwen niet mee. Ze hadden aandelen, maar de mannen in de familie waren de eigenlijke eigenaren. Pas toen het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd, ergens in de jaren twintig van de 20e eeuw, kregen vrouwen toegang tot de aandeelhoudersvergadering.’

‘Liberaal.’

‘Niet zo ironisch. Het was een andere tijd. Hoe dan ook – Gottfrieds broer Birger Vanger kreeg drie zonen: Johan, Fredrik en Gideon Vanger, die allemaal eind 19e eeuw zijn geboren. Gideon Vanger hoeven we niet mee te tellen; hij verkocht zijn aandeel en emigreerde naar Amerika, waar nog steeds een tak van de familie woont. Maar Johan en Fredrik hebben de onderneming omgezet in het moderne Vanger-concern.’

Henrik Vanger haalde een fotoalbum tevoorschijn en terwijl hij vertelde liet hij foto’s van de verschillende familieleden zien. De foto’s van begin vorige eeuw toonden twee mannen met een stevige kin en met een natte kam gekamd haar, die zonder ook maar een spoortje van een glimlach in de camera staarden.

‘Johan Vanger was het genie van de familie, hij studeerde voor ingenieur en ontwikkelde diverse nieuwe uitvindingen voor de mechanische industrie waar hij patent op aanvroeg. Staal en ijzer bleven de basis van het concern, maar het bedrijf expandeerde ook op andere gebieden, zoals textiel. Johan Vanger stierf in 1956 en had toen drie dochters, Sofia, Märit en Ingrid, de eerste vrouwen die automatisch toegang tot de aandeelhoudersvergadering van de onderneming kregen.

De tweede broer, Fredrik Vanger, was mijn vader. Hij was de zakenman en industrieel die Johans uitvindingen omzette in inkomsten. Mijn vader overleed pas in 1964. Hij was tot aan zijn dood actief in de concernleiding, hoewel hij in de jaren vijftig de dagelijkse leiding al aan mij had overgedragen.

Het was net als met de eerdere generatie, maar dan andersom. Johan Vanger kreeg alleen maar dochters.’ Henrik Vanger liet foto’s zien van vrouwen met flinke boezems, hoeden met brede randen en zonneparasols. ‘En Fredrik, mijn vader, kreeg alleen maar zonen. We waren in totaal met vijf jongens. Richard, Harald, Greger, Gustav en ik.’

Om alle familieleden enigszins uit elkaar te kunnen houden, tekende Mikael een stamboom op een paar aan elkaar geplakte A4’tjes. De namen van de familieleden die op het eiland Hedeby waren geweest ten tijde van de familiebijeenkomst in 1966, en daardoor ten minste theoretisch iets met de verdwijning van Harriët Vanger van doen konden hebben gehad, maakte hij vet.

Mikael noteerde niet de kinderen jonger dan twaalf jaar. Wat er ook met Harriët Vanger was gebeurd, hij meende toch een grens te moeten trekken voor wat redelijk was. Na een korte overweging streepte hij ook Henrik Vanger door – als de patriarch iets met de verdwijning van de kleindochter van zijn broer te maken had, hoorde zijn gedrag van de laatste zesendertig jaar op psychopathologisch terrein thuis. Ook Henrik Vangers moeder, die in 1966 de eerbiedwaardige leeftijd van eenentachtig had, moest redelijkerwijs afgeschreven kunnen worden. Er waren drieëntwintig familieleden over die, volgens Henrik Vanger, deel uit zouden moeten maken van de groep ‘verdachten’. Zeven daarvan waren sindsdien overleden en sommigen hadden een respectabel hoge leeftijd bereikt.

Mikael was echter niet bereid om zonder meer Henrik Vangers overtuiging te slikken dat er een familielid achter de verdwijning van Harriët moest zitten. Aan de lijst van verdachten moesten diverse andere personen worden toegevoegd.

