8

21.45 uur


Valendrea genoot van zijn avond. Hij en pastor Ambrosi hadden twee uur geleden een Vaticaanse dienstwagen genomen om naar La Marcello te gaan, een van zijn favoriete bistro’s. Nergens in Rome smaakte kalfshart met artisjok zo uitmuntend. De ribollita, een Toscaanse soep op basis van bonen, groenten en brood, herinnerde hem aan zijn kinderjaren. En het dessert, een citroensorbet in een decadente saus van mandarijntjes, garandeerde probleemloos dat een klant die hier voor het eerst kwam zou terugkomen. Hij kwam hier al vele jaren ’savonds eten aan zijn gewone tafel achter in het gebouw, in de wetenschap dat de eigenaar zijn favoriete wijnen kende en volstrekte privacy garandeerde.

‘Wat een mooie avond,’ zei Ambrosi.

De jongere priester zat tegenover Valendrea in een verlengde Mercedeslimousine die diende om allerlei diplomaten in de Eeuwige Stad rond te rijden, zelfs de Amerikaanse president die vorige herfst op bezoek was gekomen. Het passagiersgedeelte was door melkglas van de chauffeur gescheiden. De buitenramen waren getint en van kogelvrij glas, het koetswerk en het chassis waren met staal versterkt.

‘Wat je zegt.’ De staatssecretaris trok aan zijn sigaret, voelde het kalmerende gevoel van nicotine zijn bloedstroom binnendringen na een genoeglijk avondmaal. ‘Wat zijn we over pastor Tibor te weten gekomen?’

Hij had zich aangewend om in de eerste persoon meervoud te spreken, een gewoonte die naar hij hoopte goed van pas zou komen in de jaren die voor hem lagen. Pausen hadden eeuwenlang op die manier gesproken. Johannes Paulus ii was de eerste die het gebruik had laten varen en Clemens xv had het officieel afgeschaft. Maar ook al was de huidige paus vastbesloten elke aloude traditie overboord te gooien, Valendrea was even vastbesloten ze allemaal weer in te voeren.
Tijdens het diner had hij Ambrosi geen enkele vraag gesteld over het onderwerp dat zo zwaar op zijn gemoed drukte. Zijn stelregel was dat de zaken van het Vaticaan uitsluitend in het Vaticaan mochten worden besproken. Hij had te veel mannen te gronde zien gaan na onvoorzichtige praatjes, en veel ervan had hij persoonlijk ten val gebracht. Maar deze wagen kon doorgaan voor een extensie van het Vaticaan, en Ambrosi liet elke dag weer natrekken of er geen afluisterapparatuur was aangebracht. Uit de cd-speler kwam een zachte melodie van Chopin. De muziek ontspande hem, maar maskeerde het gesprek ook voor alle mogelijke mobiele afluistertoestellen.

‘Zijn naam is Andrej Tibor,’ zei Ambrosi. ‘Hij heeft van 1959 tot 1967 in het Vaticaan gewerkt. Daarna was hij een onopvallende priester die in tal van congregaties diende voor hij twintig jaar geleden met pensioen ging. Hij woont tegenwoordig in Roemenië en hij krijgt elke maand een pensioencheque die hij regelmatig int en op de rugzijde aftekent.’

