Hoofdstuk 18
Het geduld en het medegevoel van mijn beschermheer waren mij welkom, maar er kwam natuurlijk een eind aan, en dat eind had ik bereikt doordat ik hem de kwajongen had laten betalen. De voorraad was uitgeput. Er leek maar heel weinig tijd te zijn verstreken toen hij kortaf zei:
'Goed, goed, dat moet genoeg zijn. Je voelt je nu weer wel beter, zeker, Libertus? Wij hadden zaken te bespreken, weet je nog?'
Er zat niets anders voor mij op dan me te schikken. Hij zwaaide met zijn edele hand en meteen kwam er een eind aan de genotvolle behandeling. De charmante dienstmaagden pakten hun balsems en zalfjes op en zweefden weg. Op een teken van haar echtgenoot volgde hun meesteres hen en - op de onvermijdelijke slaven na - was ik alleen met Marcus, die nu bijna rechtop zat op zijn ligbank en ongeduldig met zijn stok op zijn dij tikte. De droom dat ik keizer Commodus was (of Jupiter zelf) die in een aards paradijs op de troon zat en werd bediend door willige aanbidsters, was op slag in rook opgegaan.
'Excellentie?' waagde ik te vragen, trachtend doortastend en verstandig te klinken. 'Wat wilt u dat ik eerst doe? Delicta's deurwachter ondervragen over de problemen in Corinium, of rapport uitbrengen over de vorderingen die ik heb gemaakt?'
Hij keek me somber aan. 'Valt daar dan nog iets over te zeggen? Je zei dat je die dingen op de afvalhoop gevonden had. Heb je soms nog ander bewijsmateriaal gevonden waarover ik nog niets gehoord heb?'
'Bewijsmateriaal niet,' zei ik voorzichtig. 'Maar ik heb wel een paar belangrijke indrukken opgedaan. Incidenten die te denken geven.' Discreet bewoog ik mijn stijve vingers, om het kleine flesje dat aan het koordje onder mijn kleren hing aan te raken. Door de overval had ik er niet meer aan gedacht. Maar het was niet gebroken tijdens mijn val. Dat stelde mij gerust. Ik overlegde nog met mezelf of dit wel het gunstigste moment was om het aan Marcus te laten zien, toen hij het probleem voor mij oploste door ongeduldig te zeggen: 'Ik kan geen actie ondernemen op grond van jouw indrukken, oude vriend. Geef mij de feiten als je ze hebt ontdekt. Ga intussen die poortwachter van mijn vrouw maar spreken. Ze zal me geen rust gunnen tot je dat gedaan hebt. Hier, mijn slaaf zal je de weg wijzen.'
Junio hielp mij overeind en we volgden de in tuniek geklede bediende de prachtige publieke vertrekken uit naar de nederiger verblijven aan de achterkant van het gebouw, waar een aantal morsige kamers aan een rokerige gang lag. Daar midden tussen lag een nog rokeriger vertrek met een rookvang, waar in het midden, op een gietijzeren stander, een groot houtskoolvuur brandde. Dit moest de geïmproviseerde keuken zijn. De meeste appartementen in Glevum hebben geen enkele kookgelegenheid en op de bovenverdiepingen van gemeenschappelijke woonblokken, zoals hier, wordt dat soort zaken zelfs actief ontmoedigd, na de tragische branden in Rome. Appartementeigenaren gaan uit eten dezer dagen of stellen zich tevreden met maaltijden die ze laten afhalen aan de betere etenskramen. Daarom was dit wankele kooktoestel een aanwijzing van de status van Marcus. Geen wonder dat bemiddelde burgers zoals Gaius liever een huis kochten als dat mogelijk was, zodat hun koks maaltijden - en zelfs banketten - konden bereiden, zonder het voortdurende risico van verstikking of een grote brand. De keukenslaven, half ontkleed en puffend van de rook en de hitte, hadden het te druk met het villen en aan het spit rijgen van een geit om ons op te merken toen we langs liepen. De slavenjongen met de emmer, wiens taak het was de vlammen te blussen en de muren af te koelen in geval van nood, keek op en knikte.