Dirch Frode was in het voorjaar van 1962 als advocaat voor Henrik Vanger gaan werken. En naast de dames en heren – wie hadden er tot het personeel behoord toen Harriët verdween? De huidige ‘conciërge’ Gunnar Nilsson – alibi of niet – was destijds negentien, en zijn vader Magnus Nilsson was opvallend aanwezig geweest op het eiland, evenals kunstenaar Eugen Norman en dominee Otto Falk. Was Falk getrouwd? De boer van Östergården, Martin Aronsson, evenals zijn zoon Jerker Aronsson, waren op het eiland en in de nabijheid van Harriët Vanger geweest tijdens haar jeugd – wat voor relatie hadden zij met elkaar gehad? Was Martin Aronsson getrouwd? Waren er nog meer mensen op de boerderij?

 

FREDRIK VANGER (1886–1964) JOHAN VANGER (1884–1956)

x Ulrika (1885–1969) x Gerda (1888–1960)

Richard (1907–1940) Sofia (1909–1977)

x Margareta (1906–1959) x ºAke Sjögren (1906–1967)

Gottfried (1927–1965) Magnus Sjögren (1929–1994)

x Isabella (1928–) Sara Sjögren (1931–)

Erik Sjögren (1951–)

Martin (1948–) Håkan Sjögren (1955–)

Harriët ( 1950 –?)

Harald (1911–) Märit (1911–1988)

x Ingrid (1925–1992) x Algot Günther (1904–1987)

Birger (1939–) Ossian Günther (1930–)

Cecilia (1946–) x Agnes (1933–)

Anita (1948–) Jakob Günther (1952–)

Greger (1912–1974) Ingrid (1916–1990)

x Gerda (1922–) x Harry Karlman (1912–1984)

Alexander (1946–) Gunnar Karlman (1942–)

Maria Karlman (1944–)

Gustav (1918–1955)

ongehuwd, kinderloos

Henrik (1920–)

x Edith (1921–1958)

kinderloos

 

Toen Mikael alle namen op ging schrijven nam de groep toe tot een veertigtal personen. Uiteindelijk gooide hij gefrustreerd zijn viltstift op tafel. Het was inmiddels halfvier ’s morgens en de thermometer wees nog steeds 21 graden onder nul aan. Het leek een langdurige koudegolf te worden. Hij verlangde naar zijn bed aan de Bellmansgatan.

Mikael Blomkvist werd op woensdagochtend om negen uur wakker doordat Telia op de deur klopte om een telefoonplug en een adsl -modem te installeren. Om elf uur was hij online en voelde hij zich niet langer beroepsmatig gehandicapt. Daarentegen zweeg zijn telefoon nog in alle talen. Erika had zijn gesprekken al een week niet beantwoord. Ze moest echt boos zijn. Hij begon zich ook wel een stijfkop te voelen, maar weigerde naar kantoor te bellen; zolang hij naar haar mobiel belde, kon ze zien dat hij het was en kon ze zelf kiezen of ze wilde opnemen of niet. Wat ze dus blijkbaar niet wilde.

Hij startte in elk geval zijn mailprogramma en nam de ruim 350 mailtjes door die hij de laatste week ontvangen had. Hij bewaarde er een dozijn, de rest was spam of mailings waarop hij geabonneerd was. De eerste mail die hij openmaakte was van
demokrat88@yahoo.com en bevatte de tekst
ik hoop dat je in de bak mag pijpen, communistisch klotevarken. Mikael archiveerde het mailtje in een map getiteld ‘Intelligente kritiek’.

Hij stuurde een kort berichtje naar erika.berger@millennium.se

Hoi Ricky. Ik neem aan dat je woest op me bent omdat je niet terugbelt. Ik wil je alleen laten weten dat ik nu weer op internet kan en e-mail kan ontvangen, voor het geval je me zou willen vergeven. Hedeby is overigens een rustiek stekje dat een bezoek waard is.

M.