Valendrea genoot van een diepe haal aan zijn sigaret. ‘De vraag die ons vandaag bezighoudt is dus: wat moet Clemens van die stokoude priester?’
‘Stellig iets wat met Fatima te maken heeft.’
Ze hadden net de Via Milazzo verlaten en ze scheurden nu over de Via Dei Fori Imperiali in de richting van het Colosseum. Valendrea hield van de manier waarop Rome trouw bleef aan zijn verleden. Hij kon zich heel goed voorstellen hoe keizers en pausen ervan genoten moesten hebben over zoveel spectaculaire pracht te heersen. Ooit zou hij dat gevoel ook kennen. Hij zou nooit genoegen nemen met de scharlakenrode kardinaalshoed. Hij wilde de camauro dragen, die alleen aan de paus was voorbehouden. Clemens had de verouderde hoofdbedekking geweigerd omdat het een anachronisme was. Maar de roodfluwelen, met wit bont afgezette baret zou dienen als een van de vele tekenen dat het imperiale pausdom terug was van weggeweest. De katholieken uit de westerse en de derde wereld zouden het Latijnse dogma niet langer mogen doen afzwakken. De Kerk wilde zich veel te hard aan de wereld aanpassen en te weinig haar geloof verdedigen. De islam, het hindoeïsme, het boedhisme en ontelbare protestantse sekten sloegen diepe bressen in het aantal rooms-katholieken. Allemaal het werk van de duivel. De enige echte apostolische kerk zat diep in de problemen, maar hij wist wat haar corpus nodig had: een stevige hand. Een hand die zorgde dat priesters gehoorzaamden, gelovigen niet langer wegliepen en de inkomsten stegen. Een hand die hij maar wat graag zou leveren.
Hij voelde dat zijn knie werd aangeraakt en keek weg van het raam.
‘Eminentie, daar is het,’ zei Ambrosi en wees.
Hij keek weer uit het raam terwijl de wagen keerde en langs een opeenvolging van cafés, bistro’s en opzichtige disco’s gleed. Ze waren in een smallere straat beland, de Via Frattina, en de trottoirs waren afgeladen met nachtbrakers.
‘Ze logeert in het hotel recht voor ons,’ zei Ambrosi. ‘Ik heb het adres op haar accreditatieaanvraag gevonden, in het kantoor van de beveiligingsdienst.’
Ambrosi was grondig te werk gegaan, zoals altijd. Valendrea nam een risico door Katerina Lew onaangekondigd op te zoeken, maar hij hoopte dat de koortsachtige drukte en het late uur het aantal nieuwsgierige blikken tot een minimum zouden beperken. Hij had lang nagedacht over de manier waarop hij het best contact kon leggen. Hij voelde er niet veel voor om publiekelijk naar haar kamer te moeten lopen en hij wilde ook niet dat Ambrosi dat deed. Maar opeens zag hij dat het helemaal niet nodig was.
‘Misschien waakt God over onze missie,’ zei hij, met een gebaar naar de vrouw die over de stoep kwam aankuieren, op weg naar de met klimop begroeide ingang van het hotel.
Ambrosi glimlachte. ‘Timing is alles.’
Hij vroeg de chauffeur vlug voorbij het hotel te rijden en bij de vrouw te stoppen. Valendrea drukte op een knop en de ruit schoof naar beneden.
‘Mevrouw Lew. Ik ben kardinaal Valendrea. Misschien herinnert u zich dat u mij vanmorgen op het tribunaal hebt gezien?’
Ze hield op met nonchalant te stappen en bleef staan met haar gezicht naar het raam. Haar lichaam was soepel en tenger. Maar de manier waarop ze haar voeten neerplantte en nadacht over zijn vraag, de manier waarop ze haar schouders rechtte en haar nek boog, gaf te kennen dat haar persoonlijkheid substantiëler was dan haar gestalte deed vermoeden. Ze had een blasé air, alsof het dagelijkse kost was dat een prins van de Kerk van Rome haar benaderde, ook al was het niemand minder dan de kardinaal-staatssecretaris. Maar Valendrea voorvoelde ook iets anders. Ambitie. En die perceptie maakte dat hij zich ogenblikkelijk ontspande. Dit zou wel eens veel gemakkelijker kunnen worden dan hij zich had voorgesteld.
‘Denkt u dat we elkaar even kunnen spreken? Hier, in de wagen?’
Ze wierp hem een glimlach toe. ‘Hoe zou ik een zo minzaam verzoek van de Vaticaanse staatssecretaris kunnen afslaan?’
Hij opende het portier en schoof over de leren bank om plaats voor haar te maken. Ze stapte in en knoopte haar gevoerde jasje los. Ambrosi sloeg het portier achter haar dicht. Valendrea zag dat haar rok opkroop toen ze zich op de bank installeerde.
De Mercedes reed stapvoets en stopte een eindje verderop in een smal steegje.
De chauffeur stapte uit en liep terug naar de ingang van de steeg. Hij zou, wist Valendrea, andere wagens beletten de steeg in te rijden.