Junio werd weggeleid naar de slavenkamer, waar hij ongetwijfeld een paar quadrans zou winnen tijdens het dobbelspel met de anderen. Mijn bediende heeft een onschuldig gezicht en een buitengewoon talent voor gokken. Ik weet niet hoe hij het klaarspeelt, maar hij heeft veel meer geluk bij het vallen van spelstenen en dobbelstenen dan het toeval alleen mogelijk maakt. Ik liet hem achter om zijn slag te slaan en werd naar de poortwachter gebracht.
Ik trof de man in een van de celachtige kamers die als slaapruimte voor de slaven waren bestemd. Hij was een grote, gespierde man met enorme handen en zelfs nóg grotere voeten - zoals het hoort bij een poortwachter. Ik had hem wel eens eerder gezien in Corinium en ik glimlachte hem bemoedigend toe, maar als hij al enig genoegen voelde toen hij mij zag, wist hij dat snel te verbergen.
'Zo, daar bent u dan eindelijk,' bromde hij. 'Ze zeiden dat ze u hadden laten halen. Waarom, zou ik willen weten. Ik heb hun alles wat ik weet verteld, al een keer of tien.'
'En wat precies heb je hun verteld?' zei ik minzaam, terwijl ik naast hem neerhurkte op de bos riet die hij als bed gekregen had. De kamer was klein, maar was voor het overige niet bescheidener dan de mijne.
Een moment keek hij me boos aan en toen slaakte hij een diepe zucht. 'Nou, goed dan. Dan zal er wel niets anders opzitten dan het allemaal nog eens te vertellen. Hij kwam vanochtend vroeg aan huis. Voor zover ik mij kan herinneren had ik hem nog nooit eerder gezien. Hij had een pakje zijde en een paar armbanden bij zich en zei dat het een geschenk was voor Julia Delicta, ter gelegenheid van haar huwelijk. Toen ging hij weer. Ik heb niet zo op zijn gezicht gelet. Dat is alles wat ik weet.' Hij zei het op een toon alsof hij iets opdreunde.
'Ja, ja.' Ik dacht even na. 'Hoe vroeg is hij aangekomen?'
Hij trok een nadenkend gezicht. 'Geen idee. Denkt u soms dat ik een raadslid ben en waterkaarsen bij me heb? Het was nog erg vroeg. De zon was nog maar net op en ik hoorde de schoolmeester zijn leerlingen binnen roepen.'
'En het verbaasde je niet dat hij een geschenk kwam brengen?'
De man haalde zijn schouders op. 'Een beetje wel, misschien, omdat ik hem niet kende. Maar er komen steeds geschenken binnen sinds Delicta gisteren van het forum is gekomen.'
Natuurlijk was het huwelijk, nu het was voltrokken, geen geheim meer. 'Dan hebben de getuigen het nieuws zeker verspreid,' zei ik. Voor de eerste maal glimlachte de poortwachter bijna. 'Meer dan dat,' zei hij. 'De oude auspex was verrukt dat hij gevraagd was om de plechtigheid te voltrekken - hij moet het half de stad verteld hebben. En aangezien het Marcus was met wie ze zou trouwen, wilde iedereen dolgraag komen en geschenken aanbieden - en gezien worden.' Hij zweeg even. 'Ik denk dat ik mij die man daarom nog herinner. Er was niets aan het geschenk waaraan je kon zien wie de gever was.'
'Heb je het hem gevraagd?'
De man trok een grimas. 'Jawel. Hij zei dat het van een oude vriend van Marcus was. Daar kon ik moeilijk iets op zeggen. Ik ken de bezoekers van mijn meesteres, maar Zijne Excellentie heeft wel een stuk of tien vrienden in Corinium die ik nog nooit heb gezien.'
Daar kon ik moeilijk iets tegenin brengen. Ik stapte over op een ander onderwerp. 'Maar waardoor heeft die man je achterdocht gewekt?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Ik zou hem helemaal niet verdacht hebben als die slaven van ons huishouden niet waren neergestoken in de stad. Natuurlijk begon ik, toen ik dat gehoord had, mij dingen af te vragen over die vreemdeling die aan de deur geweest was. Maar echt, burger, voor de rest kan ik mij niets herinneren. Hij droeg een donkere cape, maar dat vond ik verder niet verdacht. Het had geregend en de man was doornat. Hij kwam aan de poort en vroeg of hij toegelaten kon worden bij Julia Delicta. Toen moest ik hem wel zeggen dat zij de stad in was.'
