71
13.00 uur
Michener en katerina volgden de menigte naar het Sint-Pietersplein.
Rondom hen liepen mannen en vrouwen openlijk te huilen. Velen ervan
omklemden rozenkransen. De klokken van de basiliek luidden
plechtig.
Twee uur voordien was er een aankondiging gekomen, een korte verklaring in de gebruikelijke Vaticaanse retoriek, om te zeggen dat de Heilige Vader in de loop van de nacht was overleden. De camerlengo, kardinaal Ngovi, was erbij geroepen en de pauselijke lijfarts had bevestigd dat een zwaar hartinfarct Alberto Valendrea het leven had gekost. Het toepasselijke ceremonieel met de zilveren hamer had plaatsgevonden, en de Heilige Stoel was vacant verklaard. De kardinalen waren opnieuw naar Rome ontboden.
Michener had Katerina niets over gisteren verteld. Het was maar beter zo. In zekere zin was hij een moordenaar, hoewel hij zich geen moordenaar voelde. In plaats daarvan was er een heerlijk besef van vergelding. Vooral tegenover pastor Tibor. Een slechte daad was goedgemaakt door een ander kwaad, met een perverse zin voor evenwicht, en alleen de bizarre omstandigheden van de afgelopen weken hadden een dergelijke situatie kunnen creëren.
Binnen twee weken kwam er weer een conclaaf bijeen en werd er opnieuw een paus gekozen. De tweehonderdnegenenzestigste sinds Petrus en de eerste die niet op de lijst van Sint-Malachius stond. De vreselijke rechter had geoordeeld. De zondaars waren gestraft. Nu zou Maurice Ngovi erop toe moeten zien dat de wil van de hemel geschiedde. Dat hij de volgende paus zou zijn, leed geen twijfel.
Toen ze gisteren het paleis verlieten, had Ngovi hem gevraagd om in Rome te blijven. Maar hij had bedankt. Hij wilde naar Roemenië, met Katerina. Hij wilde zijn leven met haar delen. Ngovi had er begrip voor gehad, hem gelukgewenst en gezegd dat de deuren van het Vaticaan altijd voor hem open zouden staan. De mensenmassa bleef aanzwellen. Ze vulde de piazza tot bij Bernini’s zuilenrijen. Hij wist niet goed waarom hij gekomen was, maar iets scheen dat van hem te eisen, en hij voelde een gemoedsrust in zijn binnenste die hij al heel lang niet meer had ervaren.
‘Ze hebben er geen idee van wie Valendrea was,’ fluisterde Katerina.
‘Hij was hun paus. Een Italiaan. We zullen ze
nooit van iets anders overtuigen. Zo zal hij blijven voortleven in
hun herinnering.’
‘Je gaat me nooit vertellen wat er gisteren gebeurd is, heb ik het
goed?’
Michener had er haar gisteravond op betrapt dat ze hem zat te
bestuderen. Ze had blijkbaar begrepen dat het onderhoud met
Valendrea veelbetekenend was geweest, maar hij had niet verder op
het onderwerp willen ingaan en ze had niet aangedrongen.
Voor hij kon antwoorden, zakte een oude vrouw in elkaar bij een van
de fonteinen, overweldigd door een groot verdriet. Dat God zo’n
goede paus had weggenomen...
Nogal wat mensen kwamen toeschieten om haar te helpen. Michener
keek toe hoe de vrouw onbeheerst snikte en twee mannen haar naar
een plek in de schaduw meenamen.
Nieuwsploegen waaierden over het plein uit en interviewden
omstanders. Spoedig zou de wereldpers terug zijn om te speculeren
over wat het Heilig College van Kardinalen nu weer deed in de
Sixtijnse kapel.
‘Ik veronderstel dat Tom Kealy zal terugkeren,’ zei hij.
‘Ik stond net hetzelfde te denken. De man die alle antwoorden
kent.’
Ze wierp hem een glimlach toe die hij begreep.
Ze naderden de basiliek en stopten samen met de andere rouwenden
voor de dranghekken. De kerk was gesloten. Daarbinnen, wist hij,
werd alles klaargemaakt voor alweer een begrafenis. Over het balkon
hingen zwarte doeken. Michener keek naar rechts. De luiken van de
pauselijke slaapkamer zaten dicht. Daarachter was een paar uur
geleden het lichaam van Valendrea gevonden. Volgens de pers zat hij
te bidden toen zijn hart het begaf, en lag zijn lichaam op de
vloer, onder een afbeelding van Christus. Hij moest glimlachen om
Valendrea’s laatste huzarenstukje.
Iemand greep zijn arm beet.
Hij draaide zich om.
De man die voor hem stond had een baard, een haakneus en een wilde
bos rossig haar. ‘Zeg me, padre, wat moeten we nou? Waarom heeft de
Heer de Heilige Vader weggeroepen? Wat kan dat toch te betekenen
hebben?’
Michener dacht dat zijn zwarte soutane de vraag had uitgelokt.
Vrijwel onmiddellijk schoot hem een antwoord te binnen. ‘Waarom
moet er altijd een betekenis zijn? Kun je niet aanvaarden wat de
Heer doet, zonder er vragen bij te stellen?’
‘Petrus zou een geweldige paus geweest zijn. Eindelijk weer een
Italiaan op de troon. Dat gaf ons zoveel hoop.’
‘Velen in de Kerk kunnen een geweldige paus zijn. En het hoeven
geen Italianen te zijn.’ Zijn toehoorder keek hem bevreemd
aan.
‘Wat telt, is hun verknochtheid aan de Heer.’
Hij wist dat te midden van al die duizenden mensen rondom hem,
alleen hij en Katerina het echt begrepen. God leefde. Hij was daar.
Hij luisterde.
Micheners blik dwaalde van de man die voor hem stond naar de
luisterrijke façade van de basiliek. Hoe majestueus ook, om meer
dan metselspecie en steen ging het uiteindelijk niet. De tijd en
het weer zouden het bouwwerk ten slotte verwoesten. Maar wat het
symboliseerde, wat het betekende, dat was voor eeuwig.
Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots
zal ik mijn Kerk bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar
er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het
koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de
hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de
hemel ontbonden zijn.
Hij keerde zich weer naar de man toe, die iets aan het zeggen
was.
‘Het is voorbij, eerwaarde. De paus is dood. Het is allemaal
voorbij, nog voor het echt begon.’
Michener was niet van plan dit te accepteren, en hij wilde ook niet
dat deze vreemde defaitistisch was. ‘Je hebt het mis. Het is
helemaal niet voorbij.’
Hij wierp hem een geruststellende glimlach toe. ‘In feite begint
het nog maar net.’