‘Dit is pastor Ambrosi, mijn rechterhand op het Staatssecretariaat.’
Katerina schudde de hand die Ambrosi uitstak. Valendrea merkte dat Ambrosi’s ogen zachter werden, net genoeg om kalmte uit te stralen. Paolo wist precies hoe hij deze kwestie moest aanpakken.
Valendrea begon te praten. ‘We moeten het over een belangrijke zaak hebben waarmee u ons hopelijk kunt helpen.’
‘Ik zie niet in hoe ik iemand van uw kaliber ook maar zou kunnen helpen, Eminentie.’
‘U was vanmorgen op het tribunaal. Ik vermoed dat pastor Kealy u gevraagd had daar te zijn?’
‘Gaat het daarover? Bent u bang voor een slechte pers?’
Zijn uitdrukking werd geringschattend. ‘Met zo veel journalisten in de zaal verzeker ik u dat dit niet over ongunstige perscommentaren gaat. Het lot van pastor Kealy is bezegeld, zoals u, hij en de verzamelde pers wel zullen beseffen. Dit gaat over iets veel belangrijkers dan één afvallige.’
‘Mag ik publiceren wat u gaat zeggen?’
Valendrea stond zichzelf een glimlach toe. ‘Die journalisten toch. Nee, mevrouw Lew, natuurlijk niet. Dit is vertrouwelijk. Nog steeds geïnteresseerd?’
Hij wachtte terwijl ze in stilte haar opties overwoog. Normaal moest haar ambitie het winnen van haar gezond verstand.
‘Goed,’ zei ze. ‘We praten vertrouwelijk. Gaat u verder.’
Hij was in zijn nopjes. Tot dusver liep het gesmeerd. ‘We willen het over Colin Michener hebben.’
Ze keek verbaasd.
‘Ja, ik weet van uw relatie met de pauselijke secretaris. Een behoorlijk ernstige zaak voor een priester, vooral als hij op een belangrijke post zit.’
‘Dat is allang geleden.’
Haar toon klonk afwerend. Misschien, dacht Valendrea, begreep ze nu waarom hij haar grif had geloofd toen ze had toegezegd dat dit tussen hen zou blijven. Dit ging over háár, niet over hem.
‘Paolo was getuige van uw ontmoeting met Michener, vanmiddag op het plein. Blijkbaar was die alles behalve vriendschappelijk. Ik geloof dat u hem rotzak noemde.’
Ze wierp een blik op zijn acoliet. ‘Ik heb hem daar niet gezien.’
‘Het Sint-Pietersplein is groot,’ zei Ambrosi met zachte stem.
‘Misschien vraagt u zich af hoe hij het gehoord kan hebben? U hebt nauwelijks gefluisterd. Maar Paolo kan bovendien uitstekend liplezen. Een talent dat altijd van pas komt, vindt u ook niet?’ vroeg Valendrea. Ze leek niet te weten hoe ze moest reageren, dus liet hij haar even met rust voor hij zei: ‘Mevrouw Lew, ik bedreig u niet. Het geval wil dat pastor Michener een reis gaat ondernemen in opdracht van de paus. Ik kan uw hulp gebruiken in verband met die reis.’
‘En wat zou ik dan moeten doen?’
‘Iemand moet toezicht houden op waar hij gaat en wat hij doet. U zou daar de ideale persoon voor zijn.’
‘En waarom zou ik dat doen?’
‘Omdat u ooit om hem gegeven hebt. Misschien zelfs van hem hebt gehouden. Misschien doet u dat nog steeds. Veel priesters als pastor Michener hebben een vrouw gekend. Ze zijn de schande van onze tijd. Ze malen niet om hun gelofte aan hun God.’ Valendrea pauzeerde even. ‘Of om de gekwetste gevoelens van de vrouw in kwestie. Ik merk dat u niets wilt doen wat pastor Michener schade kan berokkenen.’ Hij liet zijn woorden vat op haar krijgen. ‘We geloven dat zich een probleem aandient, een probleem dat hem inderdaad zou kunnen schaden. Niet fysiek, natuurlijk, maar wel zijn positie in de Kerk. Zijn carrière kan op het spel staan. Ik probeer dat te verhinderen. Als ik iemand in het Vaticaan met deze taak belast, weet binnen de kortste keren iedereen dat en mislukt de missie. Ik mag pastor Michener wel. Ik wil niet dat zijn carrière in het gedrang komt. De geheimhouding die u kunt bieden, heb ik nodig om hem te beschermen.’
Katerina wees naar Ambrosi. ‘Waarom kunt u de padre hier er niet op afsturen?’
Valendrea was onder de indruk van haar branie. ‘Te veel mensen kennen pastor Ambrosi. Door een gelukkig toeval brengt de missie pastor Michener naar Roemenië, een land dat u goed kent. U kunt er opduiken zonder dat de pastor daar veel vragen over zal stellen. Als hij al te weten komt dat u daar bent.’
‘En de bedoeling van mijn bezoek aan mijn vaderland?’
Hij wuifde de vraag weg. ‘Dat zou uw rapport alleen maar kleuren. U moet gewoon observeren. Op die manier lopen we niet het risico dat uw waarnemingen tendentieus worden.’
‘Met andere woorden, u gaat het me niet vertellen.’
‘Juist.’
