23

Vaticaanstad
7.15 uur


Valendrea schoof zijn ontbijt opzij. Hij had geen trek. Hij had nauwelijks geslapen, de droom had zo echt geleken dat hij hem nog steeds niet uit zijn hoofd kon zetten.

Hij had zijn eigen kroning gezien. Hij werd de Sint-Pieter binnengedragen op de koninklijke sedia gestatoria. Acht monseigneurs hielden het zijden baldakijn omhoog dat de antieke gouden stoel beschutte. Hij werd omringd door het pauselijke hof en iedereen was majesteitelijk uitgedost. Waaiers van struisvogelveren omgaven hem van drie kanten en onderstreepten zijn verheven positie als de goddelijke vertegenwoordiger van Christus op aarde. Een koor zong, terwijl een miljoen mensen juichten en nog veel meer miljoenen gelovigen naar de televisie keken.

Wonderlijk genoeg was hij naakt.
Geen kleren. Geen kroon. Hij was spiernaakt, en niemand die het leek te zien, hoewel hij er zich pijnlijk van bewust was. Het was een bizarre situatie en hij voelde zich dan ook totaal niet op zijn gemak terwijl hij naar de menigte bleef zwaaien. Waarom zag niemand dat hij naakt was? Hij had zich willen bedekken, maar de angst hield hem aan de stoel genageld. Zouden ze lachen? Hem bespotten?
En toen, tussen al die miljoenen die hem omringden, onderscheidde hij één gezicht.
Dat van Jakob Volkner.
De Duitser was volledig gekleed in de pauselijke regalia. Hij had de kleren, de mijter, het pallium, alles wat Valendrea had moet dragen. Boven het gejuich, de muziek en het koor uit, kon hij ieder woord verstaan dat Volkner sprak, even duidelijk alsof ze vlak naast elkaar stonden.
Ik ben blij dat u het bent, Alberto.
Wat bedoelt u?
Dat merkt u nog wel.
Hij was nat van het zweet wakker geworden en uiteindelijk weer in slaap gesukkeld, maar de droom was teruggekomen. Ten slotte had hij de spanning verlicht met een kokendhete douche. Hij had zich twee keer gesneden bij het scheren en was bijna uitgegleden op de vloer van de badkamer. Zijn nervositeit maakte hem van streek. Hij was het niet gewend angst te voelen.
Ik wilde u laten weten wat u te wachten staat, Alberto.
Die verdomde Duitser had zo zelfvoldaan geklonken gisteravond.
En opeens begreep hij waarom.
Jakob Volkner wist exact wat er in 1978 gebeurd was.

Valendrea was naar de Riserva teruggegaan. Dat had Paulus hem bevolen, en de archivaris had uitdrukkelijk opdracht gekregen de kluis voor hem te openen en hem privacy te geven.

Hij had de lade opengetrokken en de kist eruit gepakt. Hij had lak, een aansteker en het zegel van Paulus vi meegenomen. Net als het zegel van Johannes xxiii zou het zegel van Paulus betekenen dat de kist niet geopend mocht worden, behalve op bevel van de paus.

Hij maakte het kistje open en overtuigde zich ervan dat de twee pakketjes, in totaal vier opgevouwen vellen papier, er nog steeds in lagen. Hij zag het gezicht van Paulus voor zich toen die het bovenste stapeltje had gelezen. Hij had geschokt geleken, een emotie die je maar zelden op het gezicht van Paulus vi zag. Maar er was ook iets anders geweest, gedurende slechts een fractie van een seconde, maar Valendrea had het duidelijk gezien.

Angst.
Hij keek in de kist. De twee stapeltjes met het derde geheim van Fatima lagen er nog steeds. Hij wist dat het eigenlijk niet mocht, maar niemand zou het ooit weten. Dus lichtte hij het bovenste stapeltje eruit, het pakketje dat die heftige reactie had teweeggebracht.
Hij vouwde het Portugese origineel open en legde het opzij. Toen liep hij de Italiaanse vertaling na.
Het begrip kwam ogenblikkelijk. Hij wist wat hem te doen stond. Misschien was dat de reden waarom Paulus hem had gestuurd? Misschien had de oude man zich gerealiseerd dat hij de boodschappen zou lezen en vervolgens zou doen wat een paus niet kon doen?
Hij liet de vertaling in zijn soutane glijden, en een seconde later ook het origineel in het handschrift van zuster Lucia. Toen vouwde hij de vellen van het andere pakje open en las ook die door.
Ze waren niet belangrijk.
Dus vouwde hij deze twee vellen weer op, legde ze terug in de kist en bracht het zegel aan.

Valendrea stond op van de tafel en deed de deuren van zijn appartement op slot. Hij liep naar zijn slaapkamer en pakte een kleine bronzen kist uit een kast. Zijn vader had hem die voor zijn zeventiende verjaardag gegeven. Sindsdien had hij er al zijn kostbaarste spullen in bewaard, waaronder foto’s van zijn ouders, eigendomsakten, aandelen, zijn eerste missaal en een rozenkrans van Johannes Paulus ii.

Hij tastte onder zijn soutane en vond de sleutel die om zijn hals hing. Hij maakte de kist open en haalde alles tot op de bodem door elkaar. De twee opgevouwen vellen papier die hij die avond in 1978 uit de Riserva had weggenomen, lagen er nog steeds. Eentje met de Portugese tekst en de andere in het Italiaans. De helft van het volledige derde geheim van Fatima.

Hij kon er zich niet toe brengen de woorden weer te lezen. Een keer was al eng genoeg geweest. Dus liep hij naar de badkamer. Hij verscheurde de twee documenten tot snippers en liet ze in het toilet dwarrelen.

Hij spoelde door.
Weg.
Eindelijk.
Hij moest naar de Riserva en het recente facsimile van Tibor laten verdwijnen. Maar om het even welk bezoek zou moeten wachten totdat Clemens dood was. Hij moest ook met pastor Ambrosi praten. Een uur geleden had hij geprobeerd hem op de gsm te bereiken, maar zonder resultaat. Nu pakte hij het vaste toestel in de badkamer en koos het nummer nog een keer.

Ambrosi nam op.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij.
‘Ik heb onze engel gisteravond gesproken. Veel wijzer worden we er niet

van. Ze zal vandaag met iets beters moeten komen.’
‘Laat maar zitten. Wat we oorspronkelijk gepland hadden, doet er niet
meer toe. Ik heb iets anders nodig.’
Hij moest zijn woorden zorgvuldig kiezen. Niets was privé op de satelliet. ‘Luister,’ zei hij.