1

Vaticaanstad
Woensdag 8 november
6.15 uur

Monseigneur colin michener hoorde weer dat geluid en sloeg het boek dicht. Er was iemand. Hij wist het gewoon.

Net als vorige keer.
Hij stond op van de leestafel en tuurde in het rond, naar de rijen barokke boekenplanken. De eeuwenoude schappen torenden boven hem uit. Nog meer schappen stonden in het gelid langs de muren van smalle gangen die zich in beide richtingen uitstrekten. Het spelonkachtige vertrek ademde een aura, een mystieke sfeer uit, die deels uit de naam voortkwam: L’Archivio Segreto Vaticano. Het Geheime Vaticaanse Archief.
Hij had het altijd al een vreemde naam gevonden omdat de boeken opvallend weinig geheimen bevatten. De meeste waren niet meer dan een uiterst nauwkeurig relaas van tweeduizend jaar kerkelijke organisatie, verslagen over de tijd toen pausen koningen, krijgsheren, politici en minnaars waren. Alles bij elkaar zowat veertig kilometer boekenplanken, die veel te bieden hadden als een onderzoeker wist waar hij moest kijken.
En dat wist Michener.
Hij concentreerde zich weer op het geluid en zijn blik gleed door de kamer, langs fresco’s van Constantijn, Pepijn en Frederik ii, tot bij een ijzeren hek in de muur tegenover hem. De ruimte achter het traliewerk was donker en stil. In de Riserva kon je uitsluitend met de toestemming van de paus komen, en alleen de kerkelijke archivaris had de sleutel van het hek. Michener was er nooit in geweest. Hij was plichtsgetrouw buiten blijven staan toen zijn baas, paus Clemens xv, zich naar binnen had gewaagd. Toch wist hij af van bepaalde kostbare documenten die in de vensterloze ruimte opgeslagen lagen. De laatste brief van Mary, Koningin der Schotten, geschreven vóór Elizabeth i haar liet onthoofden. Een petitie van vijfenzeventig Engelse lords die de paus vroegen het eerste huwelijk van Hendrik viii nietig te verklaren. De ondertekende bekentenis van Galileo. Napoleons Verdrag van Tolentino.
Hij bestudeerde de krullen en steunberen van het ijzeren hek, de vergulde fries van loofwerk en dieren die in het metaal erboven was gedreven. Het hek zelf had daar sinds de veertiende eeuw gestaan. Niets in Vaticaanstad was gewoontjes. Alles droeg het karakteristieke merkteken van een beroemde kunstenaar of een legendarische ambachtsman, iemand die jaren gezwoegd had om zowel zijn God als zijn paus te plezieren.
Hij beende door de kamer en zijn voetstappen weergalmden in de lauwe lucht. Voor het hek stond hij stil. Vanachter het traliewerk woei een warme bries op hem af. Aan de rechterkant van de deur zat een reusachtige grendel. Hij testte de schoot. Alles zat veilig op slot.
Hij liep terug, zich afvragend of iemand van de staf naar binnen kon zijn gekomen. De scriptor die dienst had, was vertrokken toen Michener was binnen komen lopen en niemand anders zou naar binnen mogen zolang hij er was, omdat de secretaris van de paus geen kinderoppas hoefde. Maar een groot aantal deuren leidde in en uit het vertrek, en hij vroeg zich af of het geluid dat hij daarnet had opgevangen afkomstig kon zijn van eeuwenoude scharnieren die open werden gewurmd en zachtjes weer gesloten. Het was moeilijk te zeggen. De geluiden in de reusachtige ruimte waren even verwarrend als de geschriften.
Hij liep naar rechts, naar een van de lange corridors: de Gang der Perkamenten. Daarachter lag de Kamer van Inventarissen en Indexen. Terwijl hij voortliep, floepten plafondlampen aan en weer uit en vormden opeenvolgende lichtpoelen. Hij had het gevoel dat hij onder de grond zat, hoewel hij zich tweehoog bevond.
Hij waagde zich niet erg ver, hoorde niets, en liep terug.
Het was vroeg op de dag en midden in de week. Hij had deze tijd met opzet gekozen voor zijn onderzoek. Hij wilde anderen die toegang tot het archief hadden verkregen zo min mogelijk storen en evenmin de aandacht trekken van de curiale employés. De Heilige Vader had hem een missie toevertrouwd en zijn onderzoek was vertrouwelijk. Maar toch was hij niet alleen. De vorige keer, een week geleden, had hij het ook gevoeld.