Tegen lunchtijd stopte hij zijn iBook in zijn tas en wandelde hij naar Susannes Brugcafé, waar hij zich aan zijn gebruikelijke hoektafeltje installeerde. Toen Susanne hem koffie en een broodje serveerde, keek ze nieuwsgierig naar zijn computer en vroeg ze waar hij mee bezig was. Mikael gebruikte voor het eerst zijn ‘coverstory’ en verklaarde dat hij door Henrik Vanger was aangesteld om een biografie te schrijven. Ze wisselden beleefdheden uit. Susanne spoorde Mikael aan om haar te raadplegen als hij aan de daadwerkelijke onthullingen toe was.

‘Ik bedien de Vangers al vijfendertig jaar en ik ken de meeste roddels over de familie,’ zei ze terwijl ze richting keuken schommelde.

Het tableau dat Mikael geschetst had, maakte duidelijk dat de familie Vanger vlijtig nakomelingen produceerde. Met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen erbij – die hij niet intekende – hadden de gebroeders Fredrik en Johan Vanger circa vijftig nabestaanden. Mikael constateerde ook dat de familieleden vrijwel allemaal een hoge leeftijd bereikten. Fredrik Vanger was achtenzeventig geworden terwijl zijn broer Johan tweeënzeventig geworden was. Ulrika Vanger was overleden op haar vierentachtigste. Van de twee broers die nog in leven waren, was Harald Vanger tweeënnegentig en Henrik Vanger tweeëntachtig.

De enige echte uitzondering was Henrik Vangers broer Gustav, die op zevenendertigjarige leeftijd was overleden aan een longziekte. Henrik Vanger had verteld dat Gustav altijd ziekelijk was geweest en zijn eigen weg was gegaan, een beetje afzijdig van de rest van de familie. Hij was niet getrouwd geweest en had ook geen kinderen.

De anderen die jong overleden waren, waren gestorven aan andere oorzaken dan ziekte. Richard Vanger was gesneuveld toen hij als vrijwilliger aan de Finse Winteroorlog deelnam, pas drieëndertig jaar oud. Gottfried Vanger, de vader van Harriët, was verdronken het jaar voordat zij verdween. En Harriët zelf was pas zestien geweest. Mikael noteerde de opmerkelijke symmetrie, die aantoonde dat net díé tak van de familie, opa, vader en dochter, waren getroffen door ongelukken. Van Richards tak was alleen Martin Vanger nog over, die op zijn vijfenvijftigste nog steeds ongehuwd en kinderloos was. Henrik Vanger had hem echter verteld dat Martin een latrelatie had met een vrouw die in Hedestad woonde.

Martin Vanger was achttien geweest toen zijn zus verdween. Hij behoorde tot het kleine aantal familieleden dat met enige zekerheid kon worden afgevoerd van de lijst met diegenen die potentieel iets met haar verdwijning te maken konden hebben. Dat najaar had hij in Uppsala gewoond, waar hij het laatste jaar van de middelbare school deed. Hij zou aan de familiebijeenkomst deelnemen, maar hij kwam pas laat in de middag aan en bevond zich zodoende tussen de toeschouwers aan de verkeerde kant van de brug tijdens het kritieke uur toen zijn zus in spoorloos verdween.

Mikael noteerde nog twee eigenaardigheden in de stamboom. De eerste was dat de huwelijken voor het leven leken te zijn; geen enkel lid van de familie Vanger was ooit gescheiden of hertrouwd, ook niet als de partner al op jonge leeftijd was gestorven. Mikael vroeg zich af hoe gebruikelijk dat was, statistisch gezien. Cecilia Vanger was jaren geleden bij haar man weggegaan, maar was voor zover Mikael wist nog steeds getrouwd.