‘En hoe word ik er beter van als ik u deze gunst bewijs?’
De staatssecretaris veroorloofde zich een klokkend lachje terwijl hij een sigaar uit een zijvak van het portier pakte. ‘Clemens xv zal helaas niet lang meer leven. Er zit een conclaaf aan te komen. Als het zover is, verzeker ik u dat u een vriend in het Vaticaan zult hebben die u meer dan voldoende informatie bezorgt. Uw verslagen zullen de nodige ophef veroorzaken in journalistenkringen. Misschien zo veel ophef dat u weer aan de bak komt bij al die uitgevers die u lieten gaan.’
‘Word ik verondersteld onder de indruk te zijn van al die dingen die u over me weet?’
‘Mijn bedoeling is niet indruk te maken, mevrouw Lew, ik wil alleen uw hulp krijgen, in ruil voor iets waar elke journalist zijn leven voor zou geven.’ Hij stak de sigaar op trok er genietend aan. Hij deed geen poging om het raam op een kier te zetten voor hij een dikke rookwolk uitblies.
‘Dit moet wel belangrijk zijn voor u,’ zei ze.
De manier waarop ze het verwoordde, viel hem dadelijk op. Niet belangrijk voor de Kerk, maar belangrijk voor u. Hij besloot hun gesprek met een vleugje waarheid te kruiden. ‘Zo belangrijk, dat ik in de straten van Rome ben afgedaald. Ik verzeker u dat ik mijn kant van de overeenkomst zal honoreren. Het volgende conclaaf wordt monumentaal, en u zult een betrouwbare bron voor nieuws uit de eerste hand hebben.’
Ze leek nog steeds met zichzelf te overleggen. Misschien had ze gedacht dat Colin Michener haar welingelichte Vaticaanse bron zou worden. Dat ze hém zou kunnen citeren om de verhalen waarmee ze ventte geloofwaardig te maken. Desondanks was dit een nieuwe kans voor haar. Een winstgevend aanbod. En dat alles in ruil voor iets eenvoudigs. Hij vroeg haar niet om te stelen, liegen of bedriegen. Ze moest alleen maar even naar haar geboorteland en een paar dagen een oude vlam van haar in de gaten houden.
‘Laat me erover nadenken,’ zei ze ten slotte.
Valendrea vulde zijn longen weer met rook van de sigaar. ‘Ik zou er niet te lang over nadenken. Dit zal vlug gaan. Ik bel u morgen in uw hotel, zeggen we, om twee uur, voor een antwoord.’
‘Stel dat ik toehap, hoe moet ik dan rapporteren wat ik te weten kom?’
Hij wees op Ambrosi. ‘Mijn medewerker neemt wel contact op. U mag mij nooit bellen, begrepen? Hij zal u weten te vinden.’
Ambrosi kruiste zijn armen over de borst van zijn zwarte soutane en Valendrea gunde hem zijn moment. Hij wilde Katerina Lew laten weten dat ze deze assistent beter niet kon tarten en Ambrosi’s starre pose bracht die boodschap duidelijk over. Hij had die eigenschap van Paolo altijd al gewaardeerd. Heel gereserveerd in het openbaar, heel intens in de privé-sfeer.
Valendrea stak zijn hand onder de zitting en haalde een envelop tevoorschijn die hij zijn gaste toestak. ‘Tienduizend euro voor een vliegticket, het hotel en wat dies meer zij. Als u besluit me te helpen, verwacht ik niet dat u de onderneming zelf financiert. Als u nee zegt, mag u het geld houden, voor de moeite.’
Hij strekte zijn arm voor haar langs en opende het portier. ‘Ik heb van ons gesprek genoten, mevrouw Lew.’
Ze gleed de wagen uit met de envelop in haar hand. Hij tuurde de nacht in en zei: ‘Uw hotel is een eindje terug, links van de hoofdstraat. Prettige avond verder.’
Ze zei niets en beende weg. Hij trok het portier dicht en fluisterde: ‘Zo voorspelbaar. Ze wil ons laten wachten. Maar het lijdt geen twijfel dat ze het doet.’
‘Het ging haast te gemakkelijk,’ zei Ambrosi.
‘Precies daarom wil ik jou in Roemenië hebben. Deze vrouw heeft toezicht nodig, en ze zal makkelijker te volgen zijn dan Michener. Ik heb met een van onze weldoeners in de zakenwereld een privé-jet geregeld. Je vertrekt morgenochtend. Aangezien we weten waar Michener heengaat, moet je hem vóór zijn en hem opwachten. Hij zou morgenavond moeten arriveren, of ten laatste de dag daarop. Zorg dat je uit het zicht blijft, maar houd een oogje in het zeil en zorg dat ze goed begrijpt dat onze investering een dividend moet opleveren.’
Ambrosi knikte.
De chauffeur kwam teruggelopen en schoof achter het stuurwiel. Ambrosi tikte op het glas en de wagen reed in zijn achteruit weer naar de via.
Valendrea besloot zijn werk uit zijn gedachten te zetten.
‘Nu we de intriges achter de rug hebben, misschien een cognacje en wat Tchaikovsky voor we naar bed gaan? Zie je dat zitten, Paolo?’