Hij liep terug naar de grote hal en de leestafel, maar concentreerde zich nog steeds op het vertrek. De vloer beeldde een naar de zon gerichte dierenriem uit. De zonnestralen konden binnendringen langs zorgvuldig gesitueerde kieren die hoog in de muren waren uitgespaard. Hij wist dat eeuwen geleden, precies vanaf deze plaats, de Gregoriaanse kalender was uitgerekend. Maar vandaag stroomde er geen zonlicht naar binnen. Het was koud en nat buiten, en de regen van een herfststorm geselde Rome.
De boekdelen waarin hij zich twee uur lang verdiept had, waren netjes op de katheder gerangschikt. De meeste waren de afgelopen twintig jaar geschreven. Vier waren er echter veel ouder. Twee daarvan waren in het Italiaans geschreven, een in het Spaans en een in het Portugees. Hij kon ze allemaal met gemak lezen – alweer een reden waarom Clemens xv hem absoluut in dienst had willen nemen.
Het Spaanse en het Italiaanse verslag stelden niet veel voor. Ze deden het Portugese werk nog eens dunnetjes over: Een uitvoerige en gedetailleerde studie van de gerapporteerde verschijningen van de Heilige Maagd Maria in Fatima – van 13 mei 1917 tot 13 oktober 1917.
Paus Benedictus xv had het onderzoek in 1922 bevolen als onderdeel van een kerkelijke enquête naar de vermeende gebeurtenissen in een afgelegen Portugese vallei. De inkt van het handgeschreven manuscript was tot een warm geel verkleurd, zodat het leek alsof de woorden in goud waren opgetekend. De bisschop van Leiria had het grondig aangepakt en de enquête had in totaal zo’n acht jaar gevergd. Zijn informatie was doorslaggevend geweest voor de erkenning door het Vaticaan in 1930 dat de zes verschijningen op aarde van de Maagd in Fatima het waard waren aanvaard te worden. Drie bijlagen, die nu aan het origineel vastzaten, dateerden respectievelijk uit de jaren vijftig, zestig en negentig van de vorige eeuw.
Michener had ze bestudeerd met de accuratesse van de jurist waartoe de Kerk hem had opgeleid. Na zeven jaar studie aan de Universiteit van München had hij zijn diploma gehaald, maar hij had nooit een conventionele advocatenpraktijk gehad. Zijn wereld was er een van kerkelijke uitspraken en canonieke verordeningen. Precedenten omspanden twee millennia en stoelden veeleer op het begrijpen van de periode dan op enige notie van stare decisis. Zijn lastige juridische studie bleek van onschatbare waarde voor zijn positie in de Kerk, omdat de logica van de wet vaak een bondgenoot bleek te zijn in het verwarrende slik van de theologische politiek. En bovendien had het hem net geholpen in dit labyrint van vergeten informatie de gegevens te vinden waar Clemens xv naar op zoek was.
Opnieuw dat geluid.
Een zacht gepiep, als van twee takken die langs elkaar schuren in de wind, of van een muis die zijn aanwezigheid kenbaar maakt.
Hij repte zich naar de plaats waar het vandaan kwam en keek in beide richtingen.
Niets.
Links van hem, zowat vijftien meter bij hem vandaan, bevond zich een deur. Hij liep eropaf en trok aan de grendel. Die gaf mee. Hij moest moeite doen om de zware deur van bewerkt eiken open te duwen. De ijzeren scharnieren piepten heel zachtjes.
Een geluid dat hij herkende.
De gang erachter was leeg, maar een schijnsel op de marmeren vloer trok zijn aandacht.
Hij knielde neer.
De doorzichtige vochtvlekken vormden een regelmatig patroon en de druppels leidden naar het uiteinde van de gang, en weer terug naar de deuropening van het archief. In sommige vlekken vond hij resten van slijk, bladeren en gras. Zijn blik volgde het spoor dat doodliep bij een rij schappen. De regen bleef op het dak kletteren.
Hij wist wat de plasjes waren.
Voetsporen.