De andere eigenaardigheid was dat de familie geografisch verdeeld was; er was een ‘mannelijke’ en een ‘vrouwelijke’ kant. Fredrik Vangers nakomelingen, tot wie Henrik Vanger behoorde, hadden traditioneel leidinggevende rollen in het bedrijf bekleed en woonden voornamelijk in of in de buurt van Hedestad. De leden van Johan Vangers tak van de familie – Johan had alleen vrouwelijke erfgenamen voortgebracht – waren getrouwd en naar andere delen van het land verhuisd; zij woonden voornamelijk in Stockholm, Malmö en Göteborg, of in het buitenland, en kwamen alleen naar Hedestad voor de zomervakantie of voor belangrijke bijeenkomsten binnen het concern. De enige uitzondering vormde Ingrid Vanger, wier zoon Gunnar Karlman in Hedestad woonde. Hij was hoofdredacteur van de plaatselijke krant, Hedestads-Kuriren .

De privédetective Henrik meende dat ‘het onderliggende motief voor de moord op Harriët’ wellicht in de structuur van het bedrijf te vinden was – in het feit dat hij al vroeg had verkondigd dat Harriët heel speciaal was, dat het motief eventueel was om Henrik zélf leed te berokkenen. Of dat Harriët over bepaalde gevoelige informatie beschikte die het concern betrof en daardoor een bedreiging voor iemand vormde. Dit alles waren losse speculaties, toch had hij op die manier een groep geïdentificeerd van dertien personen die hij ‘bijzonder interessant’ vond.

Het gesprek met Henrik Vanger van de vorige dag was ook op een ander punt informatief geweest. Vanaf het eerste moment had de oude man zich tegenover Mikael in verachtelijke en denigrerende bewoordingen over zijn familie uitgesproken, wat nogal vreemd op hem was overgekomen. Mikael had zich afgevraagd of de verdenkingen die de patriarch tegenover zijn familie had ten aanzien van Harriëts verdwijning, van invloed waren geweest op diens oordeel, maar nu begon hij in te zien dat Henrik Vanger een verbluffend nuchtere inschatting had gemaakt.

Het beeld dat ontstond, gaf een beeld van een familie die sociaal en economisch succesvol was, maar die in alle dagelijkse opzichten duidelijk disfunctioneel was.

Henrik Vangers vader was een kil en ongevoelig mens geweest, die zijn kinderen had verwekt en die hun opvoeding en welbevinden geheel aan zijn vrouw had overgelaten. Tot hun zestiende hadden de kinderen hun vader nauwelijks gezien, behalve bij speciale familieaangelegenheden wanneer ze werden geacht aanwezig te zijn, en tegelijkertijd onzichtbaar moesten zijn. Henrik Vanger kon zich niet herinneren dat zijn vader ooit ook maar enige vorm van genegenheid tot uitdrukking had gebracht; daarentegen had de zoon vaak te horen gekregen dat hij incompetent was en was hij het doelwit geworden van een vernietigende kritiek. Lijfstraffen waren zelden voorgekomen, dat was niet nodig. De enige keren dat hij zijn vaders respect had gewonnen, waren later in zijn leven geweest, toen hij bijdragen had geleverd aan het Vanger-concern.

Zijn oudste broer, Richard, was in opstand gekomen. Na een ruzie, waarvan de aanleiding nooit in de familie besproken was, was Richard naar Uppsala verhuisd om daar te gaan studeren. Daar was hij de nazistische carrière begonnen waarover Henrik Vanger Mikael al had verteld, en die hem op den duur naar de loopgraven in de Finse Winteroorlog had gebracht.

Wat de oude man niet eerder had verteld, was dat nog twee van zijn broers een dergelijke carrière hadden gehad.

Zowel Harald als Greger Vanger waren in 1930 in de voetsporen van hun grote broer getreden en waren vertrokken naar Uppsala. Harald en Greger waren erg close geweest, maar Henrik Vanger wist niet precies in welke mate ze ook contact hadden gehad met Richard. Het was wel duidelijk dat de broers zich hadden aangesloten bij Per Engdahls fascistische beweging Het Nieuwe Zweden. Harald Vanger was Per Engdahl alle jaren trouw gebleven, eerst bij het Zweedse Nationale Verbond, daarna bij de Zweedse Oppositie en uiteindelijk bij de Nieuw-Zweedse Beweging toen deze na het einde van de oorlog werd opgericht. Hij was tot aan de dood van Per Engdahl in de jaren negentig lid geweest en was in bepaalde periodes een van de belangrijkste geldschieters van het overwinterde Zweedse fascisme geweest.