'Maar de winkels waren toen toch nog niet open?'
Nu verscheen er een aarzelende glimlach op zijn gezicht.
'Delicta is een vermogende vrouw, burger. De winkels gaan voor haar open.'
Ik knikte. Het was ongewoon dat Delicta zelf inkopen deed. Rijke Romeinse vrouwen zijn niet als de Keltische vrouwen en geven er de voorkeur aan hun echtgenoten of slaven te sturen, zelfs voor stoffen of sieraden. Maar Julia Delicta was gewend haar eigen zin te doen. De winkeliers van Corinium zouden ongetwijfeld met de slaap in hun ogen midden in de nacht de trap afkomen om hun geblindeerde kraam te openen als zij bij hen op de stoep stond. Ik zei: 'Dus de bezoeker heeft dat pakje achtergelaten. Hebt u iets van hem gezien?'
'Hij was jong en donker en had een vreemd, afgebeten soort accent - of dat leek me, tenminste. Sinds hij aan de deur geweest is, vraag ik mij af of hij met opzet zo sprak. Hij had een goed paard, dat weet ik ook nog.'
Ik knikte. Dat was tenminste nieuwe informatie. Na even te hebben gezwegen, zei hij: 'Mijn meesteres denkt dat er een groep dieven in de stad geweest is. Dat is wel eens eerder gebeurd. Mannen kwamen dan aan de deur met boodschappen als de huiseigenaren uit waren en - als men ze toestemming gaf te wachten - stuurden zij de slaven weg met een of andere verzonnen boodschap en keken ze rond of er iets de moeite van het stelen waard was. Geen grote dingen, natuurlijk, alleen een paar gouden beeldjes, die ze dan onder hun kleding verborgen en later doodgemoedereerd mee naar buiten smokkelden. Een tijd later werden die diefstallen pas ontdekt.'
'In dit geval schijnt dat niet zo te zijn.'
'Gelukkig voor mij, want als ik hem binnen had gelaten, zou het mijn schuld geweest zijn. Maar er zijn altijd nog andere dieven - die op straat hulpeloze mensen overvallen en van hun beurzen beroven - zoals ze u hebben beroofd, burger, heb ik gehoord.'
Dat kon ik moeilijk ontkennen, maar hij had het met een bijna brutale grijns gezegd. Ik trok mij echter niets aan van de wending die het gesprek genomen had en daar ik - zo nam ik aan - alles had vernomen wat er te vernemen viel, nam ik afscheid van hem en liep ik terug naar Marcus.
Intussen stond er een rij clientes te wachten op mijn beschermheer, maar hij had ze laten wachten om met mij te spreken.
'Wel, wel, mijn brave mozaïekmaker, heb je nog iets nieuws gehoord?'
'Geen echte feiten, excellentie, want die had u al te horen gekregen.'
'Nou, ik heb wel een paar feiten voor je. Had je al gehoord dat het lichaam van mijn arme heraut gevonden is?'
Ik knikte. 'Dat heeft Junio mij verteld.'
Marcus zuchtte. 'Ik heb hem op laten halen. Het is een lastige zaak. Nog erger dan ik had gedacht. Niet alleen heeft Felix hem aan een staak laten binden, zodat de vogels aan hem konden pikken alsof hij een ordinaire crimineel was, maar hij had ook een waarschuwingsbordje boven hem laten spijkeren: "Dit was een naamloze, brutale slaaf, die de grote Felix Perennis heeft beledigd." Wie dacht die Felix wel niet dat hij was? Een Romeins gouverneur, misschien?'