Harald Vanger had in Uppsala medicijnen gestudeerd en was bijna onmiddellijk in kringen verzeild geraakt die dweepten met rassenhygiëne en rassenbiologie. Hij was een tijdlang werkzaam bij het Zweedse Rassenbiologisch Instituut en was als arts een vooraanstaand iemand in de campagne voor sterilisatie van ongewenste bevolkingselementen.

Citaat, Henrik Vanger, band 2, 02950:

Maar Harald ging vérder. In 1937 was hij medeauteur – onder pseudoniem, godzijdank – van een boek getiteld Het Nieuwe Europa der Volkeren . Dat ben ik pas in de jaren zeventig te weten gekomen. Ik heb een kopie, die je mag lezen. Het is vermoedelijk een van de meest weerzinwekkende boeken die in het Zweeds verschenen is. Harald pleitte niet alleen voor sterilisatie, maar ook voor euthanasie, actieve hulp bij zelfdoding van mensen die zijn esthetische smaak stoorden en niet in zijn beeld van de perfecte Zweedse volksstam pasten. Hij pleitte dus voor massamoord in een tekst die geschreven was in onberispelijk academisch proza en die alle noodzakelijke medische argumenten bevatte. Weg met de gehandicapten. Zorg dat de Lappen zich niet verder voortplanten; daar zit een mongoloïde invloed. Psychisch zieken ervaren de dood als een bevrijding, nietwaar? Vrouwen van lichte zeden, zwervers, zigeuners en Joden – je kunt het je wel indenken. In mijn broers fantasieën had Auschwitz in de provincie Dalarna kunnen liggen.

Greger Vanger werd na de oorlog conrector en later rector van de middelbare school in Hedestad. Henrik had gedacht dat Greger sinds de oorlog partijloos was geweest en het nazisme vaarwel had gezegd. Greger stierf in 1974 en pas toen Henrik zijn nalatenschap had doorgenomen was hij er door diens correspondentie achter gekomen dat zijn broer zich in de jaren vijftig had aangesloten bij de politiek onbelangrijke, maar volstrekt idiote sekte de Noordse Nationale Partij, de nnp . Hij was lid geweest tot aan zijn dood.

Citaat, Henrik Vanger, band 2, 04167: ‘Drie van mijn broers waren dus politiek geestesziek. Hoe ziek waren ze in andere opzichten?’

De enige broer die in Henrik Vangers ogen een zekere mate van genade kon vinden, was de ziekelijke Gustav, die dus in 1955 aan een longziekte was overleden. Gustav was niet geboeid geweest door politiek en was meer een wereldvreemde kunstenaarsziel, niet in het minst geïnteresseerd in zaken of in het werken bij het Vanger-concern. Mikael vroeg Henrik Vanger:

‘Nu leven alleen Harald en jij nog. Waarom is hij teruggekeerd naar Hedeby?’

‘Hij is teruggekeerd in 1979, vlak voordat hij zeventig werd. Het huis is zijn eigendom.’

‘Het moet vreemd zijn om zo dicht bij een broer te wonen die je haat.’

Henrik Vanger keek Mikael verbaasd aan.

‘Je hebt me verkeerd begrepen. Ik haat mijn broer niet. Ik voel mogelijk medelijden met hem. Hij is een volstrekte idioot en hij is degene die míj haat.’

‘Hij haat jou?’

‘Inderdaad. Ik geloof dat hij daarom hierheen is verhuisd. Om zijn laatste jaren dicht bij mij, die hij haat, door te kunnen brengen.’

‘Waarom haat hij jou?’

‘Omdat ik trouwde.’

‘Ik geloof dat je dat moet uitleggen.’

Henrik Vanger had het contact met zijn oudere broers al vroeg verloren. Hij was de enige van de broers die enige affiniteit vertoonde met het zakenleven – zijn vaders laatste hoop. Hij was niet geïnteresseerd in politiek en vermeed Uppsala. Hij ging daarentegen economie studeren in Stockholm. Sinds zijn achttiende had hij elke vakantie en elke zomer doorgebracht als stagiair bij een van de vele kantoren van het Vanger-concern of bij een van de besturen. Hij leerde alle ins en outs van het familiebedrijf kennen.

Op 10 juni 1941, dus tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd Henrik naar Duitsland gestuurd voor een bezoek van zes weken aan het handelskantoor van het Vanger-concern in Hamburg. Hij was toen pas twintig jaar oud en had de Duitse agent van het concern, een oudere veteraan in het bedrijfsleven genaamd Hermann Lobach, als begeleider en mentor.

‘Ik zal je niet vermoeien met alle details, maar toen ik daarheen ging waren Hitler en Stalin nog steeds goede vrienden en een Oostfront bestond niet. Iedereen was er nog steeds van overtuigd dat Hitler onoverwinnelijk was. Er heerste een gevoel van ... optimisme en wanhoop, ik geloof dat dat de juiste woorden zijn. Meer dan een halve eeuw later is het nog steeds moeilijk om de stemming onder woorden te brengen. Begrijp me niet verkeerd, ik heb nooit nazisympathieën gehad en Hitler was in mijn ogen een belachelijke operettefiguur. Maar het was moeilijk om niet besmet te raken door het toekomstoptimisme dat onder het gewone volk in Hamburg heerste. Hoewel de oorlog steeds dichterbij kwam en er meerdere bombardementen op Hamburg plaatsvonden in de tijd dat ik daar was, leken de mensen het voornamelijk te beschouwen als een tijdelijk moment van irritatie; ze meenden dat het spoedig vrede zou zijn en dat Hitler zijn Neuropa zou stichten, het nieuwe Europa. Mensen wilden geloven dat Hitler God was. Zo klonk het immers in de propaganda.’

Henrik Vanger sloeg een van zijn vele fotoalbums open.

‘Dit is Hermann Lobach. Hij is in 1944 verdwenen, vermoedelijk omgekomen bij een bombardement en begraven. We zijn nooit te weten gekomen wat er met hem is gebeurd. Tijdens mijn weken in Hamburg ben ik erg aan hem gehecht geraakt. Ik woonde in bij hem en zijn gezin in een fraaie woning in de Hamburgse wijk voor de welgestelden. We zagen elkaar dagelijks. Hij was net zomin als ik nazi, maar hij was om praktische redenen lid van de nazistische partij. De lidmaatschapskaart opende deuren en vergemakkelijkte zijn mogelijkheden om zaken te doen voor rekening van het Vanger-concern, en dat was precies wat we deden. We bouwden goederenwagons voor hun treinen; ik heb me altijd afgevraagd of die wagons de bestemming Polen hadden. We verkochten stoffen voor hun uniformen en buizen voor hun radioapparatuur, hoewel we officieel niet wisten waar de goederen voor werden gebruikt. En Hermann Lobach wist hoe je een contract binnenhaalde. Hij was onderhoudend en gezellig. De perfecte nazi. Naderhand begon ik in te zien dat hij ook een man was die wanhopig probeerde een geheim te verbergen.

In de nacht van 22 juni 1941 klopte Hermann Lobach plotseling op mijn slaapkamerdeur en wekte hij me. Mijn kamer lag naast de slaapkamer van zijn vrouw en hij gebaarde me stil te zijn, me aan te kleden en met hem mee te gaan. We liepen de trap af en namen plaats in de rooksalon. Het was duidelijk dat Lobach al de hele nacht op was. De radio stond aan en ik begreep dat er iets dramatisch was gebeurd. Operatie Barbarossa was begonnen. Duitsland was tijdens het midzomerweekend in de aanval gegaan tegen de Sovjet-Unie.’

Henrik Vanger maakte een berustend gebaar met zijn hand.