Ik maakte een medelevend geluid. Ik wist waar hij op doelde. Het was de gewoonte van enkele hogere magistraten en provinciale gouverneurs om misdadigers op deze wijze van een etiket te voorzien voordat ze werden terechtgesteld, en soms lieten zij hen over straat gaan met de aanklacht tegen hen op een bordje rond hun nek, om hen te vernederen en om als waarschuwing te dienen voor de rest van de bevolking. Ik wist dat Marcus zelf eens een bericht boven een gekruisigde misd adiger had laten aanbrengen, maar Marcus was een hooggeplaatste magistraat. Felix had daar de bevoegdheid niet toe.
'Die de grote Felix Perennis heeft beledigd, nou ja!' Marcus brieste van woede. 'Als er iemand beledigd is, dan ben ik het.'
De gedachte kwam bij mij op dat de heraut zelf misschien ook beledigd had kunnen zijn, maar dat was natuurlijk geen gedachte die ik hardop kon uitspreken. Ik zei: 'Maar u hebt het lichaam laten verplaatsen, excellentie?'
'Natuurlijk. We kunnen niet toelaten dat zijn geest geen rust kan vinden en in de stad gaat rondwaren. Mijn bedoeling is dat hij een fatsoenlijke begrafenis krijgt. Maar dat is nu juist het probleem, oude vriend. Ik had hem hierheen moeten laten brengen, om hem behoorlijk te wassen en te balsemen, omdat hij hier heeft gewoond en gewerkt, maar ik ben officieel in de rouw voor Felix. Het zou van gebrek aan respect getuigen om nog een begrafenis te houden, vooral van iemand die door Felix zelf ter dood gebracht is.'
'Maar excellentie,' waagde ik op te merken, 'dan begraaft het slavengilde hem toch? Ik weet dat u uw slaven normaal gesproken voorziet van voedsel, maar onder de gegeven omstandigheden kunt u hem toch zeker wel door hen laten begraven? Het zou allang achter de rug zijn vóór de begrafenis van Felix. Ze zouden het nu meteen kunnen doen. Hij was maar een heraut. Een rouwperiode is niet nodig.'
'Dat zou geen probleem zijn,' zei Marcus. 'De heraut was lid van het gilde - ik heb altijd zijn contributie betaald. Dat heb ik voor al mijn bedienden gedaan. Ik weet nooit zeker of ik niet naar Rome teruggeroepen zal worden en of ik ze een fatsoenlijke begrafenis zal kunnen geven als ze sterven. Nee.' Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Het probleem is waar we nu met het lichaam heen moeten.' Hij keek me nadenkend aan. Ik kende Marcus. Hij wilde ergens heen. Voorzichtig zei ik:
'Natuurlijk, excellentie, als er iets is wat ik kan doen...'
Marcus glimlachte. 'Libertus, je bent een echte vriend. Ik zal dit niet vergeten als we nog eens openbare opdrachten te vergeven hebben. Goed dan, ik neem je aanbod aan. Het begrafenisgilde kan hem bij jou van je kamers halen. Zodoende kun jij in mijn plaats de plechtigheid bijwonen. Ik zou niet willen dat het Felix gelukt was mijn heraut naar de andere wereld te sturen met alleen slaven om voor hem te rouwklagen.'
Ik deed mijn mond open om bezwaar te maken. Als gastheer optreden op een begrafenis, vooral als hoofdrouwklager, is een lastig karwei. Niet alleen hield het in dat ik dan een kamer voor het lijk zou moeten afstaan - en de hemel weet dat er ook nu al erg weinig ruimte was - maar ook waren er naderhand allerlei reinigingsrituelen, waaronder een gewijd offer, een vastenperiode en nog een reeks persoonlijke zuiveringsrituelen als er negen dagen verstreken waren. Om nog maar niets te zeggen van de koude nachtelijke optocht buiten de stadsmuren erbinnen mogen geen begrafenissen gehouden worden. Maar met Marcus viel niet te twisten.
Hij glimlachte naar mij. 'Ik wist wel dat ik op je diensten kon rekenen, oude vriend. Ik heb hen de heraut al naar je werkplaats laten brengen. Het gilde heeft bepaald dat ze hem van daaruit kunnen begraven. En je hoeft niet bang te zijn voor spoken - die zullen geen gebruik maken van je slaapkamer. Ze doen het vannacht. Ik heb de voorman al gesproken.'