‘Hermann Lobach haalde twee glazen tevoorschijn en schonk ons een flinke borrel in. Hij was duidelijk geschokt. Toen ik hem vroeg wat dat betekende, antwoordde hij scherpzinnig dat dat het einde betekende voor Duitsland en het nazisme. Ik geloofde hem maar half en half, Hitler leek onoverwinnelijk, maar Lobach proostte met mij op de ondergang van Duitsland. Vervolgens ging hij over op de praktische kant van de zaak.’

Mikael knikte als teken dat hij het verhaal nog steeds volgde.

‘Ten eerste had hij geen mogelijkheid om contact op te nemen met mijn vader voor instructies, maar had hij uit eigen beweging besloten om mijn verblijf in Duitsland af te breken en mij zo snel mogelijk naar huis te sturen. Ten tweede vroeg hij mij om een gunst.’

Henrik Vanger wees op een vergeeld en aan de randen beschadigd portret van een donkerharige vrouw waarop driekwart van haar gezicht te zien was.

‘Hermann Lobach was al veertig jaar getrouwd, maar in 1919 had hij een beeldschone en twee keer zo jonge vrouw ontmoet op wie hij dodelijk verliefd was geworden. Ze was een eenvoudige, arme naaister. Lobach maakte haar het hof en zoals zoveel andere welgestelde mannen had hij geld om haar in een appartement te huisvesten op comfortabele afstand van zijn kantoor. Ze werd
zijn minnares. In 1921 baarde ze zijn dochter, die Edith werd genoemd.’

‘Rijke oudere man, jonge arme vrouw en een liefdesbaby, dat zal in de jaren veertig toch niet echt meer een schandaal zijn geweest,’ becommentarieerde Mikael.

‘Inderdaad. Maar ... De vrouw was Jodin en Lobach was dus vader van een Joodse dochter. In nazi-Duitsland. Hij was dus in de praktijk een “rassenverrader”.’

‘Aha, dat verandert de zaak aanzienlijk. Wat gebeurde er?’

‘De moeder van Edith werd in 1939 opgepakt. Ze verdween en we kunnen alleen maar raden wat haar lot was. Het was algemeen bekend dat ze een dochter had die nog op geen enkele transportlijst voorkwam, en die nu werd gezocht door de afdeling van de Gestapo die tot taak had vluchtende Joden op te sporen. In de zomer van 1941, dezelfde week dat ik in Hamburg aankwam, was Ediths moeder in verband gebracht met Hermann Lobach en was hij opgeroepen voor verhoor. Hij had de relatie en het vaderschap toegegeven, maar had verklaard geen idee te hebben waar zijn dochter zich bevond en dat hij al tien jaar geen contact met haar had gehad.’

‘En waar bevond die dochter zich?’

‘Ik had haar elke dag ontmoet bij Lobach thuis. Een mooi en zwijgzaam twintigjarig meisje, dat mijn kamer schoonhield en hielp bij het opdienen van het avondeten. In 1937, toen de Jodenvervolgingen al een aantal jaren bezig waren, had Ediths moeder Lobach om hulp gesmeekt. En hij had haar geholpen. Lobach hield evenveel van zijn buitenechtelijke dochter als van zijn officiële kinderen. Hij had haar verstopt op de meest onwaarschijnlijke plaats die hij maar kon bedenken, voor ieders neus. Hij had valse papieren weten te regelen en haar aangenomen als huishoudster.’

‘Wist zijn vrouw wie ze was?’

‘Nee, zij had geen idee van het arrangement.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Het was vier jaar goed gegaan, maar nu voelde Lobach de bui hangen. Het was alleen nog maar een kwestie van tijd voordat de Gestapo voor de deur zou staan. Dat alles vertelde hij me dus in een nacht een paar weken voordat ik naar Zweden zou terugkeren. Vervolgens haalde hij zijn dochter erbij en stelde hij ons aan elkaar voor. Ze was erg verlegen en durfde me niet eens aan te kijken. Lobach smeekte me haar leven te redden.’