Hij bedoelde dat hij de man had omgekocht. Op zwakke toon zei ik: 'Maar, excellentie, ik was van plan vanavond naar de noordpoort te gaan, om de menner van het voertuig waarmee de Kelten zijn aangekomen te spreken.' Het was niet een plan dat ik mij vast had voorgenomen; in feite had ik het zelfs zojuist bedacht, maar het leek mij een redelijke bezigheid, en te verkiezen boven een begrafenis. Ik voegde er zo overtuigend mogelijk aan toe: 'Hij zou vanavond betaald krijgen, en ik hoopte...'
Marcus viel mij in de rede. 'Maak je daar maar niet druk over. Die man laat ik zelf wel ondervragen.' Hij gaf mij een kameraadschappelijke klets op de schouder. 'Bij het gilde verwachten ze je. En kijk niet zo somber. Er zal weinig ophef over zijn.'
Dat wist ik zo net nog niet. Als het lijk al was afgeleverd zouden de roddels zich ongetwijfeld al aan het verspreiden zijn de eerstvolgende halvemaan zouden mijn buren mij mijden met de wantrouwende beleefdheid die altijd volgt op de aanwezigheid van een lijk in je huis. En de begrafenis zou ook niet onopgemerkt blijven.
Ik heb wel vaker begrafenissen van het slavengilde bijgewoond. De lijkbaar is gemaakt van verguld hout en wordt niet mee gecremeerd, de urnen zijn van goedkoop aardewerk in plaats van goud en brons en de rouwklagers zijn betaalde slaven, maar aan plechtigheden is er geen gebrek. Voor een man die niets bezit op deze wereld, is de overgang naar de volgende wereld een belangrijke gebeurtenis, en slaven leggen vaak iedere quadrans die zij bezitten opzij, om ervoor te zorgen dat zij hun schulden afbetalen en zodoende het massagraf vermijden dat anders hun lot zou zijn. Desondanks worden slaven vaak met meer dan één tegelijk begraven - dat halveert de kosten en levert meer spektakel op. Ik zag de lange rouwstoet al voor mijn deur aankomen.
Marcus ving mijn blik op. 'Ik verzeker je, Libertus, dat het er vannacht stilletjes aan toe zal gaan. Gisteravond is er kennelijk nog een grote slavenbegrafenis geweest. Een van de doden heeft daadwerkelijk ooit voor het gilde gewerkt, en dus hebben zij er een enorme plechtigheid van gemaakt: een hogepriester, echte toespraken, fluitspelers, dansers en tientallen rouwklagers om achter het lijk aan te lopen.'
Ik knikte. 'We hebben de processie zelf gezien, excellentie, op weg naar het banket.'
Marcus wuifde de opmerking weg. 'Dat zal wel. Nou, dat zal er vannacht niet bij zijn. Ik heb gevraagd of het discreet kon, hoewel ik zeker weet dat het gilde deze dingen altijd heel goed doet.'
Ik moet er nog steeds twijfelend hebben uitgezien. Met een enigszins ongeduldige ondertoon in zijn stem vervolgde hij: 'En kosten doet het je niets. Zij leveren de offergaven en de maaltijd na de begrafenis. Ik heb het al geregeld.'
Wat meer was, dacht ik, dan iemand ooit voor mij zou doen. Behalve misschien Junio. Maar ik moest Marcus niet ergeren. Met alle waardigheid die ik op kon brengen, zei ik: 'Met genoegen, excellentie.'
Een genoegen was het natuurlijk helemaal niet. Maar er was niets meer aan te doen. Het werd al donker en ik zou naar huis moeten gaan om me voor te bereiden. Ruwe stof, as op mijn voorhoofd en een wake in de koude nachtlucht terwijl ik nog stijf en gehavend was na de overval. En het regende. Ik riep Junio bij me en samen liepen we terug naar de straat. Ik wenste, niet voor de eerste keer, dat Felix Perennis nooit naar Glevum was gekomen. Mijn rancuneuze gedachten namen mij dusdanig in beslag dat het niet bij me opkwam dat ik de oplossing voor althans een deel van het probleem in handen had gekregen.