‘Hoe?’

‘Hij had de hele zaak al gearrangeerd. Volgens de plannen zou ik nog drie weken blijven en daarna met de nachttrein naar Kopenhagen gaan en vervolgens de boot over de Sont nemen – een relatief ongevaarlijke reis, zelfs in oorlogstijd. Twee dagen na ons gesprek zou echter een vrachtschip dat eigendom was van het Vanger-concern uit Hamburg vertrekken met als bestemming Zweden. Lobach wilde mij met het schip meesturen, wilde me onverwijld Duitsland uit krijgen. De wijziging in de reisplannen moest worden goedgekeurd door de veiligheidsdienst; dat was bureaucratisch, maar dat was geen probleem. Lobach wilde mij aan boord hebben van dat schip.’

‘Met Edith, vermoed ik?’

‘Edith werd aan boord gesmokkeld, verstopt in een van de driehonderd kisten met machineonderdelen. Mijn taak was om haar te beschermen als ze zou worden ontdekt als we ons nog in Duitse territoriale wateren zouden bevinden en om te voorkomen dat de kapitein iets doms zou doen. Anders zou ik wachten tot we een flink eind buiten Duitsland waren voordat ik haar eruit zou laten.’

‘Oké.’

‘Het klinkt eenvoudig, maar die reis werd een nachtmerrie. De kapitein aan boord heette Oskar Granath, en hij was allesbehalve blij toen hij plotseling de verantwoordelijkheid kreeg voor een verwaande erfgenaam van een van zijn werkgevers. We verlieten Hamburg tegen negenen op een avond eind juni. We waren net op weg uit de binnenhaven toen het luchtalarm afging. Een Engels bombardement, het ergste dat ik ooit heb meegemaakt, en de haven had natuurlijk hoge prioriteit. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik het bijna in mijn broek deed toen de bommen rakelings langsscheerden. Maar op de een of andere manier hebben we het gered en na motorpech en een ellendige, stormachtige nacht op een zee die vol mijnen lag, kwamen we de volgende middag in Karlskrona aan. Nu ga je vragen wat er met het meisje is gebeurd.’

‘Ik denk dat ik dat wel weet.’

‘Mijn vader was natuurlijk woedend. Ik had door die gewaagde onderneming alles op het spel gezet. En het meisje kon elk moment worden gedeporteerd, bedenk dat het 1941 was. Maar op dat moment was ik al net zo dodelijk verliefd op haar geworden als Lobach op haar moeder was geweest. Ik vroeg haar ten huwelijk en stelde mijn vader voor een ultimatum: óf hij accepteerde het huwelijk óf hij kon gaan uitkijken naar een nieuwe coming man binnen het familiebedrijf. Hij zwichtte.’

‘Maar ze overleed?’

‘Ja, veel te jong. Al in 1958. We zijn maar iets meer dan zestien jaar samen geweest. Ze had een aangeboren hartafwijking. En ik bleek onvruchtbaar te zijn, we hebben nooit kinderen gekregen. En daarom haat mijn broer me.’

‘Omdat je met haar trouwde?’

‘Omdat ik, om zijn terminologie te gebruiken, met een vuile hoerenjodin trouwde. Voor hem was dat verraad van het ras, de volksstam, de moraal en alles waar hij zelf voor stond.’

‘Hij is gestoord.’

‘Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen.’

Millennium 1 - Mannen Die Vrouwen Haten
titlepage.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_0.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_1.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_2.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_3.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_4.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_5.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_6.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_7.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_8.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_9.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_10.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_11.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_12.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_13.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_14.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_15.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_16.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_17.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_18.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_19.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_20.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_21.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_22.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_23.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_24.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_25.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_26.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_27.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_28.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_29.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_30.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_31.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_32.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_33.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_34.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_35.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_36.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_37.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_38.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_39.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_40.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_41.xhtml
09-0721_awb_-_mannen_die_haten_9e_druk_split_42.xhtml